Iets over opvoeding.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3783. Woensdag 26 Juni 1918.
FEUILLETON.
KRAT ES,
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.05,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Zoo telkens als mij iets onder de
oogen komt, dat mij treft, denk ik
'k zou wel willen dat meerderen met
mij het genieten konden. Vooral als
het gaat over opvoeding of de ver
houding van ouders tot kinderen, om
dat het mij lijkt, dat niets zoo onze
belangstelling verdient als wel juist
dit. Een dezer dagen las ik een stukje
over vertrouwelijkheid tusschen ou
ders en kinderen een stukje noodig
om eens overdacht te worden in dezen
tijd, nu de band tusschen de leden
van een gezin dikwijls zoo los is.
Het heette„Het vertrouwen van
haar jongen."
„Zeg, hoe zou 't toch komen, dat
mijn jongen steeds minder vertrou
welijk is hoe ouder hij wordt. Hij
gaat zoo heelemaal zijn eigen weg.
Wat hij in zijn vrijen tijd doet, weet
ik niet eens. Als ik er naar vraag,
dan scheept hij me kortweg af. Jouw
Willem is een jaar ouder dan Rudolf
en toch lijkt het me dat hij veel ver
trouwelijker met jouw is."
De oogen van de aangesprokene
lichtten „Ja, 't is waar, mijn Willem
is nog wel zoo vertrouwelijk met me,
als toen hij een kleine jongen was."
„Zou het aan het karakter van
Rudolf liggen, of aan mij, wat denk
t? je?"
Willems moeder vatte de hand van
haar vriendin en zeideJa, als je
me de waarheid vraagt, dan geloof
ik wel dat het vooral aan jou ligt.
Om het vertrouwen van onze op
groeiende jongens te behouden, moe
ten we dat vertrouwen nooit terug-
stooten. Altijd moeten we belang
stelling toonen in 't geen hij ons komt
zeggen, ook al komt het nóg zoo on
gelegen. Heb je niet meer dan eens
gezegd „Nee, Rudolf 'k heb nu geen
tijd" als hij uit school kwam met
allerlei vragen en verhalen en je druk
bezig was in de keuken Ik weet
't door Willem, dat Rudolf dat naar
vond.
„'t Is waar, maar je weet zelf hoe
ongelegen die jongens je ook soms
met allerlei aan kunnen komen. Hoe
heb jij 't dan aangelegd
„Ik heb altijd m'n best gedaan om
EEN LEVENSBEELD.
De apen gingen op hun achterste poo-
ten staan en grijnsden, als wilden ze zeg
gen wat heeft onze directeur te bevelen
De poedel kroop bij het zien van het mat-
tenrietje, dat de baas uit handen van zijn
zoon ontving, met den staart tusschen de
beenen, op zijn buik tot voor Carlo's voe
ten en keek hem toen aan met een blik,
waarin een bede om genade opgesloten
scheen.
»Allohier, Tom I jij hebt gisteren
driemaal je sprong gemist, weet jij dat
wel, hè Het rietje zwiepte door de
lucht. ïJe moest strieps hebben. Recht
op, Minca Hier Jack Moet ik je
afstraffen
Tom blafte binnensmonds en wuifde met
zijn pluimstaart.
x>Nou kom dan maar hier, bij den baas
Je bent anders de kwaadste ook niet.«
Tom sprong op, blafte luid, ging met zijn
voorpooten tegen Carlo opstaan en lekte
hem het gelaat, dat deze naar hem over-
boog.
