voor Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boininelenvaard
Hieuwe Bezems.
De Goudmijn.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3518. Zaterdag 20 November
Bij dit nr. behoort een Bijvoegsel.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1915.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag2
middag 12 uur ingewacht.
't Is wel interessant een meer dan
vluchtig kijkje te nemen in de schat
kamer van onze Nederlandsche spreek
woorden. Wat een schat van levens
wijsheid is die in kamer opgestapeld
Onze voorvaderen zyn stellig menscheu
geweest, die, over 't geheel genomen,
goed uit hun oogen hebben gekeken
en dat, wat zij ondervonden en be
leefden, wisten uit te drukken in korte,
veelzeggende termen. En ODgetwijfeld
is het van onze taalkundigen van naam
een zeer verdienstelijk werk geweest
deze korte, kernachtige gezegden te ver
zamelen en te belichten.
„Nieuwe bezems vegen schoon" is
één dier spreekwoorden, aan allen na
tuurlijk welbekend. Overbodig op te
merken dat deze gevleugelde uitdruk
king ontleend is aan een zeer alleciaagsch
werkje, maar dat er heusch niet min
der om is. Eigenlijk bedoelen we dat
bet werk, waaraan dat van de nieuwe
bezems ontleend is, een zeer nuttige
en onmisbare arbeid is. Zoodat men
het niet in zijn Hollandsch hoofd moet
halen met eenige of met veel minach
ting neer te zien op onzen evenmensch,
die zich aan dezen onontbeerlijken ar
beid gezet heeft. Met opzet zeggen we
nu onontbeerlijk. Want waar zou het
heen, als niet eiken dag zonder op
houden de bezem werd gehanteerd, bui
ten op de straat en in de woonkamers
en derzelver verborgen plekjes?
Vooral in ons kikkerland is het
hanteeren van het nuttige instrument,
dat wij bezem plegen te noemen, on
ophoudelijk noodig. Hoe zouden de fijne
schoenen en schoentjes, liefst met hak
jes van een hal ven meter hoog onge
veer, van graaf A en freule B er wel
niet uitzien, als er geen menschen wa
ren, nederig genoeg om den nuttigen
reinigingsarbeid te verrichten? En ook
wij, gewone burgers, maar van gelijke
beweging als zij, die we hier in één
adem noemen, zouden raar staan te
kijken, als eens onverwachts voor lange
dagen de bezems in den hoek werden
gez' t. De bezem en deszelfs hanteerder
moeten wij dus in eere houden, want
zij maken een onmisbaren factor van
ons samenleven uit. Overdrijving? Geen
kwestie vanIs er nog onlangs niet
14)
„Dwaasheid. Wat moeten wij met hen
doen?"
„Doodt n."
„Allen
„Ja. Vindt gij dat ook niet?"
„Om u de waarheid te zeggen, doe 'k
dat niet graag. Ze hebben ons niets in den
weg gelegd."
„Wordt gij sentimenteel?" spotte Gid
dings.
„Neen, maar ik houd niet van overbo
dige wreedheid. Als zij zich overgeven, laat
hen dan gaan."
„Om eene beschuldiging tegen ons in te
brengen
„Zoo gauw zijn z'j niet in St. Juan terug,
en in dien tijd kunnen wij ons gemakke
lijk in veiligheid steden.
„De zaak wordt toch publiek, als men
om betaling der aandeelen komt."
„Ik wil ze liever voorgoed het zwijgen
opleggen."
„Neen, neen, laat hen gaan. Wanneer
gebeurt het?"
„Overmorgen."
Goed."
De twee mannen scheiden. De hoofdman
legde zich te rusten, en Giddings ging weer
naar zrjn oude plaats terug.
Voor dat hij dit deed liep hij even langs
de hoofdtent, lichtte het voorhang op, en
mompelde„In orde, ze slapen alle vier,
ik heb mij dus vergist."
Hij zou niet op die wijze gesproken heb
ben, als hij een uur later alles gezien had
in den Raad van 's Rijks hoofdstad
geklaagd dat de reiniging in ^ommige
achterbuurten veil te wenschen over
liet? Gelukkig kon de betrokken wet
houder den klager te woord staan met
de mededeeling dat de meewerking van
de bewoners daar wel vaak te wen
schen overliet, zoodat de naam van de
bezemhanteerders ongerept uit den strijd
te voorschijn kwam.
