Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3808. Woensdag 11 September. 1918,
KRAT £8,
Het wonder van den oogst.
FEUILLETON
Und van altena
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.05,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
numhaers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
De droevige toestand, waarin onze
wereld verkeert, heeft toch ook goede
dingen tengevolge, en een daarvan
is, dat *wij allen, ook wij, stedelingen,
eens weer belang zijn gaan stellen
in den groei van onze voedingsge
wassen ;.dat we eens mee hebben ge
leefd met den landman.
Dat deden we nietwe waren zoo
gewoon, dat we voor ons geld alles
konden koopen, wat we begeerden.
Maar de schaarschte van den vorigen
winter maakte ons opmerkzaam, dat
de invoer beperkt was, en we vroe
gen, of ons eigen land in ons onder
houd zou kunnen voorzien Doch
daarbij keken we elkander bezorgd
aan de aanvoer van meststoffen was
immers ook beperkt, en hoe zouden
we een rijken oogst kunnen krijgen
zonder voedsel voor de plant, die den
oogst moest geven
En nu, Augustus is ten einde, de
Oogstmaand, we kunnen de rekening
van het loopende jaar zoo ongeveer
opmaken, en we komen tot de ont
dekking, dat de oogst in veel opzich
ten goed is geworden. Veel zorgen
zijn beschaamd geworden.
De winter bleef zoo lang, de oogst
zou minder tijd hebben om te groei
en, hoe zou er dan een goed gewas
kunnen komen, daar de oogst toch
vóór September gereed moest zijn
En dan al die regen 1 Dat was een
tweede zorg. Maar goddank er kwam
toch ook zonneschijn genoeg. God
gaf zonneschijnDe mensch kan
planten en zaaien, maar God moet
de wasdom geven. Die wasdom is het
wonder, het wonder van den groei.
Want de natuur is geen scheikun
dig laboratorium. Wanneer ge zooveel
deeleu zuurstof en zooveel deelen
zwavel op de rechte wijze met elkan
der in verbinding brengt, dan krijgt
ge zooveel deelen zwavelzuur. Maar
zoo is het in de natuur niet. Wan
neer ge daar uw akker op de rechte
wijze bewerkt en bemest, en ge legt
er op de rechte wijze uw zaad in,
dan kunt ge nog volstrekt niet bepa
len, hoe groot en hoe goed uw oogst
zal zijn Dat hangt af van den regen
en van den zonneschijn. Dat hangt
EEN LEVENSBEELD.
29
Strijkman beet op de lippen en vertrok
toen bij weer op straat stond, mompelde
hij »Ze is waarachtig nog goochemer dan
ik, maar wacht maar, als ik de duiten
eerst heb, dan
Toen vrouw Juttner alleen was, bleef
ze nog een oogenblik in de vlam der kaars
staren en overdacht ai wat zij gezegd en
gehoord had.
x>Een gare rot,® zei ze binnensmonds,
»maar ik ben ook niet van gisteren 'k hou
hem in de gaten en afschuiven moet hij
in ieder geval, al komt. er niets van de
zaak Jk houd hem toch aan 't lijntje,en
terwijl zij de kaars opnam, ging zij naar
de bedstede waar haar zoon siiep.
De mismaakte knaap lag met zijn mond
open te snorken.
Zijne wezenlooze trekken schenen daardoor
nog slapper en onaangenamer 't weinigje
rosachtig haar kleefde vochtig aan zijn
voorhoofd en slapen, en de rimpelige hals
was nog meer in de schouders gezonken
dan anders.
Met het licht in de hand stond vrouw
Juttner voor het armoedige bed zij fronsde
af van wind en weer. Eén nacht
vorst kan uw vruchtboomen berooven
van hun bloesems; kan uw aardap
pelvelden zwart maken en uw arbeid
ongedaan Eén storm kan uw jonge
vruchten van de boomen wTerpen en
uw koren op den grond neerslaan.
En daartegen kunt ge niets. doen.
