Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Een krachtig volk. De vrouw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3471. Woensdag O Juni 1913. FEUILLETON. voor Uub Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZAfERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag; middag 12 uur ingewacht. Slechts in een krachtig lichaam, al dus luidt een der oudste stelregels op het gebied der gezondheid, kan een krachtige, gezonde geest heerschen "En een krachtige geest, voegen wij daar aanstonds aan toe, is een aller eerste vereischte om in de wereld zich zelf te kunnen zijn en, die gij zijt, te kunnen blijven. Alleen dan kan en mag over een rechtmatig hoog gestemd ge voel van eigenwaarde gesproken wor den, wanneer die waarde niet slechts voor ons zelf overtuigend is, maar ook anderen daarvan overtuigd geraken, en er hun verhouding tot ons door doen bepalen. De achting te verwerven van hen, waarmede en waaronder wij ver- keeren. moet kunnen overeenstemmen met een gepast zelf-respectslechts wanneer beide in gelukkige harmonie samengaan kan ons leven waarde heb ben, waarde voor ons zelf en waarde voor onze medemenschen. Doch nog eens een krachtige, gezonde geest, kan alleen huizen in een gezond en krach tig lichaam. Reeds tal van jaren wordt ons dit door de hygiënisten, de mannen dus van het vak, de wegwijzer en wegbe reiders op het gebied der gezondheid, voorgehouden, en het resultaat is be paald verrassend geweest. Wij behoeven waarlijk niet met voorbeelden te staven, hoe niet alleen de algemeene gezond heidstoestand op een hooger peil ge klommen is, sedert de laatste tientallen jaren, maar ook hoe steeds meer en meer de kennis omtrent alles wat ons lichamelijk welzijn aangaat algemeen eigendom geworden is, wat wederom heilzaam werkt in het voorkomen van lichamelijk lijden, want ook dit is een der grondregelen der gezondheidsleer, dat voorkomen beter is dan genezen. Inmiddels mag het ten zeerste be treurd worden, dat bijaldien in zooveel opzichten met dankbaarheid gewag ge maakt «kan worden van een aanmerke- lijken vooruitgang op het gebied der volkshygiëue in alle beschaafde landen, de gezonde geest, die in het gezonde lichaam huizen moest, wel verre dik wijls te Éoeken is geweest, en dat het waarachtig geluk der volken bij dat alles ten slotte nog zoo weinig baat 67) Jan De Marcilles zag er in zijn kastanje bruin fluweelen jagerscostuum wel tien jaren jonger uit; zijn oogen tintelden van inner lijke voldoening, nu het uur der wraak eindelijk had geslagen, en hij twijrelde niet hoe de uitspraak van het Godsgericht zou luiden; zijn hart was volkomen rustig en zijn zenuwen kalm; met het geweer aan den voet stond hij onbeweeglijk rechtop en bekeek met een soort van pijnlijke ver bazing zijn doodsvijand, die van zulk een schitterende plaats gevallen was, en zoo diep gevallen, dat hij het zelfs niet de moeite waard achtte een leven te verdedi gen, dat hem ondragelijk geworden was. De baron, zeer elegant gekleed in zijn een voudige jas van donkerblauw laken, hield het hoofd naar den grond gebogen; zijn doffe oogen schenen daar iets te zoeken. Hebt gij nog iets te vragen? vroeg hij. Neen. Komaan, dan. De broeders drukten elkander de hand, graaf Jan bleef aan den voet van den eik staan, terwijl Oesar met kloppend hart den baron aan de andere zijde van het boschje bracht en zich daarop verwijderde; een scherp fluitje waarschuwde de tegenstan ders, dat zij vrij waren om vooruit te gaan Het afgesproken teefcen riep den uitge- doofden moed van zelfbehoud, schudde hem uit zijn verdooving. Ze waren immers ge lijke partijen, beiden jagers van hun vroeg ste jeugd af aan, en hun kansen waren dus gelykl De baron deed snel een paar schreden gevonden heeft. Bovendien, met éénen slag heeft de ramspoed die over zulk een groot deel der beschaafde landen, m den zomer van verleden jaar los barstte, ook