Lezer, hebt ge wel eens den veger
in zijn doen en laten nagegaan en
bespied? Hoe gelijkmatig en regelmatig
de slag is, waarmee hij het voorwerp
waarom toch heeft men dat den naam
van bezem gegeven over de straat
of door de goot beweegt? Hoe mooi
en afgepast de straatreiniger al het vuil
weet bijelkaar te brengen op hoopjes
van ongeveer dezelfde grootte en om
vang, al is de inhoud niet steeds de
zelfde? Hebt gij wel eens nagegaan
met welke forschheid van beweging onze
vriend van hygiëne het weerbarstige
vuil bij elkaar weet te werken, daar,
waar hij het verkiest? Voor het vuilste
vuil bezigt hij eerst meestal z'n half-
sleetsche, om de rest met de nieuwe
of nog bijna nieuwe te bewerken. En
zie dan eens hoe netjes alles er uitziet.
Ja, ja, de nieuwe bezems, goed ge
hanteerd, ruimen in een korten tijd
heel wat vuil op, dat daar ligt tot be
nadeeling en tot aanstoot van velen,
niet alleen letterlijk vuil, miar ook
figuurlijk. En zelfs gebeurt het dat de
veger met zijn nieuwen bezem in een
korten tijd nog niet bereikt wat hij
bereiken wil. Dan neemt hij zelfs nog
andere hulpmiddelen te baat, die met
nog meer kracht dan gewoonlijk weg
vegen al wat hinderlijk en onaangenaam
en onwelriekend en onschoon is.
Maar ik zeg u dat de hanteerder van
al deze werktuigen en de aanwender
van al deze hulpmiddelen bij zijn ar
beid niet mag verflauwen, want ge
makkelijk is deze arbeid niet, terwijl
de weerstand te grooter zal zijn naar
mate van de hoeveelheid en de samen
stelling van het vuil. Hercules gebruikte
de kracht van het stroomende water
om den stal van koning Augias in een
minimum van tijd schoon te maken,
want hij zag in dat er forschheid van
beweging noodig was om weg te vegen
al het vuil, dat opgehoopt was in den
stal in zoovele jaren.
De nakomelingen van Hercules, al
dan niet met zijn kracht begaafd, heb
wat in het kamp gebeurde. Een bruine
gestalte, slank en lenig, sloop weg, en ver
wijderde zich onhoorbaar.
„Overmorgen, des nachts. Ik moet mij
haasten om Christobal te waarschuwen.
Doe ik dat niet, dan zullen veel scalpen
verloren gaan," mompelde de Indiaan.
Toen hij ver genoeg weg was, richtte hij
zich op, en begon zoo hard hij kon te
loopen,tot hij zijn paard bereikte. Hij sprong
in den zadel en was in een oogenblik ver
dwenen.
Den volgenden morgen werd het kamp
opgebroken en de marsch voortgezet. Dien
dag was Gray erg onrustig. Hij bespiedde
voortdurend de horizon, nu en dan steeg
hij af en onderzocht den bodem, alsof hij
iets zocht of iets verwachtte.
Dit ontging Giddings niet en het wekte
zijn achterdocht op.
„Wat zoekt gij vroeg deze.
„Ik onderzoek de streek, orn mij niet te
vergissen in den weg, die naar de mijn
leidt," antwoordde hij.
„Wanneer zullen wij daar zijn?"
„Binnen een tiental dagen."
„En nu reeds zoekt gij er iiaar?"
„Ik zoek de mijn niet, maar ik zoek
naar den weg," antwoordde Gray. Overigens
heb ik het recht te zoeken, zooveel ik
maar wil, en gij hebt het recht niet, mij
daarover lastig te vallen."
„Uw recht zal niemand ontkennen, maak
er zooveel gebruik van, als gij maar kunt,"
zei Sansone Giddings, meer dan ooit over
tuigd van de noodzakelijkheid, Gray scherp
in het oog te houden.
Hij keek in de richting waai Gray ook
heen zag en zijn speuren was niet vergeefs,
want in den middag zag hij aan den ho
rizon een ruiter.
Giddings zag naar Gray, en het was of
deze met moeite zijn vreugde onderdrukte.
