Und van altena 's-BOSCH 24 HINTHAMERSTRAAT mm iJËl Sigaren-Magazij n Import Havana's Ruime keuze sigaretten Pracht-sorteering AFTER-DINNER SIGAREN. Uitgever No. 3685. L J. VEERMAN, Heusden. Woensdag 4 Juli 1917. FEUILLETON. Be sclioone üisiiMooesier. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 <juur ingewacht. 0 blomme, die aan niets en hangt, of niets bijkans, te blinken, hoe geren zie 'k uw lieven tak tot mij, als 't ware, zinken 0 zoete, zoete blommen, laat uit ieder van uw kelken een dropken mij genieten en dan moget gij verwelken. 0 blomme, zoete blomme, kort is 't leven van ons beiden ge'n bloeit nog maar, ge'n blinkt nog [maar, eene ure, en't is al scheiden. Dit versje van Guido Gezelle schoot mij te binnen, toen ik al wandelende langs wegen en door weiden het af gemaaide gras op hoopen getast zag liggen. Er uit staken de verdorde hoofdjes van zooveel bloemen en ik dachtja, voor velen van haar is het uur van scheiden al weer daar. Als het Juli wordt, en het gras is gemaaid, is de overvloed van bloe men, die onze oogen zoo bekoord heeft vanaf de Lente, voorbij. Wat volgden ze elkaar weer regelmatig op; allen juist op haar tijd, misschien dit jaar iets later dan gewoonlijk, maar toch voor ge er aan dacht waren ze er weer, de wilgen- en elzenkatjes, eerste lenteboden, en de dotters, die de randen der slooten 2 Vertelling van Vacano. Alleen eene spoedige vlucht kan mij voor de gevangenis, voor eene onteerende veroordeeling redden. VluchtWat praat ik van vluchtSterven moet ik.« En hij verborg zijn gezicht in de elkander gesla gen armen, in de kussens van de sofa, en een luid gesteun scheen hem de borst te willen doen barsten. Doch nu lag ook zij reeds naast hem op de knieën, hare blanke armen omstrengel den hem, hielden hem vast als wilde zij met inspanning van al hare krachten een drenkeling ophelpen uit de brandende gol ven. «Sterven,kermde zij, «gij gij, George, gij uw kind onzen Adriaan verlaten en uwe vrouw. Dat kunt ge onmiddellijk willen, dat ware lafhartig, en lafhartig zijt ge niet. Ge zijt het niet, want hoe zou ik u anders zoo lief kunnen hebben. En ook hare smart gaf zich, thans lucht in tranen. Maar zij bezat een dapper moedig hart, deze twintigjarige vrouw, die men by na nog voor een kind zou hebben aangezien. Vastberaden richtte zij zich op. «Er moet een uitweg, er moet redding worden ge vonden I® «Er is er geen,« antwoordde haar echt genoot toonloos. «Slechts met moeite is geel kleurden. Heele drommen kin dereu gingen er op uit om ze te plukken. Jammer genoeg kwamen ze niet altijd bij moeder terecht, waar ze in een kan frisch water zoo heer lijk kunnen prijkenop de stoffige weg heeft menig bloempje zijn ver nederenden dood gevonden. En dan de pinksterbloemen en doovenetels, de boterbloemen en paardebloemen, die de weiden zoo vroolijk kleuren. Als ge zoo in Mei en Juni langs de wegen loopt kan het u soms over weldigen, die weelde van bloemen. Daar zijn al, die schermbloemen, zoo fijn en teer, allen wit, zich zoo sier lijk verheffend boven het gras en dan de ganzebloemen, ook wel groote margrieten of groote meizoenen ge noemd. Wat zijn ze mooi met haar groote gouden hart met den witten stralenkrans er om heen Heerlijke bloemen om te plukken en dan te samen met klaproozen en korenbloe men er bouquetten van te maken de klaprozen zoo hartstochtelijk rood, de margrieten zoo rein wit en de korenbloemen zoo innig trouw. En hebt ge dan die teere blauwe klokjes wel gevonden op een beetje zandige grond met fijne grassen er tusschen sieren ze uw kamerwel niet lang, want het is een teer goedje. Och, als we eenmaal aan het op noemen gaan, kunnen we er haast niet uitscheiden, 't Is een schat, een zegen, de bloemenwereld. Wat zij zijn