voor Het Land van ileusden en Allena, de Langstraat en de Bommelenvaard. Zich zelf zijn. De Goudmijn. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden \o3522 Zaterdag December 1915. Bij dit nr. behoort een Bijvoegsel. FEUILLETON. "W F" Uua w/irj a:.i 0 Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag-- middag 12 uur ingewacht. In een zijner vele menschkundige gedichtjes spreekt de te vroeg gestor ven dichter P. A. de Génestet van iemand, wien geraden werd zich zelf te zijn. Maar de man kon niet, want hij was niemand. De dichter heeft in dit tweeregelig versje ons een schat van levenswijs heid geopenbaard, wysheid, wel de moeite waard om nog eens weer in onze herinnering op te roepen. Zich zelf zijn is moeilijk. Daarover zullen we het eens zijn. En vooral de ouderen onder ons, die al een stuk levenservaring achter den rug hebben. Zich zelf zijn, nu ja, in de gewone levensomstandigheden zal het nog wel gaan. Men kan de zoogenaamde chris telijke en maatschappelijke deugden in het gewone klein-alledaagsche burger lijke leven vlijtig beoefenen en toepas sen. Maar moeilijker wordt net als we uit den sleur van het gewone gera ken. Dan zijn we zoo licht geneigd het „andere omstandigheden, andere middelen" te huldigen en nemen we het met sommige deugden en voor schriften niet al te nauw ofheelemaal niet nauw. En zoo gaarne verschuilen we ons dan achter het oud-vaderland- sche spreekwoord„Nood breekt wet ten". Dubbel voorzichtig moeten we zijn met het afleggen van beloften. Immers er kunnen zich omstandigheden in het leven voordoen, die we niet voorzien hebben, of waarop we niet hebben gerekend. Maar hebben we dan een maal een belofte afgelegd, dan spreekt het natuurlijk vanzelf dat we die belofte houden en in vervulling bren gen, als het maar eenigszins mogelijk is. Want waar zou het heen met de betrouw baai heid en het onderling ver- trouwen van het menschdom, als het! ja van vandaag reeds morgen tot een krachtig neen geworden is. Wie nog wat prijs stelt op zijn eer en op den naam van eerlijk mensch, zal vol brengen wat hij beloofd heeft, zeer buitengewone en niet voorziene om standigheden buitengesloten. Door deze laatste toevoeging kan men echter niet alles goedpraten. Het zou werkelijk gemakkelijk zijn om zich van het een of ander af te maken, door zich te beroepen op omstandigheden. De oude plunje, die, zouden we zoo meenen, in den loop der tijden al tot een \rij grooten stapel is geworden, zou dan nog veel grooter zijn. Voorzichtigheid is dus geboden bij het zich zelf zijn en zich zelf blijven. Physiek en moreel moeten we sterk zijn, om de gulden woorden van den eersten regel van het tweeregelig versje in toepassing te brengen en lichame lijk, omdat we ons moeten beheer- schen en we moeten zorgen dat de omstandigheden niet den meester over ons spelen. Gemakkelijk gezegd, inder daad. Maar de toepassing van dezen gulden waarheid is met altijd even gemakkelijk. Want het gebeurt zoo vaak dat in drift ons een of ander woord ontvalt, dat we misschien niet zoo hebben bedoeld, maar dat niet na laat pijn te berokkenen aan den even- mensch, wien het woord werd toege voegd. I Niet zonder oorzaak is de zegswijze in de wereld gekomen dat de tong een wapen is, scherper dan een tweesny- dend zwaard. Nu kan, gelukkig, als we tot kalmte zijn gekomen, weer veel worden goedgemaakt door ruiterlijk te bekennen dat we ongelijk hadden het kwetsende woord te gebruiken. Maar, zullen ruiterlijke verontschuldigingen hare waarde behouden, dat iszal de verongelijkte ze als zoodanig kunnen1 