„Als ik mij niet vergis, dan verwachtte
ben jaren en eeuwen geveegd en ge
bezemd. En nog moet ons, twintigste
eeuwers, de verzuchting van het hart
Wie zal de Hercules zijn, die den
Augias-stal in ons oude werelddeel
grondig en afdoende reinigt? Hij ver
dient een eerezuil in de harten van
allen, die het wel meenen met de
gezondheid en den voorspoedigen groei
van onze samenleving.
Denys Cochin, de Fransche minister, 50 heeten te hebben. De eerste boot
zal de regeering er op wijzen, dat elke
daad van verraad van de zijde der
Grieken, door de bij Malta bijeenge
trokken Engelsch Fransche vloot zwaar
gestraft zal worden.
fltuitenland.
De Roemeensche Staatscourant bevat
een besluit waarbij de minister van
oorlog wordt gemachtigd onmiddellijk
alle voorwerpen en materialen, die
noodig zijn voor de landsverdediging,
op te eischeu, als metalen, kleeding,
geneesmiddelen, machines voor mili
taire fabrieken, booten voor rivierver
keer, spoorwegmateriaal en brandstof
fen. De kooplieden zijn verplicht op
te geven hoeveel van de genoemde
zaken en van andere, die beslist noo
dig zijn, zij hebben.
Men beschouwt dit besluit als een
aanduiding, dat Roemenie inziet, dat
het de onzijdigheid onmogelijk lang
meer kan handhaven.
Het Italiaansche stoomschip Bosnia
is 10 dezer getorpedeerd, 38 matrozen
en 7 passegiers kwamen in de Suda-
baai aan.
Verschillende passagiers zijn ver
dronken. Volgens te Rome ontvangen
berichten is het vraagstuk omtrent de
vlag, welke de onderzeeër voerde, dit
maal volkomen duidelijk opgelost. Het
was ongetwijfeld een Duitsche duik
boot.
De nieuwe aanslag verwekte leven
dige opwinding en doen de bladen
eischen dat tegen Duitschland krach
tige maatregelen worden genomen.
De overlevenden verhalen dat zij
werden uitgeplunderd.
De Daily Mail meldt uit Parijs
Telegrammen via Zwitserland mel
den, dat de rondom Saloniki samen
getrokken Grieksche troepen tweemaal
zoo sterk zijn als die van de Entente.
Duitsche agenten hitsen de bevolking
tegen <>e bondgenooten op. Er is reeds
wrijving met de kooplieden over de
leveringen en het vervoer. Ook zijn er
oneenigheden geweest tusschen de
Grieken eu de Engelscheu.
Het is onmogelijk meer dan 5000
man dagelijks te landen. Het zal dus
twee maanden vereischen om 'n ongeveer
300.000 man sterke troepenmacht te
ontschepen.
Dat de Ancona wel degelijk nog be
schoten werd toen de passagiers en be
manning bezig waren haar te verlaten
kan blijken uit eene verklaring van de
Amerikaansche vrouwelijke dokter Ce
cile Grelle, en die o.m. zegt dat zij de
eenige Amerikaansche passagier in de
eerste klasse was geweest. De vier an
dere eerste klasse-passagiers waren Ita
lianen. Juist was het tweede ontbijt
afgeloopen, toen zij hoorde dat de men
schen snel naar het dek stormden, en
dat de machines langzamer gingen
draaien. Zij begaf zich ook naar het
dek en hoorde het gefluit van een gra
naat, die insloeg op het achterdek.
Zij zag een reusachtige onderzeeboot,
die gevaarlijk dichtbij lag. De onder
zeeboot had vier groote kanonnen bij
den uitkijktoren en nog een stuk aan
den voorsteven. Er was aan het s.s.,
dat onmiddellijk na bet eerste schot
vaart geminderd had, geen waarschu
wing gegeven Het eerste schot ver
brijzelde de brug, andere schoten volg
den snel. Aan alle kanten kwam het
houtwerk naar benedenoveral ont
stonden verwarring en paniek.
