Und van altena Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3590. Woensdag 2 Augustus 1916. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 cent. Elke regel meer 71/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Men zou 't bijna niet kunnen ge- looven, maar waar moet het toch zijn, dat in Nederland personen gevonden worden, die, hoewel een „beroemden" naam voerende, zich op dien naam weinig laten voorstaan niet alleen, maar volkomen onverschillig zijn om trent die ware of vermeende beroemd heid huns naams. Dat is een veeg teeken. Wanneer Jan vergeet dat hij van Jannen afstamt en Kees dat zijn voorouders niets minder dan Keezen waren, is 't duidelijk dat zoo langzamerhand alles en alles op losse schroeven te staan komt en eindelijk over den kop buitelt Waar moet dat heen Verbeeldt u dat de dragers van beroemde namen zich zoover vergeten -om hunne dochters onder de hoede te durven stellen van ple bejers en parvenu's en hunne zonen in 't huwelijk te doen treden met meisjes van burgerlijken, d. w. z. zonder naam. Arm adellijk bloed, dat kruipen moet, waar 't volgens de wetten der eer niet kruipen mag en arme beroemde hamen, aldus samen gekoppeld aan de Hendriksen, de Jansens, de Gerritsen onzer tegen woordige al te ploertige samenleving Men zou 'tniet kunnen gelooven maar 't moet waar zijn, dat de Friezen in dit opzicht ergerlijk te werk gaan, en de Friesche adel zich wat came- raderie betreft, zeer ongunstig doet kennen in vergelijking met de edelen van Holland, Utrecht of elders, onder wie nog steeds het besef levendig is van de beroemdheid huns naams." Wie zou dat ooit van de Friezen hebben kunnen vermoeden De naam Fries alleen is eeuwen lang een symbool geweest van vrijheid, onafhankelijk heid, eigengenoegzaamheid en elk bewoner van 't vrije Friesland, ook al klom zijn stamboom niet op tot Koning Radboud, gevoelde iets in zich van dien kloeken, onvervaarden gbest, die eigenlijk alleen behoort te wonen in de harten der uit adellijken huize gesprotenen. En zon dan nu, in dezen onzaligen tijd, die geken merkt wordt door de omverwerping i M I. door A. DE VISSER. 10) »Die klaar is toch een best mensch, een juweel, zoo waar!» Nu dacht ze 't zelfde, maar ze wist het niet zoo in woorden te brengen Zachtjes aan verdwenen ook de praatjes over het aangenomen kind en werd ze, als ze op straat kwam, niet meer met zulke groote oogen aangekeken. Ze kreeg vrien dinnetjes onder de kleine buren en werd al heel spoedig sMimi van den dokter.» En wanneer ze, met haar stroohoedje met blauwe linten op, meereed in het wa gentje van haar pleegvader en met een vriendelijk lachje kushandjes uitdeelde o, dan was ze een snoesjes 1 HOOFDSTUK IV. Nieuwe voorvallen in het leven. Vacantie was voorbij en op een mooien morgen ging Klaar met Mimi naar school, 't Ging haar bijna aan het hart dat kind daar op die banken neêr te zetten, maar 't was beter voor haar, dat wist ze ook wel. Maar stil dat het nu in huis was, 's morgens en 's middags hoe vaak of Klaar in de eerste dagen wel naar de klok van alle denkbare scheidsmuren, zelfs de Friesche adel de eer zijns naams vergeten en onder de massa te grab belen gooien 't Is een treurig verschijnsel, vooral in de oogen van hen, welke die eer zoo rein mogelijk trachten te houden. Wij, die er dikwijls getuige van waren, hoe de burgerlui met hun naam schijnen te spotten, hoe dat b v. iemand wiens voorouders in levende visch deden, zich niet ont zag een handel in bokking te openen, hoe de zoon des victualienhandelaars zich vergooit aan de dochter eens kruideniers, wij begrijpen 't ten volle dat 't den waren Frieschen edel man een doorn in 'toog is, te zien ljoe onbegrijpelijk laks zijn mede- edelen staan tégenover den geërfden jonkheerlijken of barontitel, hoe deze zich niet ontziet de oudvaderlijke bezittingen vaarwel te zeggen en een weldoortimmerd huis in de residentie de voorkeur te geven boven de al oude Ridderhofsteden, en hoe gene zijn schitterenden naam huwt aan een doodnuchter burgermansnaampje. O tijden, o zeden! Wie zal zeggen of 't einde daarvan niet is, een ver nieuwde opheffing des adels,* een verdwijnen onder de menigte, een door den