Ge moogt met een rookend vuur
misschien een enkelen boomgaard
vorstvrij maken, maar ge belet toch
de vorst niet, uw velden te vernie
len Tegen den wind kunt ge uw
gewas niet verdedigen. En moogt
ge in den tuin den gieter eens ge
bruiken, toch geeft hij geen regen
hij maakt den grond hard in plaats
van week en voor de korenvelden
en weilanden is hij te klein.
En~ vooral, gij kunt geen zonne
schijn maken, en zonneschijn is een
eerste levensbehoefte voor de plant.
De plant leeft van den bodem en
van de lucht. Uit de lucht haalt ze
door middel van de bladeren het
koolzuur, ontleedt dat in koolstof en
zuurstof, geeft de zuurstof weer vrij
en houdt de koolstof voor zich, Uit
den grond haalt ze door middel van
de wortels water en al wat in dien
grond in water is opgelost
Maar geef nu de plant goede wor
tels en goede bladeren, geef ze goede
lucht en een goeden bodem, waar
alle noodzakelijke diDgen in-voorko
men, maar onthoud de plant den zon
neschijn, en do groei gaat langzaam.
De zon moet schijnen op de bladeren.
De groote linde hier 'voor mijn
venster keert een oppervlakte van
tientallen vierkante meters blad naar
de zon. De zon doet het water in
die bladeren verdampen en ze zouden
verdorren en verwelken, zoo er geen
gemeenschap was tusschen blad en
wortel Maar zie, het blad telegra
feert op "een voor ons onverstaanbare
wijze naar den wortel om "water, en
de wortel is dadelijk bereid aan het
verzoek te voldoen, want de leden
der plant dragen voor elkander ge
lijke zorg. Doch de wortel geeft
meer dari hem gevraagd wordt. In
het water, dat hij geeft, is stikstof
opgelost en kalk en ijzer en zwavel
en fosforus en kiezelzuur en wat niet
al meer. En al die stoffen voert hij
ook omhoog door de geheele plant,
de wenkbrauwen, en haar mond vertrok
zich minachtend
»Ts toch een leelijk kind, als je hem
zoo ziet,« zei ze. »Was hij toch maar
dood gegaan toen hij kwam.«
Zij raakte met vinger en duim zijn mond
aan. De slapende jongen keerde zich om,
sloeg half de oogleden op, en zei in zijn
slaap moeder.
n>' Is toch een ongelukkige akelige stum-
perd, een wurm zij trok de rafelende
deken wat hooger om zijn schouders
ïmoeder® fluisterde hij nogmaals.
»Hij is toch erg op mij gesteld, arm
schaap. Zij schoof een stuk karpet, dat
opgerold onder 't getornde hoofdkussen lag,
wat dieper. »Geld zul je hebben geld,
veel geld, Kobus.«
Toen haalde ze onder de bedstede van
daan een 6troozak en een paar andere
stukken karpetgoed, legde een er van onder
haar hoofd, dekte zich met het tweede toe,
blies het licht uit, en sliep weldra op den
grond uitgestrekt in.
IX.
Bij Tournel.
Wat was er van Dorus geworden, se
dert den treurigen morgen, waarop hij bij
juffrouw Keetjes sterfbed knielde
De arme knaap,die op dien ochtend
alles verloren had wat hem lief en dierbaar
was op de wijde wereld, was instinctma
tig naar dokter Abel's woning gesneld.
en elk deel kan daarvan vasthouden
wat het noodig heeft. Maar tegelijk
gaat de koolstof, die uit de lucht is
opgenomen, een verbinding aan»met
de zuurstof en de waterstof van het
water, zoodat er suiker ontstaat en
vet en zetmeel, en soms voegt de
stikstof uit den grond zich nog daar
bij en er ontstaan eiwitstoffen. En
in opgelosten toestand gaan deze ook
weer de geheele plant door tot in
den wortel en ze kan groeien' en
wassen en toenemen.