het resultaat van vele jaren arbeid voor het volkswelzijn te niet gedaan. Behalve de honderdduizen- den, die lichamelijk lijdend uit dezen wereldoorlog naar hun land en haard-1 steden terugkeeren, zullen er millioenen j zjjn, die van de doorgestane verschrik- kingen hun levenlang wellicht de ge volgen moeten dragen. En wie zal naar waarheid de gevolgen kunnen vaststel len, die bij de thuisgeblevenen, wier verwanteu ten strijde trokken, de maan denlange vrees voor het verlies van dierbare panden voor altijd in het ge moed grifte Zal wel ooit bij die al len weder sprake kunnen zijn van dat gelukkige evenwicht tusschen de geeste lijke en lichamelijke gezondheid, en welk e\enwicht toch immers voor een waarlijk gelukkig leven onontbeerlijk is Hoe mogen de volken dier landen, waarboyen de oorlogorkaan nog niet losbarstte, dat alles bedenkende, dubbele reden tot dankbaarheid vinden Hoe mogen de onzijdig geblevenen, en zij die dit wenschen te blijven, wel alles inspannen om een keer, ook in hun lot, te voorkomen. Ook hier immers is voorkomen beter dan genezenwant hoe krachtig ook aan het herstel van oude toestanden na den oorlog gewerkt mag worden, hoe snel ook de wonden wellicht genezen kunnen, geen ziek te, geen oorlog en dus geen instorting in een poel van menschelijk lijden, zou natuurlijk zooveel heilzamer ge weest zijn. Mag, dat alles overwegende, daarin voor ons een reuen tot dankbare er kentelijkheid gelegen zijn, omdat wij tot nu toe voor zooveel gespaard zijn gebleven, hetgeen andere volken trof, dat ontslaat ons nochtans niet van de verplichting .er voor te waken om alles te doen en te behartigen, wat dezen toestand kan bestendigen. Want, wil len wij kunnen zijn en blijven die wij zijn, dan, gelijk wij reeds zeiden, is het allereerst eisch van een krachtigen geest te getuigen, en dus blijk te geven, dat de oude, stoere volksgeest onzer vaderen, ook de onze nog is. Van dien geest, wij weten het, en erkennen dit met een rechtmatig ge voel van zelf-respect, hebben de eerste dagen der Augustus-mobilisatie, voor heel de wereld getuigenis afgelegd van dien geest getuigt nu reeds 10 maan den lang de houding onzer broeders en zonen, die den voet bij het geweer, het bolwerk uitmaken, waarop de aan val des vijands, wie het ook zij, zal moeten stuiten van dien geest sprak de mannelijke ernst en het kalme be sef van heel ons volk in die onheil spellend dreigende uren. toen elk oogen- blik ook voor ons de oorlogsfakkel scheen te ontvlammen. Wij twijfelen dan ook geen oogen blik er aan, of van dien geest van kloeke bereidwilligheid zal geheel Nederland opnieuw getuige nis afleggen, wanneer het oogen blik daartoe zou komen. Echter, en dit is een onafwijsbare eisch, zoo wij toonen willen dit tijdsgewricht ten volle te be grijpen, dan moet dat oogenblik ons nóg krachtiger, nóg vastberadener, nóg beter voorbereid en toegerust voor de komende dingen vinden, dan toenmaals het geval kon zijn. Daar heerscht in een groot gedeelte van ons volk de vaste overtuiging, dat wij ook nu nog niet zoo innerlijk sterk en uiterlijk weerbaar zijn, dan we, ge let op wat andere kleine volken in dat opzicht presteeren, kunnen en moeten zrjntalloos velen onder ons achten het daarom onontbeerlijk, dat naar het voorbeeld van het vrije Zwitserland, ook te onzent een volksweerbaarheid ontsta, die steuo en stut uit make van de krachten der defensie, waarover wij thans reeds beschikken. Het vraagstuk is van zeer bij zonderen aard immers, wij zpn van huis-uit geen volk van militairen, en het militairisme heeft te ontzent altijd weinig wortel geschoten. Anderzijds kan niet worden ontkend, dat dit tijdgewricht, waarin de wereld geschiedenis geheel nieuwe banen in slaat, van alle volken, en dus ook van ons, eischt om er alles voor over te hebben, om alles in te spannen, ten einde niet te worden medegesleurd en onder te gaan in dien