"Warschauscbe hulpcomité voor gevangen Polen in Rusland maakt in het blad „Dziennik Poznanki" mel ding van de toestanden in de Russi sche gevangenkampen. Deze mededeelingen berusten op er varingen door afgevaardigden van het hulpcomité ter plaatse opgedaan. Tot 5 Augustus bestonden er in Warschau 2 hulpcomite's, het Slavi sche, dat zijn hoofdzetel te Moskou had, en het Poolschehet eerstge- ïoeinde werd ontbonden en na 5 Au gustus bleef alleen het Poolsche door werken. Beide comité's organiseerden verschillende reizen, om met de krijgs gevangenen in aanraking te komen. De iuterneeringskampen zijn zonder eenig systeem opgericht, zoodat de be handeling der krijgsgevangenen van de persoonlijke opvattingen van den com mandant afhangt. De regeering is niet in staat de gevangenen te registreeren, zoodat er nu nog geen naamlijsten be schikbaar zijn. De grootte der kampen is zeer ver schillend over het algemeen worden de krijgsgevangenen menschelijk be haudeld. L)e sanitaire inrichting laat veel te wenschen over en cholera en typhus komen veel voor. Toch is het lot der krijgsgevangenen veel beter dan dat der burgelijke gevangenen, daar de eersten ten minste woning en voeding krijgen. Toch treft men ook bij hen treurige gevallen aan. Zoo vond men in het kamp te Belebej menschen, lie er totaal uitgedroogd uitzagen, soms ook geheel opgezwollen, het beeld van hongertyphus. Begin Juli werd de toestand echter erger. Hoe verder de Russische troepen moesten terugtrek keu, hoe strenger werden de voor schriften. Ten slotte mochten er zelfs geen „Liebesgaben" meer in ontvangst worden genomen. Dit besluit gold voor voor het gouvernement Perm. Vooral het lot der Roetenen is treu rig, zoo ze niet tot de orthodoxie wil len overgaan. Ook de Duitsche solda ten worden slechter behandeld dan de Oostenrijkers. Van uit de verschillende kampen is alleen de verzending van in de Russische taal geschreven brie ven geoorloofd. Toch zijn de burgelijke gevangenen er veel slechter aan toe. Met heel veel moeite hebben zij ge daan gekregen, dat zij naar de Ëuro- peesch-Russische provincies werden ge zonden, waar zij hoopten werk te zul len vinden. Doch de ontgoocheling was groot, daar er slechts voor enkelen iets te doen was. De anderen werden zeer slecht ontvangen, ja zelfs hebben de ondersteuningen, die het Ameri- kaansche gezantschap hun toezond, slechts in enkele gevallen de gevange nen bereikt. Het Atheensche dagblad „Nea Hel las" zegt, naar aanleiding van de ver klaringen van het Bulgaarsche minis terie, welke de aanwezigheid van Duitsche officieren in het Bulgaarsche leger ontkennen Een draadloos telegram, den 26sten September uit Posen naar Bulgarije uitgezonden, meldde het vertrek van Duitsche officieren naar Bulgarije. Dit telegram werd opgevangen door de draadlooze inrichting va i den Griek- schen kruiser „Leinmos" en vermoede lijk ook door de draadlooze inrichtin gen van Britsche schepen. De Bulgaar sche regeering ontkent dus een feit, dat vaststaat. Het aantal personen dat tengevolge van den oorlog hun haardsteden heeft moeten verlaten en naar het buitenland van Rusland vluchten, wordt door Rus- Mexico, waar ik het meest boschachtige en verlaten gedeelte, Bolson van Mapimi be zocht". „Een gevaarlijk land", merkte Valley op. „Maar romantisch en met eene zeldzame plantengroei, rijk aan wild en vol Indianen Daar zag ik den strijd tusechen twee In dianenstammen. Ik wilde mij neutraal hou den, maar het gelukte mij niet. Ik werd er tegen mijn wil in betrokken. De stam die daar streed was klein maar moedig en werd, hoe vreemd het ook moge schijnen, door eene vrouw geregeerd, eene oude Indiaansche, naar schatting bijna honderd jaar oud, met een uiterlijk als dat der oude Azteken, 't was, alsof het bloed van Montezuma zelf door hare aderen vloeide. De trotsche krijgers knielden voor haar, gehoorzaamden