De zonneschijn is de motor voor
den plantengroei. Stond de plant in
zuiver water, dan zou ze een tijdlang
kunnen blijven leven; wat de zon
wegnam, werd door de wortels aan
gevuld. Maar 't is geen water alleen
wat de wortel opneemt;'t is voedend
water. Hoe sterker nu de zonneschijn
des te sterker de verdamping, en hoe
sterker de verdamping, des te grooter
is de toevoer van voedingsstoffen uit
den grond. Geef een plant den vrucht-
baarsten bodem zonder zonneschijn,
en er is geen groei, omdat er geen
strooming der sappen ontstaat. Maar
geef volop zonneschijn, en de wortels
halen ook uit den schraalsten bodem
voedingsstoffen op, en als in de bo
venlagen geen water genoeg is, dan
dringen ze verder door in de diepte
En ook de bladeren doeu hun werk
beter in den zonneschijn.
De mensch voelt zich niet graag
afhankelijk en zegt niet graag: dat
kan ik nietdit of' dat moet ik ont
vangen als een gave Gods en kan
niets anders doen dan er voor dan
ken. En hoe graag zou de mensch
ook willen ingrijpen in het groeien
der planten, eri behalve het zaaien
en planten, ook den wasdom, den
zonneschijn geven. Maar dit is niet
naar Gods wil Hij zegt tot den
mensch hierin zult gij u afhankelijk
blijven voelen, Mij moet gij danken,
ook dit jaar weer, dat ik den wasdom
heb gegeven
IBÜIÏENLANDSCH OVERZICHT.
Dat de stemming in Duitschland gedrukt
moet zijn, ligt voor de hand. Al ruim 4
jaar geworsteld, met min of meer succes
offensieven ondernomen of gekeerd, offers
gebracht die schier boven de draagkracht
van het volk gingen, en nu die aan-
Plotseling stond hij met bleeke wangen
en ontdaan gelaat voor Albertine, die met
haar vader in- den tuin een morgenwan
deling deed.
»Ze i3 dood, vanmorgen gestorven
was alles wat hij uit brengen kon, terwijl
hij met de handen- voor het gelaat op de
tuinbank neerviel.
Medelijdend zagen dokter Abels en zijn
dochter den armen jongen aan, die over
weldigd door zijn smart, zijn tranen hun
vrijen loop liet, en op niets en niemand
scheen te letten.
»'k Zal wat voor dien jongen doen,® zei
de dokter tot Albertine, terwijl hij zijn
rijtuig liet inspannen om naar de herberg
te Groenendaal te rijden.
Juffrouw Keetje was begraven. Het
was een aandoenlijk tooneel geweest toen
de acrobaat Carlo en de zijnen aan de af
gestorvene de laatste eer bewezen. De
sterke man beefde als een riet, en ween
de luid toen de kist in den schoot der
aarde wegzonk
»Dat is mijn ondergang,mompelde hij
herhaaldelijk, toen ze van de begrafenis
terugkwamen »dafs mijn ondergang,®
herhaalde hij een paar dagen later met
zware tong, toen hij weer in de tent
moest optreden en niet kon, omdat hij
te veel gedronken had.
Arme Carlo ongelukkige, zwakke, ster
ke man, te zwak om alleen te staan, uw
steun, het tengere vrouwtje is van u weg
genomen en 't verdriet om haar gemis
houdende tegenslag. Reeds in ons vorig
blad wezen wij er op, dat het moreel van
het leger geschokt moest zijn en dat ook
het volk den moed wel moest laten zinken.
Uit wat nu nader bekend geworden is
omtrent het manifest, dat Hindenburg ge
richt heeft tot het Duitsche volk, komt
nog helderder aan den dag dat èn de
troepen èn de burgerij zich in een toestand
van groote neerslachtigheid bevinden. De
verslapping van het Duitsche moreel wordt
door Hindenburg toegeschreven aan de
de werkzaamheid van den vijand.
