voor liet Land van ileusden en iltena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De wDwei Scietsei
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3S25. Woensdag 13 December
FEUILLETON.
1915.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag5
middag 12 uur ingewacht.
Nederland, van oudsher het land
■waar de vrijheid en verdraagzaamheid
hoog gehouden zijn, waar, uit het eigen
land verdrevenen, ongeacht hun rang
of staat of godsdienstige overtuiging
immer een veilig toevluchtsoord von
den, mits zich onderwerpende aan
's lands wetten en gebruiken. Neder
land voert ook in zijn banier het vrije
woord, de vrijheid van drukpers.
Dit voorzeker is een recht, ons allen
toegekend, waaraan geen tornen ooit
gedoogd zou worden. En men behoeft
zich slechts de tijden te herinneren
lang geleden, zeker, miar nog niet
vergeten, waarin dit onaantastbaar
recht van „den vrijen man het vrije
woord", geenszins algemeen goed was,
zoomin in ons gemeenebest als in de
verschillende andere landen, om te be
seffen welk een waardevol en onmis
baar bezit in de samenleving de vrij
heid van het woord, geschreven en
ongeschreven, uitmaakt.
Echter, de groote waarde daarvan
legt ook groote verplichtingen op en
wel te grooter, naar mate misbruik
maken van welke vrijheid ook, steeds
een tweesnijdend zwaard is, dat zich
zoowel keert tegen den bedrijver van
het misbruik ah tegen het misbruikte
zelf. Want vrijheid is immers in den
grond van haar wezen niet anders
dan geschonken vertrouwen en al
wie aau schending van vertrouwen
zich schuldig maakt, misdoet in de
eerste plaats tegenover zich zelf, in de
tweede plaats tegenover de maatschap
pij waarin hij leeft, en die zonder ver
trouwen te schenken en te ontvangen
niet zou kunnen bestaan.
En ten opzichte van de verantwoor
delijkheid, een ieder opgelegd, die ne
vens rechten ook plichten kent, heeft
dezulke zich blijkbaar weinig laten
weerhouden.
Geldt dit voor het instituut der vrij
heid in onze staatsinrichting erkend en
vastgelegd in het algemeen, voor de
drukpersvrijheid geldt dit in het bij
zonder en nadrukkelyk wordt dan
ook in de desbetreffende artikelen der
grondwet, regelende de vrijheid van
drukpers, gewag gemaakt van deze
toevoeging „behoudens ieders verant-
I.
1)
Op een winteravond in de schemering
stapte een keurig gekleede jonge man de
steep van de Oxford en Cambridge Club
at en bleef een oogenblik op het plaveisel
van Pall Mali stilstaan, om het gebouw,
dat hij zooeven verlaten had, nog eens
goed te bekijken.
„Vaarwel," mompelde hij tegen het sta
tige, doch sombere huis. „Dat zal wel voor
het laatst zijn, dat ik jou van binnen ge
zien heb, oude j >ngen. Nu, ik denk dat
wij er geen van beiden aan zullen sterven."
En hij sloeg den weg naar Trafalgar
Square in.
De jonge man had bepaald een gunstig
uiterlijk. Hij was knap, breed geschouderd,
en goed gebouwd. Hij had bruin haar, en
een scherp, gladgeschoren gelaat, een vasten
en toch grilligen mond, en donkergrijze
oogen, waaraan, ondanks hun meestal sla
perige uitdrukking, zeer weinig ontging,
en die ergens in een hoekje een kleine
glinstering verborgen.
Op dit oogenblik was er echter geen
glinstering in te zien de grijze oogen keken
erg bezorgd.
£ij Hampton stak hij de straat over en
sloeg Whitcomb Street in, om zich heen
kijkend naar bordjes met „Kamers te huur"
erop. Hij ging een paar huizen binnen en
vroeg naar den huurprijs.
Blijkbaar vond hij niets wat hem aan
stond. Hij ging dus verder totdat hij in het
net van sombere stegen geraakte, dat tegen
woordig Soho genaamd wordt.
In een van die straatjes trok een aankon-
woordelijkheid volgen de wet."
De tijd van thanB is er een van
vele moeilijke problemen en verwar
ringen, van groote beroeringen op het
staatstooneel, en van niet minder
groote gewaarwordingen in het leven
der individuen.
