voor Hot Laud van lleusden en Allena, de Langstraat en de Boinmelerwaard. Een terugblik. De ïerdveneu Usee. Unb .van ÏIU Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. TVo. 3531. Woensdag 5 Januari FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent 1916 Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^ middag 12 uur ingewacht. Alles in het menschelijk leven is betrekkelijk, nietwaar? Er is geen groot of klein, machtig en belang rijk, maar er is grooter of kleiner, machtiger en belangrijker. Wat er h en gebeurt in ons leven, zien wij altijd in vergelijking met al het an dere, dat er is en gebeurt of gebeurd is en het belang en de waarde van dingen en gebeurtenissen meten we onwillekeurig naar de verhouding, waarin ze tot andere dingen en ander gebeuren staan, in de eerste plaats naar hun verhouding tot wat onmid dellijk om ons is en naar het gebeu ren, dat we pas beleefden. Dit maakt dat een kerktoren klein lijkt tusschen bergreuzen en dat ook het meest grootsche iets van zyn ge weldig karakter schijnt te verliezen in een omgeving en een tijd van grootsch gebeuren. Het maakt dus ook dat wij ons van het grootsche en geweldige niet meer de juiste voorstelling kunnen maken, dat we ook daaraan min of meer gewoon raken, en de juiste maatstaf ter bepa ling van het meest grootsche en ge weldige wereldgebeuren ons ontglipt, wanneer we zelf te midden van die geweldige gebeurtenissen, die zich om ons heen herhalen, leven. Toen even na het m dden van het jaar 1914 de verschrikkelijke oorlog uitbrak, die ons werelddeel verscheurt en met algeheele verwoesting bedreigt, was het, of we het ongelooflijke zagen gebeuren. Wij begrepen, dat we een tijd beleven gingen van zoo grootsche en overweldigende beteekenis, dat hij in de wereldgeschiedenis nauwelijks zijns gelijke hoeft. Nu weten we dat alles ook nog, maar we voelen het zoo niet meer. We zien nauwelijks nog de vreeselijke schaduw, die over ons leven valt, om dat we aan het schaduwlicht gewoon geraakt zijn. De geweldigheid der gebeurtenissen is voor ons gezicht tot meer dagelijk- sche afmetingen ingekrompen. En wij moeten ons opzettelijk en met nadruk van het bewustzijn doordringen, dat we in ongewone verhoudingen le ven, om weer duidelijk en klaar de ge- 7) „Ik heb een cursus voor eerste hulp bij ongelukken meegemaakt teeen poos geleden," zeide Charles, zich opeens beden kend. „Maar hier was het geloof ik, meer geluk dan wijsheid." „Hm!" hernam de dokter peinzend. „Het doet mij genoegen, dat zij tegenwoordig zulke nette jongelui nemen om die dingen te besturen. Alleen een beetje roekeloos." Charles glimlachte. „Wij kunnen niet allen dokter worden," zeide hij. De oogen van den kleinen dokter glin sterden. „U bedoelt, wij kunnen niet allemaal op dezelfde manier de menschen uit de wereld helpen," zeide hij. „Ja ziet u, je behoeft niet altijd een ezelskakebeen te hebben om duizenden te verslaan." En hij stapte voort. Toen Charles zich omkeerde, stond hij tegenover juffrouw Byron. „De oude heer schijnt in zijn humeur te zijn," meende hij. „Dat is een goed teeken." „Hij is een vriendelijke oude heer," zeide juffrouw Byron, „en knap is hij ook." „Hij zegt, dat het vandaag beter gaat met uw broeder," zeide Charles in een paar donkere oogen kijkend, en zich af vragend of hij wel ooit oogen met zooveel uitdrukking had gezien. Nu straalden de oogen. „Zeide hij dat?" vroeg juffrouw Byron. „O, daar ben ik blij om. Ik was zoo bang, dat hij het maar zeide om mij op te beu ren." weldige grootschheid en belangrijkheid van het leven dezer beido laatste jaren te doorvoelen. Elke