De vijand, zoo betoogt hij, bngrypt, dat
hij met de wapenen alleen ons er niet
onder krijgen kan. Hij weet, dat de geest
die onze troepen bezielt, hen onoverwinlijk
maakt. Daarom wil hij den geest van
het Duitsche volk vergiftigen en hij ge
looft, dat de Duitsche wapenen stomp
zullen worden, als de Duitsche geest is
aangevreten. »Wij moeten,zegt Hinden
burg, »dit plan des vijands niet licht
tellen.®
De vijand, zoo vertelt de generaal dan
verder, strooit uit vliegtuigen een toene
mend aantal vliegende blaadjes over de
Duitsche linies uitin Juli waren het er
'10.000 per dag.
De vijand weet, welke bronnen van
kracht voor het front in het binnenland
liggen. De vijand hoopt, dat menig soldaat
het blaadje naar huis stuurt. Daar gaat
het dan van hand tot hand, aan de bier
tafel wordt er over gesproken, in de fa
milies, in de naaihuizen, in de fabrieken,
op straat.
»Argeloo3 nemen vele duizenden het gif
in, voor duizenden wordt de last, dien de
oorlog hun toch al oplegt, zwaarder, en
hun wordt de wil en de "lust op een zege
vierend einde van den oorlog ontnomen.®
Ja, wanneer het zoo gesteld is met het
Duitsche volk, dan ziet het er kwaad uit.
Want Hindenburg schrijft dat alles wel
toe aan de werkzaamheid van den vijand,
maar een wezenlijk hecht moreel wordt
door vijandelijke propaganda maar niet zoo
dadelijk geschokt.
De toestand moet inderdaad wel reden
tot bezorgdheid geven. Ook de plaatsver
vangende chef van den generaler» staf Von
Treitag heeft zich op een wijze uitgelaten,
die ons dat duidelijk maakt en wel in een
voordracht voor de Deutsche Geseitschaft.
Hij zegt o. a.
»Hoe zeer ook het leger te velde en
het vaderland naar het einde van den oor-
doet u terugkeeren op. het pad, dat ge,
door haar zachte hand geleid, zoolang ge
meden had. Wat Dorns betreft, bij kon
niet meer in zijn hansworstenpak optreden,
't was hem onmogelijk en trots de dreige
menten van Carlo's mededirecteur Hermans
bleef hij weigeren. Vioolspelen wilde hij
wel, maar toen Hermans 's avonds zijn
spel hoorde, riep hij kwaad en driftig
't lijkt wel een treurzang, j>als jij zoo
speelt, jaag je het publiek mijn tent uit
kijk riaar Carlo, dat is eerst een kerel,
wel drinkt hij een borrel en was een
paar dagen in de war maar hij heeft toch
nooit zoo goed gewerkt als nujij bent
een sentimenteele stumperd, eene huilebalk
ja hadt aanspreker moeten worden.
Alleen de oude Löbell nam hem 's avonds
na de voorstelling ter zijde en vroeg mede
lijdend »Bin jij nou nog zoo schwer-
moedig, Boekelorurn je hebt gespielt das
ich, weiss Gott, de thranen in de augen
kreeg. Jongens, wat een schade oend
jammer, dat jij nicht voor de moeziek
wordt opgebracht'k wol dat ik geld had,
ich liet je stoedeeren, wenn's auch op das
jammerholz ist®
Gelukkig voor Dorus was Löbell niet de
eenige, die er zoo over dacht en had dok
ter Abels hetzelfde denkbeeld gekregen.
Korten tijd na Keetjes dood, had hij
opzettelijk in gezelschap van Albertines
muziekmeester in een naburige plaats eene
voorstelling van het Theatre des Nouveautés
bijgewoond en Dorus nogmaals hooren spelen.
log verlangen, zoo beteekent het voor den
algemeenen toestand niet al te veet, dat
wij niet zoo snel vooruit kwamen als hier
en daar werd verwacht.