haar getrouw, en volgden hare bevelen stipt op. Weinig in aantal waren zij, maar dapper, en de ge rechtigheid was aan hunne zijde. Dat was de reden waarom ik hun mijn arm bood. Op zekeren dag dan vochten zij met de naburige stam. De strijd duur de lang en was hevig en ik deed zooveel ik kon. De oude vrouw vocht aan mijne zijde, en met woorden en voorbeeld vuurde zij allen aan, om te stijden en te overwinnen. Lang dunrrie de strijd. De vijand was vet-1 talrijker, ons aantal verminderde snel. Velen lagen gewond of dood ter gaarde. Geen van de strijdenden dacht evenwel aan vluchten. De oude vrouw hield hen bij een, en allen trachten in haar oog zich te onderscheiden. De strijd had een onverwacht einde. Een kogel trof de oude vrouw in de volle borst, zij uitte een kreet van smart en viel ter aarde. De onzen werden als wild hierdoor, zij wierpen zich nogmaals met buitengewone woede op den vijand, om den dood der sische bladen op ongeveer 12 millioen geschat. Te Nisjnyjnowgorod alleen be vinden zich, volgens de „Koerier Pols ki", ongeveer honderdduizend vluchte lingen. Het hoofdcomité van het Russische stedenverbond heeft het vraagstuk van den inval der vluchtelingen grondig be sproken en een afgevaardigde benoemd om den toestand, waarin de vluchtelin gen verkeeren, te onderzoeken. Deze bracht over zijn onderzoekingen onlangs het volgende bericht uit De vluchtelingen uit Polen komen langs vier verschillende wegen. Zij ko men zeer langzaam vooruit en hun tocht duurt dikwijls weken lang. Rust wordt gehouden in de buurt ran hoofd verkeerswegen en in bosschen. Aange zien zij bang zijn voor de politie en de sanitaire controle, blijven zij zeer lang in de bosschen en op deze wijze ont staan steeds nieuwe centra van besmet telijke ziekten. Onder de vluchtelingen die naar Kobrin gaan en voor wier voeding dag aan dag duizenden broo- den te kort komen, ontstaan ziekten der spijsverteeringsorganen Het Poolsche hulpcomité voor de slachtoffers van den oorlog te Moskou heeft een vlugschrift gepubliceerd, waarin o.a. wordt gezegd „De gedwongen uittocht van de mas sa's die werden verdreven uit hun woon plaatsen die thans in woestenijen zijn veranderd, treft millioenenin de eerste plaats vrouwen, grijsaard en kinderen, die hun have hebben verloren, armoedig, wanhopig en hongerig dag en nacht langs straten en door bosschen moeten trekken en die steeds verder naar het oosten worden gedreven." De actie op het Servische front is thans ook begonnen en Belgrado is reeds gedeeltelijk bezet. Tot nu toe hebben de Serviërs geen weerstand ge boden, doch het is te verwachten dat hun tegenstand hardnekkig zal zijn. Het Servische volk heeft reeds ge toond een weergalooze taaiheid te be zitten, een doodsverachting, die tot fa natisme wordt opgevoerd. De geweldige nederlaag der Oostenrijkers, bijna een jaar geleden, toen Belgrado moest wor den ontruimd en het Servische gebied van den vijand gezuiverd werd, heeft getoond, dat het Servische volk inner lijk krachtig is en te veel levensvat baarheid bezit om zelfs door een over- machtigen vijand zonder meer te wor den vertrapt. Thans echter pakken de oorlogswol ken zich dreigend boven Servië samen en de beproeving zal zwaar zijn voor het kleine koninkrijk. Van uit het noortien dringen de ver vaarlijke Duitsch Oostenrijksche legers de grenzen binnen, gereed om Servië af te straffen voor zijn weerspannig heid. In het oosten staat Bulgarije te wachten tot zijn bondgenoot van eer tijds door den meester zal zijn klein gekregen, om zich dan op zijn beurt te werpen op de stuiptrekkende massa, vervuld van een bitter wraakgevoel. En de broedervolken in het noordoosten en in het zuiden, Roemenië en Grie kenland, zullen een afwachtende hou ding aannemen, een houding, die zij eerst schijnen te zullen verlaten, wan neer zij inderdaad Servië's ondergang hebben afgewacht. Een