NIEUWSBLAD
Toor het Land Tan Heusden
m Altena, ie Langstraat en ie
Bommelerwaari.
I No. 3593. Zaterdag 12 Augustus.
De Stad en het
Land van Heusden.
BEHOORENDE BIJ HET
BUITENLAND.
Gebrek aan vet in Duitschland.
In de Münchener med. Wochenschrift
geeft de Berlijnsche bacterio- en seroloog
dr. E. S. Engel een nieuwe grondstof aan
voor het bereiden van het thans zoo schaar-
sche vet, in 't bijzonder voor technische
doeleinden. Hij wijst er op, hoe men een
aanzienlijke hoeveelheid vet kan winnen
uit de larven van een soort vlieg, die de
visschers graag als aas gebruiken. Deze
vliegen, die zeer vet zijn, leggen hun
eieren bij voorkeur op rottend vleesch na
eenigen dagen beginnen zich de larven te
ontwikkelen. Deze kan men in speciaal
daarvoor geconstrueerde emmers opvangen,
waarin ze b.v. met vischafval eenigen tijd
gevoed en opgekweekt worden. Daarna
worden zij met kokend water gedood en
tot vet verwerkt, dat men dan gebruiken
kan bij de bereiding van zeep, zalf, glyce
rine, enz.
o
Amerika en Engeland.
Volgens een draadloos bericht van den
Wolff-correspondent in Washington heeft
het lid van het congres Gallivan, uit Mas
sachusetts, in het Representantenhuis een
voorstel ingediend, waarbij hij het afbreken
eischt van de diplomatieke betrekkingen
met Engeland, omdat Engeland weigert
Thomas Hughes en Kelly Joseph Smith,
Amerikaansche burgers, aan wie ondersteu
ningsgelden voor noodlijdende Ieren zijn
toevertrouwd toe te laten. In het voorstel
wordt gezegd, dat met het oog op het feit,
dat de mannen passen en een persoonlijk
schrijven van minister Lansing bezaten, de
houding van Engeland beleedigend is.
o
Een opzienbarende aanhouding in België.
Het •Hbld.® verneemt uit Antwerpen
I dat sedert 2 Aug. te Antwerpen het ge
rucht verspreid is als zou de heer F. Car-
lier, bestuurder der Nationale Bank alhier,
eergisterenavond bij zijn terugkeer uit Brus
sel in het centraalstation door de Duit-
schers zijn gevangen genomen en naar
Duischland gevoerd.
De reden is, dat de heer Carlier «anti
Duitsche handelingen® zou hebben bedre
ven en als zoodanig undesirable® werd.
V Dezer dagën is te Koningsbergen in het
artilleriedepót Rothenstein een hoeveelheid
Russische munitie, die daar geborgen was
ontploft. 30 arbeiders en 20 vrouwen zijn
gedood, 14 zwaar, 58 licht gewond.
Over de oorzaak der ontploffing vinden
we niets vermeld.
Een gevecht om een loopgraaf.
Een Engelsch officier beschrijft in de
•Yokshire Observer® hoe hij met zyne man
schappen een Duitsche loopgraaf veroverde.
Ik geloof dat wij ongeveer een vijftig
meter hadden afgelegd zonder verliezen te
lijden. Maar dat valt eigenlijk moeilijk te
zeggen. Het was niet licht, begrijpt u
alleen maar een grauwe schemering. Het
was dus niet gemakkelijk te zien of er
mannen gevallen waren. Het lawaai was
natuurlijk oorverdoovend en wij holden als
lantaarnopstekers.
Ik voelde een slag tegen mijn linker
pols en nog een dozijn slagen, maar wist
eerst een paar uur later, dat ik gewond
was. Men denkt er in zoo een geval slechts
aan, den loop van zijn geweer in de hoogte
te houden en de jongens achter ons moeten
ook hun best gedaan hebben om ons niet
meer met hun bajonet te stooten, dan on
vermijdelijk was. Ik schreeuwde uit alle
macht den naam van ons regiment. Daar
houden de jongens van. Maar mijn serge
ant, die vlak bij me was, schreeuwde voort
durend zoo hard hij kon Vooruit jongens,
er op in
Van de borstwering van de Duitsche
loopgraaf, die wy bestormen moesten, was
eigenlijk niets meer over. Die loopgraaf
bestond nog maar uit een soort scheur in
den grond een ruwe barst ih de weeke
modder.