adel zelf voorbereide tweede editie der omwenteling van de vorige eeuw Want dit is buiten twijfel, hij die de achting voor zijn persoon ver liest, kan geen aanspraak maken op den eerbied van anderen. Wanneer' 'tooit zoover met den Frieschen adel komen moet, kan hij niet zeggen ongewaarschuwd zijn ondergang tegen gesneld te zijn. Een der nieuwste Frieschen edelen heeft zijn standgenooten een wenk in dien zin gegeven en tevens hun geheugen wat opgefrischt door een lijst samen te stellen van den ouden en den jon gen adel. Is die adel dan zoo om vangrijk dat de edelen elkaar niet eens kennen en bestaat de mogelijk heid dat ze elkaar passeerende, zon der groeten voorbijgaan Och neen, de ware oude adel telt zes geslachten en de jonge, in deze eeuw onder het Koningschap in 't leven geroepen booipen sieren den Frieschen hof ten getale insgelijks van zes, zoodat daar voor zoo n groot gevaar niet bestaat. keek of het haast tijd was, dat wist ze zelf niet. En als het dan bij twaalf of vier uur was, zette ze de deur op een kier en dan duurde het niet lang of Mimi kwam binnen stormen, recht op de keuken aan. 't Spreekt van zelf, dat we een tijdperk met stilzwijgen kunnen voorbijgaan, - daar er niets bijzonders in voorviel. Mimi Beels kreeg kennisjes bij de vleet en ook voor haar begonnen wel eens verdrietige dagen te komen. Maar dat hebben oude en jonge menschen gemeen. Het verdriet van de eersten is vaak van veel belang dan dat der laatsten, maar de laatsten en vooral kinderen voelen het verdriet kort maar scherp. Onder de schoolkennisjes, die haar bij zonder aantrokken, was er een, een meisje, waarover zij zoo wat als beschermheilige speelde. Dat deerntje was zwak en ineen gegroeid en ging altijd heel kalm, zonder iemand te hinderen, haar weg. Daarom misschien had ze den naijver opgewekt van een paar andere meisjes, die 't mogelyk niet goed konden hebben, dat ze daar altijd zoo stil en bedaard haar gang ging. 't Was, zoo 't scheen, overlegd, dat ze dat arme kind straf wilde laten beloopen op een middag, even voor 't aangaan der school, nam een van die meisjes een der platen, die aan den muur hingen, en be morst die met inkt, terwijl ze die daarna tegen den muur neerzette. Waar die kleine deugnieten echter niet En wanneer er dan nu toch reden bestaat om de namen der adellijke familiën in één bandje vereenigd, het daglicht te doen zien, dan is, dunkt ons de nood hoog gestegen en komt dat jaarboekje eer te laat dan te vroeg. Daar is een tijd geweest, helaas geweest! waarin de adel alles, al 't andere niets was, waarin de adel was als 't gouden kalf der kin deren Israëls. De vorsten steunden op hem, de geestelijkheid vleide hem, de rest kroop voor hem en allen te zamen dansten vol eerbied om hem en smeekten om eenig bewijs van gunst, een handdruk, een kleine gave, een welwillend lachje, 't Was on mogelijk iets te worden of zijn va derland eenigszins te verplichten zonder wapenschild. De adel genoot 't voorrecht met 't geëerbiedigd hoofd van den staat te kunnen teren op 't geen de burgerlui in 't zweet huns aanschijns opbrachten. De edellieden waren zoovele manen om de troon- zon, en verlichtten met hunne zach- ten, weldadigen glans de duistere eeuwen die ons voorgingen. Waar eer te behalen was, sprongen zij 't eerst met het zwaard in de vuist voor, waar lauweren te verkrijgen waren gingen zij alleen met den buit strij ken. 'tls waar, Nederland was nim mer der edellieden paradijs de grond deugde hier niet en de koopmans geest deed meer het oog vestigen op groote winsten dan op het point d'honneur en wellicht schuilt hierin de reden dat onze tegenwoor dige adel zich niet vrij gevoelt en de roem zijns naams ook al begint om te zetten in geldswaarden, maar daarbuiten in Duitschland, Spanje, Frankrijk en elders, Engeland uitge zonderd, heeft de adel eeuwen lang op breede wieken boven de volken gezweefd en elke wiekslag deed een siddering door 't land varen, totdat. Totdat de grootste der omwente lingen de revolutie,- met haar bedrie- gelijke leus van gelijkheid voor allen, deze schoonste instelling des men^ch- doms met één pennestreek te niet deed, den oorlog verklaarde aan el- ken geboren