hoop rest nog het Servische landje, dat door vijanden en weinig vriendelijk-gezinde neutralen wordt om ringd, dat is de komst der geallieerde troepen, die ter hulp zullen snellen, voor zoover de gelegenheid zich daar voor leent. Een gruwelijke ontmoeting zal dus oude te wreken. Ik evenwel vond, dat het leven steeds de kostbaarste bezitting is, en dat men dit dus moet bewaren dat het heldhaftig was zoo te strijden voor eene zaak die ons ter harte gaat, maar dat het dwaasheid is op die wijze den dood te zoeken. Mijn dood zou niemand baten. Ik sprong ter aarde, en bukte mij over de oude vrouw. Zij was nog niet dood. Ik tilde haar op mijn zadel, klom ook te paard, en maakte mij uit de voeten. Ongemerkt geschiedde het. De strijd was zoo hevig dat niemand op mij lette. „Gij veroordeelt mij dus niet, omdat ik vluchtte?" vroeg Gray aan de vier ban kiers. „Ik zou u liever veroordeelen omdat gij gevochten hebt" zei Balder. „Wie vecht er nu ook zoo, zonder reden 1 En dan nog wel voor de Indianen. Ze zul- lt n nog vechten tot zij elkaar tot den laat- sten man verdelgd hebben, voor dien tijd hebben zij toch geen rust. Ik zal den hemel danken als de laatste roodhuid gevallen is". Gray ging op dit antwoord niet verder in maar zei„Het aandeel, dat ik in dien strijd had, bracht mij enorm voordeel aan" „Ha?" riep Lancaster, alsof hem een licht op ging. „De oude vrouw was niet dood, ik stelpte het bloed zoo goed mogelijk onder het rij den, en zij kwam weer bij. Zij dankte mij, voor wat ik haar voor gedaan had, zij vroeg mij haren stam te helpen en toen vertrouw de zij mij een geheim toe, terwijl zij mij liet zweren, dat ik het aan niemand zou vertellen". „Een eed is niet bindend, als ze hinder lijk is voor dengene, die hem deed", merk te Valley op „Dat weet ik", zei Gray, „en daarom heb ik hem niet gehouden." „Goed zoo", zei Balder, in de handen op den Balkan plaats vinden, een ont moeting van Franschen, Engelschen, Oostenrijkers en Duitschers op Ser visch grondgebied. En allicht, dat zij zal worden gevolgd door een nog ge weldiger slachting, die den geheelen Balkan betreffen zal. Een strijd van alle Balkanstaten onderling, gedeelte lijk bijgestaan door de Centralen en door het Ententeblok. Dan zal de worste ling volkomen wezen en de verdwazing algemeen. Kolonel Immanuel schrijft in de „Tag" De tijd tu8schen het einde van den oorlog met Bulgarije in Augustus 1913 tot het uitbreken van den wereldoor log heeft Servië gebruikt voor de ver sterking van zijn leger. De vredessterk- te bedroeg 75,000 man, ongeveer twee procent van de bevolking. Na de leger- wet van den herfst 1913 moesten er tien divisies van de eerste en evenveel van de tweede lichting komen, tezamen 270,000 tot 280,000 man. Hierbij ko men nog de landweer en landstorm met 220,000 man, zoodat het leger een half millioen sterk is, meer dan 12 pet. van de bevolking. Voldoende van geld voorzien door de Entente, in het bezit van Fransch geschut en ammu nitie, is Servië goed uitgerust in 1914 den oorlog begonnen. Hoe groot de verliezen geweest zijn in den strijd met Oostenrijk, is niet bekend. Grooterdan het verlies op het slagveld is echter geweest het verlies door ziekte. Het vestingstelsel is hoofdzakelijk be rekend op een strijd met Bulgarije.Te gen het noordelijk en westelijk front, dus tegen Hongarije en Bosnië, zijn er slechts verouderde vestingen. De ves tingwerkingen van Belgrado en Se- mendria stammen uit den tijd der Tur ken. Zij zijn aangevuld door nieuwe batterijen en aardwerken, doch toch niet in staat weerstand te bieden aan een ernstigen aanval en de Donau-linie te houden. Evenmin hebben groote waarde de versterkingen aan de Save bij Schabatz en tegenover Mitrowitza, al biedt de moerassige rivier veel moei lijkheden. De linie aan de beneden Drina is door de Serviers prijs gege ven, nadat hun gebleken was, dat