fill
melerwaar
Het Veemgericht.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No, 3818. Woensdag 16 October. 1918.
IttOILlbK
1Ë
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur Tngewacht.
EEN LEVENSBEELD.
38
»Ja natuurlijk, denk je dat ik 't liefheb
berij werk vind zoo'n jongen te
vHou je mond, je doet 't toch ook om
de duiten.®
Waarachtig wel! maar 'k wou er eerst
niet aan, dat weet je toch heel goed, en
heb ik niet de meeste moeite en last er
van gehad, om dien stumperd wijs te ma
ken, dat hij Dorus heet?®
3>'t Is wat mooishij zeit er nog altijd
Kobus bij.®
»Kan ik dat helpen
»Is 't dan mijn schuld Ben je gek, jij
moet hem leeren, wat bij te zeggen heeft
dat's afspraak.®
»'t Is wat lekkers, je laat mij de kas
tanjes uit het vuur halen, en jij
- »Nou 1 wees maar niet boos, en heeft
heeft hij 't dan niet goed gezeid van 't
portretje ja, kind, we gaan naar huis
ik heb er een dag aan besteed om hem
te leeren dat hij er o.ome tegen zeggen
zou, maar jij bent nooit .tevreden, ouwe
suffer loop niet zoover weg Kobus
hierhier
iDaar zeg je nou waarachtig zelf Kobus
je bent 'n uilskuiken. Zoo zullen we er
nooit komen, als jij je zelf vergist .c
WIJ strijden voor het recht der
kleine volkeren.
ONZE zaak is een rechtvaardige
zaak, daarom zal God onze wapenen
zegenen.
Deze twee uitspraken van de twee
vijandige volkeren, die eikaar zoo
bloedig beoorloogen, hebben ons vaak
verwonderd doen vragen hoe daar
zijn er twee, die het recht aan hunne
zijde heefcen te hebben, en zij gaan
niet als broeders met elkaar om,
vereend door hun streven naar
recht en gerechtigheid; maar haten
elkander ten doode toe
Wat is er al veel gestreden in
naam van het recht, en wat is er
veel gezondigd in zijn naam, bewust
of onbewust. Al de eeuwen door
zijn er menscben geweest, die voor
het recht zijn gaan strijden, hetzij
dan voor een vermeend of een wer
kelijk bestaand recht.
Een eigenaardige vorm in de mid
deleeuwen, waarin zich die strijd
voor het recht openbaarde, was het
z g. veemgericht.
Het Veemgericht, een noodzakelijk
kwaad genoemd, is in de veertiende
eeuw uit den nood der tijden gebo
ren.
Wel waren er openbare rechtban
ken, maar de rechters deinsden er
voor terug, om tegen de ridders en
edelen een rechtvaardig vonnis te
vellen. Zij beefden voor de bloedige
wraak der gevonnistenhet vuist
recht en iiet geweid regeerden, en
voor den arme en den ellendige was
geen recht te verkrijgen.
Het Veemgericht wortelde in de
oud-Duitsche wijze yah rechtspleging,
zooals Karei de Groote, die door God
met zooveel wijsheid was toegerust,
haar in zijn uitgestrekt gebied, had
ingevoerd Onder den blooten hemel
werden de vrijgerichten gevoerd een
vrijgraaf was voorzitter, en een
aantal vrijschepenen vormden de
overige leden, der rechtbank.
Op de „Roode Aarde", zooals de
Westfalers met voorliefde hun ge
boortegrond noemen, handhaafden
deze vrijgerichten hun gezag het
jangst Maar het woeste vuistrecht
liet zich bok in Westfalen gelden,
en om in den scureienden nood het
recht van de weduwe, den wees en
den verdrukte te kunnen bescher
men, werd de-openbare rechtspleging
der vrijgerichten in een geheime
rechtspleging veranderd.
Dit geheim werd tot de uiterste
consequentie doorgevoerd. De namen
der vrijgraven en der vrijschepenen
waren «slechts aan hun ambtgenooten
bekend. Zij herkenden elkander aan
een geheim wachtwoord, aan een
eigenaardigen groet, aan een bijzon
deren handdruk. En men noemde
hen daarom „de wetenden." Zij
moesten vrije mannen zijn, wonend
op hun eigen geërfden grond. Zij
moesten Christenen zijn, wettig ge
boren, en onberispelijk van gedrag
En wie gekozen werd in het Veem
gericht, moest een eed zweren, dat
hij de geheimen zou verbergen voor
„vrouw en kind, voor vader en
moeder, voor zuster en broeder, voor
vuur en wind, voor alles, wat door
de zon wordt beschenen of door den
regen wordt besproeid, voor alles,
wat zich bevindt, tusschen hemel en
aarde." I
Het geheim der namen werd zoo
streng gehandhaafd, dat ze zelfs
op straffe des doods niet in de
biecht genoemd mochten worden.