edelman en zich in beeldde revanche te mogen nemen voor geleden onrecht. De kleinen op gerekend hadden, dat was op Mimi, die om den hoek van de deur had gestaan, terwijl ze verstoppertje speelde met eenige andere kinderen. De school ving aan en natuurlijk viel de bemorste plaat onmiddellijk in het oog. »Wie heeft dat gedaanvroeg de meester, terwijl hij de plaat omhoog hield. Niemand zei een woord, maar die 't ge daan hadden, keken maar telkens dat kleine, ongelukkige schepseltje aan, dat, terwijl zich alle oogen op haar vestigden, vuurrood vVerd van schaamte. >Zoo zoo,» zei de meester, terwijl hij voor haar ging staan. »Ik zie wel geen van de meisjes wil wat zeggenmaar heb jij dat gedaan?» 't Arme kind begon te schreien. ïEn waarom zeg je 't dan niet ronduit?» vroeg de meester. Daar stak er een den vinger op, 't was Mimi, die het deed en toen de meester haar aankeek en vroeg »En wat weet Mimi er van te vertellen Toen zei ze: Meester, ik heb wel ge zien, wie 't gedaan hebben, maar zij heeft het niet gedaan.» Nu was het aan de andere meisjes om te kleuren, toen Mimi (misschien onvoor zichtig genoeg) op haar beiden wees. »Ah! zoo,» zei de meester, zoo komen we achter de waarheid. Schrei jij maar niet langer, beste meid,» zei hij tegen het ongelukkige kind. lOmdat die twee u zoo aankeken, daarom geloofde ik in het eerst waren de roede ontwasseneeuwen lang waren ze gedwee en stil geweest, maar de geest der revolutie heeft hen weerspannig gemaakt en de lang verkropte woede doen losbarsten, die aan duizenden edellieden het leven kostte. Frankrijks grond is gemest met adellijk bloed en die kaakslag heeft de adel niet alleen voor die tijden van zijn prestige beroofd, doch ook voor later jaren al dien heerlij ken glans benomen die zoo noodig is om 't overwicht over de menigte te behouden. 't Is niet anders, de geest der re volutie is thans het zout der maat schappij, en al is de adel er schijn baar weer wat boven op gekomen, de schoone dagen van voorheen ko men niet weer. De gelijkheid der revolutie heeft hem zijn slagpennen uitgetrokken en van zich verheffen boven de menigte is thans geen sprake meer. Zelfs is de roem des adellijken naams geducht aan 't tanen en wordt hier en daar zelfs niet meer geteld De wereld bemoeit zich thans meer met de mannen van wetenschap en kunst dan met die van den adel, en om roem te verwerven is 't tegen woordig verkieslijker iets te doen, dan nietsdoende met een stamboom te komen aandragen. BUITENLANDSCH OVERZICHT. 1 Aug. 1914. Toen begon het, het verschrikkelijke, het onmogelijk geachte, het gruwzame, dat nu al twee jaren lang de volkeren van Europa teistert, uitroeit, als een roofdier omkneld houdt en het de edelste sappen uitzuigt. Met bleeke ge zichten, de oogen vol tranen stonden daar ook in onze streken de vrouwen en kin deren die hun mannen en vaders brachten naar boot of tram of trein, 't Was oor log Wij wisteu het, nog niet met ons land. Maar toch was er gevaar. Onze legers moesten gereed staan. En wij na men afscheid, ons hart dreigde te breken Zouden wij de onzen nog ooit levend weder zien Wij zijn gespaard gebleven voor den oorlogsgruwel. Maar de anderen natieën Twee jaren lang heeft de oorlog nu ge woed en nog is het einde niet. O wat een rouw, wat een lijden, wat een zee van smart en elende is uitgestort over de wereld in die 731 oordeels dagen. dat jy 't gedaan hadt. Maar kijk nu eens aan, welk een onderscheid Mimi beschermt de onschuldige en jullie woudt de schuld op een ander gooien, dat is toch heel leelijk.» Ge kunt denken dat het ongelukkige meisje Mimi nu nog veel meer aanhing. Maar hoe die andere meisjes over haar dachten, dat bleek toen ze de school uit gingen en Mimi met den vinger nawezen en haar nariepen »Spellekind spellekind Dan kwam Mimi wel eens schreiend te huis, maar Klaar kon haar gauw troosten en mevrouw Beels niet minder. De traantjes werden spoedig afgedroogd en het geleden verdriet was weldra vergeten. Mevrouw Beels begreep, dat het beter was dat Mimi eens wat intiemer kennisjes kreeg, waar ze meer mede, wat men noemt, op en neer kon gaan en daartoe werd een kransje gevormd van vier meisjes, Cato en Marie, dochters van een groot koopman en Willemien van den Notaris. 