Er waren nog eenige stukjes prikkel
draad over waar wij aanvielen, maar daar
hadden wij geen hinder van. Wij renden
nu voort als hardloopers, die bij een wed
strijd het eindpunt naderen, en het prik
keldraad kon ons niet tegenhouden.
Het eenige dat ons wel hinderde waren
de granaattrechters en de modder. Je
voelde je voeten in de dunne brei zakken
en kwam met moeite vooruit, met een ge
voel alsof je kroop. Ik kon ook niet veel
zien alles was een modderige vlek voor
mij. Maar in de Duitsche loopgraaf kon
ik een ry gezichten onderscheiden en ik
herinner me, dat ik een helschen schreeuw
uitte toen wij daarop los stormden zoo snel
wy konden. Toen verloor ik mijn geweer.
ik geloof niet dat myn bajonet iemand
raakte, want ik voelde die tegen den grond
stuiten. Ik kwam op mijn tegenstander
terecht en wij rolden samen in de mod
der een oogenblik voelde ik een trap op
mijn nek. In zulke gevallen denkt men
vlug. Ik trok den man achter mij neer,
zoodat hij op den ander kwam te liggen
en keek hem goed aan om zeker te zyn,
dat het een Duitscher was. Toen schoot
ik vlakbij pal door zijn hoofd heen. Ik
geloof, dat de onderste toen ook dood was,
maar dat weet ik niet zeker.
Van wat hierop volgde herinner ik mij
niets, totdat ik naar de tweede^ loopgraaf
kroop. Daar, bij de draadversperring, kreeg
ik mijn ergste wond, aan mijn schouder
hier en een paar splinters in mijn hoofd.
Ja, een bom. Toen had ik natuurlijk af
gedaan maar toen het licht werd kon ik
mijn mannen bezig zien in de tweede loop
graaf.
Een van hen kwam mij kort daarop
halen en ik kreeg bier te drinken, dat zij
in een Duitsche loopgraaf gevonden had
den in een schuilplaats, die langs twee
trappen bereikt moest worden. O, wat
smaakte me dat bier, al was het dan ook
Duitsch.
—O—
2)
Om tot Heusden terug te keeren In
1318 stierf Heer Jan de achtste. Dat
jaar was voor de inwoners in een ander
opzicht droevig merkwaardig. Een natte
zomer was oorzaak dat al het graan op
het veld bedierf en verrotte hongersnood
en pestziekte was daarvan het gevolg bij
menigten versmachtten de menschen op
straten en wegen, terwijl de armen van
gebrek ïdoode krengen te lijve sloegen®
van het vee stierf negen tiende gedeelte
met een woord het gansche land was een
tooneel van jammer en ellende.
Gelukkig dat een volgende zomer, het
(aanvoeren van graan uit andere landen,
zulk een gunstige wending bracht, dat de
zelfde maat koren nu zooveel penningen
kostte, als waarover men enkele maanden
geleden, zooveel stuivers had betaald.
De nieuwe Heer van Heusden, Jan de
L negende, was de laatste van zijne stam,
die over Heusden het bewind voerde. Hij
stierf in 1334 kinderloos, waarop zijn
behuwdbroeder, de Graaf van Saffenberg
het land van Heusden opeischte, waartegen
zich echter de Heer Jan van Drongelen
(met zijne vyf zonen verzette, aanvoerende
dat de heerlijkheid alleen in mannelijke
lijn mocht overgaan. De graaf van Saf
fenberg verkocht nu zijn goed of vermeend
recht aan Graaf Willem den derde van
Holland, die nog in hetzelfde jaar de burcht
van Heusden belegerdedoch die door
Heer Jan van Elshout zoo wakker en dap
per verdedigd werd, dat de Graaf genood
zaakt werd het beleg op te breken.