Het Veemgericht breidde zich
spoedig over geheel Duitschland uit,
maar de rechters mochten slechts op
de „Roode Aarde" worden gekozen
en daar werden ook zijn zittingen
gehouden.
Het Veemgericht vervulde de ziel
des volks met diep ontzag Het er
kende de onkreukbare rechtvaardig
heid dezer geheime rechtspleging, en
sprak daarom van „het heilig Veem
gericht
Onder het hoog geboomte hield het
gericht zijn zittingen Aan 't midden
der tafel nam de in het zwart ge-
kleede vrijgraaf zijn zetel inrechts
en links en tegenover hem de vrij
schepenen. Wee den man, die on-
genoodigd deze zittingen naderde
hij was een kind des doods
Vooral de tuchtelooze roofridder,
die zich veilig waande in zijn sterke
burcht, werd de ijzeren gestrengheid
»Och maak je niet moeielijk, 'k weet
wat best, wanneer ik op moet passen of
niet. Wil ik maar even met je mee loopen
naar huis om de centen
»'k Heb geen geld!®
»Och dat's aardig, dan hebben wij ze
alle twee niet,en nou liegt een van
ons beiden, maar ik niet. 'k Zei daarstraks
immers vijf gulden, maar wel bekeken is
dat te weinig, oude heer Je moest maar
liever vier rikèen geven, dan kan ik meteen
voor den jongen een paar nieuwe schoenen
koopen.®
Wat zeg je daar, tien gulden? 'tIs
een schandaal, je wilt zeker weer snoepen,
he
»Wil je er een dozijntje van maken,
des te beter, dan los ik mijn oorbellen,
die nog achter de schuine deur staan.®
3>Jou oorbellen zeker net zoo gekregen
als dat speldje
»Je begint me te vervelen met je aar
digheden Kobus Kobus loop niet zoo
aan den waterkantHier zijn we aan
den Prinsensluisgeef nou 't geld maar
hier of zal ik meegaan Zij gaat vlak
voor hem staan bij de brugleuning.
De oude vrek wordt beurtelings geel en
rood van ergenis, en herhaalt zijn poging
om uit de handen van zijn kwelgeest te
komen, door te zeggen »Ik heb geen geld,
waarachtig niet.®
»Ook niets meer in je ijzeren kistje, hè
Zijn gelaat wordt valer dan ooit, als hij
stotterend vraagt: ira. m. mijn ijzerenk.k.
gewaar van het Veemgericht, want
de, lange arm van dit gericht reikte
zelfs over de onneembare muren van
de burcht. Werd de ridder aange
klaagd, dan vond hij den oproep om
tegen een bepaalden dag en uur op
een bepaalde plek voor het gericht
te verschijnen, door een geheimzin
nige hand vastgespijkerd aan zijn
poort. Eu in een der volgende nach
ten verschenen drie vrijschepenen
voor de burcht, om den poortwachter
te verwittigen, dat aan zijn heer de
oproepbriel was bezorgd.
Als de ridders voor de vierschaar
verschenen, plachten zij in het volle
harnas te komen. Dat was hun toe-
geslaan, mits de wapens waren af
gelegd. Dan mochten zij zich ver
dedigen, maar de bewijzen hunner
misdaad waren gemeenlijk zoo ver
pletterend, dat de verdediging in de
meeste gevallen slechts een vorm
was, Het doodvonnis werd uitge
sproken, en de veroordeelde aan
stonds opgehangen.
Daarom warea er zoo weinige
aangeklaagden, die den moed hadden
voor de geduchte vierschaar te ver
schijnen. Hun consciëntie sprak te
luid, en de onverbiddelijke rechters
kenden geen aanzien des persoons.
Doch al bleef de aangeklaagde
weg, het baatte hem niet Voor den
tweeden keer >verd hem een oproep-
brief gezonden, en was ook deze
sommatie, vruchteloos, dan werd aan
genomen, dat hij des doods schuldig
was, en het vonnis zonder vorm van
proces geveld.
De vrijgraaf rees dan van zijn
zetel, en wierp met een indrukwek
kend gebaar een strop achterwaarts
over zijn hoofd. Dat beteekende het
doodvonnis, en de naam van den
veroordeelde werd in het noodlottige
bloedhoek opgeteekend
Daarop sprak de vrijgraaf plechtig
het banvonnis uit, dat aldus luidde
„De veroordeelde zal voortaan ver
stoken zijn van alle zegeningen,
verbonden aan den Heiligen Doop.
