Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
VASTHOUDEN
Comb. PEEK A CLOPPEMERG,
Bi 1EF
onze kleedinu:.
ARBEID ADELT.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3482. Zaterdag 17 Juli 1913.
Bij dit nr. behoort een Bijvoegsel.
FEUILLETON.
aan het beste
is een echt Hollandsche Karaktertrek.
Hierdoor laat het zich verklaren waarom
onze cliëntèle immer weer den voorkeur
geelt aan
Magazijn voor Heerenkleeding
VO#B
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Adyertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
De geschiedenis vermeldt dat de
oude Romeinen, lang vöör Christus ge
boorte, verdeeld waren in nobiles (ede
len) en ignobiles (niet edelen). Verschil
lende voorrechten waren aan den rang
der nobiles verbonden. Zoo waren de
laatsten, de ignobiles o. a. van alle
medezeggingschap in het lands- en stads
bestuur uitgesloten. De zeggenschap
daarin berustte alleen bij de edelen.
Na de verovering van het West-Ro-
meinsche rijk in 476 na Christus wer
den de leiders en krijgslieden der vol
ken, die het groote rijk deden ineen
storten, bij de verdeeling natuurlijk
goed bedacht. Stukken land werden
weggeschonken aan hen, die in 't alge
meen aan de vorsten der veroverde
landen goede diensten hadden bewezen.
Soms echter ging de vorst bij 't schen
ken van landstreken ook geheel naar
willekeur te werk.
Zoo ontstond langzamerhand in de
verschillende landen van ons wereld
deel, en ook daarbuiten, de stand van
den adel.
In zooverre de opname in dien stand
tot grondslag had werkelijke verdien
sten, konden dus ook de verschillende
voorrechten, aan den stand verbonden,
zonder tot afgunst en naijver op te
wekken, worden beschouwd als een van
zelf sprekend iets.
Wij zullen in dit kort bestek na
tuurlijk niet kunnen nagaan de ver
schillende wanverhoudingen, die zich
in den loop der tijden meer en meer
hebben ontwikkeld.
Liever zouden we de aandacht wil
len vestigen op die mannen en vrou
wen, die gedurende hun leven bewezen
hebben dat het „noblesse oblige" voor
hen geen ydele klank is geweest; die
ten zeerste doordrongen waren van de
waarheid dat adeldom verplichtingen
oplegt. Door hun leven te wijden aan
het algemeen welzijn van hun mede-
menschen hebben deze uitstekende man
nen en vrouwen zich een eerezuil ge
sticht in de harten van hun landge-
nooten niet alleen, maar ook in die
van vreemdelingen. Gelukkig dat het
zoo is. Want ten slotte is het toch
alleen de nuttige arbeid, die ons bevre
digt. En dat niet alleenhij mankt ons
beter, hij verheft ons, hij maakt ons
edeier, hij adelt ons. Dat ondervinden
wij eiken dag. Nuttige arbeid, ons op
gedragen, zooveel mogelijk naar aard
en aanleg, verheft ons boven vtde da-
gelijksche verdrietelijkheden en is van
onberekenbaren invloed op onze stem
ming, op ons geluk dus ook.
Daar zijn misschien enkelen op de
wereld, die een „leeg bestaan" kunnen
leiden en genoegen kunnen vinden in
het verrichten van allerlei beuzelingen.
De werkzame geest echter zal er zich
niet door tevreden laten stellen. Man
nen van aanzien en beteekenis hebben
het verklaard, dat, naast een goede
gezondheid, arbeid, gestadige arbeid,
de beste medicijn is voor vele kwalen.
Niet in het snijden der padi is de
vreugde, de vreugde is in het snijden
der padi die men geplant heeft. En de
ziel des menschen groeit niet van het
loon, maar van den arbeid, die het loon
verdiende. Deze schoone woorden dien
de ieder onzer met gouden letters in
zijn ziel te griffen. Gouden woorden,
inderdaad. Want een afgeleverd stuk
werk, met inspanning van al onze
krachten tot stand gebracht, is een
deel geworden van ons eigen i k en
stemt ons daardoor al tot dankbaar
heid en tevredenheid en voldaanheid.
Niet de gunsten en gaven door ons
anderen toebedeeld, zullen ons op den
duur bevredigen. Alleen arbeid, nuttige
arbeid maakt ons flink en vroolijk.
Nuttige arbeid, zeggen we. Want al-
alleen zoodanige arbeid komt de mensch-
heid ten goede. Geen onzer zal durven
beweren dat de vervaardiging van al
lerlei moordtuigen, al zyn ze nog zoo
geneniaal bedacht, den uitvinder of
vervaardiger zal kunnen bevredigen.
