De Staat. UND VAN ALTENA Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3649, Woensdag 28 Februari 1917. i i:i ii.m:tov EL NERO. N Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers. 5 cent. a - Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Men zegt wel eenseen boer klaagt altijd. Men zou dit echter verder uit kunnen strekken en zeggend e menschen klagen toch zoo graag. De een heeft te klagen over zijn gezondheid, een ander over zijn kin deren, zijn financiën enz. Zelden is er zooveel geklaagd als tegenwoor dig en er is helaas reden genoeg om te klagen, al is het dan niet over persoonlijke ellende, dan zeker over de ellende van de geheele wereld. Want is het nietover persoonlijke ellende hebben wij Nederlanders toch eigenlijk niet te klagenwe moeten ons wat, veel ontzeggen, maar tot nu toe, zegge, tot nu toe, heeft het gebrek nog niet aan onze deur ge klopt. Toch is er een zekere wrevel in tde gesprekken merkbaar. Ge reist b.v. in den trein en stoomt door overstroomde landerijen, en het ge sprek der reizenden komt natuurlijk op het water, het schadelijke water. En al heel gauw weet een van hen te vertellen dat het volstrekt niet noodig is, dat dit land daar zoo ligt „als ze maar zoo of zoo deden, zou het veel beter zijn." Al de anderen luisteren met ontzag en de ze zijn veroordeeld. In een afdeeling naast de uwe zit een troepje soldaten. Ze hebben het over den dienst en, het moet gezegd worden, er heerscht een vroolijke toon. Heel wat grapjes worden er gemaakt, totdat men op het chapiter komt van de mobilisatie. En nu is hetze moesten zelf het pakje maar eens dragen enz.en nu komt er heel wat los tegen die ze, dat weinig lieflijk klinkt. Gaat het niet vlug genoeg met de distributie van levensmiddelen, wor den de voorraden in beslag genomen, is het broodrantsoen niet groot ge noeg, dan heet hetkonden ze daar niet beter voor zorgen laten ze van het mijn afblijven, 'k heb er toch zelf voor gewerkt.; ze zullen ons nog dood laten hongeren Moet er belasting betaald worden, en lukt het om d$ belasting te ont duiken, dan wordt er in de handen 9) Het aangrenzende archief was slechts door een gordijn, die de deuropening be dekte, van het werkkabinet gescheiden, en de jonge mannen traden hier binnen eene deur voerde van hier naar de woonvertrek ken der familie Diaz. Verontschuldig mij een oogenblik," fluisterde Juan zijn vriend toe, nik ben terstond weer bij u I" Zonder een antwoord af te wachten, ver liet hij het vertrek. Pelloro bleef alleen en wilde juist naar het venster treden, om naar het weer te zien, want het had heden bij zijne aankomst tamelijk hard geregend, toen hij plotseling staan bleef. Hij naderde het gordijn en werd zoodoende getuige van het gesprek tusschen don Diaz en diens bezoeker. Juist was achter de beide jonge mannen het gordyn neergevallen, of de deur tusschen de voorkamer en het werkkabinet van den generaal-directeur ging open en de bediende liet een man .van middelbaren leeftijd, ge kleed, in de dracht der landbevolking, het werkkabinet van den directeur binnentre den. »Wat is er van u verlangen vroeg laatsgenoemde aan den man, die op zijn wenk op een naast de deur staanden stoel gewreven en gezegd'k heb ze er lekker tusschen, ze zullen van mij niet veel halen. Wie is toch die ze, dat vijande lijke lichaam, waar ieder over klaagt, waar ieder iets op te zeggen heeft, waartegen men zich zoo mogelijk verzet, wiens dwang men niet ver dragen wil, en wie men zoo mogelijk bedriegt? Die ze dat is de regee ring van den Staat der Nederlanden. Die ze, dat zijn zij die geroepen zijn om dat groote lichaam, dat Staat heet, zoo te leiden en te besturen, dat dit lichaam groeie en bloeie. We hebben dus te maken met den Staat. Is deze Staat ons vreemd, staat hij buiten ons, is hij ons vijandig? Naar de gesprekken der menschen te oor- deelen zou men zeggenja, de Staat is een ding dat ons wetten oplegt die wij niet willen eerbiedigen, die ons dwingt dingen te doen waartegen wij ons zoo graag willen verzetten. Maar is dit zoo Kan iemand een vreemde voor zichzelf zijn Kan iemand zichzelf als een vijandig per soon voelen Immers niet. En om deze