Een oorlog dreigde tusschen den Hertog
van Brabant en den Graaf van Holland,
wijl beiden zich het recht op het leen
heerschap over Heusden toeëigenden. Een
scheidsgerecht besliste echter dat Heusden
aan den Hertog zou behooren, die daar
voor aan den Graaf eene jaarlijksche rente
zou betalen.
Het meest van allen werd echter Heer
Jan van Drongelen hierbij benadeeld en
over de overeenkomst niet tevreden, wierf
hij volk aan en trok op tegen den Hertog
van Brabant en versloeg in een vinnig ge
vecht diens benden, doch verloor daarbij
zijn oudsten zoon, Heer Robert, die in het
gevecht doodelijk gekwetst werd en de
overwinning met zijn leven betaalde. Ein
delijk werd ook met hem de zaak bemid
deld en hem de heerlijkheid van Eethen
en Meeuwen toegewezen, onder voorwaarde
dat hij van alle aanspraken op Heusden
zou af zien. Heer Jan stemde hierin toe,
vestigde zich te Meeuwen, de hoofdplaats
zijner heerlijkheid en bouwde er het kas
teel dat nog als zoodanig bestaat en dat
hij ten jare 1355 als leengoed aan de
Graaf van Holland opdroeg, die inmiddels
weer Heer van Heusden was geworden.
De gevaren voor den ordonnansrijder.
Een bijzondere correspondent van de
•Daily News® geeft de volgende beschry-
ving van het werk der ordonnansrijders en
berichtenoverbrengers aan het front.
•Het werk der ordonnancen vervult ieder
voortdurend met verbazing en bewondering.
Hunne zending is dikwijls van zeer gevaar
lijken aard en de verliezen in hunne ge
lederen zijn zwaar.
Achter de linies ziet men ze altijd en
overal, voortjagend op hunne motorfietsen,
doorweekt van den regen of overdekt met
modder, of in droog weder zoodanig be
poederd met stof, dat hunne gezichten on
herkenbaar zijn geworden, op merkwaardige
manier hun weg vindend door al de op
hoogingen van vervoermiddelen, tusschen
paarden en kanonnen en motorlastwagens
en marcheerende colonnes door.
En 's nachts, waar men zich ook be
vinden moge, in de stilte of door het ge
donder der kanonnen heen, hoort men ergens
op den dichtbij gelegen weg het eindeloos
gespin hunner motoren.
Elk van hen persoonlijk slaapt wel eens,
maar als corps rusten zij nooitdag en
nacht gaat het getjok der motorkleppen
voort, tusschen alles en door alles heen.
Maar ook niemand in het geheele leger
heeft stoutmoediger dingen gedaan dan
tallooze berichtenoverbrengers of loopers,
die boodschappen van allerlei aard brengen
van de in de gevechtslinie liggende troepen
naar die achter het front, naar de reserve
troepen, naar de basis of naar het hoofd
kwartier.
Eenige dagen geleden zeide mij een
brigade-commandant, die juist met zijne
manschappen een der merkwaardigste epi
sodes uit den strijd had medegemaakt
•In vroeger tijden werd er, als er een
bericht moest worden overgebracht door
het vijandelijk vuur heen, steeds een vrij
williger gevraagdwij kunnen allen ge
schiedenissen vertellen van zulke gebeurte
nissen het geheele regiment was dan in
gespannen verwachting achtergebleven, ter
wijl de boodschapper weg was en misschien
wel of misschien niet zyn doel bereikte.
Gelukte hem dat, dan kon hij op het Vic-
toriakruis rekenen.
Onze ordonnancen van thans verdienen
allen het Victoriakruis. Zij komen zich niet
met verheven moed vrywillig aanmelden,
en nemen niet de overtuiging mede, dat
het geheele regiment op hen let. Het
hoort zoo by hun dageiijksch werk.
Zij gaan heen zonder een woord te spre
ken en zonder eenige drukte en toch is
het eenige verschil tusschen deze helden
en die van vroeger, dat zij in den regel
door een veel heviger vuur moeten trek
ken, dan een dergenen, die in den ouden
tijd op zoo schitterende wijze het Victoria
kruis verdienden.®
o
Invoerverbod.
