voor Hel Land van üeusden en Allena, de Langstraat en de Bontmelertvaard.
Vertrouwen.
De vertaei Scteei
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 354:3. Woensdag 10 Februari
FEUILLETON.
1916
UND t/AM A'J
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzond erlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^
middag 12 uur ingewacht.
Aan de moeilijkheden voor de re
geering en voor de volksvertegenwoor
diging van ons land uit de ministeri-
eele crisis aan het departement van
financiën gerezen, heeft een gelukkige
omstandigheid een einde gemaakt
sedert kort toch zijn 's lands belangen,
wat het gewichtige deel zyner finan
ciën aangaat, in handen eener nieuwe
kracht overgegaan, die, gezien de uit-
Dem nde antecedenten van den nieuwen
minister, daar geacht kunnen worden
volkomen veilig te zijn. Verloor door
het heengaan van minister Treub het
kabinet een zyner meest hechte steun
pilaren, met de toetreding tot de re
geering van minister Van Gyn is,
zooal niet het heengaan van zijn voor
ganger goedgemaakt, dan toch in ge
noegzame mate het dreigende voor 's
lands economische welvaart ontgaan,
hetwelk aanvankelijk deze crisis ken
merkte.
W nt nog immer eischen buitenge
wone tijden, buitengewone mannen, om
het schip van staat veilig te doen va
ren. Immers de tijden dragen nog het
ernstige kenteeken der groote onzeker
heid van wat deze oorlog als uitkomst
brengen zal. Brengen aan de landen,
die den wereldkryg voeren, maar ook
aan de landen, die zich daarbuiten, die
zich neutraal konden houden.
De ruim achttien oorlogsmaanden,
zij zijn zoo zwaar aan gedragen we
reldleed, zij zijn zoo vol van elkander
snel opvolgende aangrijpende beelden
van ellende en kommer, van verbijste
ring en ondergang geweest, daar bui
ten aan gene zijde onzer landsgrenzen,
dat wy ons het binnenslands doorleefde
niet altoos duidelijk meer voor oogen
kunnen stellen, omdat feitelijk alles in
het niet verzinkt bij hetgeen op de
oorlog welden onze aandacht vraagt.
Toch is hetgeen Nederland heeft
doorgemaakt, in deze maanden méér
dan in tientallen jaren het geval is
geweest; toch hebben ook wij groote
oogenblikken van algemeene ontroering
en verschrikking gekend, als waarvan
weinigen zich ooit een denkbeeld heb
ben kunnen vormen. Hoe ver reeds in
gedachten liggen die dagen van Au
gustus, nu anderhalf jaar geleden, ach
ter ons; en toch hoe korte spanne tijds
is nog maar sedertdien verloopen.
19)
„Nu, kijk eens," zeide Palzer met een
uitbarstiog van oprechtheid. „Er omheen
draaien dient tot niets. Ik geloof dat je wel
een beetje geld zoudt kunnen gebruiken."
„Dat zou ik zeker," meende Charles;
„maar geld is niet het eenige."
„Palzer zette groote oogen op.
„Het is heel veel," zeide hij, het is zoo
goed als alles."
Nadenkend keek Charles hem aan.
„Toen ik een kleine jongm was," zeide
hij, „dacht ik altijd, dat ik volkomen ge
lukkig zou zijn, als ik zooveel plumpudding
kon eten als ik luste. Een beetje later was
ik overtuigd, dat ik niets meer van het lot
zou verlangen, als ik altijd mocht leven met
een zekere jonge dame, en nog een jaar of
wat daarna geloofde ik stellig, dat het vol
maakte geluk bestond in het middel van
zooveel geld als ik maar zou kunnen uit
geven. Helaas, mijnaeer Palzer, ik ben nu
tot het iDzicht gekomen, dat noch plum
pudding, noch de bewustejonge dame, noch
goud mij dat volmaakte geluk zou bezorgd
hebben. Daartoe is iets meer noodigeen
rein geweten 1"
Palzer'B gelaatsuitdrukking getuigde dui
delijk, dat zijn geweten niet zuiver was, en
dat hij volstrekt niet begreep, of Cnarles
hem soms ook voor den gek hield. Hij deed
echter zijn best om zich over dien twijtel
heen te zetten.
„Kijk eens," begon hij opnieuw. „Je bent
een vriend van de Byrons."