Zonder vrede zal hij zijn en zonder
recht; eerloos en misdadig, beroofd
van al zijn bezittingen en een vogel
vrij verklaarde Een iegelijk zal het
recht hebben, en de leden van dit
hooge gericht zullen den plicht heb-
kist
»Dacht je dat ik niet wist waar je den
aap bewaarde. Och m'n lieve Strijkkie
vrouw Juttner heeft zulke goeie oogen eri
ze kan zoo zachtjes loopen; dacht jij, dat
ik verleden 's avonds niets gezien had, hè,
hè, hè
Strijkman heeft zich hersteld en zegt
ruw; »Je zeurt.
»Dacht je dat ik niet gesnapt had dat
jij laatst, toen je de deur had opengelaten
en ik onverwachts binnen kwam, in eens
je kistje onder de tafel hebt gestopt. Meen
je dat ik niet begreep, dat je daarom zei
dat je niet op kon staan van de rimme-
tiek.«
De oogen van de pandjesbaas vestigen
zich met een moordlustige uitdrukking op
de vrouw, als hij met saamgeknepen lippen
zwijgt.
»Heb je wel gehoord dat de avekaat
van den rechter sprak Daar moet ik niets
van hebben, versta je?«
ïSerpent,® sist Strijkman.
»Heb je lust om een poos in de gribus
te zitten Ik niet, ik geloof dat ik het
wijste doe om naar dien avekaat te gaan,
en hem te zeggen hoe de vork in de steel
zitdat jij me hebt overgehaald om'.
»Wijf, hou je stil, ofDe oude
maakte een dreigend gebaar.
»Poeh poeh wat een drukkie wees
kalm, man, dan krijg je geen dikke bee-
nen. Hè I hè hè Dok nou maar gauw
een dozijntje guldens nou doe ik 't geen
ben, hem te dooden. Zijn lijk zal
niet rusten in gewijden grond, maar
hei zal dienen tot spijs voor het wiid
gedierte des velds en voor den roof
vogel in de lucht,"
Des morgens vroeg naar den akkor
gaande, zag de landman meer dan
eens het lijk van een ridder hangen
aan den tak vak een eik. En vond
de landman onder dat lijk een mes
in den stam vari den boom gestoken,
dan wist hij genoeg hier had de
geheimzinnige hand van het Veem
gericht haar taak volbracht.
Dan sloeg de boer eerbiedig een
kruis, en hij verhaastte zijn tred;
om die huiveringwekkende plek te
ontvlieden
Geen toevluchtsoord wenkte den
veroordeelde in het wijde Duitsche
rijk. In zijn eigen feestzaal, bij vroo-
lijke festijnen was hij niet veilig.
Plotseling flikkerde de dolk en stortte
hij dood neer, met den schuimenden
beker in de hand.
„Het heilige Veemgerichtfluis
terden de gasten dan en zij ver
bleekten.
De machtigen en zelfs de hoogst-
geplaatsten sidderden voor de straf
op hun misdaden, maar voor het
verdrukte volk was het Veemgericht
het sterke schild, waarachter het
schuilde. Meer dan een eeuw lang
handhaafde het zich, en eerst toen
de opennare rechtspleging uit naar
diep verval verrees, verdween al
lengs het Veemgericht.
BUITENLANDS CH OVERWICHT.
Het Duitsche antwoord op de Ameri-
kaansche nota is Zaterdag 4 2 October
's middags om twaalf uur afgezonden. Het
luidt
Ter beantwoording van de vragen van
den president der Vereenigde Staten ver-
.klaart de Duitsche regeering dat zij de
punten heeft aanvaard, die Wilson in zijn
rede van 8 Januari en in zijn latere rede
voeringen heeft neergelegd als de grond
slag vaa een duurzamen, rechtvaardigen
vrede. -
Het doel van de in te leiden bespre
kingen was dus alleen zich te verstaan
omtrent de practische bijzonderheden van
de toepassing ervan.
cent minderZie je, Strijkkie, i k zou
we! vrijloopen als ik sprak 'k ging weer
uit schoonmaken 'k zou m'n kost wel weer
ophalen, maar jij was er bij, ha 1 ha
gloeiend bij, hoor
sMoedèr, ik heb zoo'n honger.
»Hij heeft trek in zijn eten, Strijkman,
ja, Kobus,. we gaan naar huis!kom
zanik nou niet langer, en geef het geld.®
»'k Heb 't niet bij mij kom dan mor
genavond maar na tienen.®
»Nou, goed dan 'k Zal zoolang wachten,
maar om tien uur precies sta ik op js
stoep. Dag Süijkkiel Kom jongen
De pandjeshuishouder draait zich nijdig
om en zegt iets tusschen de lippen, dat
alles behalve een zegenwensch is.
Strijkman's winkel is gesloten, vrouw
Juttner is prompt om tien uur gekomen
en zuchtend heeft de oude man aan zijn
kwelgeest twaalf gulden uitbetaald. Als zij
vertrokken is neemt hij een boekje en no
teert er in f42.aan de weduwe Juttner.