't Waren allen meisjes van gelijken leef tijd, zoo wat even groot, maar zooals 't altijd gaat, verschillend van karakter. Gato was een zacht, aardig meisje, toegevend, inschikkelijk, een aardige blondine; Marie was daarentegen scherp en spijtig, en Wil lemien dikwijls wat veeleischend, en daar ze een lief gezichtje had en dikwijls hoorde zeggen, dat ze mooi was, maar dat ook wel eens hoorde van Mimi. erg jaloersch. Eiken Zondag ging dat viertal wandelen en eiken Zondagavond waren die vier vrien- De verliezen aan menschenlevens zijn ontzettend geweest. Men telt ze niet met honderdduizend doch met miljoenen. Hoe veel miljoenen valt slechts te gissen. Niet alle oorlogvoerenden laten deze verschrik kelijke bladzijden, waarin de geschiedenis de ondergang, ware wellicht een beter woord van hun volk opgeteekend wordt, aan oningewijden zien. Stelt u voor, dat heel de bevolking van ons land binnen den tijd van twee jaren wierd uitgeroeid, of voor het verdere leven tot wrakken ver minkt, en gij benadert misschien de on middellijke ernstigste verliezen op de slag velden. In werkelijkheid zullen de verlie zen nog veel en veel grooter blijken te zijn. Want onder de meermalen zooveel miljoenen als ons land herbergt, die in het veld staan, zullen er blijken vijf-, misschien tientallen miljoenen naar lichaam en geest onherstelbaar geknakt, als schaduwen van wat zij vroeger geweest zijn, naar hun haardsteden terug te keeren. Zij hebben het leven uit de vernieling gered, om weg te kwijnen en te sterven. En dit zijn allen de mannen, die be hoorden tot de bloem van de natiën, man nen tusschen de 17 en de 45 jaren, de genen, die de kracht van de volkeren uitmaakten, in wie de hoop en de toekomst lag van het ras. Roemrijke geleerden, verheven kunstenaars, pootige werkers, geheel de opkomende grootheid van het Westen zal geneuveld zijn, of... levende dood. Maar men schijnt te willen door vechten totja tot hoelang Groote stukken van Europa liggen in puin. In het Oosten, in het Westen zijn gansche streken tot onherkenbare ruïnen gebeukt en tot troostelooze vlakten gewor den. Honderde miljarden kapitaal zijn te loor gegaan, verschoten, uitgegeven aan vernielingswerktuigen. Met krankzinnige razernij worden telkens nieuwe' miljarden in den maalstroom geworden. Velen onder ons zien dit alles aan, en het beroert ons nauwelijks meer. Wij nemen de krant op en brommenx>er staat weer niets in«. Laten wij het eer lijk bekennende neutralen worden ook knapaan verwilderd. Wie klaagt over het weinige »nieuws« in de kranten, klaagt meestal omdat er niet meer is verwoest, dat niet meer bloed is gestort, dat niet gansche legercorpsen »in de pan zijn ge hakt», dat niet versche kozakkenhorden heele bataljons »onder den voet hebben gerend», dat er niet meer »aan de bajonet dinnetjes bij elkanderer waren dan wel eens van die kleine grieven, maar die ge raakten ook al heel spoedig in het vergeet boek. Maar eens dreigde de vrede ernstig ver stoord te worden; 't was op den verjaar dag van Marie, en er zou een heel groote visite zijn, waar natuurlijk Mimi als eene van de eerstegenoodigden bij was. Ze had er zich al weken lang op ver heugd wat was er al niet menigmaal over gesproken en wat had Marie vaak met veel ophef verteld, wat ze al zoo op de visite krijgen zouden. En eindelijk brak de gewenschte dag aan, 't was op een Woensdagmiddag en geen schoolMimi zag er uit om te stelen, met blauwe linten in het golvende blonde haar, en een wit spencertje, dat haar fi guurtje nog beter deed uitkomen. »Hoe vind je haarl» vroeg Willemien aan Cato. »Erg nuffig!» vond deze laatste. »En gunst merkte Willemien aan, terwijl ze haar zakdoek voor den mond hield om haar lachen te verbergen, »Ik geloof heuschjes, dat ze met leêge handen komt niet eens een presentje. Hoe vind je dat?» »Dag Willemien, dag Cato,» zei Mimi, op dit oogenblik hun gesprek afbrekende. »Wat een prettige middag,» zei Wille mien, »daar komt van avond ook nog een orgel, waar we bij dansen kunnen.» (Wordt vervolgd.J SBLAD voor Het Land van Heusden ea Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1916 | | pagina 1