DE TOWER VAN LONDEN,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
3709. Woensdag 26 September 1917.
fr'IAJILIJlTOV
lie Rooile Bastille.
No.
Dit blad verschijnt ^OENSDAG en ZATERDAG.
A h o n ri e m e n t s p r ij sper li maanden 0.90,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 46 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
In 't Oosten van Londen, aan de
grens der City (oude stad) verrijst
aan den oever der Theems een met
wallen en grachten omgeven kas
teel, in den vorm van een vijf
hoek en met vele torens voorzien.
Het wordt door een bataillon infanterie
bewaakt en is met geschut versterkt.
Ofschoon noch door kunstigen bouw
stijl, noch door aangename ligging en
omgeving uitmuntend, is deze steen
klomp evenwel een der voornaamste
bezienswaardigheden der Britsche
hoofdstad. Als het oudste der ko
ninklijke gebouwen in Londen, is het
tevens een historisch gedenkteeken
van den eersten rang, waaraan zich
een lange rij der gedenkwaardigste,
voor een deel ook der bloedigste ge
beurtenissen vastknoopt. Als vesting,
gevangenis, schavotplaats, schatkamer
wapenhuis en koninklijk verblijf, heeft
het in de Engelsche geschiedenis een
eigenaardige, zeer afwisselende rol
gespeeld.
Bijna elk der vele torens, waaruit
dit kasteel, dat den naam van Tower
draagt, samengesteld is, ja ieder
vertrek, elke gang, elke plaats daar
binnen, heeft zijn historische herin
neringen, meestal echter van een
treurigen aard.
Het oudste deel van den Tower is
de in 't midden staande witte toren,
in het jaar 1078 door Willem den
Veroveraar als bolwerk tegen de op
roerige Saksen gebouwd. Op zijn plat
dak werden aan de vier hoeken
kleine torens gebouwd, terwijl zijn
zware muren met een dubbelen wal
omgeven werden. Hij bestaat uit
drie verdiepingen, elk met verschei
dene zalen. Een daarvan in de eer
ste verdieping wordt „deslaapkamer
van koningin Elizabeth" genoemd en
telt een rijke verzameling oude wa
pens, uitrustingen, krijgstropheeën en
uniformen. Door een gang verbon
den grenst aan deze kamer een nau
we, donkere cel, die interessant is,
dewijl ze onder de regeering van
Jacobus I, dertien jaren lang de wo
ning is geweest van den geleerden
zeeman en ontdekker Walter Raleigh,
de vriend van William Shakespeare.
5 Uit het Fransch
»Je bedoelt zeker de jonge dame, die
met hare moeder door Linguard in zijne
huishouding opgenomen werd Ja, ik hoorde
daar zoo iets van een amourette tusschen
u beiden, is 't niet?€
«Eene amourette, mijnheer?! Zeg liever
eene vurige, onweerstaanbare liefde, die
niet ophouden zal, zoolang ik leef
«Ja, ja. zoo zijn de jongeluide Mar-
seillaantjes vooral spotte de nabob. «Ik
heb dien tijd ook gekend nog herinner ik
mij maar wij hadden het niet over
mij die liefde, kameraad, komt me wel
wat van te jongen datum voor, om in eens
zoo sterk en zoo dringend te zijn
«Neen, mijnheer; ik beminde Elisabeth
Meursanges al, voordat ik het zelf wist.
Hare ouders en de mijnen woonden in
dezelfde straat te la Ciotat. Haar vader
was schrijver bij de marine en de mijne
officier bij de douane, daardoor ontmoetten
wy elkander dikwijls en leerden Elisabeth
en ik elkaar reeds als kind kennen. Ik
had thuis een ongelukkig leven mijne
moeder was soms heel zacht tegen mij maar
meestal wilde zij niets van mij weten, en
mijn vader had bepaald een hekel aan mij
en sloeg mij bijna alle dagen I En toch
was hij erg goed voor mijnei broertjes en
Op 26 Oct. 1618 verliet hij dezen
kerker om op het plein van den
Tower onder de bijl van den beul te
sterven. Driemaal heeft hij hier ge
vangen gezeten. De eerste maal we
gens heimelijke verstandhouding met
een der hofdamps, met welke hij later
huwde. De toenmaals regeerende
koningin Elisabeth, zelf verliefd op
den schoonen, ridderlijken man, oor
deelde diens liefde voor een hofdame
strafwaardig en zette hem eenigen
tijd lang in den toren. Ongeveer 10
jaren later werd hij er nogmaals in
geworpen bij de ontdekking eener
samenzweering, welke ten doel had
Arabella Stuart op den troon te
plaatsen. Ofschoon zijn aanklager
later de beschuldiging van daaraan
te hebben deelgenomen herriep, werd
bij evenwel ter dood veroordeeld.