Berlijn. Met het oog op de in het bin
nenland aanwezige aanzienlijke voorraden
tabak en om het opdrijven van de prijzen
tegen te gaan, heeft de rijkskanselier den
invoer van ruwe tabak en van tabaksfabri
katen verboden, behalve van cigaretten-
tabak, waarvoor een bijzondere regeling is
gemaakt, die heden in werking is getreden.
Uitzonderingen zijn toegelaten voor de
onderweg zijnde zendigen en de voor 7
Augustus 1916 gekochte partijen.
Voor we echter van Heer Jan den Ne
genden afscheid nemen, dient nog vermeld
dat in 1328 onze groote kerk gebouwd
werd dat onder zijn regeering een non
nenklooster gosticht werd in de straat,
die nog de Zustersteeg heet. De kerk van
het klooster werd later de Fransche Kerk.
(Op dezelfde plaats staat thans de Bier
brouwerij de Drie Hoefijzers.)
Onder de Riddersloten uit dien tijd be
hoorde een grijze burcht, staande te Vlij
men, genaamd de Hongeren of Hongren
Burcht op eene hoogte die (in 1824) nog
dezen naam draagtook het slot Borre
en verder Honsoirt, een kasteel der heer
lijkheid van dien naam, thans Onzenoort
genoemd, waarop destyds het edele geslacht
van Wijk van Onsoirt zich ophield.
Te Hedikhuizen trof men een adellyk
huis, op het Vergereind aan, hetwelk ver
moedelijk reeds in 1200 door den Heer
Willem van Edichuizen bewoond werd en
na hem door het edele geslacht van Dalsen.
Te Oudheusden lag het slot van dien
naam en niet verre van daar de burcht
Nieuwenroy. Van deze laatste is slechts
het puin der fundamenten overgebleven.
Omtrent Oudheusden wordt nog als bi-
zonderheid vermeld, dat aldaar het eerst
de hopteelt begonnen is, waarop men zich
later in tal van dorpen zoozeer heeft toe
gelegd. Op de Westakkers zou men eer
tijds, evenals in Duitschland, Wijngaarden
geplant en wijn getrokken hebben. Van
zelf zouden toen eenige hopranken zich
Pozières.
De Daily Telegraph® drukt een brief
van een correspondent af, waarin het dorp
Pozières, dat de Engelschen thans definitief
in bezit hebben, beschreven wordt.
•Pozières is nog maar een puinhoop en
zelfs niet eens een groote®, zeide een onder
officier, wiens tuniek aan de linkerzyde uit
met bloed bevlekte reepen, die over een
sneeuwwit verband dat zijn linkerarm en
schouder omsloot, hing. Hij had in die
lichaamsdeelen elf Duitsche granaatscherven
opgevangen, maar dit had geen invloed op
zijn humeur, zoodat liij dezelfde soort op
gewekte onverschillige koelbloedigheid ver
toonde, die de algemeene karaktertrek van
ons Nieuwe Leger schijnt te zijn.
Als de gedekte schuilplaatsen en loopgra
ven en sommige kelders op de plaats waar
de huizen gestaan hebben, er niet geweest
waren, zou de Engelsche artillerie al wat
in Pozières leefde gedood hebben. Maar dank
zy deze gedekte stellingen waren de Duit-
schers erin geslaagd om de lucht om het
dorp heen gewoonweg te vullen met zwer
men kogels wat zeker merkwaardig is.
BU een offensief als wij thans uitvoeren
verbaast men zich niet om de grootste
verliezen, maar alleen om het feit, dat er
nog iemand levend doorkomt.
Ik geloof, dat de Duitschers van meening
waren, dat wij, wat er ook gebeuren mocht,
er niet in zouden slagen hier door te breken.
Zij hebben in de afgeloopen maand dan ook
'n heeleboel geleerd en ik geloof niet, dat zij
de les die zij bij Pozières hebben gekregen,
spoedig zullen vergeten.
Begrijp goed, mijnheer, dat ik niets
kwaads van hen te zeggen heb. Neen, ik
behoor niet tot degenen die beweren, dat
de Duitscher een lafaard is, die geen eerlijk
gevecht aandurft en dergelijke praatjes meer.