wereldorkaan, dien wij thaus om ons heen zien woe den. Wij hebben echter genoegzaam vertrouwen in een regeering die geble ken is tegen hare taak geheel te zijn opgewassen, dat zij ook hierin ten beste van ons land zal weten te hande len. En als van haar straks de roep stem uitgaat, die ons zal doen beseffen, dat wij niet ten achter mogen blijven in de volmaking van ons defensie wezen als zij er ons allen aan komt herinneren, dat wij, op gevaar af het dierbaarste te verliezen wat ons als onafhankelijk volk ter harte gaat, niet mogen volstaan met ons minder in te spannen, dan waartoe wij in staat zijn en in staat moeten zijn, laat ons dan blijken geven dat nog immer de kloeke geest der vaderen ook over ons vaar dig kan worden en toonen dat bij ons èn lichaam en geest, in een gezonde en gelukkige harmonie aanwezig zijn. Slechts dan kunnen wij blijven, die wij zijn en willen zijn een krachtig volk. V. Ct. Buitenland. Men schrijft uit Frankrijk: De Russische legers staan sedert ver scheidene weken tegenover een gewel dige Duitsche strijdmacht. Zij verkeeren thans in dezelfde situatie als de Fransche legers in Augustus, Septem ber en November van verleden jaar. Duitschland kan snel zijn troepen ver plaatsen en gebruikt thans zijn troepen tegen de Russen, zooals het eenige maanden geleden tegen ons optrad. Evenals in September hangt het niet van Rusland af, niettegenstaande het krachtig offensief; om de concentratie te verhinderen tegen Frankrijk van 52 Duitsche legerkorpsen. Eveneens is de sedert zes weken volgehouden activi teit van onze zijde niet voldoende om de Duitschers een transport van be langrijke strijdkrachten naar het Oosten onmogelijk te maken. Vandaar dat onze bondgenoten met bewonderenswaardige heldenmoed, welke door het Fransche leger en volk wordt gehuldigd, staan tegenover groote moeilijkheden. De strijd in Galicië zal voor het Rus sische leger er éen van onverganke- lijken roem zijn. Het tegenhouden van het Duitsche offensief zal ten slotte echter op dezelfde wijze geschieden als het brak op ons energiek verzet. Rus land zal alles inspannen om, met nieuwe hulpbronnen versterkt, de Duitschers tegen te houden. Met het laten schieten van de ontmantelde vesting Przetnysl, toonen zij hun plan om hun volledige macht te bestemmen voor de operaties op het uitgestrekte Oostelijk front. Het Fransche stoomschip Penfeld is op reis van Nantes naar Cardiff op 50 mijlen van Ouessant door een Duitsche duikboot getorpedeerd en gezonken. De bemanning bereikte na dertig uur roeiens Abervrach. Volgens een telegram uit Melbourne verklaarde de minister van verdediging van het Gemeenebest dat Australië zooveel infanterie-brigades naar Enge land zal zenden als het slechts kan op de been brengen. De leider van de oppositie zeide, dat ieder, die in staat was een geweer te dragen moest worden gezonden naar de vuurlinie. Ieder die in staat was te dienen moest worden aangeworven. Nog steeds blijft de stroom van te genstrijdige berichten en verklaringen omtrent de lading van de „Lusitania" aanhouden. Zoo lezen wij nu weer in de „Köl- nische Zeitung" dat het Amerikaansche vakblad „The Journal of Commerce" van 18 Mei authentieke mededeelingen daaromtrent bevat, ontleend aan de la- dingslijsten, die zich ophetdouanekan- toor bevinden. Volgens die lijsten moet de „Lusitania" voor 200.000 dollar mu nitie, voor 112,000 dollar koper, mes sing en ijzer, en voor 67,000 dollar mi litaire voorwerpen aan boord hebben gehad. Hierbij spelen de hoofdrol koper, koperdraad, messingplaten en andere metalen die, naar het blad meent, ken nelijk bestemd waren voor het gebruik van munitiefabricage. Veldmaarschalk Von Hindenburg schrijft in een brief aan iemand in Hannover, dat hij grooten lust had eens in Hannover te komen, maar, zegt hij, „het arglistige ingrijpen van Italië" heeft den tijd voor ontspanning ver schoven. „De