Integendeel, met schaamte zal hij rond
kijken naar de plaats, waar de vruch
ten van zijn arbeid zijn te zien. Maar
de golvende korenvelden, door de noeste
vlijt van den landman verkregen; de
grootsche bouwwerken, door geniale
inspanning van den arbeider ook
de ontwerper is arbeider opgetrok
ken en tot stand gebracht; de heerlijke
en onovertroffen scheppingen op kunst
gebied de schoone ontdekkingen der
wetenschap, die in zoovele opzichten
ons allen ten goede zijn gekomen; zij
alle getuigen van voortdurende inspan
ning en geven j den noesten werker-
een adelbrief, een adelbrief van onein
dig hoogere waarde dan de door we-
reldsche machten uitgereikte.
Uuitéiilaiid.
Dezer dagen was ik zoo schrijft
een der correspondenten van de „N
Ct." getuige van een treffende ont
moeting tus8chen een vader en zoon
van koninklijken bloede. Naar men
weet is de oudste zoon van koning Al-
5)
Het jonge meisje was diep getroffen door
dit onderhoudte dieper, omdat zfj einde
lijk en ten laatste de waarheid in eigen
hart gelezen had en thans wist wat eene
ware gehechtheid beteekendemaar eene
groote liefde is zelfzuchtig, en spoedig was
zij wederom geheel en al vervuld van hare
plannen in de toekomst en dacht zij aan
niets anders meer.
Toen het avond was geworden en hare
lessen afgeloopen waren, begaf zij zich naar
Truitje, om te vragen, hoe het haar meester
ging-
„Vrij goed, altijd voor zoover het nog
goed met hem kan gaan," zeide de oude
ziel„maar kom binnen, ik ben blij, dat
ik eens iemand spreek, tegsnover wie ik
mijn hart lucht kan geven. De verontwaar
diging verstikt mij letterlijk en mijnheer
wil er geen woord van hooren."
Zij bracht Helene naar de voormalige
eetzaal en stak daar een gaspit op, waarna
zij haar een stoel aanbood en zelf tegen de
tafel aan bleef leunen, op driftigen toon
de hevigste verwijten tegen mevrouw van
Wintershoven uitbrakende.
Het jonge meisje hoorde haar zwijgend
aan en zeide eindelijk:
„Het is inderdaad een schandelijke han
delwijze. Ik kan mij niet voorstellen, hoe
eene vrouw zoo laaghartig kan zijn; maar
wat zal mijnheer Heilberg nu beginnen
„Hijzelf heeft daarvan nog niet gespro
ken, daartoe is hij veel te trotsch, maar
een kind kaa dat wel nagaan Hij houdt
nog een vijfhonderd gulden over en daarna
staat de armoede voor de deur. Had hij
nog maar de twee portretten kunnen af
maken, die hem besteld waren, waaraan
al zoo goed als niets meer aan ontbrak.
Maar zij staan daar nu op de schildersezel
en zullen nooit een cent opörengen."
„Zou uw meester het bemerken, als zij
weggenomen werden vroeg Helena haar
snel.
„Hoe zou hij dat kunnen? Hij ziet geen
hand meer voor oogen? maar waarom
vraagt gij dat?"
„Ik vreesde, dat hij ze soms betasten
zou maar gij kunt des noois een ander
doek van dezelfde grootte in de plaats
zetten. Breng mij een van beidenik zal
zien of ik het niet voltooien kan, als de
gelijkenis maar goed is, hoop ik wel, dat
het gelukken zal. Maar onthoud wel, dat
hij er nooit iets van weten mag. Gij be
heert nu toch zeker zijn geld, en zult dus
ook den prijs voor de portretten kunnen
ontvangen."
Truitje wist bijna niet wat zij hoorde,
maar nauwelijks had Helena uitgesproken
of zij sloop haastig naar boven, en keerde
een oogenblik later zegenvierend met een
der beide paneelen terug.
Helena slaakte een kreet van genoegen.
Het hoofd was reeds geheel afgewerkt en de
kleeding was in breede trekken aangegeven.
Het overige was slechts kinderspel voor
haar. Zij zou het portret binnen een week
gereed hebben. Na dien tijd zou men ver.
bert ingedeeld bij het 9e regiment aan
den Yser. De Prins doet daar denzelf
den dienst, als ieder ander. Nu stond
de koningszoon, die zeer veel gelijkt op
zijn moeder - dezelfde fijne trekken
en den kleinen mond maar het rij
zige heeft van den vader, dezer dagen
in den vroegen morgen opwacht. Daar
trof hem de koning aan. Als ieder an
der bracht hij de verschuldigde eerbe
wijzen, waarna de koning hem de hand
biedende, toevoegde: „Wel m'n jongen,
maakt ge het wel?" Daarin is iets tref
fends, dat ook de koningszoon het lot
deelt van de andere jonge Belgen, 't Geen
den koning mede het liefst e is, hij deelt
nu ook de gevaren met de anderen.