Desniettemin liet men hem in den
Tower verkwijnen, waar zijn vrouw
zijn gevangenschap deelde, zonder
het vonnis aan hem te voltrekken.
Gedurende dien tijd voltooide hij de
eerste wereldgeschiedenis in de En
gelsche taal geschreven. Na zijne
bevrijding ondernam hij een reis
naar Guyana, die mislukte en hem
wederom in den Tower en vandaar
in 1618 op 't schavot bracht.
Een interessante relequi van ves
tingbouwkunst uit de 12e eeuw is de
tweede toren des Towers, naar den
eersten gevangene Beauchamp-toren
genoemd. Eene nauwe wenteltrap
voert naar de twee bovenverdiepin
gen dezes omvangrijken torens, welks
onderste verdieping gedeeltelijk onder
den grond ligt en een verschrikke
lijke kerker moet geweest zijn. In de
dikke muren der bovenkamers be
vinden zich gangen met verborgen
openingen, in welke gangen de spi
onnen de gesprekken van gevange
nen beluisterden. Talrijke opschrif
ten bedekken de wanden dezer ker
kers en verhalen van de ongelukkige
offers van souverein geweld en ver
wrongen rechtspraak. Hier hebben
de aanhangers der ongelukkige Maria
Stuart gevangen gezeten. Bij de
herstellingen van dezen toren in 1858
heeft men verscheidene, ten deele
geheel verbleekte wandopschriften
door chemische middelen weder lees
baar gemaakt. Aan een der wanden
zusjes, die allen jonger waren dan ik. Al
tijd, als ik slaag gekregen had, zocht ik
mijn toevlucht bij Elisabeth. Zij beklaagde
mij, maar sprak mij altijd weer moed in.
Meer dan eens verdedigde zij mij tegen
mijn vader of smeekte hem op hare kniën
mij te sparen. Eens ving zij den slag op,
die voor mij bestemd was en viel bloedend
voor mijne voeten neer. O, mijnheer nog
zie ik haar op den grond liggen, bleek en
onbewegelijk I Maar als die stormen
bedaard waren, ging Maurice op luchtiger
toon voort, hoe gelukkig waren we dan in
onze kinderlijke vrijheid Dan gingen Eli
sabeth en ik hand aan hand schelpen zoe
ken op het strand, of wij liepen op onze
bloote voeten tegen de schuimende golfjes
in. Op een anderen keer gingen wij op
het land vlinders vangen, en Maar
ik verveel u bepaaldwat hebt u ook
eigenlijk aan die kinderachtigheden
De vreemdeling greep des jongelings hand
en schudde ze krachtig.
»Ga voort, ga voortsprak hij met
bewogen stem. Gij maakt mij weer jong;
mijn hart slaat als een vliegenvleugeltje
Ga voort, cospetto Een ezel mag wel
eens het oor leenen aan het gezang van
den nachtegaal, al kan hij hem niet nadoen.
Maurice sloeg weinig acht op die woor
den, waarin de aandoening zich onder een
ruwen vorm verborg, en hervatte op zijn
droefgeestigen toon
«Toen ik groot werd, kon ik Elisabeth
niet zoo vaak bezoeken. Het ongeluk had
leest men o. a.„Jane, JaneEen
roerende roman in twee woorden,
geschreven door Lord Dudley voor
hij met de schoone zeventienjarige
Jane Grey het schavot besteeg, tot
straf daarvoor dat de laatste zich
door den Hertog van Northumberland
op den troon had doen plaatsen.
