el Land van tteusdei ei litesa, de Langstraat en de Homnielerwaard. De vrouw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3433 Uoensdag 27 Januari FEUILLETON. UUB VAM VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,"' franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1913. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.' Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Voor drievierde deel behoort Louw maand al wederom tot het verleden in het midden dezer maand plegen de koudste dagen van het jaar te vallen, dan heerscht de wintervorst met zijn gestrenge ijzige hand oppermachtig. Doch als zooveel wat ihans geheel anders is dan gewoonlijk, is ook het weder in deze eerste maand geheel van streek. In plaats van barre koude, ijzige winden, zware sneeuwval, is het schier dag aan dag luw weder, met nu én dan veel regen en zelfs een mild zonnestraaltje daartusschen. De barometer, die dagenlang in snelle opvolging groote verschillen aantoonde, is sedert opnieuw sterk af- en opge- loopen de temperatuur blijft bij al die barometrische verschillen aanzien lijk boven het gemiddelde. Voor huismoeders en stedelingen is zulk weder nog het onaangenaamste niethoe minder in deze dure tijden, die zwarte gast, ginds bij de schouw aan kolenvoedsel verslindt, hoe liever dit naar den zin is van moeder de vrouw en hoe minder koude winden door de stiaten gieren, hoe minder de wegen met sneeuw, straks modder wordend, zijn opgetast, hoe aangena mer dit voor de stadsmensehen is. Maar voor onze buitenlui, onze landbouwers, voor wie een droge, koude Louwmand het verkwselijkst is, en een natte en te warme maand Ja nuari bepaald nadeelig, voor hen is alweder geen reden tot lof, waar wij voor ons, eiken dag, met het weder van thans, „alweer één gewonnen" noemen, gewonnen op den strengen ijs- koning. Dat deze zijn staf weet te zwaaien in dezen tijd, herinnert men zich nog lan verleden jaar, toen juist op den dag van heden af, heel Neder land op het ijs stond, al was de echt vaderlandsche vreugd ook spoedig gedaan. Intusschen, de vrije natuur gaat haar gang en stoort zich aan stedelingen, noch landbouwers, aan huismoeders nooh schaatsenrijders. En met of zon der koude, de maand Januari is er eene van stilte in de gaarde en op het veld, in de tuinen en de weiden; alles ver- 27) Gij zijt goud waard, Besnou, riep de oud-offici<*r hartelijk uit. 't Is nog maar een zwakke draad, merkte deze op. Graaf Jan had de oogen gesloten en was diep in gedachten verzonken; nu onder scheidde hij de mazen van het net, waarin hij verstrikt was en 't beeld van gravin Helena zweefde boven de wolk, waaruit de bliksemschicht hem getroffen hadkalm liet hij den griffier en den kapitein hun onderhoud vervolgen om zich alleen met zijn overpeinzingen bezig te houden. De officier maakte aanteekeningen en schreef met groote letters de woorden Guillard, Pidon, Cabiral, op, het edel driemanschap, dat in de zaak betrokken was. Voor den graaf echter, waren die woorden slechts de namen van gewone sluip-moor- denaars, wier dolk men in vroeger eeuwen kocht; zij waren slechts het wapen in de hand van baron Raynaud geweest, dat stond vast. En hij wendde de oogen in de richting der Avenue Gabriel: daar moest de sleutel van het geheim gezocht worden daar was hij te vinden. Besnou, begon hij plotseling, gij schijnt alles te weten, verklaar mij nu ook nog, hoe mevrouw De Marcilles zoo spoedig ver anderd iswaarom zij na al de verzeke ringen harer onveranderde liefde, waaraan ik ook nu nog geloof, er in heeft toege stemd met baron Raynaud te trouwen. De griffier beet zich op de lippen en keert in stille afwachting van wat het naderend nieuwe jaargetijde brengen zalhet ontbottende nieuwe leven aan tak en stengel, de voorbereiding van een eenmaal