s>We zullen een» even repeteeren. Hier,
Minca op je plaats, Jack.« De twee
apen werden een eind verder aan hunne
hem niet te laten merken, dat hij nu
eigenlijk ongelegen kwam. Gebeurde
het eens een enkele maal dat hij zei
„Moeder, u luistert niet," dan zei ik
„Ja jongen, ik kan er op het oogen-
blik heusch mijn gedachten niet bij
hebben, maar straks heb ik tijd voor
je," Dan vond hij dat eerst wel niet
prettig, maar als ik verder op den
dag een en al oor was, dan was alles
weer goed. Een moeder moet altijd
tijd hebben voor haar kinderen, op
dat ze nooit gaan denken, dat wat
hij denkt of doet moeder onverschil
lig is. Dan blijft de gewoonte cm
met alles bij ons te komen, er in
En zoo krijg je dan vanzelf gelegen
heid zijn eigen innerlijk leven te
leeren kennen. En zoo'n invloed als
je dan kan uitoefenenHeel teer
moet je over alles spreken, maar toch
duidelijk en open. Vooral geen lange
preeken houden. Mijn Willem is van
aard gesloten en uit zich niet ge
makkelijk, toch kan hij soms zoo
vertrouwelijk met me praten als we
samen eens'buiten wandelen.
„Ja, ik geloof, dat ik veel verzuimd
heb," zei Rudolfs moeder, zou er nog
iets aan te doen zijn
„Gemakkelijk is 't niet, maar on
mogelijk toch ook niet. Hij is pas
17. Probeer 't maar eens om hem te
laten voelen dat je in alles belang
stolt, wat hem aangaat en laat je niet
afschrikken als hij je misschien eerst
afstoot.
En nu we toch een keer bezig zijn
ons te laten opvoeden en door ons
onze kinderen wilde ik u nog even
dit aardige versje laten lezen
Levenswijsheid.
kettingen door Carlo's zoon vastgehouden,
hij gaf hun een hoepel in de pooten en
Tom's evolutiën begonnen
Allo Hoepla, hoepla Hooger Ferm
zoo Mooi zoo, Tom Nog eens Hoepla
hoepla Daar heb je het waarachtig
weêr, net als gisterenavond Allo, hier,
Tom Angstig kwam de hond nader
hij trok met zijn linker achterpoot De
directeur betastte met zaakkundige hand
het dier, wreef met zijn breeden duim
langs den poot, mompelde »ik voel toch
niets verkeerds,gaf Tom een klein tikje
en riep nogmaals »AUo 1 Hoepla! Vooruit
Gewillig rende Tom een paar malen in
de rondte, maar toen hij zijn sprong moest
nemen, kreunde hij van pijn en viel over
eene zijde vlak voor den hoepel neer.
»Kom hier Carlo ging op den grond
zitten, nam den hond op zijn schoot en
onderzocht hem nogmaals, terwijl hij zijn
zoon toeriep
ïZie jij ook eens ik begrijp er niets van
er moet iets met hem niet in den haak
zijn, maar wat het is, snap ik niet. 't Zou
wat moois wezen, als we hem niet meer
konden gebruiken, 't is de beste van de
heele troep.
»Kijknu is hij weer in orde alsof er
niets is gebeurd ik vat het niet«
»Ik wel klonk plotseling een stem uit
den drom van jongens die zich langzaam
aan bij en om den wagen en op het gras
veld had verzameld.
Verwonderd keek Carlo op en vroeg
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
Het staat er voor de Oostenrijkers niet
mooi voor op het Itaiiaansche front. Ze
moeten terug en dat is een kwaad ding
als alleen in de-richting-vooruit het heil
ligt, In ons vorig overzicht maakten wij
reeds melding van een gevechtspauze. De
Oostenrijksche troepen die over de rivier,
de Piave, gekomen waren hadden voor-
loopig de aanvallen der Italianen weten af
te slaan. Het ging er nu dus om van die
pauze gebruik te maken om zooveel moge
lijk versterkingen over de rivier te krijgen.
Maar dat is niet gelukt. Het Oostenrijksche
bericht zegt dat de rivier zoo gezwollen
was dat er geen troepen over heen gevoerd
konden worden, ja, dat het zelfs hoogst
bezwaarlijk was de troepen aan de overzijde
van het noodige te voorzien. Gevolg is
dat de Oostenrijkers over de rivier weer
terug trekken, zoo snel ze kunnen. Een
leelijke tegenslag dus. Het Oostenrijksche
offensief is totaal mislukt. Voor de cen-
tralen een hachelijk ding. Er blijkt uit
dat de Italianen nauw aaneengesloten staart
tegenover den indringer die niet van zulk
een eenheid kan getuigen. Integendeel,
de verschillende volken over wie keizer
Karei de scepter zwaait staan, op zijn
zachtst uitgedrukt, als jaloersche kinderen
tegenover elkander. Zij voelen zich niet
nauw verbonden als één natie. Het gaat
zelfs zoo ver dat een deel van des keizers
»Wie zegt dat daar
»Hier baas, deze jongen heeft het ge
roepen, die met zijn bochel,cc riepen twee
of drie jongens te gelijk en du-wden Dorus,
want hij was het, vooruit.