zij tegen de Oostenrijkers niet gehouden kon worden. Het middelpunt van den Servischen tegenstand is de met het hoofdfront tegen Bulgarije gerichte vestingdrie hoek Nisj-Pirot-Zajecar. Hij beheerscht de straten en spoorwegen in de rich ting naar Sofia en Uskub, dus de na tuurlijke toegangen tot Bulgarije en Macedonië. Deze laatste worden ver sperd door de bevestigingsgroep van Wranja bovendien. Nauwkeurige bij zonderheden omtrent het weerstands vermogen van deze bevestigingen be staan er niet. Haar kracht berust op de natuurlijke ligging op een krans van hooge, meest zeer rotstachtige ber gen, die b.v. bij Nisj meer dan 800 M. hoog zijn. De Serviërs zien in hun ber gen en hun zeer slechte wegen een goede hulp bij hun verdediging. De winter is er zeer ruw en rijk aan sneeuw. Het half-officieele Grieksche blad Patris betoogt, dat de landing van Fransch—Engelsche troepen in Saloniki geen schending van neutraliteit betee- kent. Griekenland heeft, volgens dit blad, het recht niet te protesteeren of zich te verzetten tegen den opmarsch van troepen over Saloniki naar Servië. Het GriekschServisch verdrag toch verplicht Griekenland, militairen steun aan Servië te verleenen, niet alleen wanneer het laatsgenoemde land door klappend. „Me j moet zich ook niet inlaten met geweten en dergelijken onzin. Die oude vrouw heeft u zeker het geheim van den mijn meegedeeld?" „Ja". „Ik heb het dus geraden". „Zeker, niemand van hare ondergeschik ten kende het geheim. Zij wilde er niet mee sterven, en vertrouwde het mij toe, onder gelofte, dat ik daarvan geen gebruik zou maken. De gouddorst was de oorzaak van den val der Azteken. Ze had Montezuma van den troon gestooten, en zal ook het Indianen- ras van de aarde doen verdwijnen. Die vrouw verachte het goud, zij bezwoer mij er geen gebruik van te maken, behalve in den grootsten nood." „Ha, ha," lachte Balder, „Die vrouw was gek." „Eene Indiaansche kan ook zooveel ver stand niet hebben", zei Lancaster. „De jaren hadden haar zeker kindsch gemaakt", merkte Hudson op. „In het goud alleen ligt het geluk", riep Valley met overtuiging uit. „Niet alleen in het goud", antwoordde Gray. „Wel waar", schreeuwde Balder, met de vuist op de tafel slaande zoodat glazen en flesschen rinkelden. „Dat houd ik vol". „De oude vrouw sloot de oogen, nadat ze mij het geheim had medegedeeld. Haar ademhaling werd steeds zwakker, zij gleed van het paard, ik steeg af „Te veele9r voor eene Italiaansche vrouw", zeide Bal der. „Die vrouw was mijn achting dubbel waard", riep Gray uit. „Omdat zij u dat onschatbaar geheim had medegedeeld". „Zij leefde nog enkele oogenblikken en in mijn armen stierf zij". „Haar assche rustte in vrede", zei Balder een Balkanstaat wordt aangevallen, maar ook bij een agressieve beweging van eenige andere mogendheid tegen dit land. Derhalve is Griekenland wel ver plicht, Servië bij te staan, sinds den datum, waarop ©ostenrijk-Hongarije aan Servië den oorlog verklaarde. Zoo Griekenland dat niet deed, dan is dat, omdat zijn bondgenoot van oor deel was, dat Griekenland reeds een gelijken dienst bewees, door de spoor wegverbinding van Servië met Saloniki te verzekeren. Indien, besluit het blad, Griekenland tegenstand aan de landing te Saloniki geboden had, dan zouden de Entente- Mogendheden gerechtigd zijn geweest tot het gebruiken van geweld en wel op grond van het GriekschServisch verdrag. Op het oostelijk gevechtsterrein wordt slechts in het noordelijk deel nog ernstig gevochten. De Duitschers hebben hunne strijdkrachten van de zee tot aan de Njemen, volgens het Russische bericht, in een aaneenge sloten front gebracht, zoodat dit loopt langs de Duna, ten westen en ten zui den van Dunaburg tot aan den spoor weg LidaMolodetsjno. In dat gebied hebben de Duitschers, ten N.W. van Dunaburg, een aanval gedaan op de Russische stellingen, en een gedeelte