veldtocht wordt er door verlengd, maar aan den afloop kan niets meer veranderen. Daarvan ben ik vast overtuigd. Het 10e korps heeft in de Karpathen weer voortreffelijk gevochten, en ook alle andere Hannoversche for maties, die hier in het Oosten verder Noordwaarts onder mij vechten, toonen zich tot mijn vreugde de vaderen waar dig." Er heerschte nog altijd onzekerheid onder de Belgen omtrent het oproepen der jongelingen van 18 tot 25 jaar. De uiterlijke datum van inschrijving is nu 10 Juni; wie zich dan niet aangegeven heeft en in België, Frankrijk of Enge land vertoeft, zal opgezocht en als uitgewekene worden beschouwd en be handeld. De onderrichting der tegen woordige miliciens geschiedt geregeld en op degelijke wijze, de Belgische overheid wil geen gebrekkig geoefende soldaten naar het front sturen. voorwaarts en bleef toen staan achter den stam van een dikken olm, die hem geheel aan 't oog onttrok; met uitgestrekten hals en scherp luisterend oor, bleef hij een paar minuten op den uitkijk staan. Hij hoorde niets, toch kon men geen pas voortgaan op dien met takken en droge bladeren bezaaiden bodem, zonder dat een gekraak of gedreun de nadering van een levend wezen verried op dat afgelegen plekje. Spoedig ging hij weder vooruit, steeds zorg dragende dat de boomen hem bleven verbergen. In de schaduw van een manshoogen muur was hij nedergehurkt, toen hij op ongeveer vijftig schreden afstands het hoofd van graaf Jan ontdekte, die evenals hij nauwlettend acht gaf, op elk geluid, dat zijn oor kon treffen en met gebogen hoofd achter een slanken beuk had post gevat. Doodkalm, als gold het een stuk wild, bracht de baron het geweer aan den schouder Jan de Marcilles bewoog zich niet. Een schot weerklonk en gedurende eenige oogen blikken kon de baron door den rook van zijn patroon niets onderscheiden; hij laadde trouwens terstond weer en toen hij opzag, was van den man achter den beuk niets meer te zien. Zijn tegenpartij had zich uit de voeten gemaakt, maar naar welken kant? Misschien lag hij aan den voet van den boom en onttrok het hoog- opgaand struikgewas hem aan het oog misschien ook was hij getroffen en lag stuiptrekkend en stervend op den grond. Een opwelling van woeste vreugd deed de borst van den baron zwellen. Zijn vroe gere geestkracht kwam terug, hij herleefde weer. Hij kon volkomen vertrouwen op de eerlijkheid der heeren De Marcilles, hun woord was heilig! Als hij dus graaf Jan doodde, en zijn haat tegen hem gekoeld had, zou hij een schandaal vermijden, nu fry diens belofte om te zwijgen in ruil had ontvangen voor zijn toestemming tot een gevecht van wilden. Er kwam plotse linge verandering over hem; hij wilde overwinnen en wendde zich daarom, voor zichtig langs den grond kruipend, naar de bouwvallen van de kapel, waar het gemak kelijk was een schuilplaats te vinden, en in een hoek de komst van zijn slachtoffer at te wachten. Als Jan de Marcilles niet verscheen moest hij getroffen zijn door den kogel, die met zulk een vaste hand op hem afgeschoten was. Op 't oogenblik dat de baron de kapel binnensloop, zag hij op denzelfden afstand als vroeger een schaduw tusschen een groepje eikenboomen doorschemeren, die blijkbaar een veilige schuilplaats tusschen de struiken zocht, en volkomen zefcer van ten minste ditmaal zeker zijn doel te tref fen, lostte hij zijn tweede schot, de schaduw gleed ter aarde en stond niet meer op. Het schot moest getroffen hebben, maar de baron wax ontwapend en toen hij zijn schreden richtte naar den neergevelden tegenstander, rees plotseling Jan de Mar cilles in zijn volle lengte voor hem op, met een triomfeerend lachje om de lippen door de heilige zekerheid, dat nu zijn vij and hem niet meer ontsnappen kon. Twee maal was hij zijn schot ontkomen, de eerste maal, omdat hij zich plotseling verscholen had, toch had de kogel zijn hoed doorboord, en de tweede maal dankte hij