naderenden bloei, die tot vrucht zal zetten en rijpen, om het aardrijk te tooien met de gaven, den mensch tot voedsel en verkwikking. Afwachten, tot de tijd daar zal zijn, die tijd, die eenmaal komen móét, dat leert ons de natuur in deze dagenen ach, ook van afwachten, doch in gansch anderen geest, spreekt deze tijd. Daar brak, nu reeds vele maanden geleden, een ramp over de menschheid los, als waarmede in grootte en ge volgen geen wereld-onheil tot dusver zich kan metendaar staan millioenen en millioenen menschen, al dien tijd, gereed elkander het kostbaarste, het leven-zelf, te ontnemen, met middelen, die alle goed, alle oorbaar geacht wor den, mits zij voldoen aan den eenigen, alles overheerschenden eisch van het schrikkelijk oogenblik: verdelging. Daar staan reeds maanden lang gansche rij ken, ja werelddeeten in brand en elke dag, elk uur eischt zijn schattingtal- looze bloeiende menschenlevens, tal- looze schatten gouds. En ziet, dat alles is nóg niet vol doende geweestde winter naderde, het nieuwe jaar deed zijn entreé, Ja- nuari-maand spoedt alreeds henen en men komt geen duim breeds verder bij het doelde eind-beslissing. Integeödeel, evenals in de natuur gelijk wij zagen alles in afwachting verkeert, zoo is het parool ook bij de strijdende menschheidafwachten, en afwachtend ons versterken, om straks Het lijdt schier geen twijfel of het voorja r, dat niet ver meer af en eiken dag naderend is, zal een herleving van strijd, over alle fronten, op alle slag velden, in alle oorlogslanden zien in treden. Al wat Duit'schland aan be schikbare weerbare krachten heeft, wordt voorbereid; Engeland gaat on verpoosd en in steeds omvangrijker mate voort zijn contingenten versche troepen voor den naderenden tijd ge reed te houden; Frankrijk herstelt zijn gelederen met den meest mogelyken spoed en vult de opengevallen plaatsen aanRusland voert onophoudelijk in eindeloos lange treinen nieuwe krijgers uit zijn verre gebieden naar het Euro- peesch front aan Oostenrijk tracht zijn legerscharen nieuwe krachten toe te krabde verlegen zijn hoofd. Ik ken de vrouwen niet genoeg en heb ook niet veel met haar op, antwoordde hij, 't bewijs daarvoor is, dat ik ongehuwd gebleven ben. Graaf Jan merkte zijn verwarring op. Wees oprecht, zeide hij. Het is onmo gelijk dat de ongelukkige na mijn vertrek gehandeld heeft, zonder met u te raad plegen. Ik ken u, gij zou haar geraden, geholpen hebben De griffier werd zoo rood als een pioen. Dat is ook zoo, stamelde hij, hoe langer hoe meer verward. Wij hebben haar bij haar vertrek naar Parijs een kleine som voorgeschoten en daarvan heeft zij tot aan haar huwelijk geleefd Zij heeft ons ook ingelicht omtrent het aanzoek van den baronzij werd zeer in het nauw gebracht En toen? Toen, zeide de griffier eenvoudig, ik wil 't u niet verbergen, heb ik haar aan geraden, het aanzoek van den baron niet af te wijzen Mijn broeder weifelde maar ik heb rondweg gezegd: uw echtge noot is dood, gij zijt jong men kon niet hopen u ooit terug te zullen zien en gij zijt trotsch. Gij wilt geen hulp aannemen, en wat moet er dan van u worden? Als gij den baron huwt, is de toekomst van u en uw dochtertje verzekerd, en nog allerlei andere redenen, die gij wel zult begrijpen, zonder dat ik die nader verklaar. Wat zoudt gij gedaan hebben, als gij in mijn plaats waart geweest? Ik had bovendien mijn eigen gedachten daaromtrent, want ik kon den baron niet losmaken van die zaak van Orgères, al kon ik den draad niet vatten, die hem daarmede verbindt. Toch was ik echter nog niet bekead met de han delingen zijner handlangers; ik overlegde, dat de gravin door haar huwelijk naar het kamp der vijanden overging, en dat dit voegenItalië ziet uit met angstvallige nauwgezetheid naar het juiste oogen blik, waarop ook zijn zwaard