»Kom jij eens hier, wat wee^jij wel
zei de directeur en wenkte Dorus tot zich.
Met Boppie nog steeds in den arm na
derde de knaap vrijmoedig Signor Carlo
en zei, op den poedel wijzend »Zie je
daar begint 't weer, dat's kramp op de
peezen wij hadden ook een hond die
't gedurig weerom kreeg totdat vader het
overmaakte met een smeersel
»Had jou vader er dan verstand van
»Nou en hij kon ze ook nog wel an
dere kunsten leeren dan jij.«
»Ei !<r
Zeker, we hadden er twee die konden
tellen en op de klok kijken.
»Wat was je vader
»Kom eens hier, bochelen vertel mij
eens
»Als je bochel zegt vertel ik je niets.
Dorus draaide zich knorrig om en wilde
heengaan.
Sakkerloot, jij bent kort aangebonden,
maar-dat mag ik welkom eens dichterbij,
ventje
Dorus bleef staan en schudde het hoofd.
Carlo gaf zijn zoon, die met de armen
over elkander stond te kijken, een oogje
en wenkte bijna onmerkbaar met het
onderdanen strijdt aan Itaiiaansche zijde.
Dit zijn de Tsjecho-Slowakken en Polen.
Niettegenstaande het lot dat deze mannen
wacht, indien zij worden gevangen genomen,
(het jongste Oostenrijksche staf bericht
meldde dat alle Tsjecho-Slowaksche sol
daten, die in Oostenrijksche handen zijn
gevallen, overeenkomstig de krijgswet, dood
geschoten zijn) komen steeds meer soldaten
van Slavischen oorsprong zich aan de zijde
van het leger der geallieerden scharen
Thans heeft president Wilson goedgekeurd
dat er een zelfstandig legioen van Slaven,
Tsjechen en Polen wordt gevormd om in
de gelederen van het Amerikaansche leger
te strijden.
Het Itaiiaansche leger is echter strijd
lustiger dan ooit en spant al zijn krachten
in een beslissenden slag te slaan. Wanneer
het nu gelukt de Donaumonarchie er van
langs te geven zijn de gevolgen niet te
overzien. Zoo schreef majoor de Civieux,
de militaire criticus van de Matin, reeds
op 16 Juni:
Hindenburg en Ludendorff, zoo schrijft
hij, leveren een manoeuvre-veldslag, ge
lijkend op dien, welken zij vroeger tegen
de Russen hebben geleverd. Het antwoord
daarop moet een manoeuvre van onze zijde
zijn. Welnu, het is bekend hoezeer het
Itaiiaansche front een geheel vormt met
dat in Frankrijk. De Oostenrijksche sol
daten, altijd verslagen als zij niet door de
Duitschers werden geholpen, willen niet
meer vechten en hun aanvoerders en offi
cieren willen het ook niet meer. Deserties
zijn aan de orde van den dag.
Duitschland heeft al zijn krachten in
Frankrijk noodig, wat zouden niet de in
druk en de gevolgen zijn van een over
winning op het uitgeputte en gedemora
liseerde Oostenrijk behaald Hindenburg
zou moeten pauzeeren en kostbaren tijd
verliezen om zijn bondgenooten hulp te
verleenen. Aldus zouden de geallieerden
door een manoeuvre hunnerzijds op de
manoeuvres van Hindenburg antwoorden.