tijd, ieder jaar ook borduurt voort aan het groote stramien van de geschiedenis der menschheid, en wij we'en niet altijd, welke steken en welke draden bezig zijn een nieuwe figuur te scheppen. Maar nu weten we het wel. En we moeten er ons goed van doordringen, dat onze tijd niet een nieuwe figuur, maar een ge heel nieuw plan, een nieuwe constel latie van figuren maakt en dat zijn werk waarschijnlijk het uitgangspunt zal worden van een nieuwen arbeid, die in andere richting voert en tot geheel nieuwe dessins leidt. Voor vele jaren, voor eeuwen wel licht, zullen door dezen oorlog de po litieke machtsverhoudingen van de staten in en buiten Europa bepaald worden. We krijgen, al raag de mo gelijkheid van slechts geringe grens- wyzigingen niet uitgesloten zijn, een nieuwe wereldkaart, waarvan we den vorm nog slechts vermoeden kunnen. Maar ook op de komende maat schappelijke en economische verhou dingen der wereld zal deze oorlog een geweldigen invloed doen gelden. Het verlies van tailooze waarden, zoowel door rechtstreeksche verwoes tingen als door het offeren van de vele milliarden der oorlogsleemngen aan het oorlogswerk, die nu wel werk ver schaffen, maar toch voor de welvaart en de productie te loor gaan, en daar naast het grootendeels stopzetten van de gewone productie, moeten een al- gemeene verarming tenge.olge hebben. Die verarming zal vooral de oorlog voerende landen treffen. Maar de neutralen, zoo die ook al ten deele hiervan profijt zullen trek ken, zijn in Europa te gering in aan tal en macht om dit gevaar voor Europa te keeren. En vooral buiten- Europeesche samenlevingen zullen daar om ten koste van het oude Europa het voordeel genieten. Zien we niet nu al tijdens den oorlog de Vereenigde Sta ten een geheel andere positie gaan in nemen op de goederen- en geldmarkt der wereld Van debiteuren zijn ze de geldschieters van Europa geworden. Maar ook andere neutrale landen, ook Nederland ondervindt dezen invloed die in som mige opzichten hnn positb hebben ge wijzigd. Meer dan ooit sinds de laatste eeuwen is Amsterdam weer een geld markt van allereerste beteekenis. Het is een van de voordeelen, die tegenover de talryke nadeelen staan, welke wij als allen rechtstreeks van dezen oorlog ondervinden. Er zijn er meer. Door velen wordt ongetwijfeld tengevolge van de gewijzigde zaken- verhoudingen grof geld verdiend, en na den oorlog zullen wij waarschijn lijk in velerlei opz cht in een gunstige pos.tie staan tegenover de landen die door deelname aan den oorlog, ver woest of verlamd zijn. Maar voor het oogenblik overheerschen toch de na deelen en gevoelt de groote meerder heid van ons volk den drukkendeu last van den oorlog. Al heeft na den eersten schok in Augustus 1914 de handel zich eeniger mate hersteld en nieuwe wegen ge zocht, de economische toestand blijft toch geschokt. Door den dwang van de Entente-mogendheden, speciaal van Engeland, ondervindt onze overzeesche handel groote moeilijkheden en wor den wij zelfs in het handeldrijven met onze eigen koloniën belemmerd. Alleen de stichting der Nederlandsche Over zee Trust, die als algemeen ïnvoerkan- toor onder Eugeland's controle dienst doet, heeft de behoorlijke bevoorrading van ons land mogelijk gemaakt. Maar niettemin zyn tengevolge van den bemoeilijkten toevoer, de hoogere vrachtprijzen, de prijsstijging in het buitenland en den uit/oer vooral naar Duitschland, de prijzen van vrijwel alle levens- en genotmiddelen zoo bui- tengewoon gestegen, dat iedereen, maar de kleine man het meest, er den druk van ondervindt. Ten einde dien druk zooveel moge lijk te verlichten, vaardigde