uit de scheede moet rijzen, Roemenië en Bul garije loeren met Argus-oogen rond en wachten af, om ook hun slag te slaan. Heel de wereld verkeert thans, bij een betrekkelijken stilstand op alle ge vechtslinies, in een tijd van afwachting, van voorbereiding tot de worsteling, die brengen moet, wat al deze maanden van krijg en wee nog niet brachten de zegepraal. Maar de zegepraal voor wie Ziedaar de vraag, grooter en van reusachtiger strekking, dan er ooiteen in de wereld-geschiedenis gesteld werd. Niemand, wie het ook zij, die thans reeds vermag haar te beantwoorden. Het spreekt van zelf, dat allerminst onze voorkeur voor deze of aan gene der strijdende partijen, ons tot richt snoer bij de beantwoording van de vraag, bij de oplossing van het raadsel dienen kan. Want bij alle dusgenaam de openbaarheid der ambtelijke com- muniqué's en rapporten over den strijd en den stand der partijen gegeven, is het nog niemand, vriend of vijand, ge lukt zich eenig feitelijk afdoend denk beeld der verschillende legersterkten, hun posities, hun materiaal, hun aan voering te maken. Geen oorlog heeft ooit grooter omvang, grooter legerscha ren, grooter oogmerk gekendmaar omtrent geen enkelen oorlog was onze kennis, noodig ter beoordeeling der plaats hebbende feiten en mogelijk aan staande gebeurtenissen kleiner en be perkter dan bij dezen. Dit toch is een der verschijnselen van dezen mod-rn- sten aller oorlogen, dat buiten de hoog ste bevelvoerders en hun naaste om geving, zoo goed als niemand eenig in zicht heeft vermogen te krijgen om trent de werkelijkheid, omtrent hetgeen daar ginds waarlijk geschiedt. Aan de oorlogs-correspondenten wordt juist zoo veel getoond, als de generale staf wil dat getoond wordt en omtrent den 'rang van zaken en zijn aanstaand verloop zijn zij, even veel of even weinig in gelicht en op do hoogte als wij allen. Zoo verkeert alles om ons heen, in de natuur, zoo goed als in de men- schelijke samenleving en deze evenzeer in de oorlogvoerende als in de onzijdige staten, in een periode van afwachting maar het is geen berustend, geen blij- vol, geen kalm afwachten ditmaaleen angstig, den geest drukkend, het hart beklemmend, het levensgeluk vernieti gend afwachten is het, dat ons kwelt en de stamelende zucht naar de lippen doet rijzen: „hoe lang nog?" Buitenland. Een correspondent van een nieuws bureau sprak een der laatste dagen een Belgischen zeeman, die juist van Ant werpen was gekomen, natuurlijk laugs allerlei omwegen, want aan Belgen worden in het geheel geen passen meer gegeven om het land te verlaten. De toestand in België werd volgens hem en vooral „op den buiten" steeds meer onhoudbaar. De verstrekte levensmid delen aan de werklooze van alles be roofde bevolking zijn onvoldoende. Zoo moeten vele vroeger welvarende arbei dersgezinnen uit de buitengemeenten om Antwerpen, dagelijks in de stad j gaan bedelen. Van enkele personen, die de laaste weken uit Brugge kwamen, hoor ik al maar verhalen over het ondermijnen der belangrijkste gebouwen deze schoone stad door de Duitschers waarop Mau- rice Maeterlinck reeds heeft gewezen in zijn voordrachten, die hij in de afge- 1 loopen maanden in het buitenland hield. De oorlogscorrespondent van de Neue Freie Presse meldt, dat op het ooste lijk gevechtsterrein, sedert Woensdag sterke vorst heerscht. De barometer stijgt aanzienlijk. De wegen zijn wel is waar zeer hobbelig door de vorst doch goed begaanbaar. Zoodra de vorst dieper in de aarde zal zijn ingedrongen, zal het verder uitgraven der loopgraven onmogelijk worden. Het zou dan tot een hardnekkigen strijd tusschen de wederzijdsche posities kunnen komen, i waarop 'n bloedige veldslag met een i snelle beslissing zou kunnen volgen. I Wanneer thans door het toevriezen der rivieren en stroomen deze