Het was in die dagen en weken van
dreigende instorting van heel ons eco-
misch leven, onderwijl het oorlogs
zwaard tot dicht bij 's lands grenzen
zijn verdelgend werk verrichtte, dat
Nederland in zijn regeering en in den
man aan wiens handen de fioantieele
en economische belangen waren toe
vertrouwd, den steun vond, die het
voor dat oogeoblik vau noode had. Die
man was minister Treub, en wij be
hoeven slechts enkele maatregelen in
herinnering te brengen, om zijn beleid
te doen kennen. Toen de even plotse
ling als fel optredende geldnood intrad,
kwam de afdoende maatregel der zil
verbons en de vermeerdering van het
aantal bankbiljetten; toen de over de
geheele wereld om zich heen grijpende
economische crisis, als dadelijke na
sleep van de militaire crisis, ook de
vaderlaudsche Beurs ten verderve dreig
de te voeren, kwam de Beurswet, die
redde wat te redden viel, en die met
terdaad velen onzer voor den be
delstaf behoed heeft; toen bij de alge-
heete ontwrichting van het normale
handelsleven ook de voeding der natie,
de levensmiddelen, in het gedrang sche
nen te komen, doordien overal kwade
praktijken als vergiftigende uitwassen
welig ontsproten, kwam de dusgenaam
de „Levensmiddelen-wet," die aan me
nig euvel dra een einde maakte, en
die nog op dit oogenblik haar zegen
rijke uitwerking niet mist. Vergeten
worden mogen ook niet, alhoewel de
belangen vau sommigen daarbij in de
knel geraakten, de ten bate van het
algemeen heilzaam werkende uitvoer
verboden, de termijnsverlengiug voor
woningvoorschotten, den steun aan de
werkeloosheidsverzekering verleend,
genoeg om de herinnering aan die
dagen weder levendig te doen worden.
Echter, dat alles had niet zéé heil
zaam voor ons land en volk kunnen
werken als het inderdaad het geval is
geweest, wanneer niet daarnevens een
factor medegewerkt had, zonder welke
geen minister, hij moge nog zoo kun
dig zijn, zegenryk kan arbeiden: ver
trouwen in zich zelf en ^rtrouwen
van het land in hem. Welnu, deze on
misbare factor is in die cntieke tijden,
zoowel het deel geweest van dezen be
windsman als van ons volk, dat aan
stonds als by intuïtie gevoelde, dat zijn
vertrouwen hier niet misplaatst was.
Aldus heeft de arbeid des ministers
zegenrijk kunnen werken ten bate van
het algemeen.
Nochtans, die hooge nood der tijden
is geweken, en het is onze vurigste
wensch, dat hij voorgoed geweken
moge blijven Echter, deze erkenning
kan noch mag leiden tot een onder
schatting van diepen ernst van het
huidige oogenblik en van de naaste
toekomst. Bij dien ernst past het kwa
lijk wanneer het parlementair steek
spel, dat bekwame ministers kan doen
tuimelen om zoovele andere redenen,
dan het landsbelang eischt, opnieuw
den toon gaat aangeven in onze staats-
regeering. Voor kleingeestige politieke
haarkloverijen, voor halsbrekende par
lementaire krachtproeven, voor behen
dige staatkundige goocheltoeren is het
nimmer, maar thans zeker niet de tijd.
Wij zitten nog midden in een wereld
crisis als waarvan de geschiedenis der
menschheid geen evenbeeld te maken
weetnog eiken dag, nog elk uur, kan,
door de geringste aanleiding naar on
zen kant uitgedreven, het zwarte zwerk
aan den internationaal-politieken ge
zichtseinder zijn onheilbrengenden last
ook op ons land uitstorten. Wie ver
mag te zeggen wat de toekomst nog
voor ons vaderland in haar schoot ver-
I borgen houdt, vooraleer het bloedig
i zwaard, dat thans nog over Europa's
velden wijdt, voorgoed in de schede is
gestoken? Wie vermag, zelfs de aller
naaste toekomst met zekerheid te
peilen
Echter, welke zij ook moge zijn,
wij kunnen deze toekomst tegemoet
treden zonder onnoodige vrees, mits
I toegerust met een vertrouwen in ons
zelf en in onze leidslieden, niet min
der dan waarvan zij en wij in de
dagen, nog zoo kort geleden, doch die
reeds uit veler gedachten voor een deel
geweken zijn, blyk gegeven hebben.