Deze oorlog geeft naast veel ellendigs
ook staaltjes vau menschelijkheid te
zien die zullen heugen. Van andere
soldaten vernam ik, dat de prins de
zelfde behandeling ondergaat als ieder
gewoon soldaat. De prins voelt zich
zeer op z'n gemak onder z'n kameraden.
De Belgische regeering heeft besloten,
dat op al de regimentsvaandels de naam
van de „Yser" geplaatst zal worden,
opdat de herinnering aan den helden-
strijd van dezen tijd bij al de toe
komstige geslachten van het Belgische
leger zou blijven voortleven.
Men schrijft van welingelichte Duit-
sche zijde aan „deTijd" dat maarschalk
Von Hindenburg, van wien ten on
rechte het gerucht gaat, dat bij in on
genade zou zijn gevallen, doende is aan
de voorbereiding van iets, dat binnen
der zien.
Zij ging thans zelve den schilder bezoe
ken, en stelde opnieuw voor hem iets voor
te lezen, wat hij dankbaar aannam.
Telkens bezocht zij hem aldus en terwijl
arbeidde zij gedurende hare vrije uren on
vermoeid aan zijn werk voort. Zij stond
des morgens zoo vroeg mogelijk op om
laarvoor tijd te winnen, en glimlachte vol
blijdschap, toen Truitje haar het geld
toonde, dat zij voor het eerste portret ont
vangen had.
„Een leugentje om het bestwil is geen
zonde", verklaarde de oude ziel„Ik heb
aan mevrouw van Doren, wie het portret
voorstelt, gezegd, dat wij het nu pas bij
het opruimen van het atelier gevonden
hadden, dat mijnheer zeker door het on
geluk het hoofd verloren had. Ziehier ge
noeg om hem alweer een geheelen tijd te
doen voortleven".
Maar deze list kon slechts tweemaal die
nen, en er moest voor de toekomst gezorgd
worden.
Met grooter ijver dan ooit, schilderde
het jonge meisje aan haar eigen genre
stukjes voort, ze exposeerde ze, en tot hare
onuitsprekelijke vreugde werden zij ver
kocht. Zij had voor elk slechts honderd
gulden gevraagd, maar bracht de twee
bankbiljetten toch met veel vreugde naar
Tru tje.
„Hij is eenmaal goed voor mij geweest,"
zeide zij„ik heb hem alles te danken en
kwijt mij slechts van mijn schuld
De oude meid, die geheel en al door
hare gehechtheid voor haar meester ver
blind was, maakte niet de minste tegen
werping en ging voort den kleinen voor
kort de wereld zal verrassen en wel
licht den oorlog beslissen.
De Duitsche gezant te Bern heeft
aan de Zweedsche pers een mededeeling
doen toekomen, volgens welke de En-
gelschen en Frauschen lang vóór de
üuitschers van vergiftige gassen ge
bruik gemaakt hebben. Dit blijkt onder
meer uit de mededeeling van het Fran-
sche ministerie van oorlog, gedateerd
21 Februari 1915, dus 2 maanden voor
do Duitschers deze gassen gingen toe
passen.
Het slot der Fransche mededeeling
luidt woordelijk aldus:
De door projectielen met verstikken
de gassen verspreide dampen zijn niet
doodelijk, slechts in geringe mate, en
de werking die van atmosferische in
vloeden afhangt, is slechts van korten
duur; het is dus raadzaam om loopgra
ven, waarin dergelijke handgranaten
geworpen zijn en die de vijand niet
heeft verlaten, aan te vallen vóór dat
de gassen geheel verdwenen zijn.
De aanvalstroepen moeten van vei-
ligheidsbrillen voorzien zijn en boven
dien verwittigd van de wetenschap dat
de onaangename aandoening van neus
en keel geen blijvende stoornis ten
gevolge heeft. Deze Fransche mededee
ling, zoo vervolgt de circulaire van het
gezantschap, leidt tot een ondubbelzin
nige uitspraak en geeft het onomstoo-
telijk bewijs, dat de Franschen giftige
gassen eerder dan de Duitschers heb
ben aangewend.
raad geld zoo zuinig mogelijk tebeheeren.
Zij ontstelde dan ook niet weinig, toen
Paul haar op zekeren morgen vroeg
„Zeg mij eens, Truitje, mijn hoofd was
in den aanvang zoo verward, dat ik er
niet zoo gauw aan heb gedacht, maar toen
ik blind werd, had ik nog slechts een be
trekkelijk kleine som in kas. Sedert kwam
er niets binnen, hoe is het dan mogelijk,
dat gij nog altijd toegekomen zijt? Ér zijn
toch reeds meer dan tien maanden over
verloopen."