Wij begrijpen het, dat de Duitschers
alles behalve trotsch zijn op hun bondge
nooten. Veel hulp hebben zij nog niet van
hen ontvangen. Het gevolg van deze Oosten
rijksche nederlaag is, dat de Itaiiaansche
troepen, die in Frankrijk staan, niet be
hoeven te worden teruggehaald, de stroom
van Amerikaansche troepen niet gedeeltelijk
naar Italië moet worden afgeleid, De ge
allieerden behoeven over Italië stellig niet
meer ongerust te zijn.
hoofd.
Plotseling voelde de knaap zich door
een paar krachtige handen aangegrepen
en opgetild, en trots zijn tegenstribbelen
vlak voor den kunstenmaker neergezet.
Dat's valsch gilde hij.
Een gelach en een hoera van de straat
jongens en de overige omstanders begeleid
de zijn kreet. Dorus keek onbevreesd met
een hoog roode kleur en een vreemde tin
teling in zijn groote oogen den directeur
en zijn gezin, dat zich nieuwsgierig had
vereenigd, aan en zei»Nu zeg ik hee
lemaal niets.
»Daar zit ras in,« mompelde Carlo, en
terwijl hij het rietje door de lucht liet
zwiepen, vatte hij Dorus bij zijn kraag
met de woorden »'k Zal je wel eens even
bijlichten
»Sla me nietriep hetkind. »'kHeb
je toch niets gedaan ik hoef toch niet
te spreken als ik niet wil Als je het
me vriendelijk gevraagd hadt, had ik het
je al lang gezegd
Een hand werd op den opgeheven arm
van den kunstenmaker gelegd 't was zijn
vrouw, die hem vroeg »Laat mij eens
met den jongen praten met slaan kom je
niet verder zie je niet hoe bleek en akelig
de stumper er uitziet
Carlo liet den jongen los en bromde
Je kunt het probeeren, Keetje, maar een
beetje rottingolie zou hem anders geen
kwaad hebben gedaan.c
Vrouw Keetje nam Dorus bij de hand,
Aan de andere zijde kan het wel nood
zakelijk worden voor de Duitschers om
reserves van het Westelijk front naar het
Itaiiaansche gevechtsterrein te zenden. Zijn
eigen front wordt dan natuurlijk verzwakt
en de kans om in Frankrijk een beslissing
te bevechten, hoe langer zoo geringer.
Daarbij komt nog de ellendige toestand
in Oostenrijk zelf. Er dreigt een hongers
nood.
De Duitsche bladen achten in het alge
meen de treurige toestand in Oostenrijk de
schuld van de Oostenrijksche regeering zelf,
doordat zij heeft verzuimd op het juiste
tijdstip tot een rationeele regeling van de
productie over te gaan. In de tweede
plaats treft, volgens de opvatting van de
Duitsche pers, Hongarije de schuld, dat
tegenover Oostenrijk buitengewoon schriel
is geweest.
Deze opmerkingen zijn natuurlijk juist.
De Epimecheusgeest in Oostenrijk is be
kend. Een van de weinige dingen, waar
men in deze wereld vast staat op maken
kan, is dit, dat men in Oostenrijk eerst
tot maatregelen zal overgaan, nadat het
daarvoor te laat is. Voorts is bekend, dat
Hongarije op zijn minst een even hartgron
dige haat voor Oostenrijk heeft, als voor
eenig rijk, waarmee het tezamen met Oos
tenrijk in oorlog is. Maar hoe het nu zoover
gekomen is, is op het oogenblik bijzaak
geworden. Oostenrijk moet nu toch, ook
ten slotte in het eigen belang van Hongarije
en van Duitschland, worden geholpen en
zoo hebben beide rijken besloten, tenminste
iets te doen.