Ons huidig kabinet moge dan al een
zijner voormannen, die het schip van
staat in de critieke tijden mede door
de branding sturen mocht, missen, het
heeft, gelijk wij boven zagen, zich we
der op waardige wijze aangevuld. De
„zeldzaam belangrijke diensten" den
I lande bewezen, gelijk waarvan het Ko
ninklijk Besluit ten opzichte van den
scheidenden minister gewaagde, is een
qualificatie zeker niet minder toepas
selijk op ook nog andere leden der
regeering, den kabinetsformateur niet
te vergeten. Wy hopen, dat zij ook
Het gezicht van Charles nam na deze
woorden een eenigszins andere uitdrukking
aan.
„Dat ben ik," zeide hij. „Vergeet dat
vooral niet. Ik ben een vriend van hen."
„Jawel," zeide Palzer. „Mij dunkt, dat
ik maar ronduit met je moest spreken."
„Ga uw gang," antwoordde Charles.
„Nu, dn zaak is zoo," hernam Palzer,
„ik kan je gerust de waarheid vertellen.
Ik heb hun vader gekend. Het was een
knap man, erg knap, maar van zaken had
bij evenveel verstand als een klein kind.
Zoowat een jaar geleden kwam hij bij mij
met eeu idee, dat bij hem was opgekomen.
Het was een goed idee, en ik zag dat er
geld mee te verdienen was, als het goed
behandeld werd. Maar u begrijpt, mijn
heer
„Freek Charles Freek."
„Mijnheer Freek, het is heel wat anders
iets uit te vinden, dan er patent p te ne
men en nog weer wat anders, er wat mee
uit te voeren. En dat idee van Byron
want meer dan idee was het niet, toen hij
er"-ee bij mij kwam, zou duizenden
kosten, alleen aan proeven en modellen.
„Ga voort," zeide Charles.
„Nu, de arme drommel bezat niets."
„Dat is niet waar," viel Charles hem in
de rede.
„Nu, tenminste niets noemenswaardig, en
wat hij had liep hem door de handen. Ik
heb hem geholpen. Ik zat toen zelf ook
krap. Ik had zooveel te betalen. Maar ik
gaf hem wat ik kon. Het hielp niets, want
hij had altijd meer noodig. En toen viel hij
in handen van geldschieters en met zijn
uitvinding ging het ook niet voorspoedig.
De proeven mislukten herhaaldelijk, wat
een hoop geld kostte. En ik begon te twij
felen en was bovendien in en toestand,
dat ik aan mijzelf moest denken. En ik
kon werkelijk niet, mijnheer
„Freek, Charles Freek."
„Mijnheer Freek, maar voortgaan met
bijpassen en voorschieten, zonder ooit iets
van mijn geld terug te zien. En zooals ik
zeide, geraakte hij in schulden. En ten
slotte nam hij een van zijn schuldenaars als
deelgenoot in de rechten van zijn uitvin
ding."
„U vroeg Charles.
„Neen. Een burgermannetje, die Kosen-
baumer heette. En toen kon ik hem natuur
lijk niet verder helpen."
„Dat geloof ik graag," zeide Charles.
„Nu, op een goeden dag komt Kosen-
baumer bij mij en vertelt, dat nu alles m
orde is met Byron's uitvinding. Ik stel een
onderzoek in en vind dat hij de waar
heid heeft gezegd. Maar Kosenbaumer weet
a evenmin als Byron zelf, wat hij met die
uitvinding moet beginnen. Ik overlegde de
zaak, en aangezien ik al heel wat geld ver
loren had door den armen Byron te helpen,
wou ik probeeren daar iets van terug te
krijgen, en kocht daarom de uitvinding van
Kosenbaumer."
„Heeft u er veel voor betaald?" vroeg
Charles.
„Tamelijk veel," zeide Palzer. „Die Kosen
baumer s maar een burgermannetje, maar
hij is slim genoeg. Ja, het zal een heele
poos duren, eer ik het geld terug heb, dat
ik Kosenbaumer voor die uitvinding heb
moeten betalen."
„Dat zal wel uitkomen," zeide Charles.
„U meende dus, dat die uitvinding wel
iets goeds was."
„Ik kwam tot de ontdekking, dat het
heel wat anders was," antwoordde Palzer.
Charles dacht een oogenblik na.
„Ik begrijp het," zeide hij eindelijk.