„Ja, maa' mijnheer heeft zoo weinig
noodig. Hij bekommert zich niet om wat
hij eet of drinkt.
„Ik hoop toch niet, dat gij een aalmoes
hebt gekregen
„Waar denkt mijnheer aan?"
„Ik heb er, helaasveel te laat aan ge
dacht, zoozeer was ik in mijn droefheid
verzonken, maar nog eens, wij moeten be
zuinigingen maken, gij zult er heden op
uitgaan om naar eene kleine woning, liefst
een beneden huisje met een tuin, om te
zien."
„Ik zal het doen, mijnheer."
Dat is goed, ik weet dat ik op u kan
rekenen, maar dat neemt mijn bezorgdheid
omtrent dat ééne punt nog niet weg. Wie
heeft u geld gegeven om zoolang het huis
houden van te doen, ik wil en moet het
weten, en gelast u het mij zonder omwe
gen te zeggen."
„Nu dan," mompelde Truitje ten einde
laad, „al« mijnheer het dan volstrekt wil
hooren, het waren zijn laatste twee por
tretten."
„Dat is niet mogelijk, want zij waren
niet af."
Hoogenstsenweg 22—24
's-HERTOGENBOSCH.
De „Frankf. Ztg." geeft een hoofd
artikel over het kapitaal in dezen oor
log. In het Britsche Hoogerhuis is ge
wezen op den grooten ernst van den
finaucieelen toestandmen zou binnen
betrekkelijk korten tijd voor een bank
roet van heel Europa staan. Het blad
wijst erop, dat dit zou beteekenen: een
ontzettende kapitaalsverschuiving uit
Europa naar de Vereenigde Staten,
welke tegen enorme prijzen aan de
Entente wapenen, munitie, graan en
ruw materiaal verkoopen. De uitvoer
der Vereenigde Staten bedroeg in de
eerste 5 maanden van 1915 ongeveer
150 millioen pond, bijna het tienvou
dige van het bedrag in diezelfde maan
den van 1914. Tegelijkertijd spaart
Amerika de uitgaven anders op de reizen
in Europa door Amerikanen gedaan en
ook de geldzendingen der arme immi
granten naar Europa.
Wanneer dit alles zoo doorgaat, zal
de uitvoer den invoer aldaar aan het
eind van het jaar met 350 tot 400 mil
lioen pond overtreffen.
Men heeft uitgerekend, dat de oor
log aan Engeland tot 31 Maart 1916
ongeveer 1300 millioen pond zal kosten,
terwijl de „Economist" het nationale
Engelsche vermogen op 10 milliard
schatte.
Maar ook de Duitsche oorlogskosten
zijn groot. Men zal tot 31 Maart 1916
minstens evenveel als Engeland noodig
hebben. Maar het Duitsche nationale
inkomen is grooter; 't bedroeg in de
laatste jaren volgens Helffertch 48 mil
liard Mark (tegen 23 tot 25 milliard in
„De hoofden wel, mijnheer, en dat scheen
er alleen maar op aan te komen. Een an
der heeft de japonnen er toen bijgeschil
derd."
„Een ander? Hoe is het mogelijk, dat
gij dat buiten mijne voorkennis hebt toe
gestaan?" riep hij driftig uit. „Wie is die
andere? Geen sterveling had iets met mijn
armoede te maken."
„01 als het anders niet is, mijnheer,"
antwoordde Truitje weder ademhalend„dan
is het niet erg. Menschen, die zelf arm zijn,
begrijpen dat de kas van een ander niet
gevuld is, en tegenover hen behoeft men
zich daarover niet te schamen. De juffrouw
werkt hard voor haar brood, zij weet du3
heel goed wat het is en zij vroeg mij zoo
vriendelijk het te mogen doen, dat ik het
haar niet weigeren kon."
„Welke juffrouw vroeg Paul, die begon
te gelooven, dat zij wartaal sprak.
„Juffrouw Hélène! Wie anders ?:Of heeft
zij niet van den aanvang getoond, hoe
dankbaar zij mijnheer was? Heeft zij niet
altoos tijd gevonden om hem voor te komen
lezen? Er leeft op aarde geen tweede edele
ziel zooals zij, en ik zou heel wat ge 'en,
om haar nog eens gelukkig te zien. Maar
het schijnt, dat dit niet zijn mag, wantik
hab eene nicht wonen bij de familie van
Woensdrecht, waar zij les geeft, en zij zegt,
dat de jonge mijnheer, die heel knap en
schatrijk is, de juffrouw wel driemaal ge
vraagd heeft, maar dat zij altijd weigert,
de Hemel weet waarom, want iedereen daar
aan huis is even dol op haar. Daar steekt
zeker een geheim achter, juffrouw Hélèae
ziet er dan ook heel bedroefd uit, al is zij
de vriendelijkheid in persoon. Ik wilde dat