Deze tijd eischt dan ook sterke ka
rakters zy eischt mannen en vrou
wen, die „rustig te midden der brui
sende baren" voor zich zelf den weg
weten te vinden en dien weg voor
anderen effenen en hen er langs lei
den. Zoo ooit, dan heeft deze tijd be
hoefte aan menschen met kalme vast
beradenheid, met bezonken overleg en
met rustige, nchtige stuurmanskunst
begaafd.
Wanneer deze dan nog stuurlieden
der openbare meening zijn, dan zullen
zij, helder van hoofd en vast van hand,
ook het duizendkoppig monster, dat
publieke opinie heet, weten te leiden
en te houden binnen de perken, die
voor 's lands welzijn en het behoud
van den staat zijn afgebakend.
Het zyn deze gedachten, die bij
velen in den lande zullen zijn gerezen
naar aanleiding eener gebeurtenis,
waarvan onze lezers de uitvoerige uit
eenzettingen en toelichtingen kennen,
die wij publiceerden. De plotselinge
arrestatie van een op den voorgrond
tredend dagbladschrijver in de hoofd
stad des rijks heeft dan ook tal van
pennen in beweging gebracht.
In hoofdzaak echter vinden wij in
het „voor" en het „tegen" bij de tal-
looze beschouwingen meer de sympa
thie met den persoon in kwestie tot
uiting komen, dan wel dat de zuivere
aangelegenheid getoetst en beoordeeld
wordt, ontdaan van alle nevenzaken.
De sympathie van het medegevoelen
met den persoon sluit zich ten nauwste
aan met de gevoelens van sympathie,
die in breede kringen gekoesterd wor
den voor die partij der oorlogvoeren
den, waarvoor de thans gearresteerde
en zyn blad in het krijt trad, en dat
wel vaak op zulk een wijze en met
zulk een niets ontziende onstuimigheid,
ais hier te lande tot dusver ongebrui
kelijk was.
Niemand echter zal dezen dagblad
schrijver van gibrek aan moed en
doortastendheid kunnen beschuldigen,
al staat men ook lijnrecht tegenover
de denkbeelden door hem voorgestaan.
Pal te staan voor hetgeen men het
diging, tegen het raam van een winkeltje,
waar couranten en prentbriefkaarten ver
kocht werden, zijn aandacht. Hij bleef
staan, en nam het huisje eens goed op.
„Soho is goedkoop," mompelde hij, en ging
naar binnen.
„Heeft u hier een kamer te huur vroeg
hij aan een dikke oude juffrouw, met een
breed, goedig gezicht, die opstond bij zijn
komst.
„Jawel," antwoordde zij, hem scherp
aankijkend. „Maar dat is niets voor u."
De jonge man glimlachte om den toon
waarop zij sprak.
„Misschien toch wel," zeide hij, „als het
maar goedkoop genoeg is. Dat is de eerste
voorwaarde. En zindelijk. Dat is de tweede.
De dikke juffrouw nam hem nog eens
goed op. Blijkbaar wist zij niet, wat zij er
van moest denken, maar zijn goedhartig
gezicht en zijn eerlijke, vaste blik stelden
haar gerust.
„Het is vijf shillings in de week," zeide
zij, „en u ziet er wel naar uit, alsof u dat
kunt betalen, als het ten minste geen grap
is en u de kamer voor u zelf noodig heeft.
En wat de zindelijkheid betreft, het is er
zoo zindelijk, als ik het maar kan houden.
Misschien wil u de kamer wel eens zien."
„Dat zou niet kwaad zijn," meende de
jonge man.
De dikke juffrouw riep een jongetje met
zeer scherpe oogen dat uit een vau de hoeken
van den winkel te voorschijn kwam, en
dat zoolang haar plaats moest innemen.
Toen opende zij een deur naast den winkel
ingang, en ging vooruit, de trap op.
Twee trappen hoog deed zij weer een
deur open, een van de twee die op het por
taal uitkwamen, en keek den jongen man
vragend aan.
„Dit is de kamer," zeide zij. „Die aan
den anderen kant is verhuurd."
De kamer was flink ruim en licht, met
goede acht, daarvoor zyn rust veil te
hebben en desnoods smaad en gevan
genschap te moeten duchten, zijn
eigenschappen die op zich zelf hooge-
lijke waardeering verdienen, overal en
ten allen tijde. Indien nochtans en wel
van hooger hand termen aanwezig ge
acht worden, die zwaarder gelden, dan
zal het den onpartijdigen toeschouwer
in twijfel brengen, of inderdaad van
dien moed en doortastendheid wel zulk
een gebruik is gemaakt, als door de
omstandigheden geboden was.