„Jawel, dat iö een heel mooi verhaal. En
alles schijnt te kloppen
eenmaal toepasselijk zal mogen zijn op
den nieuwen bewindsman. Doch cDar-
voor is onmisbaar, dat ons volk, dat
onze volksvertegenwoordiging wars van
alle partij kleinzieligheid, der regeering
en hare leden schenkt, wat zij dezen
vrijwel onverminderd geschonken heeft,
een algeheel, versterkend en opbou wend
vertrouwen. Dan alleen lijdt, hoe ook
de golven dreigend aan kotnen rollen,
het schip van staat geen averij.
V. Ct.
Buitenland.
In een hospitaal te Tiverton wordt
op het oogenblik een jonge korporaal
verpleegd, die 119 kogelwonden heeft
Bijna al de kogels zijn reeds uit de
wonden verwijderd.
Te Lyon zij thans alle anti-Duit-
sche bonden, welke allerwegen in Frank
rijk werden opgericht, op een congres
bijeen, waar besloten is tot stichting
van een algemeen anti-Duitsch verbond.
Uit Londen wordt geseind, dat het
departement van oorlog deze weekalle
ongehuwde mannen, die zich volgens
het stelsel van Lord Derby hebben laten
inschrijven, onder de wapenen zal roe
pen, zoomede de jongemannen die door
de dienstplichtwet worden getroffen.
Dit beteekent dat tegen da derde week
van Mei alle jongemannen in Enge
land van dienstplichtigen leeftijd onder
de wapenen zullen worden geroepen.
Omtrent een vliegeraanval op Milaan
wordt gemeld:
Maandagochtend om negen uur zijn
enkele vijandelijke vliegtuigen boven
de stad verschenen. Zij werden dadelijk
fel beschoten door 't afweergeschut en
aangevallen door onze vliegtuigeskaders.
De vijandelijke vliegtuigen hebben zich
verwijderd na enkele bommen te heb
ben geworpen. De stoffelijke schade is
gering; van de burgerlijke bevolking
zijn 8 gedood en 90 gewond.
Ook de Engelsche admiraal sir H.
Meux heeft zich in het openbaar uit
gesproken over de Zeppelins en het
Zeppelin-gevaar.
Er was zeide hij vooralsnog
weinig tegen te doen. Men kon niet
veel meer probeeren dan de Zeppelins
te dwingen zóó hoog te blijven, dat zij
niet met zekerheid hun bommen kon
den mikken. Voor het overige zou het
zaak zijn de Zeppelins te bestrijden
met Zeppelins. Verbetering van de
Charles keek hem aan.
„En wat heb i k daar nu mee te maken?"
vroeg hij.
„Ik heb het je verteld," zeide Palzer,
„omdat je een vriend bent van Byron's
zoon en dochter. En omdat ik zie dat je
een verstandige knaap bent. Zie je, het
zijn jongelui en zij hebben geen verstand
van zaken. Zij zijn net als hun vader. En
ja, hij, de zooa is een onredelijke knaap
en nu hebben zij zich in het hoofd ge
haald, dat zij niet goed behandeld zijn.
Ik had zeker niets moeten hebben, voor
al wat ik voor hm vader deedEn zaken
jzijn nu eenmaal zaken."
„Van Kosenbaumer wisten zij zeker niets?"
vroeg Charles.
„Ik heb het hun verteld," antwoordde
Palzer. „Maar dat zullen zij wel niet be
grepen hebben. Die jonge Byron was geen
knaap om naar een verstandige uitlegging
te luisteren, en toen hij mij begon te vertel
len, dat ik hen van hun eigendom beroofd
had
j „Toen beviel u dat niet."
„Ik zette hem de deur uit," zeide Palzer.
„Maar toen ik er later nog eens over dacht,
kwam ik tot de conclusie, dat ik, als hij
op een behoorlijke manier bij mij wasge'o-
men, en die zinspelingen achterwege had
gelaten, misschien
Ja?" vroeg Charles.
i „En als jij, a's een verstandig jong-
mensch, die best een beetje g*ld kan ge
bruiken, die zaak in orde wilt brengen, dan
zou ik, alleen uit edelmoedigheid, er een
paar honderd
„Wat!" zeide Charles.
„Of desnoods wat meer, dat die jonge
man en zijn zuster een zaakje konden be
ginnen of zoo ie s...."
Britsche luchtvloot was dus het eerst-
noodige. En daar was nog heel wat aan
te doen.