Ook Anna Bolein, de tweede ge
malin van den koninklijken vader
moorder Hendrik VIII heeft hier de
laatste stonden van haar ongelukkig
leven doorgebracht. In 1532 werd
zij door den tiran op den troon ge
heven en reeds een jaar later was
hij haar moede. Een grond van aan
klacht was gemakkelijk gevonden en
op 18 Mei 1586 viel haar schoon
hoofd onder de bijl van den beul.
Men weet echter niet nauwkeurig in
welke cel ze haar laatste levensda
gen gesleten heeft, noch ook waar
men haar lijk begraven heeft.
Ook de Devereux-toren, aan een
der hoeken van 't kasteel, heeft zijn
treurige geschiedenis. Wie kent niet
het ongelukkige lot van graaf Essex
Jong, schoon en talentvol komt hij
in 1588 aan het hof van Elizabeth
en werd terstond haar verklaarde
gunsteling. Hij had echter zijn hart
reeds weggeschonken en niets ver
mocht hem van zijn uitverkorene
afvallig te maken. Elizabeth schikte
zich in het onvermijdelijke, zelfs toen
Essex in het geheim huwde over
stelpte zij hem nog met hare gunst
bewijzen. Doch Elizabeth had een
grillig, prikkelbaar humeur. Haar
latere verhouding tot den gunsteling
wisselde af tusschen liefde en haat
en eindelijk viel haar vollen toorn
op hem. Van landverraad beschul
digd werd hij op zekeren dag in den
Tower gevangen gezet en ter dood
veroordeeld. Lang talmde de konin
gin met de onderteekening van het
vonnisze hoopte dat de trotsche
Essex om genade zou smeeken. Naar
luid der overlevering zou Essex een
ring van haar in bezit gehad hebben,
die zij hem geschonken had met het
uitdrukkelijk verlangen haar dezen,
zoo ze eenmaal toornig mocht zijn,
toe te zenden. Dezen ring, zoo ver
telt men verder, heeft Lord Essex
op 't laatst van zijn leven aan de
gravin Nottingham ter hand gesteld,
mijn verstand gescherpt en ik begreep zeer
goed, dat ik alleen door vlijt en inspanning
barer waardig kon worden. Ik voedde mij
zoo wat zelf op en, toen ik tot de jaren
des onderscheids kwam, verliet ik liet ou
derlijk huis en werd inwonend jongste be
diende hij een procureur. Daar was het
hard werken voor weinig geld, maar ik
hield mij taai en langzamerhand ben ik tot
tweede klerk opgeklommen. Mijne moeder
stierf al gauw en ik beweende haar op
recht. Liefde had zij mij nooit betuigd,
maar zij was altijd zacht en toegevend voor
mij geweest. Toen was de laatste band,
die mij aan huis hechtte, verbroken. Na
den dood mijner moeder kende de haat
mijns vaders geene grenzen meer en hij
weigerde mij te zien. Toen stond ik al
leen op de wereld.
»Maar één huis stond voor mij open,
dat van den heer Meursanges. Als ik Eli
sabeth weer eens zag, was al mijn leed
vergeten. Zij was nu eene jonge dame
geworden en in hare omgeving werd al
over hare schoonheid gesproken u zult
haar straks wel zien, mijnheer, dan kunt
u er over oordeelen. Ik beminde haar tot
aanbiddens toe en zij wist het en be
antwoordde mijne liefde. Wij waren vol
hoop en de heer Meursanges zag met ge
noegen onze stille genegenheid, maar me
vrouw Meursanges scheen mijne bezoeken
niet goed te keuren. Zij was trotsch op
Elisabeths schoonheid en had groote plan
nen met haarook verheelde zij mij bij
teneinde hem aan de koningin te
geven. Deze heeft dat echter niet
gedaan en zoo viel zijn hoofd op de
plaats waar reeds zoo vele andere
gevallen waren, op 25 Februari 1601.
Slot volgt.