voor de menschheid is niet te het mij gelukt om uw bruidschat te red den uit de algemeene ruïne. Ge behoeft alleen de papieren te onderteekenen, die ik hier medegebracht heb, en u op ons huwelijkscontract te beroepen. «Hoe, George Ik zou vermogend blij ven, terwijl gij in schande en dood gedre ven wordt. Aldus vat je onze vereening, de trouw op, die wij elkander gezworen hebben Je spreekt van mijn bruidschat, God geve, dat het halve millioen voldoende is, om de gelden, die u toevertrouwd waren, te dekken, uw naam onbesmet te houden. Waarom wilt ge dezen uitweg niet Ik heb je rijkdom gedeeld en zal voortaan ook je ellende deelen. Je moogt niet sterven, George, Wij geven den schuldeischers, wat wij bezitten en zeggen hun dat wij werken willen, dag en nacht, totdat wij de laatste schuld betaald hebben. De hemel zal ons daartoe moed en kracht schenken, gelefde.« «Maar de ellende, de armoede, de schan de, Pauline. Armoede is nog geene schande.® «En ons kind «Ons kind Wij zullen het een eer lijken naam nalaten, en dat zal meer zijn dan goud. Wij zullen hem leeren arbei den, en aan een stil, vlijtig leven gewen nen. Het overige willen wy Gode over laten.® «Maar ik kan dit offer niet van je aan nemen. Ik alleen ben de schuldige, ik alleen moet de gevolgen dragen van mijne zeggen. De zegen die zij verspreiden geeft de sprookjesdichter Andersen zoo aardig weer. Daar waren eens, vertelt hij, vijf erwten in één peul. De peul barstte en een kleine jongen bezigde de be woners tot speelgoed in zijn blaaspijp. Ze gingen ieder hun eigen weg. De eene kwam op een mestvaalt, de ander in een spreeuwenbek te land, doch de vijfde kwam ongemerkt neer bij een zoldervenster. Het armoedige kamertje waarvan dit venster het eenige was, werd bewoond door een arme weduwe met haar zieke doch tertje. Het meisje sleepte haar kwij nend leven eenzaam voort, terwijl moeder onder de menschen was om 't zoo noodige brood te verdienen. Op een morgen staarde 't kind 't venstertje uit en ziet eenig frisch groen in de goot. 't Was een erw tenplantje; fluks werd de legerstede der zieke bij 't raam geschoven en 't kind sloeg van dag tot dag de ontwikkeling der plant gade. En wanneer moeder thuis kwam vertelde ze met innig genoegen van haren groei. De moeder, bemerkende hoe goed dit het lieve kind deed, verzorg de en steunde het plantje en eindelijk mochten beiden 't genoegen smaken van de schoone vlinderachtige bloem te zien ontluiken. Dat was een heer lijkheid en een profetie tevens. Moe der merkte op dat de levenslust van haar oogappel tegelijk met het erw tenplantje ontwikkelde en ze dorst weer hopen, hopen op gezonde dagen voor haar engel. De lentelucht kreeg vrijen toegang op 't muffe vertrekje en de jeugd der zieke zal 't hare gedaan hebben, genoeg spoedig was het kind op den weg der beter schap en de moeder zegende de erw- tebloem, die vreugd in haar woning gebracht had. Dit sprookje bevat, naar we mee- nen, de liefelijkste poëzie, waaruit sprookjes gewoonlijk geweven wor den, al is 't ook maar van een lagere orde, al zweeft er een geest van huiselijkheid over en blijft het vreemd aan de wereld der geesten en der wonderen, waarin de fantasie der sprookjesdichters ons gewoonlijk voert, 't Predikt ons in eenvoudige woorden den liefsten zegen der bloe lichtzinnigheid of van mijne dwaling. Gij moogt dat niet, gij niet.