Ik zag zeide dr. Grelle dozij
nen dooden en gewonden op het dek
liggen. Zelf bleef ik volkomen kalm
en ik ging naar het kantoortje van den
betaalmeester, in de tweede klas, om
mijn geld terug te vragen. Ik vond
hem dood liggen. Heele stukken van
het tweede klas-dek waren in zee ge
vallen overal lagen dooden en ge
kwetsten, w.o. verscheiden zuigelingen,
vrouwen en kinderen. Ik keerde terug
naar mijn hut om mijn paspoort te
halen en op weg daarheen moest ik
een kogelregen trotseeren. Vrouwen
grepen mij bij de enkels en smeekten
mij, haar te helpen. In mijn hut pro
beerde ik mijn koffer open te krijgen,
toen ik hoorde dat een wand ingedrukt
werd en ik het gejank van een gra
naat boven mij hoorde. Ik sprong op
en zag een hofmeesteres voor de deur
van mijn hut dood neervallen; zij was
door een kartetskogel getroffen.
Ik ging nu op zoek naar een red
diugsboot, er was niemand die de lei
ding had; onder de passagiers heersch te
wanorde. Ik zag twee booten uitbren
gen; maar ik kon er niet inkomen,
want wie er in zaten, zeiden dat zij
vol waren, ofschoon er niet meer in
zaten dan 20 en de booten ruimte voor
hij hem," mompelde hij „Ik mag mijn
oogen wel goed openhouden, anders word
ik er nog tusschen genomen."
Hij wilde de buit niet met anderen
deelen, en hij vreesde dat de portefeuille
van Balder ook de mijn was, die Gray wilde
ontginnen.
De ruiter naderde de expeditie, en toonde
zich zeer verwonderd die te zien.
Het was een creool, vrij oud reeds en
overdekt met lidteekens.
„Wie is uw hoofdman?" vroeg hij in het
Spaanscb.
„Ik" zei Gray, vooruit gaande.
„Neen," zei Giddings, eveneens voor
uit gaande, en hem op zijde komende.
„Twee hoofd n 1 Ha, ha, ha", lachte de
nieuw aangekomene.
„Prachtig" vervolgde hij. „Hoe meer
hoofdlieden, hoe zekerder alles gaat. Ik ben
blij een zoo groot gezelschap ontmoet te
hebben. Men vindt zoo iets niet vaak in
Mapimi. Waar gaat de reis heen?"
„Naar de Rio Grande" antwoordde Gray.
„Daar moet ik ook heen. Ik ga naar de
residentie St. Vicente, die aan den oever
van die rivier ligt.
't Is niet de kortste weg om daarheen te
gaan," merkte Sansone op.
Durft gij mijne bedoelingen in twijfel
trekken
„En als ik dat eens deed?" vroeg San
sone.
„Ik zou u tot een duel uitdagen."
„Ik zou het niet aannemen."
„Zijt gij een lafaard?" vroeg de creool
spottend.
„Neen, maar ik heb blank bloed in de
aderen."
„Ik ook."
„Gelogen. Gij zijt een ellendige creool,
een man van minderwaardige kleur, en
een blanke moet u steeds uit de hoogte
behandelen," zei Sansone.
„Dank den Heei, dat gij onder zulk sterk
geleide zijt, anders zou ik u die beleediging
betaald zetten," zei de creool, bevend van
toi rn.
„Durft gij te dreigen?" vroeg Sansone
verward.
„Zwijg," riep Gray. „Ik beveel hier. Gij
Sansone, zijt mijn ondergeschikte en hebt
u slechts met uw eigen zaken te bwmoeien."
„Ik ben aansprakelijk voor de veilig
heid van de expeditie, en daarom heb ik
het recht om hier te bevelen" riep Gid
dings uit.
„Gij kunt bevelen, maar moogt een een
voudig woudlooper niet beleedigen."
„Ik dank u mijnheer, dat gij u zoo voor
mij in de bres stelt, maar zoo noodig zou
ik mijzelf ook recht weten te verschaffen,"
zei de creool.
Giddings bracht de hand aan den gor
del.
„Moet ik mijne pistolen op u losbran
den vroeg hij den creool woedend.
„Bedaar, Giddings," zei Balder, „wij moe
ten geen ruzie maken met dezen man, wij
hebben onze krachten noodig, vooral als
de streek zoo onveilig is."
„Van u neem ik geen lessen aan," riep
Giddings.
Balder antwoordde niet, maar wendde
zich tot tien nieuw aangekomene.
„Waar komt gij vandaan?" vroeg hij.
„Van Fernando de Rosas."
„Wanneer zijt gij vandaar vertrokken?"
„Drie dagen geleden."
„Gij moet wel zeer stoutmoedig zijn, zoo
alleen dit land door te trekken."
„Het is de eerste keer niet, dat ik het
doe."