reden is de Staat ons ook niet vreemd. Lode wijk XIV, de machtige Fran sche koning, de zonnekoning genoemd, naar de glorie die hem omgaf, zeide eensik ben de Staat, daarmede doelende op zijn alleenheerschappij. De tijden van alleenheerschappij zijn voorbijgegaan. Onze koningin kan niet zeggenik ben de Staat. Zij is met allen eerbied gesproken de eerste dienares van den Staat. Maar wij allen die Nederlanders zijn kun nen zeggen wij zijn de Staat. Voelt gij nu dat die Staat ons niet vijan dig kan zijn De oude Grieken ver eerden den Staat boven eenig ander ding. Van Socrates vertelt men dat hij in den kerker met den dood voor oogen nog uitvoerig en dankbaar met een zijner leerlingen spreekt over de zegeningen die hij zijn leven lang van den Staat onder bescherming der wetten heeft genoten., Onder de levenskringen blijft de Staat de hoog ste en nbg stervend wil hij dat men door een offer de goden van den Staat eere. Maar, en dit treft ons een leemte had plaats genomen. J »Ik kwam om te vragen, of het waar is, dat degeen duizend realen ontvangt, die den aanvoerder der smokkelaars El Nero in de handen der politie levert?" vroeg deze meermalen angstig om zich heen ziende. Verwonderd keek de generaal-directeur den boer aan. »Er is op het hoofd van dezen persoon een prijs gesteld, ja de regeering heeft sinds eenige dagen dezen prijs verdubbeld, alzoo op twee duizend realen gesteld. Maar, wie zijt gij Wilt ge soms dezen prijs verdienen »lk wil het. Mijn naam is Philippo Benarez, ik ben visScher en woon in eene kleine hut in het dorp Montbergo, ongeveer twee uren gaans van hier, ik »Gij zijt zelf smokkelaar, niet waar Anders toch zoudt gij dien El Nero, gelijk hij zich noemt, zeker wel nooit ontmoeten vroeg de directeur, terwijl hy naam en woonplaats van zyn bezoeker noteerde. »Heb maar geen vrees, sprëek vrijuit, want zoolang u niemand op smokkelenbetrapt, kan ook geen mensch u wat maken. Ge kent dus den waren naam van dien El Nero Wat weet ge van hem De boer, die eerst bij de woorden van den ambtenaar verbleekt was, 'scheen by de laatste woorden weder eenigszins gerust gesteld. »Ja," zeide hij, »wie en wat hij is, dat weten ook wy niet. Wanneer er wat ge in Socrates' menschzijnin deze ui terste ure toont Socrates voor vrouw en kind niet de minste liefde. De Griek stelde den Staat boven het familieleven. Hoe geheel anders is deze beschou wing over den Staat dan. de onze. Bij ons is met den Staat onë leven niet geheel gemoeidhij gaat ons niet zoo diep aan als onze familie. De Staat heeft beperkte function en al beheerscht hij ook zijn burgers en kan niemand buiten zijn greep blij ven, hij strekt zich toch niet uit over den geheelen omvang van het leven. De Staat heeft met het uitwendige leven te maken. Gevoelen en den ken, bedoelen en streven ligt buiten zijn bereik. Denkt men den Staat weg in elke vorm, ook de meest een voudige, die men in de vroegste tij den aantrof toen enkele menschen samen gingen wonen, zich een op perhoofd kozen en zich hielden aan zekere voorschriften, dan heeft men de menschen voor zich in dierlijk bestaan. De orde van het gemeen schapsleven is het die van een groep menschen een Staat vormt. Toch beheerscht deze orde hen niet geheel zijn persoonlijk bestaan heeft eigen waarde. De mensch is dus deel van den Staat en een afzonderlijk indi vidu. De vraag in hoever de staat mag ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van den mensch is er eene die de gemoederen altijd in beweging heeft gebracht en nog steeds brengt. Dat het staatsgezag noodwendig op de vrijheid der individuen inbreuk maakt en dit moet doen, valt niet te loo chenen. Dwang is voorwaarde van den Staat. De Staat verzoekt niet, raadt niet, overreedt niet, hij oefent gezag, beveelt, dwingt. Dwaas is het te zeggen dat de staatsburgers er vrijwillig onder bukken, dat de staats- wil als de algemeene wil ook aller instemming heeftware dit zoo dan kon niemand er ooit onder lijden en dan zou er ten slotte ook geen dwang noodig zijn. Wij moeten ons dus buigen voor de dwang van den Staat, en wij we ten dat wij daarvoor in ruil tallooze zegeningen ontvangen; om maar iets te noemende