Twijfel, zeggen we; want zoolang
niet bekend is, op welke motieven
deze opzienbarende gebeurtenis plaats
had, zoolang wij niet weten, welke
redenen er de betrokken overheid toe
dwongen in te grijpen, daar waar elk
langer uitstel, volgens haar met het
algemeen belang in stiijd zou zijn,
zoolang moeten wij allen ook ons eigen
eindoordeel opschorten. Dit is onge-
twyfeld echter zeker, dat er motieven
aanwezig zijn, waarvan wij het be
staan slecht vermoeden kunnen.
Indien wy derhalve de zaak van
haar persoonlyk karakrer ontdoen, dan
blyft er niets anders over dan een
kwestie van verantwoordelijkheid.
Aan de eene zijde de verantwoor
delijkheid van hen, die leiders der
openbare meening zijn, aan de andere
zyde verantwoordelijkheid van hen,
die tot taak hebben voor het algemeen
welzyn, voor 's lands veiligheid en
rust zorg te dragen.
Voor beide categorien zijn de tijden,
die wij doormaken, even moeilijk, even
zorgvol. Elke vrijheid, ook en vooral
de vrijheid van drukpers legt, wij we
zen er reeds op, verplichtingen op en
eischt een levendig besef van verant
woordelijkheid, waaraan onze digblad-
pers in het algemeen gesproken gedu
rende den geheelen duur van den
oorlog ruimschoots heeft voldaanaan
den anderen kant heeft ook de hooge
overheid gemeend aan haar verant
woordelijkheidsplicht nimmer te kort
te doen, door het vrije woord, geschre
ven en gesproken, doortocht te ver-
leenen, ook op tijdstippen, dat elke
uiting in het openbaar haar eigenaar
dige moeilijkheden en gevaren kan
hebben.
Daarom zou het ons leed doen in
dien van dezen staat van zaken werd
afgeweken, hetzij door overprikkelde,
onstuimige vertoogen en schrifturen in
sommige bladen, hetzij anderzijds door
een al te heftig optreden der betrok
ken autoriteiten tegen hetgeen zij op
minder opzienbarende wijze allicht even
goed kunnen tegengaan. Want met
beroering naar binnen, noch met be
roering naar buiten is in dezen nog
altijd groote omzichtigheid vereischen-
den tijd, ons vaderland gebaat. Ook
dit te bedenken brengt het gevoel van
verantwoordelijkheid mede, dat niet
ai leen beide partijen in het onderha
vig geding, maar dat wij allen, nu
meer dan anders, moeten koesteren en
aankweeken.
VI. Ct.
fituitenland.
ui»zicht op straat. Zij was eenvoudig en
schraal gemeubeld. In een der hoeken, die
door een gordijn kon afgesloten worden, bij
wijze van alkoof, stond een bed. Midden
in het vertrek stond een gewone tafel, zon
der tafelkleed. Een tamelijk wrakke arm
stoel, een paar kleinere stoelen, een boeken
kast en een buffet vormden het overige
ameublement. Maar zindelijk was 't er zeker.
„Ik neem de kamer," zei hij. „Kan ik
ze dadelijk betrekken I"
De dikke juffrouw keek vreemd op.
„Nu, dat denk ik wel," zeide zij. op een
toon, alsof zij haar eigen ooren en oogen
ni t durfde gelooven. „Maar wat heeft u
voor bagage."
„Nieri dan een paar koffers," zeide de
jonge man luchtig. Zij staan aan het adres
waar ik zoo juist vandaan kom. Als u ze
misschien kunt riten halen, zult u mij
genoegen doen. Misschien kan uw jongen
beneden ze wel met een taxi halen. Ik zal
hem twee shillings voor den rit geven en
wat er overschiet is voor hem.
De dikke juffrouw dacht even na.
„Nu, dat zou hij wel kunnen doen,"
zeide zij. „Waar is het adres?"
De jonge man kleurde even, maar ook
slechts een oogenblik.
„250 A, Pall Mali" zeide hij. „Mijn naam
is Freek -- Charles Freek. Als hij uit
mijn n am komt, zullen ze hemdekoffers
wel meegeven."
De dikke juffrouw veegde haar roode
handen aan haar schort af.
„U heeft er zeker niet op tegen, een week
vooruit te betalen?" vroeg zij.
„Ik zal u twee weken betalen," ant
woordde de jonge man, haar een halven
sovereign gevend. En hier is het geld
voor de taxi."