„Vreest gij de gevaren niet van dezen
weg
„Ik moet toch sterven, en het is mij on
verschillig wanneer."
,.En toch wil ieder blijven leven."
viel in zee en allen, die er in wareD,
verdronken. Opmerkelijk weinig pas
sagiers waren voorzien van reddings
gordels. Ik zag weer een boot uitbren
gen en sprong er van een hoogte van
zes meter in zonder mij te bezeeren.
Een landverhuizeres sprong met het
hoofd vooruit, en kwam in het water
terecht. Ik slaagde erin, haar eruit te
trekken. Zij had beide beenen gebro
ken.
Wij begonnen te roeien, in de ver
wachting te worden doodgeschoten,
want de granaten troffeu de booten en
doodden of verwondden de menschen,
die er in waren.
Ik zag de bellenbaan van een torpedo
die de Ancona trof en een geweldige
ontploffing veroorzaakte. Het schip
kreeg slagzij en zonk in zeven minuten.
Onze boot voer in de richting van
Messina; zij lekte erg. Na vier uur
vonden wij een boot, waarin geen roeiers
waren en die in zinkenden staat ver
keerde. De officier die in ons schip
hot bevel voerde beval, met den revol
ver in de hand, zijn mannen, de lieden
van de andere boot te redden.
's Avonds werden onze lichtseinen
opgemerkt door een Fransche kruiser,
die ons redde.
Alle Duitsche landstormplichtigea,
die in 1898 geboren zijn en voor 17
November hun 17e levensjaar bereikt
hebben, moeten zich aanmelden ter
inschrijving voor den landstorm, voor
zoover zulks nog niet heeft plaats ge
had.
De Daily Express verneemt uit Ro
me dat het eerste zware Duitsche ge
schut voor de Dardauellen te Kon-
stantinopel is aangekomen.
De Times bevat een artikel, waaruit
blijkt welke moeilijke tijden vele En-
gelsche badplaatsen aan de Oost- en
Zuidkust van Engeland tengevolge van
den oorlog doormaken. In plaatsen als
Yarmouth, Cromer, Bridlington. Mar
gate moet de ellende groot zijn, en nu
de tweede oorlogswinter voor de deur
staat, zijn vele menschen in een toe
stand van treurige armoede. Het sei
zoen van 1914 was reeds ongunstig
voor pensionhouders en kooplieden, de
mislukking van hst seizoen 1915 heeft
hen tot gebrek gebiacht. De burge
meester van Margate beschrijft den
toestand daar als hoogst ernstig en ook
in andere badplaatsen staat, zoo er
geen hulp geboden wordt, financieele
ondergang voor de deur.
„Maar daar ik toch moet sterven, hecht
ik niet zooveel aan het gevaar."
„Zijt gij onderweg niet op eenigen vij
and gestooten?"
„Neen."
„Gelooft gij, dat de rest van den weg
ook veilig zal zijn
„Waar gaat gij dan heen?"
„Ook naar St. Vincent, maar niet geheel
en ai zoo ver."
„Onderweg zult gij geen bewoond ge
deelte vinden, nergens landbouw, nergens
menschen, en er is voor u nergens eene
geiegenheid om eene kolonie te stichten."
„Wij hebben toch onze redenen voor de
zen tocht."
„Ik wil ze niet weten, ieder moet dat
gene doen wat hem toelacht."
„Goed, gij bevalt mij. Schijnt de weg
veilig to
„Voldoende, de Apachen worden niet
veel verder gezien dan de grenzen van Trxas,
en die hebben wij bijna bereikt."
„Dat zal niet lang meer duren," zei
Balder.
„Ik hoop het, zonder die hoop, had ik
dezen weg niet gekozen, maar nu ik u
ontmoet heb, wil ik u een gunst vragen."
„Spreek," zei Balder.
„Ik zou gaarne de reis in uw gezelschap
voortzetten, om tegen vijanden beschermd
te zijn."
„Dat zal ik nooit toestaan, riep Giddings
uit.
„Zwijg," zei Gray.
Ik ben verantwoordelijk voor de veilig
heid van de expeditie."
„Waarom wilt gij niet dat deze man
meegaat, hij schijnt niet laf te zijn, en elk
geweer is welkom," zei Balder.
„Ik ken hem niet, en vertrouw hem dus
ook niet", antwoordde Giddings.
Wordt vervolgdI).