De terugslag, die wij thans in het Wes
ten beleven, is bij lange na niet te verge
lijken met de crisis, die achter ons liggen,
zooals de inval der Russen in Oost-Pruisen,
de Marne-slag van 1914, de September-
en Octoberdagen van '1915, toen ons ver
zwakt leger tegelijkertijd aan aanvallen in
Champagne en in Artois blootstond, do
groote Russische aanval in Wollhynië en
Oost-Galicië.
Dat waren kritieke toestanden, veel ern
stiger dan de huidige. Hier geldt het woord
van den ouden Suwarof»Een slag is slechts
verloren als men hem verloren waant®.
Onze dapperen hebben het ruim 4 jaren
tegen een niet alleen in aantal, maar vooral
in technische hulpmiddelen veel sterkeren
vijand uitgehouden. Leeren wij steeds op
nieuw ons dapper volk, dat het niet aan
stemmingen moet toegeven. Want slechts
op zijn versagen bouwt de vijand zijn hoop
op de overwinning, die hij met de wapens
alleen niet kan verwachten te behalen®.
En hij besloot met te zeggen, dat één
ding noodzakelijk is, om den vijand te over
tuigen van de onmogelijkheid eener over
winning, n.l. een vaste, onbuigzame wil om
vol te houden en de resultaten van vier
oorlogsjaren, de geheele toekomst van het
Duitsche volk, niet prijs te geven.
Men leest ook in déze woorden duidelijk
de bezorgdheid, dat het juist aan dien wil
tegenwoordig wat hapert. Intusschen laat
deze generaal zich over den toestand aan
het front niet uit, gelijk Hindenburg even
deed.
Hoè die toestand is, weten wij natuur
lijk niet, al zijn er zoo nu en dan geruch
ten daarover tot ons gekomen. De Tel.
vermeldt zulk een gerucht, door zyn grens-
correspondent. opgevangen. »Een veeg tee-
ken voor de Duitschers, zoo deelt hij aan
zijn blad mede, is het slechte moreel dei-
nieuwe, zonderlinge formaties, (bedoeld wor
den de nieuw gevormde afdeelingen uit
deerlijk geteisterde regimenten. Red.)
't Is er algemeen bekend, dat by elk ver
trek naar 't front of wel deserteurs of wei
officieren neergeschoten worden. Verleden
week doodden oproerige soldaten op den-
zelfden morgen drie oversten, welke on-
willigen bedreigden. Er zijn Duitsche sol
daten, die openlijk verklaren, aan 't front
naar den vijand als gevangenen te zullen
De oude muziekmeester was geheel en
al oor geweest, en toen hij eindelijk ver
rukt zei»De jongen kan een groot man
worden, 't is een talent, zooals ik zelden
heb gehoord,® stond dokter Abels besluit
vast om den knaap uit de hem onwaardige
omgeving te verlossen en voor de kunst te
behouden.
Dorus wist niet wat hij antwoorden
moest toen de dokter hem vroeg»Heb
je lust om te studeeren voor musicus
wil je van Carlo van daan De knaap
stond sprakeloos van vreugdevolle, dank
bare verbazing keek met groote verwon
derde oogen dokter Abels aan, greep eens
klaps zijn handen, kuste die en stotterde
»Ik kan niets zeggen, meneer
Met leedwezen zag de directie van het
Théatre des Nouveautés hun hansworst
vertrekken Carlo bromde *dat heb je
er nu van als je een jongen van de straat
opneemtals hij wat kan, snijdt hij uit.®
Hermans beweerde asedert hij op de vi
ool krast, is hij voor paljas toch niet meer
te gebruiken® maar de oude Löbell zei,
terwijl hij Dorus met het mondstuk van
zijn pyp op 't hoofd tikte: >Doeschwere-
nöther 1 noe kann noch mal was rechtes
aus jou werden, schade oend jammer dat
jy klein broest voor die trompete hèvt
Adjé kerlschen, mach's goed !c
Het kostte Dorus weinig moeite om af
scheid te nemen van het geslacht Carlo en
de overige leden van het gezelschap.
Wordt vervolgd.)
u
n Laoostriat ei Is
erwaard.