Het gezicht van de juffrouw klaarde op,
maar toch aarzelde zij nog.
„Ik hoop dat alles in orde is," zeide zy
Wilhelm Schinidtbonn heeft in Ser
vië een kamp van gevangenen bezocht
en vertelt daar nu van in de Nordd.
Allg. Ztg.
Op een heuvel staat een bosch van
dwergachtige acacia's. Rook stijgt daar
boven omhoog. Een zeventienjarige
uhlant-n-officier ontvangt ons. Deze
jongeu, dien den oorlog tot man heeft
gemaakt, moet met tien man vierhon
derd gevangenen bewaken. Gevangenen
van wie ieder heel graag in het kreu-
pelbosch en de valeien zou willen ver
dwijnen om boerenkleeren aan te trek
ken en naar de zijnen, die in de buurt
wonen, terug te keeren. Vooral des
nachts is de bewaking heel moeilijk.
De jonge officier speelt het echter
klaar. Ik hoor hoe hij zijn bevelen
geeft, miet met den ijver van een be
ginner, maar met de omzichtige kalmte
van iemand met ondervinding. Hij
heeft niet, als in het Westen, prikkel
draad bij de hand om om zijn kamp
te spannen. Bij de wilde tn primitieve
toestanden van den oorlog hier moe
ten goede oogen en een gespannen ka
rabijn het doen.
De acaciaboomen zijn zeer gehavend.
Wat zij aan takken hadden, is tot
stokken gesneden. Aan de stompen
hangen mantels, jassen, doeken, hem
den, broeken, broodzakken in alle
kleuren, alsof iedere boom een merk
waardig versierde kerstboom was. On
der dit kleurige bosch slaat de rook
van honderd vuren moeizaam omhoog
en vormt een dikke, blauwe door de
wind bewogen massa. In dit blauw ziet
men als schaduwen de merkwaardige
groepen van de gevangenen. Kerels
met bijna zwarte gezichten, zigeuners,
Mohammedanen, die zich een blauwen
rooden of gelen doek als turban om
het hoofd gedraaid hebben.
eindelijk, „want wij zijn hier allemaal fat
soenlijke menschen."
De oogen van den jongen man glinster
den.
„Het is volkomen in orde," zeide hij
glimlachend. „Als u er soms naar wilt vja-
gen, zullen zij u in Pall Mall wel een zeer
goed getuigenis van mij geven. En als u nu
zoo vriendelijk wilt zijn, mijn goed te laten
halen, ga ik mij hier huiselijk inrichten."
De juffrouw verdween, Charles Freek
sloot de deur, en nam zijn nieuw tehuis nog
eeDS goed op, wat hem niet veel tijd kostte.
Daarna liet hij zich in den armstoel neer
vallen en staarde in den ledigen haard. Dat
begon hem spoedig te vervelen en daar de
knaap nog r iet terug was met zijn koffers,
haalde hij een paar brieven uit zijn zak,
en begon ze onverschillig door te kijken.
Een daarvan, dien hij reeds dikwijls ge
lezen had, doch die hem altijd weer belang
inboezemde, nam hij opnieuw ter hand.
„Beste Charles," luidde de inhoud,
„Je schrijven van den 13en ontvangen.
Ik behoef je niet te zeggen, dat het een
geweldige schok voor mij was. Je opmer
kingen omtrent de Ham Trust en mijn
methode van werken zijn tegelijk ong vraagd
en onkinderlijk. Je hebt óf geluisterd naar
de praatjes van een paar radicale idioten,
óf artikelen gelezen, betaald door persoon
lijke vijanden of concurrenten van mij.In
ieder geval komt de zaak hierop neer: Ik
ben je vader, of ik ben het niet. Je zult mij
gehoorzamen, of je doet het niet. Zoolang je
brave moeder leefde, wie ik nooit den ge-
ringslen wensch heb ontzegd, vond ik het
goed, dat je met haar in Europa leefde, dat
je naar een Engelsche universiteit ging,
verkeerde met menschen boven den stand
waarin je geboren bent, geld ui.gaf en
over het geheel je leven genoot. Toen
zy stierf, meende ik, dat het tijd voor je
Macedoniers, vaak bont en blauw-
oogig, maar daarbij toch met Zuidelijk
bruine gezichten. Hoogbejaarde man
nen met vermagerde handen, diepen
blik en profeetenbaard. Daartusschen
jongens nog teer, met amandelvormige
melancholieke oogen. Om eiken boom
zit een groep met den rug tegen den
stam geleund. Groepen, die geen boom
meer gevonden hebben, zitten met de
ruggen of schouders tegen elkaar. Ner-
geus zit iemand alleen. De gemeen
schappelijke gedruktheid heeft de men
schen bij elkaar gebracht.