passeerbaar worden, zal een nieuwe phase op dit deel van het oorlogsterrein intreden. Uit Londen meldt men: Op 70 mijlen W.N.W. van Helgoland beeft een zeeslag plaats gehad tusschen een Britsch en Duitach eskader. De Duitsche kruiser „Blücher" zonk, en twee anderen werden ernstig beschadigd. Van de 885 leden der bemanning werden 123 gered. Er gingen geen Brit- sche schepen verloren. Volgens een Duisch bericht zou een Engelsch schip gezonken zijn. De Admiraliteit bericht: Zondag ochtend vroeg bemerkte een Britsch patrouilleerend eskader van slagkruisers als zij wilde, de beste wijze was om hun ge heimen te leeren kennen. Hier zweeg hij; de waarheid was, dat de griffier gaarne alle vrouwen op de wereld opgeofferd zou hebben, om eenige aantee keningen bij zijn dossier te kunnen voegen, om daarmede den kleinen rechter van in structie zegepralend te kunnen verpletteren en hem te overtuigen, dat het meesterstuk, waaraan hij zijn presidentschap te danken had, slechts bedriegerij en onkunde was! Wat zou dat een gejuich geven in Mayenne, en wat zou de brutale presidentsvrouw op haar neus kijken! Per slot van rekening had dus de griffier in den ijver van zijn strijd tegen Bazouges, en van zijn pogingen om de geschandvlekte eer der familie De Marcilles te herstellen, volstrekt geen rekening gehouden met de hartstochtelijke liefde, die graaf Jan zijn vrouw toedroeg. Gij waart immers als overleden aan gegeven, zeide hij om zich te verontschul digen, toen hij de door smart verwrongen gelaatstrekken van den graaf opmerkte. En heeft de barones u na haar huwe lijk nog geschreven? vroeg de burggraaf Cesar. In 't begin dikwijls, maar zeker in 't geheim en de brieven waren diep treu rig en toonden duidelijk, hoezeer de schrijf ster het verleden betreurde. Maar spoedig werden zij zeldzamer en hielden eindelijk geheel op. Alleen met Nieuwjaar kwam er een kaartje met het welsprekende woordje: „Herinnering 1" Ook dit jaar? vroeg de officier. Dit jaar evengoed als vroeger. Graaf Jan sprong op, een levendige blos bedekte zijn bleeke wangen... ook Helena herinnerde zich dus zijner nog. Cesar De Marcilles hernam: En is dat alle3? Alles 1 Hebt gij ons niets meer te zeggen, Besnou? Niets. 't Is goed. 't Overige gaat ons aan. De beide broeders drukten den griffier met warmte de hand en toen deze vertrok ken was, en zij alleen waren, legde Cesar de hand op den schouder van zijn ouderen broeder. Welnu, vroeg hij, wat denkt gij er van? Een glans van blijdschap verhelderde het gelaat van den ongelukkige. Wat ik er van denk? Ik denk dat het gelukkig is, dat er vrienden zijn, als hij, dat Helena niet zoo schuldig is als gij meent, dat ik hoop heb u dat te kunnen bewijzen, en dat God misschien eindelijk ons werk zegenen zal. V. Bet hart ontwaakt. Parijs is een stad waar van alles te vin den is; lammen op krukken geleund, die 's avonds als hazen loopen, éénbeenigen, die overdag op stokken springen, en 's .avonds zoo goed als gij en ik zich bewegen, en blinden, die het gezicht niet verloren hebben, die wereld van bedelaars is een maatschappij op zich zelf en biedt weerstand aan iedere poging om er verandering in te brengen, en de goedhartige voorbijganger, die zijn aalmoes werpt op het bakje, dat hem door een van een poedel vergezelden blinde voor gehouden wordt, is er volstrekt niet zeker van, dat deze bedelaar geen veertigduizend gulden in zijn stroozak verborgen, of een groote inschrijving ten laste van den staat heeft. Ik heb persoonlijk de eer gehad een bultenaar te kennen die goud verdiend had, door zijn bult te laten belasten door bij- geloovige spelers, die hem als een soort van fetisch beschouwden. en lichte kruisers onder bevel van vice admiraal Boetiy en een flottilje torpe dojagers onder bevel van „commodore" Trerhitt, vier