aanvaarden, dan moeten ze niet te vaak worden aangeboden door noodzaak gedrongen op staffe van allen mo- reelen invloed te verliezen. Ook moreel moeten we sterk staan, willen we ons zelf zijn en blijven. Wederom in het gewone, dagelijksche leven is het vrij gemakkelijk het roer recht te houden het levensscheepje den juisten koers te blijven geven. Maar als het stormt en er wat meer, soms veel kracht, zedelijke kracht be doelen we, wordt vereischt, ja, dan wordt het anders. De waarlijk krach- tigen zal meester blijt en van den stand en met forschen hand blijven sturen in de richting die goed is en goed zal blijven, omdat, jutst omdat, zij brengt naar het doel, dat schoon en verheven is. Niet ieder onzer is moreel zoo krachtig dat hij steeds de omstandig heden de baas blijft. Dat is wel jam mer, maar het is nu eenmaal zoo. En daarom voegt ons een zacht oordeel over onzen medemensch. Laat bet woord „Wie uwer zonder zonde is, hij werpe den eersten steen", daarom niet te vergeefsch geschreven zijn. Wel heeft de maatschappij behoefte aan moreel sterk staande naturen, die steeds zich zelf weten te zijn. Helaas, dat er nog zoovelen worden gevonden, op wie van toepassing is de tweede regel van het gedichtje van onzen De Génestet. Voor de betrokkenen mis schien erg gemakkelijk. Maar het is eigenlijk geen vraag, of het gemak ons tot richtsnoer mag zijn. Ifuileiilanul. De „Taglische Rundschau" verneemt uit Lugano, dat de Italiaansche pers het Duitsche bericht over het einde van den Servischen veldtocht als bluf beschouwt, aangezieu het Servische leger Albanië in goede orde bereikt heeft. Alleen de „Corriere Delia Sera" con stateert, dat het Servische leger Diet meetelt, dat de Russen nog eau maand noodig hebben, voor aan een aanval van Bessarabië kan worden gedacht en dat de.toestand der Engelschen en Franschen zeer in gevaar kan worden gebracht, wanneer de verbonden legers zich tegen hen keeren. Aan een wegzenden van de Oosteurijksch- Duitsche troepen gelooft de „Corriere" niet Vo'gens de „Corriere d'Italia" is reeds bQgin gemaakt met den terug tocht van Engelsch-Fransche troepen uit Saloniki de troepen betreft. Het onder de wa penen roepen beteekent niet, dat de lichting 1917 terstond in hel vuur ge zonden zal worden. Maar de lichting moet geruimen tijd met groote zorg geoefend worden teneinde gereed te zijn i voor alle gebeurlijkheid." De minister vroeg vervolgens aan de Kamer hem deze lichting zoo spoedig mogelijk toe te vertrouwen, opdat zij in het voorjaar van 1916 gereed zou zijn wanneer, zoo zeide hij, „onze ver sterkingen en onze bewapening ons, in overeeustemming met onze bondge- nooten, in staat zullen stellen de be slissende poging te doen. Een revolutie in Rusland? vraagt Harden. Er is geen enkel teeken, dat er op wijst. Alles wordt in dezen oor log gewaagd en a'les op het spel gezet met de eindoverwinningin het verschiet. 18) Zij liet hem niet uitspreken, maar wierp zich op hem en begon te slaan en te krab ben 6D hem op allerlei wijzen te mishan delen. De Indianen die dit zagen dachten dat zij geen vrouw, maar eene hyena was. Alleen het opperhoofd was vol bewonde ring. Hij was alleen bang, dat zij den ge vangene zou dooden en kwam dus tusschen- beide. „Laat nu mijne verontwaardiging den vrijen teugel," smeekt* zij ,,Laat af. Hij moet aan den schandpaal gebonden worden, gij hebt hem ru vol doende onder handen genomen," zei Chris- tobal. 