Ik weet, dat zij bij Pozières dapper gevoch
ten hebben en ik ben er zeker van, dat zij
verscheidene duizenden mannen hebben ver
loren, vóór wij de plaats genomen hadden.
Neen, ik zeg U, dat het flinke soldaten zijn.
Zy doen hun werk, en verdragen alles wat
iemand maar verdragen kan, behalve één
ding Zy kunnen niet tegen ons op in het
handgemeen, als wij dicht genoeg bij elkaar
zijn gekomen om het koude staal te gebrui
ken. Daar houden zy niet van. Maar, ten
slotte kun je niet verwachten, dat zij precies
zoo zouden zijn als de Engelschen, is het
wel Dat zou niet billijk zyn. Maar alles in
aanmerking nemende zeg ik U, dat zij flink
zijn en taai zat. Dat moet ik ronduit erken
nen.®
o
De Pruissische verliezen.
De Pruissische verlieslijsten nos. 590 tot
en met 599 vermelden de namen van
67.461 gesneuvelden, gewonden en ver
misten (vorig tiental lijsten 42.485). De
totale Pruissische lijsten bevatten 2.911.387
namen.
o
De tuinman Ringe te Benrath bij Cre-
feld, die tien zoons aan het front heeft,
waarvan er reeds vier gewond zijn, heeft
den keizer van het tiental een groepfoto
gezonden. Als antwoord ontving hij een
gelukwensch benevens 500 mark.
's Nachts langs het front.
In de »Daily Chronicle® geeft Philips
Gibbs de volgende beschryving van de
vreemde dingen, die 's nachts aan het front
te zien zyn
aan de wijngaardstaken omhoog geslingerd
hebben en zou dat de aanleiding zijn ge
weest om dat vreemde gewas nader te
onderzoeken en bij het brouwen van het
bier toe te passen waarbij bleek dat ons
klimaat zich beter voor hopteelt leende dan
voor wijnoogstzoodat de laatste al spoe
dig achterwege bleef.
Zooals hierboven werd aangeduid, be
hoorden in 1335 Heusden aan Jan den
derden, Hertog van Brabant, die veel be
lang in zijn heerlykheid stelde en dit toon
de door ze te vergrooten en zooveel doen
lijk te versterken. Hy omringde het met
een zwaren muur, hier en daar met ver
dedigingstorens voorzien en bouwde bij het
kasteel een zwaren achtkanten toren. Hy
stierf in 1355 en werd opgevolgd door
zijne dochter Johanna.
In het daarop volgend tijdvak ontstonden
verschillende oorlogen in deze streken,
waarin Wenceslaus van Luxemburg (de
echtgenoot van Hertogin Johanna) Lodewijk,
Graaf van Vlaanderen, Willem van Beyeren,
Graaf van Holland, Jan van Nederveen,
Nicolaa8 en Floris van Borselen, Jan van
Renesse, Reinoud van Brederode optraden
welke eindigden in Oogstmaand 1374,
waarby bepaald werd dat Vlijmen en En
gelen zouden geacht worden tot Heusden
te behooren. Voor bewezen diensten ver
leende in 1356 Hertogin Johanna »de gifte
van eenen (rijswaard, genaamd Vuskens-
waard, gelegen by deze stad, aan de
•oude Schutters van den voetboog alhier,
•Dien geheelen dagen hadden de kanonnen
geen enkel oogenblik gezwegen, geen se
conde was het hevige tumult der artillerie
meer dan een weinigje verminderd tot een
rustpoosje dat slechts zoo leek door het
geweldige vuur ervoor en er na.
Overal stegen langs de linies lichten op.
Aan beide zijden werden lichtpijlen opge
laten, en bij hun schijn kon men al de
bewegingen van den vijand zien. Het leek
alsof groepen jongleurs met witte vuur
ballen werkten en er zooveel mogelijk in
de lucht wilden houden.
De lichtpijlen brandden langzaam uit
met een bleek wit licht, dat de duisternis
in het rond op den dikken Londenschen
mist deed gelijken en over de velden
speelde als phosphoresceerd water, waar
tegen de boomstronken en vernielde huizen
scherp afgeteekend stonden.