Duitsche slagkruisers, verscheiden lichte kruisers en een aan tal torpedojagers, die koers zetten naar het westen en blijkbaar op weg waren naar de Engelsche kust. De vijand keerde onmiddellijk met grooten spoed om, hij werd echter achtervolgd en te 9 uur 30 raakten de slagkruisers „Lion", „Tiger", „Princess Royal," „New Zeeland", „Indomitable" eenerzijds slaags met de Derflinger", „Seydlitz", „Moltke", „Blücher" ander zijds. Er begon een terugtochtsgevecht en kort voor één uur sloeg de „Blücher," die uit de linie was geraakt, om en zonk. Twee andere slagkruisers werden ernstig beschadigd, zij konden echter hun vlucht voortzetten en bereikten het gebied, waar wegens het gevaar voor Duitsche onderzeeërs en mijnen van een vervolging moest worden afge zien. Geen enkel Engelsch schip is teloor gegaan en onze verliezen aan personeel zijn, volgens de berichten, gering. Op de „Lion," die aan het hoofd van de linie voer, werden elf man ge wond ed sneuvelde niemand. ±-, Vaii de bemanning van de Blüchezo die 885 koppen telde, werden er 1 gered. Van Duitsche zijde wordt omtrent dezen zeeslag gemeld Bij een uitval van de pantserkrui- sers„ Seydlitz", „Derflinger", „Moltke" en „Blücher" met vier kleine kruisers en twee torpedoboot-flottiljes in de Noordzee, kwam het heden tot een ge vecht met een Engelsche zeemacht van vijf slagkruisers, een aantal kleine kruisers en 26 torpedojagers. De vijand brak na drie uren op 70 zeemijlen W.N.W. van Helgoland het gevecht af en trok zich terug. Volgens tot dusverre ontvangen be richten zijn aan Engelsche zijde een slagkruiser en van onze schepen de pantserkruiser „Blücher" gezonken. Alle andere schepen zijn terugge keerd naar de havens. Men meldt ons uit Berlijn, dat de verkeersontvangsten van de Pruisische staatsspoorwegen in December 11. toch nog 95 pet. van de ontvangsten van verleden jaar heboen bedragen, „wat een bewijs van een sterk oeconomisch leven is". Dat was nog voor den kracht, want tegen woordig is niemand meer rijk genoeg, om zooveel aan bultenaars te kunnen geven. Den öden Mei prijkten de Champs-Ely- sées in de volle pracht van hun lentedos welriekende geuren stegen op en alles scheen te leven in de zachte, warme lucht. Met volle teugen ademde mensch en dierj&ë frissche, versterkende dampen in, d.ïë de werkzame moederaarde opzond. Omstreeks negen uur begon 't al vol te worden 5 rui ters alleen of in groepen en wandelaars, die de in 't zonlicht schitterende paden langs gingen, verschenen allerwege. Zij, wier weg langs de fraaie parken der Avenue Gabriel voerden, konden opmerken dat een onbe kende blinde het trottoir langs het hek, dat den prachtigen tuin van het hotel Ray naud van den openbaren weg afscheidt, tot standplaats gekozen had; dat hotel staat ongeveer in 't midden van d.) rij vorstelijke woningen, die aan de eene zijde in den faubourg Saint-Honoré en aan de andere zijde op de Champs-Elysées uitkomen. De plaats was door den bedelaar inderdaad goed gekozen, want al zijnde voorbijgangers schaarsch, de qualiteit er van vergoedt wat aan de hoeveelheid ontbreekt, en maar weinig slecht gekleede voetgangers betreden het trottoir. De bevolking van die wijk bestaat hoofd zakelijk uit de weldoorvoede bedienden van adelijke huizen en eigenaardig gekleede bonnes en minnenuit koetsiers en stal jongens en uit leden van den overzeeschen adel of van de groote geldwereldde bede laar had dus een weelderige wijk uitgezocht. Zijn kleeding was zeer knap; zijn op twintig plaatsen verstelde jas, was zonder vlekken en zijn hoed, die eens zwart geweest, maar nu rossig geworden was, zonder stof; alles was tot op den laatsten draad versleten, maar zindelijk. In zijn hand had hij het touw van een sneeuwwitten poedel, die de

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1