Velen daaronder, vaak gebaarde man
nen, zitten hand in hand, akof zij kin
deren waren. Velen slapen, het noofd
in de schoot van een ander. De andere
verroert zich niet, om den kameraad
niet te storen. Eén heeft zich een
merkwaardig hoofdkussen gemaakt. Hij
heeft stammetjes naast elkaar scheef in
den grond gestoken en houdt het hoofd
daartegen. Hij slaapt zoo vast, dat de
anderen, die over of bij ongeluk op
hem stappen, hem niet wakker maken.
Eén met een verwarden baard bekijkt
zich met grooten ernst in een hand
spiegeltje.
Velen echter hangen hun hemden
of wat eens een hemd was, aan de
boomen en koesteren het naakte bo
venlichaam in de zon. De zon is hier
nu zoo warm als in Duitse land in
April.
Wij stapten over beenen en licha
men heen door het kamp. Die wakker
zijn, lichte de hoofden op en zien
ons aan. In den beginne vreezend dat
wij iets slechts meebrachten en dan in
de hoop, dat zij een verlichting van
hun lot bereiken konden door ons.
In een Italiaansch grensstadje von
den vijf spelende jongens op een bui
tenweg een niet-ontplofte bom vaneen
vlieger. Zij wilden haar laten springen
voor de aardigheid eu smeten haar
eenige malen met geweld tegen den
grond, maar het ding wilde niet kapot.
Dit prikkelde hun nieuwsgie igheid en
zij sloegen met een zwaren stok eenige
malen zoo hard mogelijk op het ge
vaarlijke instrument, met het gevolg,
dat de bom met geweldigen kracht uit
elkaar sprong. Vier jongens werden uit
elkaar gescheurd. De vijfde werd erns
tig gekwetst.
De Times zegt dat de eerste Engel
sche minister in den loop der week
het Lagerhuis zal vragen goed te keu
ren, dat de regeering nog eeu leger
van een millioen man bijeenbrengt.
Tot dusverre werden ongeveer drie
millioen man bij het leger ingelijfd.
werd om terug te komen, en je voor te
bereiden voor de verantwoordelijkheid, die
volgens den gewonen loop der zaken op je
zou rusten. Ik deed je een goed aanbod.
Je antwoordt daaropnu, de Ham
Trust heeft indertijd wel meer weerstand
geboden aan kritiek, en zal onder de jouwe
ook niet bezwijken. Dat is de kwestie niet.
De kwestie is, dat je niet wilt medewerken
in een zaak, die goed genoeg is voor je
vader, en waarin hij eenige millioenen
dollars verdiend heeft. Je spreekt ïonduit.
Ik zal ook ronduit spreken. Alsje niet van
de Trust houdt, dan kan ik er niets aan
doen, en dat kan mij ook niet schelen. Maar
houd je er niet van, dan houd je zeker ook
niet van wat daar vandaan komt geld!
i In ieder geval krijg je het niet Ik sluit
hierbij je maandgeld in. Je krijgt meer als
je terugkomt en het verdient in de Trust!
Vóór dien tijd geen cent. Ik meen wat ik
zeg. En tracht geen geld te krijgen met het
vooruitzicht op mijn dood. Ik ben niet ver
plicht, wanneer ik stierf, jou mijn geld na
te laten, en ik heb in ieder geval zeker
nog een jaar of twint g te goed. Je bent
op jouw manier een beste jongen, en ik
houd veel van je, maar in korte woorden
gezegd, voortaan ia het vooi jou buigen of
bersten.
JOHN FRECK."
1 Charles Freek stak den brief weer in zijn
zak toen de knaap met de scherpe oogen
binnenkwam, een paar lederen koffers ach
ter zich aan slepend met een zorgvuldigheid
alsof er juweelen of dynamiet in zat. Met
verbazing en bewondering keek hij den
nieuwen huurder aan.
„Buigen of bersten?" mompelde deze, de
kamer rondziende, terwyl de havelooze
knaap weer vertrok. „Nu, dan maar bersten
heb ik gezegd, wat ik dacht, en daar blijf
ik bij. De Ham Trust is een helsche