zijn leven aan een oneffenheid van den bodem, daar een ondiepe sloot hem voldoende schuil plaats aanbood om den kogel van baron Raynaud te ontwijken, die een tak boven zijn hoofd doormidden schoot. Jan de Mar cilles bleef een oogenblik onbeweeglijk staan zijn aangeboren edelmoedigheid weerhield hem, om een weerloozen vijand tedooden, maar voerde een heftigen strijd met zijn verontwaardiging en haat, en de wraak zuchtige gevoelens, die al zoo lang zyn hart vervulden. Hij aarzelde te handelen, toen de baron, die onwillekeurig tot aan den drempel van de kapel teruggegaan was, plotseling als aan den grond genageld bleef staan. Onder een bouwvalligen boog, stond bleek als een doode, tegen den muur geleund, de onge lukkige vrouw, om wier bezit zooeven de noodlottige schoten waren gelostop het zien van den baron werden haar gelaats trekken als in doodsangst verwrongen. Hij leefde nog, hij moest dus overwinnaar zijn Instinctmatig naderde baron Raynaud de wankelende gedaante, die zich niet be woog, maar plotseling bukte hij en raapte iets van den grond op't was het pistool, dat Assunto hem den vorigen middag uit de hand had geslagen en tusschen het hooge gras was blijven liggen; een duivelsche vreugde gleed over zijn gelaatstrekkenhet pistool was geladen, en nu kon hij sterven, maar zich eerst wreken en de gravin in het graf medesleepen. Hij naderde haar op twee schreden afstands en richtte de revolver op haar borst. Wee ul gij hebt mij verkocht! gilde hij met van woede en haat fonkelende oogen. De twee broeders wisten niet, dat de jonge vrouw op het terrein van den strijd tegenwoordig was; zorgvuldig hadden zij hun plannen voor haar verborgen gehouden, maar zij had die geraden en een vreeselij- ken in angst en spanning doorwaakten nacht doorgebracht; eerst had zij uit haar venster de worsteling tusschen Fulgence Guillard en de bedienden van Boissy aan gezien, en daarna tot aan het aanbreken van den dageraad wakend aan het bedje van haar kind doorgebracht, om op 't minste verdachte teeken bij de hand te kunnen zijn. Toen de morgen aanbrak, had zij nauwkeurig het komen en gaan der bedien den bespied, hoorde dat ten vier ure deuren geopend en gesloten werden, gefluisterde woorden op gangen en trappen, en in de richting der stallen het getrappel der paar den en geratel der wielen op het plaveisel. Het rijtuig, dat de matineuse reizigers ver voerde, moest een omweg maken, zeker om haar niet ongerust te maken en spoedig zag de barones het in de richting van La Varenne door een zijlaan wegrijden. Toen omhelsde zij haar rustig slapende lieveling, ging naar de bijgebouwen, en vroeg aan een staljongen, die bezig was het stroo der paarden te verwisselen: Zijn mijnheer de markies en zijn broeder daareven uitgegaan? Ja, mevrouw! Waar gaan zij heen Dat weet ik niet. Wie vergezelt hen? Alleen de koetsier. Zij wilde om een paard vragen, maar een zekere schroom hield haar terug, en weldra nam zij een besluit, sloeg den weg in, dien het rijtuig genomen had en liep zoo snel zij kon in dezelfde richting voort. Spoedig had zij het hek en de kleine deur, die door het dienstpersoneel gebruikt werd, bereikt. Zij ging er door en kon nu gemakkelijk het spoor van de coupé op den door dauw bevochtfgden grond volgen. Een poosje later verdween het bijna, maar zij begreep het doel der reis, dat niet anders dan de kloos terkapel kon zijn; door haar gelukkig in stinct geleid, bereikte zij een uur ongeveer na haar vertrek de bouwvallen langs een korteren weg, en van de andere zijde, dan Jan en zijn broeder kort te voren aange komen waren. Haar sierlijke voetjes waren doorweekt van dauw, haar kleeren gescheurd door de wortels en takken, die den bodem overal bedekten, maar by den hevigen zielsangst, die haar borst als het ware toesnoerde, sloeg zy daar geen acht op, evenmin als

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1