« Zij glimlachte. Eene snelle beweging en de papieren, die zij van tafei had genomen, fladderden aan stukjes in het vuur van den haard, in deze rustige, gezellige vlam, om lijst door kunstige, marmeren festoenen. «Pauline riep hij. antwoordde niet, maar schelde. Juffrouw Hinrik hare kamenier trad bin nen, eene echte Vlaamsche, groot en sterk en vrij onbevallig, alles ging bij haar iri de breedte. De haren had zij zóó strak naar achteren gekamd, dat het scheen alsof zij de wenkbrauwen omhoog hadden ge trokken, wanneer men de blonde schadu wen boven de reebruine, ronde oogen ten minste aldus noemen kon. Haar stomp- neusje kwam vroolijk en tevens verwon derd uit het blanke gezicht de wereld in kijken. Haar schortje, haar kraagje, hare manchetten waren altijd zóó verblindend wit, dat het den indruk maakte als riekte de gansche persoon naar waschkuip en strijkijzer. «Juffrouw Hinrik,® zeide Pauline kalm, »weet ge ook soms, wanneer van «Het gouden Lam® de omnibus naar de Fran- sche grenzen afrijdt «Om zeven uur, mevrouw. «Ga er dan terstond heen en bespreek twee plaatsen. Twee binnenplaatsen, hoor «Twee binnenplaatsen vroeg juffrouw Hinrik verwonderd en op gerekten toon. «Ja. Hebt ge me dan niet verstaan men dien, van troost voor 't arme, verlaten menschenkind. Wat zijn bloemen? Zonder ons hier te wagen aan een wetenschappelijke omschrijving, her inneren we toch dat de bloem de wieg is der jonge plant, een wieg, schooner dan die eener jonge prinses. Ze omsluit met haar schitterende blaadjes de edelste organen der plant, totdat ze uitgediend heeft, d. w. z. totdat de vrucht gezet en 't schoone omhulsel als beschutting overtollig geworden is. Dan valt ze af en vergaat. Het is met de bloemen als met de prachtige vlinders, ze leven tot een bepaald, scherp afgebakend doel, en daarna sterven ze. Ondertusschen zijn ze als voorbe schikt ons in haar korte leven te doen genieten van haar schoon, te wijzen op de wonderen en uit te lokken tot 't doordringen van de geheimen der schepping. Indertijd, toen de godsdienst der volken ten deele of geheel natuur dienst was en men zich de verschijn selen en de krachten der natuur als personen verbeeldde die goed of kwaad over 't menschdom brachten, werd ook de bloemenwereld als ge schapen gedacht door een weldoende godin. De Romeinen noemden haar Flora, de Grieken Cloris. De dienst dezer lentegodin werd in de laatste dagen van April gevierd. Gelukkige ouden, die zoo vroeg in het jaar reeds konden feestvieren en zich tooien met den liefelijken bloe- menschat. Wij, die in veel ongun stiger omstandigheden verkeeren, kunnen onze Floralia eerst laat in den zomer of in de eerste dagen van den herfst houden. Maar al vieren de bloemenveree- nigingen eerst laat in den zomer haar hoogtij, al maanden van te voren hebben zij haar zegeningen verspreid. Wat een vreugde in vele woningen waar zelden een ander plantje ge kweekt wordt, als het kleine stekje groeit en vol hoop wordt gadegesla gen. Oppervlakkig zou men 't aan die tobbende en zwoegende massa niet zeggen, maar men moet 't bij en na Floralia-uitdeelingen opgemerkt heb- Waar wacht ge nog op Juffrouw Hinrik ging zwijgend de deur uit eri weldra zag men haar met een dik ken doek over hoofd en schouders door de sneeuw den kant uitdraven, waar de her berg «Het gouden Lam« lag. «Onzen Adriaan zal ik wel op mijn schoot houden,zeide mevrouw van Eyckens lachend tegen haren man, toen de kame nier zich verwijderd had. «Wij hebben nog den geheelen namiddag den tijd, Ik ga spoedig een koffer pakken met linnengoed en de noodzakelijkste kleeren. In mijn spaarpot ach, het is het steenen potje, dat Adriaan van de laatste jaarmarkt voor mij medebracht bevinden zich vier dui zend francs, die ik van lieverlede van mijn speldegeld heb bespaard. Dat is het eenige geld, 't welk wij met een zuiver geweten mogen medenemen. En gij, George, schep moed. Spreek met uwen eersten boek houder de heer Goevaert is schrander en trouw, hij moet den geheelen toestand van de zaak kennen. Geef hem eene volmacht en laat de acte opmaken, waarbij ik mijn bruidschat aan uwe schuldeischers afsta. De bekendwording van onze ruïne mag ons hier niet meer treffen. In Frankrijk, in Parijs, kunnen wij de gebeurtenissen beter afwachten. En mocht uwe tegenwoordig heid alhier noodzakelijk worden, welnu, dan kunt ge immers altijd terugkeeren.