't Is nog niet genoeg, wanneer kan de marteling beginnen „Morgen." „Dan zal ik zoolang wachten," zei ze en liet zich door den hoofdman naar haar tent brengen. Hij had de kleine tent van de expeditie in bezit genomen, in de groote bevonden zich de gevangenen. „Ga zitten," zei hij, haar een veldstoeltje aanwijzende. Op een beerenhuid aan haar voeten hurkte hij neder en zei: „Hoor mij aan. Ik ben het hoofd van alle Apachen. Ik gebied over een talrijke en machtige stam en ben zeer rijk. Ik ken vele goudmijnen waaruit wij on metelijke rijkdommen kunnen halen. Ik ben nog jong, nog geen vijftig jaar, ik ben flink van gestalte en weduwnaar. Mijne vrouw is lang geleden gestorven en mijne zonen zijn reeds groot. Mijn tent is ledig en ik zou graag eene nieuwe vrouw hebben, die mijne dagen aangenaam m akt, als ik mij niet op het oorlogspad bevindde vrouw van het op perhoofd moet hem waardig zijn. Het moet eene dappere en trotsche vrouw zijn, die den vijand niet vreest, en in mijne afwezigheid de stam kan besturen en zoo noodig tegen den vijand kan verdedigen. Zulk eene vrouw zijt gij. Ik heb u gevangen genomen. Ik zou u er toe kunnen dwingen, maar liever vraag ik, dan dat te doen. Gij zult zooveel goud van mij hebben als gij maar wilt. Ik heb ook edele steenen, alles wat uw hart begeert kunt gij krijgen. Duizend Apachen zullen gereed staan om uwe bevelen op te volgen. Zeg ja, blanke vrouw en deze dag zal de schoonste van mijn leven zijn Het aanbod verraste Edith niet weinig. Eerst gevoelde zij zich verontwaardigd, een Indiaan, die de hand durfde bieden aan eene blanke vrouw. Ze wilde weigeren. Maar toen bedacht zij, dat deze man aan het hoofd stond van een machtig volk, hij was onafhankelijk, een echt souverein. Hij had onbeperkte volmacht over zijne ondergeschikten, meer nog dan een koning in zijn rijk. Zij had zoo gaarne een wapen willen voeren, en nu bood een machtig opperhoofd haar zijn hand. Hij was een Indiaan, maar machtig, was niet oud, en hij was eene kranige figuur. Als zij hem de hand bood, werd zij koningin, 't Was niet noodig, dat zij laDg bij den stam bleef, ze zou zich een paleis laten bouwen, den winter zou zij in de stad doorbrengen, waar de schoon9 vrouw van het opperhoofd der Apachen zeker goed zou ontvangen worden. Ze kon den winter in Washington door brengen, het Amerikaansche gouvernement De Fransche minister van oorlog, generaal Galliéni heeft besloten, dat de lichting 1917 op 5 Januari a.s. inge lijfd zal worden. Er is in de Kamer een lang debat geweest, waaruit eens te meer bleek, dat de regeering meer dan ooit besloten was om voor 's lands defensie alle noodige hulpbronnen aan te spreken teneinde den oorlog voort te zetten tot aan de overwinning toe. In den loop van het debat, waar Briand en generaal Galliéni aan deel namen, zeide Briand: „wij zijn er zeker van, dat onze hulpmiddelen ons in staat zullen stellen tot aan het einde toe te gaan. Voor het oogenblik hebben wij de lichting 1917 niet noodig. „Generaal Galliéni zeide: „Wij vragen de inlijving van de lichting 1917, hoe wel de bondgenooten in een betere positie verkeeren dan de vijand wat leef !e graag in vrede met de Apachen. Men zou haar dus allerlei gunsten bewijzen om haar goed te stemmen. Christobal was bovendien zeer rijk. Zij zou goud laten graven, zoo veel zij maar kon, en als zij zich niet gelukkig gevoelde, dan zou zij hem in den steek laten en zijne schatten meenemen. Edith was eene vrouw zonder gevoel. Hare opvoeding was zeer onvoldoende ge weest. Als zij hem de hand reikte dacht zij reeds aan haar heengaan, ze dacht over het huwelijk, en maakte reeds plannen om hem weer te verlaten. Lang bleef zij nadenken of zij het ver zoek zou aannemen Er