Als gevolg van den heerschen nood, heeft
zich te Weenen een arbeidersraad gevormd
waarin aangedrongen wordt op betere le
vensmiddelenvoorziening, verhooging van de
loonen, verkorting van den werktijd en,
bovenal, het tot stand brengen van den
vrede. Het gedeelte van de besluiten, dat
over den vrede handelt, luidt als
volgt
De arbeidersraad stelt vast, dat een aan
merkelijke en duurzame verbetering van
de voedingstoestanden niet mogelijk is, zoo
lang de oorlog duurt. Zonder de groote
hindernissen, die in het tegenwoordige oogen
blik aan alle vredespogingen in den weg
staan, te onderschatten, hernieuwt de ar
beidersraad den eisch naar een zoo spoedig
mogelijk algemeenen vrede. Met ernstige
bezorgdheid stelt de arbeidersraad vast,
dat de eerste teekenen van een
beginnen den omkeer van de
en zei op vriendelijken toon »Je hebt
zeker nog geen eten gehad van morgen,
hè? Je ziet er slapjes uitkom maar eens
mee in den wagen. Och, kind wat zie
je er uit, wat ben je smerig kom dan
mijn man zal je niets doen. Maar jij bent
ook een stijfkop, weet je dat wel Zoo
wil je het mij wel zeggen Dat valt me
mee van je. Ja, je hondje kun je mee
nemen. Heb je drie dagen rondgeloopen
och Zoo, hebben ze je uit het stroo
gejaagd en heb je niet gebedeld Ga
nu maar eens zitten brand je niet, 't is
heet. Dat is lekker, hè, dat zal je goed
doen. Och, stumper, wat zijn je schoe
nen en kousen doornat Kom hier, ik
zal ze uittrekken. Nu, nu wees maar
niet bleu Och God wat heb je magere
beenen Zijn achterpoot wrijven
met speekolie Ja, goed hoor eet nu
maar eerst je bekomst, en vertel dan.«
Dorus at met smaak, wat vrouw Keetje
hem had voorgezetterwijl zij in den
wagen eenige oude kleedingstukken opzocht,
volgde hij haar met de oogen, en toen zij
weer bij hem kwam, en hem in plaats
van zijn doorweekte kousen en afgedragen
schoeisel, een half sleten tricot en een paar
lage schoenen van het wonderkind aantrok,
greep hij eensklaps hare hand, en zei
Juffrouw, ik zal u alles vertellen, en ook
hoe of je ze op de klok leert kijken.
voor 1st Laid van Heystieo an Altone, ie Langstraat en tie fiommelerwaari
Plof en daar lag hij het snoezige ventje,
't Aardige broertje en plat op zijn neus
Schattige handjes naar voren gestoken
Huilend en gillend 'n kabaal, o, fameus
Moeder had twee-, ja wel driemaal gewaaar-
schuwd
«Niet zoo vlug loopen maar ach, 't kleine
heer
Peentjes als worstjes in .ganzen-beweging
't Liep aldoor harder en telkens maar weer
Ach en daar lag hij nu. «Moedertjes boutje"
„Dot van een jongen» en vlug wil zij gaan
Om er den wildzang weer op te gaan helpen
Vrouw", zegt de vader, «laat 'tkind eens be
gaan."
'tWas me een studie! het huilen vermindert,
't Kindje blijft liggen maar plat op den grond
En door zijn pruikenbos gluren zijn oogjes,
Of er heusch niemand ter hulpe hem komt.
Maar, als hij merkt, dat geen vin zich verroerde,
Trekt hij zijn beentjes héél vlug naar zich toe,
Wrijft er het zand van zijn hemelwaartsch neusje,
Komt half verlegen naar vader en moe.
«Broertje," zoo spreekt hij, «was stout is
gevallen
't Had ook verboden bloempjes gekaapt
Niemand die kwam om klein broertje te helpen.
Toen heeft klein Broertje zich zelf opgeraapt
«Kerel", zei vader, „dat is nu eens flink, hoor 1"
En neemt den kleine vol liefd' op zijn kie.
«Vrouw, als 'tzóó doorgaat, dan wordt me dat
heerschap
Doctor, op 't minst, in de philosophie."
Wijsheid des levens 't is 't vallen vermijden.
Heb je het ongeluk val je eens neer
Wacht dan vooral niet, tot anderen je helpen
Raap je zelf op. Je bent wijzer dan weer
Bern. Celestine Oliphant-Schoch.
d Hondenkoopman en dresseerder maar
ik kan het ze ook leeren
Wordt vervolgd.