daarvan veroverd en bezet. Verder meldt het Russische legerbericht van het geheele front gevechten, die echter den algemeenen toestand niet of slechts zeer weinig konden veranderen. De vooruitgang in het eene bericht ge noemd, wordt in een volgend weder als verloren gemeld, zooals bij Tarnopel, waar de Russen een deel der Oosten rijksche loopgraven bezetten, maar bij een tegenaanval daaruit weder werden verdreven. Naar het „Hbl." verneemt, is bij een onzer stoomvaartmaatschappijen te Amsterdam thans een waarschuwing ontvangen van onze regeering, volgens welke, blijkens mededeelingen van de Britsche admiraliteit een oppervlakte van zes mijlen rondom het lichtschip „Galloper", het vuurschip bij deTheems- monding in het Kanaal, als gevaarlijk, wegens mijnen moet beschouwd wor den. Van de scheepvaact inspectie ver neemt het blad nog nader, dat deze waarschuwing in dien geest moet op gevat worden, dat de schepen benoor den het genoemde lichtschip minstens een afstand van zes mijlen moeten houden. Bezuiden het lichtschip komt men op dezen afstand reeds in het be staande mijnenveld. Door een Engelsch patrouille-vaar tuig is, naar zij ons mededeelde, ook ten westen van de „Galloper" een mij nenveld gerapporteerd. Het Japansche parlementslid Minar ce Maitoe heeft zijn meening gezegd over de moeilijkheden, die een expe ditie van Japan naar het Europeesche oorlogstooneel zou meebrengen. Voor een soldaat moet men rekenen dat op een schip 4 ton laadruimte noodig zijn. Voor 250.0000 man zou dus een ruimte van 1 millioen tonnen vereischt wor den. Ook voeden zich de Japansche soldaten geheel anders dan de Euro peesche, hetgeen ook weer transport moeilijkheden meebrengt. Overigens zouden 250.000 man van zeer weinig beteekenis zijn aan een front waar in het geheel 8 millioen man elkaar be strijden. De Japanner voegt er aan toe, dat spottend. Het hart van den bankier was voor elk edel gevoel gesloten. Hij beminde slechts het geele metaal. „Ik begroef haar". „Dwaasheid' ik had haar maar laten liggen. De gieren zijn ook schepselen van God, en als zij in het geheel niets meer te eten kriigen, dan sterven zij nog van honger", zei Balder, die gaarne anderen in de rede viel, daar hij zich zelf altijd geestig vond. „En toen zijt gij naar de mijn gaan zoeken „Ja". „Was de aanduiding van die vrouw daar toe voldoende?" „Ruim voldoende. Ik vond de mijn op de aangewezen plaals, h9t goud lag daar opgestapeld. Het zij voldoende als ik u vertel, dat ik in de twee dagen dat ik daar was, voor twee millioen aan goud opgroef". De bankiers lieten uitroepen van verba zing hooren. Niemand vroeg aan Gray hoe hij, geheel alleen eene zoo groote som kon delven, en hoe hij het dan had moeten vervoeren, want, al stelt men het kilogram nu op vijftienhonderd dollar, dan nog moest hij achthonderd kilogram meevoeren om een millioen bijeen te hebben. „Was de goudader dan zoo groot „Er was geen sprake van een ader. Het goud bevond zich daar in klompjes, soms ter grootte van een duivenei, in gedegen toestand, bijna scheikundig zuiver", ant woordde Gray. „En is het terrein waar de mijn zich be vindt nu van u?", vroeg Balder. „Ik vertelde u reeds dat ik het tegen belachelijk lagen prijs van het Mexicaan- sche gouvernement kreeg. Men keek mij medelijdend aan, toen ik vroeg om de vallei van Bolson van Mapimi te koopen, ze hielden mij voor gek, en wilden het eerst niet doen. Eindelijk stemde niemand twijfelt aan de overwinning van de Entente; ook dat zou een grond tegen de expeditie zijn. Naar de N. R. Ct. in de Daily Mail leest, vertelde dezer dagen luitenant- generaal Sir E. Bethune, te Reading een werfvergadering toesprekende, van een oude vrouw in Cornwall, die haar zes zonen bij het leger had. Toen vijf hunner waren gesneuveld schreef zij aan den generaal„Geef mij den zes den terug!" De generaal legde haar uit, hoe in