de regee ring uitvoerverboden uit, die weer een uitgebreideu smokkelhandel in het leven riepen, stelde maximumprijzen vast en verschillende artikelen van regeermgs- wege tegen matigen prijs verkrijgbaar i waarvan vooral het regeeringsbrood al gemeen gezocht werd. Door de Duitsche vei klaring, dat de Engelsche wateren met inbegrip van het Kanaal van 18 Februari af als oorlogsgebied waren te beschouwen, werden onze zeehandel en scheepvaart nog meer belemmerd, iets wat tenge volge van de Engelsche verklaring omtrent het mijnengebied nog erger werd. Verschillende geregelde lijnen staak ten dientengevolge tijdelijk hun dien sten De aanhouding van schepen nam toe en een onzer schepen, de „Kat wijk," werd door een Duitsche duik boot getorpedeerd, waarvoor echter de Duitsche regeering verontschuldigingen en vergoeding aanbood. Maar ook rechtstreeks leden onze rijksfinanciën door de ontzaglijke oor logskosten, niet het minst tengevolge van de voortdurende mobilisatie, die door de aanname van het ontwerp tot het langer in dienst houden van land weer- en militieplichtigen bestendigd werd. Nieuwe oorlogscredieten moesten worden aangevraagd, in het begin van dit jaar reeds een van 30 mülioen. En om al deze kosten te bestrijden werd een binnenlandsche oorlogsleening uit gegeven van 275 millioen, waarop van 2 tot 11 Januari voor bijna 410 mil lioen werd ingeschreven. Behalve op onze geldmiddelen heeft de oorlog ook op onze wetgeving en ons buitenlandsch beleid rechtstreek- schen invloed uitgeoefend. Teneinde met het oog op komende vredesonderhandelingen in olficieele aan raking te komen met den Paus, die daarbij ongetwijfeld een rol zal kunnen spelen, werd een tijdelijk gezantschap bij het vaticaan gevestigd, waarvoor dr. Nolens te Rome de onderhande lingen voerde. De eerste gezant, mr. Regout, stierf betrekkelijk spoedig en werd opgevolgd door jhr. Yan Nispen tot Sevenaer. In de wetgeving toonde zich de in vloed van den oorlog in het ontwerp- oorlogszee-ongevallenwet, het ontwerp tot uitbreiding van den landstorm enz. Ook het toestaan van den eersten ter mijn voor aanbouw van 2 duikbooten voor Indie duor de Tweede Kamer, staat waarschijnlijk met den oorlog, zij het slechts in zijdelingsch, verband. Een andere Indische aangelegenheid, de plaatsing van een Indische leening van 62.5 millioen, stond daarentegen geheel buiten den oorlog. Hoe zy in de Tweede Kamer tot een interpellatie betreffende het bankiersconsortium, dat voor 95 pCt. de leeniug genomen had en haar voor 97 pCt. aan net publiek overdeed, aanleiding gaf, ligt nog zeer versch in de herinnering. Maar van nog lateren datum is de benoeming van een nieuwen gouverneur-generaal mr. J. P. Graaf van Limburg Stirum, die den heer Idenburg te Buitenzorg gaat vervangen. Dat onze wetgevende macht dit jaar ondanks den oorlog toch haar gewone werk weer opvatte, blijkt uit tal van tot stand gekomen wetten, zoo die be treffende de voorwaardelijke veroordee ling, die betreffende de oneerlijke con currentie, het aanhangig maken van de voorstellen tot grondweth^rziening, die o.a. algemeen kiesrecht en vrou wenkiesrecht bedoelen in te voeren, de aangekondigde belastinghervorming van minister Treub, de behandeling van het ontwerp tot regeling van het eeds- vraagstuk, door de Eerste Kamer ver worpen, enz. Maar de hoofdzaak bleef toch het gansche jaar door ook onze aandacht bij den oorlog bepaald en allerlei ge beurtenissen zorgden er voor, dat die aandacht telkens opnieuw verlevendigd werd. Zoo gebeurde dit door het In ternationaal Vrouwe neon tires ter be vordering van de vredesgedachte, van 28 