Staat beschermt het wichtigs gebeuren moet, dan is hij present, hij volvoert dan de zaak, en is ook weer even snel verdwenén als hij gekomen is. Hij ziet alles en hoort alles en weet alles, maar, wij zijn toch alleen," riep hij eens klaps verschrikt uit, x>het scheen mij toe, alsof die gordyn daar zich bewoog." »Stel u maar gerust, het is alleen mijn zoon en mijn toekomstige schoonzoon, die zich daarin bevinden. Ga dus voort." »Neen. Voor geen geld ter wereld zag ik één enkel woord, als wij niét alleen zijn." Wacht dan even, ik zal die heeren heen laten gaan." De generaal-directeur stond op en schreed naar het archief. Hij schoof het gördijn op zijde, doch - er was niemand in het vertrek. »De heeren zijn al weg, denkelijk reeds vóór ge hier binnentraadt, en alleen de tocht heeft waarschijnlijk dat gordijn bewo gen, kom maar zelf kijken. Er is niemand hier, die u kan hooren." J Gerustgesteld trad de boer weder naar zijne oude plaats terug, en ook de ambtenaar ging weder in zijn stoel zitten. »Gy kent uw aanvoerder dus maar alleen als zoodanig, hoe zoude het u dan mogelijk zijn, om hem in onze handen te leveren dJa, dat zoude maar alleen op eene van onze ondernemingen kunnen plaats vindén," ging de smokkelaar voort, vwij ontvangen onze bevelen altijd één dag te voren en verzamelen ons dan op eene aangewezen leven, de vrijheid, het eigendom zij ner burgers en tracht in ieder op zicht den bloei en den groei van zijn onderdanen te bevorderen. En nu weet ik wel dat er groove gebreken den Staat aankleven. Men zegt wel: de Staat werkt langzaam, duur, dik wijls onpractisch, maar de zegeningen gaan de gebreken ver te boven. Wat de Staat op hetoogenblik b.v. doet voor onze voeding, zou geen particulier of vereeniging kunnen doen omdat deze de gegevens, geldmiddelen en vooral de zoo noodige macht niet zou bezitten. Als de Staat niet in gegrepen had en onze bevolking op rantsoen gesteld had zou er binnen korten tijd hongersnood in ons land zijn. Wat zullen wij vrije Nederlanders verder over deze dingen zeggen. Ik zeg expres „vrije" Nederlanders, omdat we zoo trotsch zijn op onze vrijheid, ven deze zoo boven alles liefhebben. Zal deze vrijheidszin ons stijven in onzen wrevel en weerbar stigheid als we de ijzeren hand voe len van de dwang. Neen, want dan zouden we het schoone woord '„vrij heid" misbruiken om er onze tuch teloosheid, eigendunkelijkheid achter te verbergen. Tucht en discipline kan zoo heilzaam werken, 't maakt flinke jongens en meisjes en een flink volk dat hebben onze Duitsche na buren getoond. Ons volk kan in dit opzicht veel van hen leeren. Een volk dat de vrijheid van eigen ze delijk voelen en denken boven de staatsdwang wil gesteld zien, maar dat heeft leeren gehoorzamen aan het boven hem gestelde gezag wat betreft de uitwendige dingen des levens in te pemen in de rij der volkeren. Zoo worde het Nederlandsche volk BUITENLANDSCH OVERZICHT. »De menschen zijn gek Deze zeker niet malsche kwalificatie werd geuit met het oog op de oorlogvoerenden. Ze zijn gek en slecht, voegen wij er bij. Ze hollen zienderoogeri den eigen gegraven afgrond tegen en sleuren willens en wetens degenen, die niets met hun razernij uit staande willen hebben, mee naar de diepte. Ze slaan elkander te pletter, hongeren el- plaats, ik zoude u dus bijtijds kunnen doen weten, waar de verzamelplaats is. Het overige zoude dan uwe zaak zijn. Ook zoude mij, behalve de belooning vrijstelling van straf, zoomede de vergunning moeten gewaarborgd worden, om naar eene andere provincie te verhuizen. In het geval toch, dat mijn verraad werd ontdekt, zou ik geen oogenblik meer zeker vari mijn Ipven zijn." ïHm I" antwoordde don Diaz, »uw voor- stel is aannemelijk en alles, wat ge daar geeischt hebt, zal u toegestaan worden. En wanneer, denkt ge, vindt er weer eene van uwe ondernemingen plaats ïZeker binnen de eerstvolgende viertien dagen en wel hoogstwaarschijnlijk ditmaal te land, aangezien de tijd thans gekomen is, waarop de zee meestal zeer stormachtig is, en 's nachts te veel door de maan wordt verlicht. In elk geval ontvangt gij nader bericht van mij I" «Neem dan inmiddels deze vijf douro'sQ," zeide