® Eene wonderbare vastberadenheid was over haar gekomen en sprak uit ieder harer woorden. George van Eyckens onderwierp ben, hoeveel liefde tot bloemen er schuilt onder het volk en met wat een ijver en overleg grooten en kleinen hunne lievelingen verzorgen. De harde man, de bitse vrouw en 't brutale d. w. z. door de opvoeding- of gemis aan opvoeding brutaal ge worden kind vinden elkander bij de bloempotten en leggen bij de be schouwing van het vreedzame tooneel van krachtigen groei en heerlijke ontwikkeling, hun hardheid, bitsheid en ondeugd neer. Hoe menigmaal is het niet voor gekomen dat menschen, die een een zaam leven leidden, zich met hart en ziel gingen hechten aan hun bloemen. Gelukkig is niet aller menschen leven zoo; gelukkig kunnen haast allen onder ons hun liefde geven aan andere schepselen, aan menschen gelijk zij; maar ook voor hen is de bloemen, wereld een opfrissching, een genot dat iedereen zich verschaffen kan en dat daarom zooveel waarde heeft. buitenlandTch overzicht Lloyd George, de eerste minister van Engeland, heeft te Glasgow een uiterst belangrijke rede gehouden ter gelegenheid van de aanbieding van het eereburgerschap der stad aan hein. Toen hij te Glasgow aankwam trokken honderden munitiearbeidsters in kaki in optocht door de straten. De stad was met vlaggen en banieren versierd Lloyd George werd in het stadhuis uit bundig toegejuicht. Dit herhaalde zich, toen de eerste minister oprees om het gemeentebestuur te danken voor de hem bewezen eer. Lloyd George riep de namen der uitstekende mannen in de herinnering terug, die tot eereburger van Glasgow werden benoemd, o. a. de vroegere eerste minister Campbell Bannerman. Hij ver volgde nooit hadden mannen meer be hoefte aan sympathie, steun en medewer king dan zy, die thans het lot der natie leiden. Wij zijn aan het roer gezet in een razenden storm. Engeland heeft tot dus ver dien storm weerstaan, het klieft met suc ces de golven, maar de orkaan is nog niet voorbij, en wij zullen de inspanning, han digheid, geduld, moed en volharding van allen aan boord noodig hebben om er het land doorheen te sturen zonder schipbreuk zich aan de beschikkingen van zijne echt- genoote. Met den rijkdom scheen al zijne energie, zijn zoo voornaam zelfbewustzijn te zijn verdwenen. Er zijn menschen, die alleen in de broeikaswarmte des overvloeds kunnen leven, die slechts daar hun aanzien kunnen handhaven. Komt de armoede, dan legt zij zich doodend over hen als een voorjaarsvorstje over de bloemen. Het was reeds donker en de lantarens wierpen een droevig licht over de straten, toen de diligence hortend en stootend naai de stadspoort reed. Een gelukkig toeval wilde, dat de heide echtelingen met hun kind zich alleen in het voertuig bevonden. Toen de wagen de poort uitreed, barstte de jonge bankier, als vernietigd, in snikken los. Zijne gade trok hem naar zich toe, legde het hoofd van den beklagenswaardige tegen haar schouder en zette den knaap op den schoot van den ontmoedigden, ver nietigden man met zijne forsche gestalte en zijn vertwijfelend hart. «De hemel zal ons niet verlaten,® zeide zij met eene vriendelijke stem, «want wij hebben onzen plicht gedaan.® II. Leve nsstor men. Na een langen, vermoeienden rit kwamen de vluchtelingen te Parijs aan en namen hun intrek in een bescheiden logement. Wordt vervolgd. NIEUWSBLAD Hit Lmd ui neusden en Aitm, de Laiostraat en ds Benelerviard. Tel. int. 493 CUBA

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1917 | | pagina 1