Den geheelen nacht door kwainen er
slechts nu en dan enkele seconden voor,
dat deze lichtpijlen niet in de lucht waren
en onze oogen een verfrissching van de
duisternis kregen. Er gebeurde iets groots
daar voor ons tusschen Longuval en Ba-
zentin.
Ik had niet geslapen, omdat er een rat
om my heen snuffelde en mij berook,
terwijl ik in het gras lag, en omdat het
mij telkens trof, hoe de hooge distels vóór
mij verlicht werden als een sprookjesbosch
telkens als •grootmoeder® vuurde; boven
dien was het lawaai der kanonnen nu ook
juist geen slaapliedje. Om drie uur ging
ik dan ook maar overeind zitten.
Een pandemonium was tusschen Lon
guval en Bazentin losgebroken en de roode
en witte lichtsignalen stegen op alsof de
mannen allen in een staat van groote op
gewondenheid verkeerden. Toen gingen
onze loopgraafmortieren aan het werk en
meer dan een half uur lang braakt deze
lichte artillerie ontploffingsstoffen uit, die
met een voortdurend gedonder op de vyan-
delijke loopgraven neervielen.
Telkens als zulk een mortier werd af
gevuurd, sloeg er een roode vlam horizon
taal naar voren, zoodat de grond bloed
rood leek. En dan dreunde weder een
andere. Maar intusschen was er een ander
geluid tusschen het ontzettend rumoer door.
Het was een voordurend geratel van
machinegeweren, dat heen en weder zwaai
de en plotseling nog aangevuld werd doot
snel opeen volgende geweersalvo's.
BINNENLAND.
Duitschland en Nederland.
Naar »De Tijd® »uit betrouwbare bron®
verneemt, bestaan er in invloedrijke Duitsche
kringen, die zich nooit de oprecht neutrale
bedoelingen van Nederland hebben ontveinsd,
en daar ook op het oogenblik niet aan te
twijfelen, ernstige grieven tegen de weinig
afdoende papieren protesten, door de neutra
len gericht tegen de willekeur der Entente
en met name tegen de Engelsche maat
regelen ter zee. Indien in het bijzonder
de blokkade-politiek door neutrale staten,
ook door Nederland, maar steeds lijdzaam
wordt verdragen eene lijdzaamheid,
welke uit den aard der zaak ook de be
langen der Europeesche middenrijken nog
erger in het gedrang brengt zou op
den duur door bedoelde rijken niet kunnen
worden berust in een aldus ondragelijk
geoordeelden toestand. En zoo zou het
gevaar, dat uit Oost en West volgens
den oud-minister Colijn gedurende
•tot hunnen gulden of broederschap.
Met betrekking tot de omliggende dorpen
vinden wij vermeld
•Omtrent Genderen is er eene overle
vering, dat men in oude tijden aldaar
•eene stad heeft willen aanleggen en men
•meent eenigen grond voor dezelve te
•vinden in de regte en breede straten, die
•op een groot plein uitloopen. Dit dorp is
weleer het stamhuis geweest van een
•adelijk geslacht van dien naam, van het-
•welk in 1447 nog leden waren en dat
welligt zijn verblijf hield op de ridderlijke
•hofstad Luitendaal, van welke nog een
•overblijfsel in eene kleine boerenwoning
•bestaat. Een gelijk lot heeft het adelijk
huis Eethen getroffen, want nauwelijks
•is aldaar de gedachtenis meer overig, van
•de oude veste Osseweide.
Van Babyloniënbroek wordt alleen ver
meldt dat het Koor der Kerk van hoogen
ouderdom is en (tijdens den Schrijver) be
kend stond onder den naam van oude kerk.
In 1356 stond Heusden onder het be
stuur van Willem van Beyeren, van wien
bekend is, dat hy zyne Moeder mishan
delde. Mogelyk was hij alstoen niet ge
heel toerekenbaar of volgens andere ge
schiedschrijvers zou het als eene straf
daarvoor zijn geweest, dat hij in 1357
krankzinnig werd en moest worden opge
sloten.
Wordt vervolgd.)
BIJVOEGSEL
k —o—