De lamp staat op tafel en de zwarte kat
ligt er als naar gewoonte onder.
»Satansche feeks,® mompelt de pandjes
baas, terwijl hij nijdig naar de deur ziet,
waardoor de vrouw verdwenen is. Zij
ruïneert me heelemaal. 't Is God geklaagd
laat eens zien. 't Is nu,® hij telt de cijfers,
die in het boekjestaan, op, ïtwee honderd
zestig.negentig, drie honderd wel
vervloekt 1® roept hij hard op... Miauw
zegt de poes, die de slaperige oogen opent.
De Duitsche regeering neemt aan, dat
ook de regeeringen van de met de Ver
eenigde Staten verbonden mogendheden
zich op den grondslag van de verklarin
gen van president Wilson plaatsen.
De Duitsche regeering verklaart zich, in
overleg met de Oostenrijksch-Hongaarsche
regeering, bereid, om tot het verkrijgen
van een wapenstilstand, gevolg te
geven aan het voorstel van
den president betreffende
dc ontruiming.
Zij laat het aan den president over, het
bijeenroepen eener gemengde commissie
tot stand te brengen, wier taak zal zijn,
de voor de ontruiming noodige overeen
komsten te treffen.
De tegenwoordige Duitsche regeering,
die de verantwoordelijkheid voor den vre-
desstap draagt, is gevormd door onder
handeling en in overleg met de groote
meerderheid van den Rijksdag.
In elk harer handelingen steunend
op den wil dezer meerderheid, spreekt
de Rijkskanselier uit uaam van de
Duitsche regeering en van het Duit
sche volk.
Berlijn, 12 October 1918.
öeteekendSolf, Staatssecretaris
van buitenlandsche zaken.
Wil dat nu zeggen dat Duitschland
geestelijk en stoffelijk op is Dat het
amechtig neerligt en zich nu zal laten
trappen et» ringelooren en vierendeelen al
deze vragen, zegt ge. Moet er niet een
jubel weerklinken na het Duitsche ant
woord Zijn wij dan niet op weg naar
een heel nabijen vrede
Ach, mijn lezer, de wapenstilstand is er
nog niet. Wel heeft Duitschland op pre
sident Wilsons nota nu een klaar en on
omwonden antwoord gegeven. De Duitsche
regeering verklaart toch niet meer of min
der, dan dat zij de punten aanvaardt die
Wilson als grondslag voor een duurzamen
vrede heeft neergelegd.
•Maar Wilson is de entente nog niet.
Wat Wilson betreft, wij gelooven, dat hij
het eerlijk meent. Dat het hem er niet
om te doen is ijdele praatjes te verkoopen.
Hij zou bijv. kunnen zeggen Het doet
mij genoegen, o Duitsche regeering, dat
gij mijn program aanvaardt, maar daarom
hen ik nog niet van plan den vrede te
doen komen. Zoo willen het wel de meeste
persorganen der entente. Maar zoo arg-
Daarnijdig prikt de vrek de kat
met zijn pen in den neus, zoodat zij blazend
van de tafel springt.
»Drie hónderd zestig 't is om te hui
len zeven-en-zeventig, transporteere
drie honderd een-en-negentig 'k ga op
de flesch - vier honderd zes en veertien
is vier honderd acht-en-zeventig alle
machtig I en dat in nog geen tien maanden 1®
Hij smijt woedend de pen op tafel, staat op
en loopt in 't kleine kamertjeop en neêr. Zijn
roode oogen doen hem pijn van 't kijken.
Met zijn bril op den neus beziet hij nog
maals de cijfers, telt, hertelt en ziet dat
het eindcijfer juist isweêr gaat hy aan
tafel zitten en pruttelt in zich zeiven. 3>Zoo
gaat het niet langer, 't is niet om uit te
houden ze melkt me uit als een koe.
Was ik het maar nooit begonnen, maar
't is toch ook vier ton. Als ik die kluit
uitbetaald krijg, kan 't er wel af. Hm
die procureur is niet scheutig. God weet,
hoe lang 't nog duren kan eer En 't
is niet sekuur ook. Vrouw Juttner is te
goochem. O 1 Philip, wat bei.jö een ouwe
ezel geweestJa, maar ik moest toch een
jongen hebben dat die Kobus, die krates
ook juist zoo'n moeder heeft. Zij laat
mij geen rust. 't Is om dol te worden en
ik durf haar waarachtig niet aan. Ze is
in staat om den heelen boel in de war te
gooien, als ik niet meer geef.Hè 1 'k
zou wel trek hebben om iets te eten, maar
ik moet zuinig wezen tegenwoordig.®
imcii Uo ïv.ct Jv
DiiiiviiV. O TlII
Wordt vervolgd.)