was een lange pauze en hij keek haar steeds aan. Eindelijk vroeg hij„En wat antwoordt mijne blanke lieveling?" Hij kon ook vriendelijk zijn, als hij wilde, die ruwe Indiaan. „Veroorlooft gij mij eene vraag?" „Spreek slechts." „Zal ik uw eenige vrouw zijn, en zult gij mij trouw blijven tot aan den dood?" „Dat zweer ik bij den grooten Manitou." „Zal ik de heerscheres over uwen stam zijn?" „Ja." „Zult gij mij een huis laten bouwen, eene blanke vrouw waardig?" „Ja, zoo groot en zoo mooi als gij maar verkiest." „Het moet heel mooi zijn, ik ben rijk, en ben aan veel weelde gewoon." Nooit had de groote blanke vader (pre dikant der VereenigdeJ Staten) een mooier huis." „Zult gij zorgen voor een groote geldsom voor het geval ik weduwe word Het opperhoofd maakte een onvergenoegd gebaar. „Denk niet aan mijn dood," zei hy. De Fransche pers wijst op een artikel van Maximillian Harden in de „Zukunft" waarvan de strekking recht in gaat tegen de verwachtingen welke de Duit- schers mochten hebben van een aan staande gunstigen vrede. „Geen van onze vijanden is ontwa pend" zegt hij. „Geen hunner is ontmoedigd. Engeland, de machtigste van allen, is zelfs door onze slagen nog niet er istig getroffen. Al onze vijanden gelooven even vast als de Duitschers, dat zij de overwinning zullen behalen en zijn allen vastbesloten, daartoe hun uiterste krachten in te spannen. Deze oorlog is er blijkbaar een van langen duur, waarbij de een den ander tracht uit te putten. Niemand kan er den uit slag van voorzien. Die gedachte moet in de Duitsche hoofden worden inge- hamerd." Over Rusland sprekende, zegt Har den nog: „Hetgeen er thans in Rusland ge schiedt moest ons er op wijzen, dat Rusland nog ver verwijderd is van de nederlaag die wij in onze dwaasheid aanstaande achtten. De Russen weten, dat zij nog altijd een leger van zeven millioen hebben en dat er nog acht millioen achter het front worden ge oefend zij weten dat de spoorweg naar een ijsviije haven bijna gereed ia en zij hopen dat alles tegen het voor jaar in orde zal zijn. Hun leus is „In Maart, op zijn laatst in April, zal ons offensief beginnen met tien of twaalf millioen goed geoefende soldaten, voor- zien van de beste kanonnen en de beste I munitie, welke Rusland Japan en Amerika kunnen vervaardigen. Dan zal de vijand uit het land wor den verdreven." Generaal Alexiëf heeft verklaard, dat nu eindelijk de Russen beschikken over den schietvoorraad dien zij noodig hebben en dat op de nieuwe patroontasschen het opschrift is ge plaatst: „Spaar de munitie nietl Onze oorlog begint pas!" Een officieel Bulgaarsch stafbericht van 29 November zegt: Volgens uitlatingen van gevangenen en bewoners van het land hebben een aantal Servische officieren hun afdeelin- gen in den steek gelaten en zijn op de vlucht geslagen, voorzoover zij zich in burgerkleeren hebben gestoken en zich in de dorpen schuil houden. Dit moet dan de soldaten ertoe hebben gebracht zich in massa's over te geven. De „Temps" verneemt uit Rome, dat alle noodige maatregelen zijn genomen om het Servische leger te proviandee ren op zijn tocht door Noord-Amerika. Men maakt daartoe gebruik van de rivier do Bojana, welke het meer van Skoetari met de Adriatische Zee ver bindt. De Bojana is bevaarbaar voor stoomschepen en pramen. Laugs d9zen waterweg zijn reeds convooien met levensmiddelen aan het Servische leger toegezonden. Men maakt ook gebruik van de route AntivariPodgoritsa via Montenegro. De speciale correspondent van de „Daily Chron." te Athene seint, dat de Serviërs besloten Monastir niet te verdedigen. Het