BUITENLANDSCH OVERZICHT-
«Hoe men met veel woorden weinig
kan zeggen.Dat zou men kunnen schrij
ven boven het antwoord dat de centralen
op de pauselijke vredesnota hebben gege
ven. Wij zijn al weer een bittere teleur
stelling rijker geworden. Wij hadden zoo
gehoopt dat de bemoeiingen van den Paus
de zoo lang en vurig gehoopte vredeson
derhandelingen zouden hebben ingeluid.
Wij meenden nu zullen èn de centralen
èn de geallieerde mogendheden in duidelijke
bewoordingen te kennen geven wat zij als
voorwaarde stellen om de wapenen neder
te leggen.
Maar eilacy de geallieerden hebben
besloten, zoo wordt althans gezegd, in het
geheel geen bescheid te geven op de
roepstem uit Rome. En de middenrijken
ieggen een verklaring af die zóó vaag en
zóó weinig belijnd is, dat er niets mee te
beginnen is.
Had de Paus, terecht, naar het ons
voorkomt, gemeend, dat teneinde het veld
voor den vrede te effenen, de «algemeene
termen«, waarin tot nu toe alle vredes
pogingen waren blijven steken, moesten
vervangen worden daor smeer concrete en
practische voorstellende nota's van
Duitschland en Oostenrijk bepalen zich an
dermaal tot algemeené phrases, die weinig
houvast geven, en laten de door den Paus
wenschelijk geoordeelde preciseeringvan
zoo goed als alle opgesomde puntendie
de grondslagen schijnen te moeten vormen
voor een rechtvaardigen en duurzamen
vrede,achterwege. Het antwoord is er
daardoor een geworden, waar ieder, naar
zijn aard, alles in lezen kan en niets.
Zeker, daar komen in de nota's, zoowel
van de Duitsche als de Oostenrijksche
Hongaarsche regeering uitlatingen voor die
naar het hart zijn van alie vredesvrienden.
Zoo heet het in de Duitsche nota Wij
deelen de opvatting van Z. II. dat bepaalde
regels en waarborgen voor een gelijktijdige
en wederkeerige inperking van de bewa
pening te land, ter zee en in de lucht,
zoomede voor de echte vrijheid en het
gemeenschappelijk bezit vaa de volle zee
punten zijn, bij de behandeling waarvan
gelegenheid haar afkeer niet.
«Verleden jaar stierf de heer Meursan
ges en zijn gering inkomen had hem niet
veroorloofd te sparen. Hij liet zijne we
duwe en zijne dochter in een bijna behoef-
tigen staat achter. Ik bood de dames
dadelijk mijne hulp aan, en die werd dank
baar aanvaard. Haar trots scheen voor het
oogenblik gebroken. Nu geloofden Elisa
beth en ik, dat niets onze vereeniging meer
in den weg stond.
»Toen kwam de heer Linguard voor
zaken te la Ciotat. Hij was een oude
kennis van mevrouw Meursanges en bracht
haar natuurlijk een bezoek van rouwbeklag.
Elisabeths schoonheid trof hom, en hij
scheen zeer begaan met het treurig lot
der dames. Ik weet niet, hoe de man het
aangelegd heeft, maar hij wist haar van
zijn diep medelijden te overtuigen, en ein
digde met beiden eene plaats in zijn huis
aan te bieden om daar betere dagen af
te wachten. Mevrouw Meursanges wist,
dat Linguard voor onmetelijk rijk doorging,
en hare eerzuchtige plannen met Elisabeth
werden toen over haar gaande. Zonder
zich om de praatjes, die over Linguard
gingen, te bekommeren, nam zij zijne
aanbiedingen aan en kort daarop verhuis
de Elisabeth met hare moeder naar de
Roode Bastide.
»Ik was wanhopig, mijnheer, toen ik
die tijding vernam Ik had Linguard maar
één keer ontmoet, doch toen had ik al
genoeg van zyne huichelaarstronie. En dan
de nieuwe geest, welke voortaan in de
verhouding tusschen de staten moet heer-
schen, zich voor het eerst en vol beloften
moet verwezenlijken.