April tot 1 Mei in den Haag ge houden, door het vervoer van zwaar gewonde krijgsgevangenen, die Enge land en Duitschland elkaar wederkee- rig uitleverden, door ons land, door een plotselinge arrestatie van den hoofdredacteur van de Telegraaf, die de onzijdigheid van ons land in gevaar zou brengen en door zooveel anders nog. Overal en altijd voelden wij het. Het blijft de Europeesche oorlog die onze aandacht en ons leven be- heerscht, En wij vragen ons af, hoe lang dit nog zal voortduren. Buitenland. „Ik geloof, dat hij eerlijk zegt, hoe de zaken staan," zeid9 Charles, „en ik ben overtuigd, dat hij uw broeder beter vindt." „Wil u niet binnenkomen om h"m te zien?" vroeg juffrouw Byron na eenige oogenblikken. „Wel vrees ik, dat hij u niet zelf kan bedanken, want het is al heel treu rig, maar hij kent niemand, zelfs mij niet. Maar dokter Skeat zegt, dat gaat wel gauw over." Charles keek naar zijn zware chauffeurs- jas en beenstukken. „Ik zou het heel graag willen, als u mij binnen wilt hebben," zeide hij. „U begrijpt toch wel, hoop ik, dat ik maar een chauf feur ben?" Juffrouw Byron's oogen glinsterden. „Dat heb ik opgemerkt, zeide zij. „Is't een vermomming?" Charles schudde het hoofd. „Neen," zeide hij, „het is echt gemeend. Ik verdien er mijn brood mee. Ik hoop dat u mij hierom niet zult minachten." Juffrouw Byron glimlachte. „Integendeel ik bewonder iemand, die den moed heeit, zijn brood te verdienen als een eerlijk man, vooral in onzen tijd, nu zooveel jonge menschen geneigd schijnen om te leven ten koste van den eersten den besten, die hem te eten wil geven. En het moet dunkt mij heel amusant zijn, uw hoe noemt u het? beroep? „Bedrijf," zeide Charles. „Er bestaat ten minste een Vereeniging. Ja, het is amusant genoegmaar ik vrees, na een korte er varing, dat ik er niet rijk .bij zal worden." „Niemand kan helpen, dat hij arm is," antwoordde juffrouw Byron; „dat over komt in dezen tijd zooveel menschen." Zij keek eens achterom in den kleinen donke ren gang. „Ik behoef u niet te zeggen, dat Cecil en ik het niet breed hebben. Maar kom binnen, dan kunt u hem eens zien." Zij ging hem voor naar de kleine slaap kamer, waarheen hij den vorigen avond Cecil Byron had helpen dragen. Een oogen blik bleef Charles staren in het bleeke ge laat van den jongen man met de wijdge opende, niets ziende oogen, tn de haastig bewegende lippen. „Zoo praat hij uren lang door," zeide juffrouw Byron, den jongen man vol liefde aankijkend, met tranen in de oogen. „O! ik vind het verschrikkelijk, hem zoo te zien I En gisteren was hij zoo knap, en zoo opge ruimd en zoo vol vertrouwen." Vol medelijden volgde Charles haar blik. Nu hij den band tusschen hen beiien kende, zag hij ook, hoezeer de jonge man .op zijn zuster geleek, en vroeg hij zich af, hoe hij zich door dat afscheid op de stoep had laten misleiden. Opeens sprak de bewustelooze man de eerste verstandige woorden, die Charles van hem gehoord had: „Edith, Edith, pas op!" Charles keek naar juffrouw Byron, wier lippen beefden. „Bedoelt hij u?" vroeg hij. Het jonge meisje knikte, en viel naast het bed op de knieën. Zij greep de hand van haar broeder, en snikte, alsof haar hart zou breken. Charles keek een oogenblik naar haar, ge heel ontroerd, en niet wetend, wat te doen. Toen haar snikken een weinig bedaarde, naderde hij haar zachtjes. „Juffrouw Byron," zeide hij. „Laat mij 1 u helpen." Zij schudde het hoofd. „O, dat kunt u niet, dat kunt u niet," fluisterde zij. „Laat ik het beproeven," drong Charles aan. „Zeg mij, als u kunt, wat dit alles beteekent die schurk 's avonds in den mist, die brutale