de directeur, terwijl hij den visscher vijf zilveren muntstukken voortelde, »doch pas op, dat ge mij niet misleidt. Ik zal u weten uit te vinden en te straffen. Doet ge echter datgeen, waartoe ge u verbonden hebt, dan zal u dat geene windeieren léggen, en zoowel van den uitgeloofden prijs, als van kwijtschelding van straf en ,wat ge verder nog wenschen moogt, kunt ge ver zekerd zijn. Ik zal last geven om u op ieder uur van den dag en den nacht by Een douro is f 2.46 van onze munt. kander uit, vernietigen het heerlykste voed sel waarnaar millioenen smachten en ma ken met een alle perken te buiten gaande brutaliteit en niets ontziende wreedaardig heid het leven der neutralen ondragelijk. Nu, dat ze mekaar worgen willen, laten ze het doen, als ze dat noodig en begeer lijk achten. Maar laten ze ons van het lijf blijven. Ach wij Nederlanders hebben mooi klagen. We zitten nu eenmaal tusschen hamer en aanbeeld. Wij zitten in het hoekje waar de klappen wel vallen moe ten. De macht der sterksten rekent nu eenmaal niet met het recht der zwakken. Het is ons al telkens gebleken in dezen gruwelijken, onmenschelijken oorlog, maar de vorige week hebben wij het duchtig hard gevoeld. Daar hebben de Duitschers een zevental onzer beste schepen getorpe deerd. Deze waren Vrijdag 1.1. uit Fal mouth vertrokken, drie op de uitreis, vier op de thuisreis. Zij waren op verschillende dagen te Falmouth binnengeloopen, en op speciaal verzoek van de Ned. Regeering vrijgelaten. Drie der schepen voeren met ballast, de overige hadden een kostbare lading, graan, veevoer, koffie enz. Des namiddags om 6 uur werden zij den grond ingeboord. Een schip is Fal mouth binnengesleept, twee waren nog drijvende. De anderen zijn gezonken. Wel zijn geen menschenlevens te betreuren, maar de slag, onze koopvaardijvloot toe gebracht is in de eerste tijden onherstel baar. Het verlies der gpederen zal pijnlijk worden gevoeld. Omtrent de torpedeering der schepen deelde een officier van een der schepen mede Toen de duikboot ons om zes uur 's avonds praaide, gaf zij ons last om bij te draaien. Tegelijk vuurde zij een torpedo af, die mis ging. Toen kapitein Mars in het donker op de bondige aanmaning om het schip te verlaten, antwoordde dat zijn stoomschip voor de Nederlandsche regee ring voer, was het eenige antwoord Vijf minuten I Wy gingen allen in twee boo ten en voeren weg. Het was in de duis- teruis onmogelijk om te zien, wat er van het schip werd, maar ik nam waar, dat de Duitschers er bommen héén brachten. Wij zagen dat de duikboot buitengewoon groot was en twee kanonnen voerde. De commandant droeg gouden tressen. Wij hadden geen tijd om iets van ons boeltje mee te nemen en moesten zelfs de scheeps. mij toe te laten. Laat mij niet te lang op tijding van u wachten, maar ga ook zeker te werk, opdat die El Nero ons niet, gelijk, helaasreeds zoovele keeren, ook ditmaal weder ontsnappe. En nu tot ziens I" Gretig streek de verrader het geld op en nam zijne muts. »Maak u maar niet ongerust, sennor, ik weet, wat ik te doen heb. A dios, sennor." Dit zeggende verliet Benarez den gene raal-directeur, die nog lang in diep nadenken verzonken voor zijne schrijftafel zat, totdat hij hoorde, dat de beide jonge mannen het archief weder binnen traden. Toen stond hij op, en zonder over het bezoek van zooeven te spreken, of door de beide jongelui daaromtrent te worden ondervraagd, ging hij met hen de trap af naar de binnenplaats van het groote huis. Nog waren de dames in Biarritz, doch hare terugkomst zoude niet lang meer op zich doen wachten. Bijna een uur ver begeleidden vader en zoon don Pelloro, en eerst toen het gebergte voor het weldoorvoede bruintje van den directeur te steil opliep, keerden de heeren Diaz, na Pelloro hartelijk de hand te heb ben geschud, om, en draafden naar Irun terug, terwijl Pelloro langzaam en blijkbaar in diepe gedachten verzonken, het aan zijn wakker paard overliet, om hem naar het vaderlijke kasteeltje terug te brengen. Wordt vervolgd 1 4. 3UWSBLAD voor Hot Land van Hoosden en Altena, de Lanostraat en de Bonelervaard. i 4

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1917 | | pagina 1