Servische leger verliet Maandag de stad. De Servische opper bevelhebber deelde Zondag den Griek- schen consul mede, dat hij het voor nemen had, Monastir prijs te geven dat een verdediging noodeloos bloed vergieten zou beteekenen. Een com missie, bestaande uit de Roemeensch© en Grieksche consuls, den Griekschen Patriarch en den Bulgaarschen Exarch stelden de voorwaarden van overgave de stad vast. De commissie begaf zich daarop naar het hoofdkwartier van de dichtstbijstaande Bulgaarsche legeraf- deeling. De laatste Servische autoriteiten verlieten Zondag de stad en vertrokken naar Ressina. Het Servische leger trekt in goede orde terug, voor een deel naar Albanië, voor eeu ander deel naar Montenegro. De correspondent voegt er aan toe, dat het leger, na opnieuw gconcentreerd te zijn, weder een offensieve houding zal aannemen. „Gij zijt ouder dan ik en zult ook wel ,.Van avond krijgt gij antwoord," zei zij, eerder sterven," zei zij. j opstaande. Deze woorden, die haren egoïstischen „De hut is tot uwe beschikking," merkte geest deden zien, bevielen Chistobal niet Christobal op. erg. Hij deed moeite om kalm te blijven,! „Ik ben uwe vrouw nog niet," zei Edith, maar zijne liefde was te groot om haar on- heengaande. heusch te behandelen. j In gedachten verzonken bleef Chistobal „Daarover zullen we later spreken." zei hij.1 zitten. „tfeen. Ik wil eerst voorwaarden stellen.Velen zullen mijnehandelwijzeafkeuren," Gij moet 10 millioen in de bank beleggen dacht hij „dat weet ik. Maar zij is wreed voor het geval ik weduwe mocht worden." en moedig, zij is waard de vrouw van het „Wilt gij goud hebben? Gij zult zooveel opperhoofd te zijn." krijgen als gij maar wilt hebben." Hij nam de calumet, en begon te rooken. „Tien millioen," hield zij vol, en bij zich zelf dacht zij, dat zij den tijd, die ze bij den stam zou doorbrengen, bovendien wel nuttig zou besteden, om haar kapitaal te vergrooten. „Ik weet niet hoeveel of dat is, maar XI. lie begeerde kroon. Edith dwaalde het kamp door en kwam als gij wil dan zal ik uw tent met goud bij Gray. De ellendeling was aan den vullen." schandpaal gebonden. Edith had al lang haar antwoord gereed, Hij zag er vreeselijk uit, zijn geheele maar zij vond het beter te doen alsof zij gelaat was door Edith opengehaald, nog moest overwegen. Zii ging voor hem staan. „Laat mij er over nadenken zei zij. „Ellendeling. Morgen zal mijn dolk uw „Bedenk, dat ik u kon dwingen, mijne hart d orboren," zei ze. vrouw te worden, maar dat ik het niet zal Hij gaf geen antwoord, hij had begrepen, doen, maar ik wil niet wachten. Ik heb dat bij van haar niets had te hopen. Hij mij reeds genoeg vernederd door uwe toe- bleef onbewegelijk. stemming te vragen, ik wil nu niet meer op Zijn stilzwijgen maakte haar weer woe- een antwoord wachten. Geen Indiaansche deud. vrouw zou het opperhoofd laten wachten, als hij haar tot vrouw begeerde." „Maar ik ben eene blanke." „Eene vrouw blijft eene vrouw. Ant woord." „Nu niet." „Wanneer dan?" „Als ik nagedacht heb." De hoofdman beet zich op de lippen. ,,'t Is goed," zei hij. „Tot van avond geef zal zijn." ik u den tijd. Denk goed na en moge Manitou u tot een gunstig antwoord bewegen." Gij behoeft niet op mijn medelijden te rekenen. Ik zal niet tevreden zijn, voordat ik u gedood heb." Hij bleef zwijgen. „Gij zult sterven monster, en uw dood zal het begin zijn van mijn geluk. Uw doodskreet zal mijn bruiloftszang zijn, omdat het machtig opperhoofd mijn hand heeft gevraagd en ik binnenkort zijne vrouw Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1