aanslag op uw broeder, zijn verzoek, dat ik de politie er buiten zou laten, en nu zijn waarschuwing om op te passen Juffrouw Byron schudde nogmaals het hoofd. „Och neen, het helpt toch niet," snikte zij. „U zou toch niets kunnen doen. Eu al kon u het wel, dan zouden wij u toch niet in deze zaak mogen betrekken. U ziet, u ziet het zelf, welke ellendelingen het zijn!" Charles fronsde het voorhoofd. „Uw vijanden?" vroeg hij. Dat is een reden te meer, dat u iemand moet hebben die u helpt, vooral nu uw broeder ziek en hulpeloos is." Doch het knielende meisje bleef maar snikken, en eindelijk boog Charles zich in wanhoop over haar heen. „Houd op," zeide hij. „Ik kan u niet zoo zien schreien. Ik ga heen. Als ik blijf, maak ik u nog meer van streek, maar ver geet niet, als u meent, mij te kunnen ver trouwen, als u wilt dat ik u zal helpen, dan ik zou mijn leven er voor willen geven, dit te mogen doen. Morgen kom ik terug." En hij verliet het vertrek. VII. Den volgenden dag tegen lunchtijd ging Charles opgewonden en zenuwachtig naar het groezelige huis in Edward Street, want hij ging om zijn vonnis te vernemen. Zou Edith Byron hem, evenals gisteren, haar vertrouwen weigeren of zou dit be zoek slechts het eerste zijn van vele ande ren, en zou zij zijn hulp aannemen tegen haar heimelijke vijanden, en hem haar vriendschap schenken? Zij liet hem niet lang in spanning. Bleek en ernstig kwam zij hem in het portaal te gemoet, en opende de deur van een armoe dig zitkamertje tegenover het vertrek waar haar broeder lag. De Peuinsular and Oriental Steam Navigation Co. te Londen heeft van de admiraliteit de medeeling ontvangen dat het stoomschip „Persia" getorpe deerd is. Het meerendeel der passagiers en bemanning is verloren. Vier booten konden zich van het schip verwijderen. De „Persia" was op weg naar Bom bay. De „Persia" is gezonken ter hoogte van Kreta. De laatste haven door haar aangedaan was Malta en wel den 28sten 1 ecember. zeide zij. „Hij was zelfs enkele Beconden bij bewustzijn, maar nu verkeert hij weer in dien afschuwelijken toestand van gisteren. Doch voor eenige oogenblikken was zijn hoofd helder, en kon ik met hem spreken over hetgeen u mij gisteren zeide, mijnheer Freek." Charles keek vreemd op. „Weet u mijn naam?" vroeg hij verrast. „Ik vroeg dien aan juffrouw Bloom," zeide zij blozend en even glimlachend. Ik wilde hem weten, als wij ooit elkander weer mochten ontmoeten na uw vriende lijkheid voor mij in den mist. „U waart zoo plotseling uit Dean Street verdwenen," zeide Charles. Het was niet uit ondankbaarheid dat ik wegging zonder iets te zeggen. Maar ik kon er niets aan doen, ik Ah I" Met een lichten kreet bleef z*j in haar woorden steken, en nu staaide zij met wijd geopende oogen en bleek gelaat naar buiten. „Die man! Die man!" riep zij. Ontsteld volgde Charles de richting van haar blik, doch zag niets, wat de oorzaak van haar opwinding kon zijn. Hij zag slechts een forschen, welvarenden heer, met een tamelijk joodsch uiterlijk, op het plaveisel aan den overkant staan. De man scheen het huis waar zij zich bevonden zelfs niet op te merkeD. „Welke man? Wat is er?" vroeg hij haastig. „Wat doet u zoo ontstellen Ik zie enkel dien dikken man „Ja, dien bedoel ik juist. O, mijnheer Freek," ging Edith Byron voort, „u heeft gezegd, dat u mij en mijn broeder wilde helpen. Dat kunt u o, ik geloof dat uhet kunt. U ziet dien man daar. Mij kent hij, daarom kan ik niets doen, maar u, u kunt ons helpen. VI. Ct. „Hij is vandaag wel een beetje beter," Wordt vrrvol/jfT)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1916 | | pagina 1