M. a. w. men is voor het beginsel van
ontwapening en van het scheidsgerecht.
Maar dat zijn zaken die eerst na den vrede
ter sprake zullen komen. Wat echter ge
daan moet worden om dien te verkrijgen
en hoe de centralen daartoe willen mee
werken, daarover wordt met geen woord
gerept.
Het is te begrijpen dat een zondvloed
van beschouwingen over de beide nota's is
uitgestort. Bitter, fel en onverzoenlijk is
de gansche ententepers. De bladen zijn
eenstemmig van oordeel dat het antwoord
der centralen vaag geklets is. Dit vooral
prikkelt de gemoederen, dat met geen
woord gerept wordt over de toekomst van
België. Wat treft in al die beschouwingen
is de onverzettelijke wil den strijd voort
te zetten. De entente wil den oorlog
winnen.
Maar daar moet toch een schoonschijnende
leuze voor gevonden worden. Vroeger heette
het telkens weer: «De*democratie zetten
behoeve van de kleine naties den strijd
tegen het militairisme voort.Doch nu
zegt èn Duitschland èn Oostenrijkook
wij willen geen militairisme in de toekomst.
Wij evenzeer als onze tegenstanders be-
geeren ontwapening. Jawel, antwoordt nu
de entente dat is best mogelijk, Maar
wij zullen nooit of te nimmer vrede kun
nen en willen sluiten met deze Dnitsche
regeering. Eerst moeten de Hohenzollerns,
die onbetrouwbare, bloeddorstige regeerders
van den troon gebonsd, voor wij de hand
der verzoening zullen aannemen 1 Dus door
vechten Tot hoe lang Tot de
regeeringen van Frankrijk, Italië en En
geland zijn weggejaagd en een andere re
geering op het kussen is gezeten Wat
ons betreft hoe de vrede ook komen moet,
als hij maar komt. De nood neemt immers
zóó toe, dat de Europcesche bevolking zich
gebracht ziet aan het begin van haar onder
gang. En die nood klimt met den dag.
Denk maar eens in Tot nu toe vielen
zoo wat 7 millioen dooden, er zijn reeds
17 millioen gekwetsten, zonder nu nog te
spreken van de schrikbarende klimming van
het sterftecijfer vooral onder de kinderen.
Neem daarbij de ondragelijke schuldelast
waaronder alle volken gebogen gaan. Dan
de verzwakking van het huidig levend ge
slacht. Dan het gebrek dat er in den
de geruchten, die er over hem liepen I
Cayou heeft u nog niet eens de helft van
de waarheid gezegd I 't Was om gek te
worden ik vloog naar mevrouw Meur
sanges om haar voor dien man te waar
schuwen, maar zij behandelde mij uit de
hoogte en wilde niets van die praatjes
gelooven, ja gaf mij er de schuld van, dat
ze bestonden. Toen wendde ik mij tot
Elisabeth ik sprak met het vuur der over
tuiging zij hoorde mij aan, weende met
mij, maar kon zich niet verzetten tegen
den hardnekkigen wil harer kortzichtige
moeder. Kortom, wij waren nog jong, en
mijn loopbaan was nog niet gemaakt. En
waar zoo lang een geschikt verblijf voor
haar te vinden Dat ging immers ook
niet, en Elisabeth beloofde mij plechtig
nooit een ander te nemen, wat er ook
gebeuren mocht. En toen beloofde ik haar
dat ik met dubbelen ijver zou werken en
haar opeischen, als ik zoo ver gevorderd
zou zyn, als hare moeder indertijd bedon
gen had. En half en half gerustgesteld,
liet ik haar met hare moeder vertrekken.
«Nu zijn er drie maanden van onze
scheiding om. Ik dacht alleen aan mijn
werk en de vereischte bevordering maar
onverwacht kreeg ik een paar dagen ge
leden een brief van Elisabeth, waarin zij
zich beklaagt, op de hatelijkste wijze ver
volgd te worden, en zij smeekt haar te hulp te
snellen, want hare moeder wil haar dwingen
de vrouw van haren weldoener te worden I
Wordt vervolgd.)