dezen tijd van nood geen man kan worden gemist. En de oude vrouw antwoordde: „Houd hem dan, als 't u blieft". Dat is de geest besloot de gene raal, die in heel het land noodig is. Een Reuter-telegram over Parijs van 11 dezer zegt: De Servische gezant verklaarde aan een vertegenwoordiger van de „Maiin": Als het leger, dat we van onze bond- genooten verwachten, ons in staat stelt al onze krachten te wijden aan het bestrijden van onze aanvallers uit het Noorden, dan zullen we dit zonder de minste vrees doen. Een te Parijs vertoevend Servisch kapitein verklaarde Als de geallieerden de Bulgaren in bedwang houden, dan zullon we zin gend ten strijde trekken. Uit Saloniki wordt gemeld, dat de Bulgaarsche regeering schikkingen treft om te vermijden, dat de Bulgaarsche bevolking in aanraking komt met de troepen der geallieerden, omdat zij twijfelt of het Bulgaarsche leger trouw zal blijven als het zich bevindt tegen over Fransche, Engelsche of Russische soldaten. Zoo heeft de koning order gegeven alle kustplaatsen te doen ontruimen en de bevolking naar het midden des lands te vervoeren. 50.000 Turken moeten naar Varna en Dedeagatsj worden ge voerd om de Bulgaarsche kusten te ver- dedjgen. De Engelsche geleerde dr. Martley Witners heeft in een redevoering mede gedeeld, dat hij voor het komende jaar de oorlogskosten voor Engeland op 1825 millioen pond sterling schat. Men schrijft uit Vlissingen aan de D. Ct. In den laatsten tijd gaan veel Hol- landsche arbeiders, veelal bekwame me taalbewerkers, via Vlissingen naar En geland. Woensdagochtend met de mail boot bijna 100. De politie stelt zooveel mogelijk voor af een onderzoek in of men al of niet in fabrieken van oorlogsmateriaal gaat werken. Naar wij uit betrouwbare bron vernemen is zulks buitengesloten, daar door de Engelsche regeering alleen ar beiders behoorende tot de geallieerde landen in deze fabrieken worden toe gelaten, een en ander uit vrees voor spionnage. Onder de gemeenten Mesch tracht ten Vrijdagavond drie Belgische vrou wen de Nederlandsche grens te pas- seeren. Toen zij op het aanroepen van de Hollandsche grenswacht bleven door- loopen, was de wacht genoodzaakt op het drietal vuur te geven, met het on gelukkige gevolg, dat twee van de drie vrouwen doodelijk werden getroffen; één wist ongedeerd op Belgisch grond gebied te ontkomen, terwijl ook de jongste van beide gewonden, een twaalf jarig meisje nog het Belgische gebied kon bereiken, waar zij na korten tijd is overleden. men toe, ze dachten dat ik Engelschman was, en het „spleen" had, en als een En gelschman zoo iets heeft is hij tot al der gelijke dingen in staat". „En nu moet de mijn dus ontgonnen worden", herhaalde Balder. „Daarom ben ik naar Galveston ge komen". „Gij hebt er goed aan gedaan, naar hier te komen, waar gij knappe, ondernemende, moedige mannen kunt vinden. Wilt gij die mijn verkoopen „Neen". „Dat zou toch het beste zijn. Gij zoudt hem tegen billijke voorwaarden aan eene maatschappij kunnen verkoopen, die hem dan kon ontginnen, gij zoudt er geen hoofd breken meer mee hebben, en zoudt rustig van uw vermogen kunnen genieten. „De mijn is te rijk om te verkoopen". „Wilt gij hem zelf dan ontginnen". „Dat raad ik u niet aan, zoo iets ver- eischt een enorm kapitaal, veel personeel, en verbazend veel risico. Waar vandaan haalt gij die millioenen om dat werk te ondernemen „Uit eigen beurs". „Ik zou het niet doen. Als gij zelf de mijn ontgint, moet gij uw geheele leven in de vallei doorbrengen, en mijnbouwer worden. Als gij het werk in den steek laat, dan wordt er wel goud gedolven, maar dat komt niet uwe zak terecht. Ik ben over tuigd dat zulk'een leren u niet zal be vallen". „Neen, neen, ik ben niet van plan lang in de mijn te blijven. Ik zal de ontgin ning aan eenige vertrouwde personen op dragen". Ta" Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 2