Het eerste practische gevolg van de
overeenstemming, die tusschen Frank
rijk en Italië door het bezcek van
Briand werd bereikt, is volgens een
telegram van de Exchange Tel. Cy. uit
Rome, dat de Italiaansche regeering
machtiging heeft verleend tot het ver
trek van 2000 bankwerkers naar Frank
rijk, om daar behulpzaam te zijn bij den
aanmaak van minutie.
Op de spoorlijn MoskouWindau
Rybinsk is, door 't weigeren van de
luchtrem, een uit Witebsk komende
sneltrein op den St. Petersburgschen
exprestrein geloopen. Er zijn 16 men-
schen, 10 passagiers en 6 beambten,
gedood, 12 gewond, w. o. 4 zwaar. De
stoffelijke schade is zeer aanzienlijk.
Onder de dooden is generaal-majoor
Dimsja en de secretaris-generaal van
het vluchtelingen comité Felinauwitsj.
Zwaar gewond is generaal Sjoewalof.
Ook Turkije zal overgaan tot dienst
plichtuitbreiding, en wel tot 50-jarigen
leeftijd.
In Londen is een groote vergadering
van burgers gehouden waarin de blok
kade-politiek werd behandeld.
De daarin voorgestelde resolutie:
„D^ze bijeenkomst van burgers van
Londen, ten zeerste verontrust over de
groote hoeveelheden goederen die den
vijand nog over de Noordzee bereiken,
doet een beroep op Z. M.'s regeering
om de vloot vrijheid te geven, een rui
mer en doeltreffender gebruik van onze
zeemacht te maken," is met algemeene
stemmen en onder groote geestdrift aan
genomen.
Na de publicatie van de Duitsche
regeering en de uitlating van den Rijks
kanselier, dat hij de opvatting van het
geheele Duitsche volk vertolkte, wan
neer hij verklaarde, niet te kunnen toe
stemmen in een vernedering van
Duitschland en zich het wapen der
onderzeeërs Diet uit de hand te willen
laten slaan, heeft de huishoudelijke
commissie van het Pruisische Huis van
Afgevaardigden met vrij groote meer
derheid besloten een door haar den
9den dezer genomen besluit te publi-
ceeren. Dit besluit luidt als 7olgt: Den
president van het Huis van Afgevaar
digden wordt verz icht mededeeling te
doen van de volgende opvatting der
commissie: „De commissie zou het
schadelijk achten voor het belang van
feurskostuum eens aan, en dan weer naar
de gebloemde kamerjapon en de toilettafel.
„Als je die zaak goed en netjes wilt be
handelen," zeide hij, „en wij waren later
allen op een vriendschappelijken voet met
elkaar, dan zou ik je geven dan zou ik
je, laat eens kijken, een paar honderd pond
geven."
„En wat op hand vroeg Charles.
Palzer wierp hem een haastigen blik toe.
Charles was wel in Engeland op school en
aan de Universite t geweest, maar hij bleef
altijd een Amerikaan, en als hij verkoos,
kon hij zeer goed den toon en de manieren
van zijn geboorteland aannemen. En dit
maal had zijn stem een bijzonder Ameri-
kaaaschen klank.
„Je kuDt er vijftig op hand krijgen, zie
daar!" stelde Palzer voor.
„Vooruit ermeezeide Charles.
En Palzer haalde uit een zak van zijn
pelsjas een pak bankpapier, en zocht tien
banknoten van vijf pond bij elkaar.
„Zul je het doen?" vroeg hij.
„Geef er r>og vijftig bij," zeide Charles.
Palzer aarzelde. Toen nam hij een be-
slu t, en voegde er nog tien briefjes bij.
„Zul je het doen?" vroeg hij.
„Geef op," zeide Charl s, en met een
zucht van verlichting overhandigde Palzer
hem de honderd pond.
„En nu nog ets," voegde Palzer erbij.
„Er was sprake van, dat Byron in een aan
val van spijt een ander idee zou uitgewerkt
hebben, dat naar ik meen, wettelijk be
grepen zou zijn in hetgeen Kosenbaumer
gekocht had, maar dat in ieder geval, als
het ooit in de wereld mocht komen, in
breuk zou maken op mijn gepatenteerde
rechten. Ik geloof wel niet, dat het ver
haal waarheid bevat
Palzer wierp hem een snellen blik toe.
„Ja, zeker," zeide hij.
„En wat zou u mij dan geven vroeg
Charles.
1 Palzer keek den jongen man in zijn chauf-
Hij keek Charles vragend aan.
Wordt vervolgd).