Bij de ïuiilamp.
land van althna
FEUILLETON.
li HAT ES,
Uitgever: L. J. YEERMAN, Heusden.
No3826. Woensdag 13 November1918.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
't Is weer gasrantsoeneering en we
moeten bij alle.andere dingen waar
mee we ons hoofd nu breken, practi-
zeeren op wat voor manier we met
een beetje koken op gas, een beetje
de lamp temperen en een beetje vroeg
naar bed gaan niet boven ons maxi-
mumverbruik zullen komen. En wat
hebben wij het nog goed vergeleken
bij de verlichting op de dorpenen
wat zouden onze. voorouders onze
verlichting schitterend vinden, schit
terend en misschienongezellig.
Geheel verlichte kamers, waar geen
plaats meer is voor geheimzinnige
hoekjes en droomerig gepeins, hoe
geheel anders is er de stemming dan
in de vertrekken, zooals ze Gerard
Dou of Rembrandt schilderde. Als
Dou geleefd had in de 20e eeuw in
plaats van in de 17e, dan was hij
nooit geworden die hij geweest is.
Gerard Dou is immers de schilder
van het lamplicht. Hij hield zoo van
de verlichting van den tijd waarin
hij leefde de tuitlamp, die alle rim
pels en plooien zoo deed uitkomen,
die zich slechts uitstrekte over de
naaste omgeving, maar die de verdere
kringen in het halfduister liet of niet
eens bereikte. De tuitlamp van Gerard
Dou is nog niet zoo lang uit de mode.
Het is nu ongeveer een halve eeuw
geleden, dat de petroleum bij ons op
het dorp kwamvoor dien tijd brandde
bij de meer gegoeden de patentlamp
en bij de kleine luyden de tuitlamp.
In de tuitlamp van Gerard Dou heeft
waarschijnlijk walvischtraan gebrand
dat was de. lichtgevende olie in die
dagen,/ en daarom deed men zoo druk
aan de walwischjacht. Aanzienlijken
gebruikten wel kaarsen, en in Zuide
lijker landen deed de olijfolie dienst,
maar hier was het, gelijk nu nog bij
de Eskimo's, de walvischtraan. In
den loop der 18e eeuw is daarvoor
de koolzaadolie, de raapolie, in de
plaats gekomen, en in verfjnden toe
stand heette die patentolie. Het lampe
glas, een vinding van ongeveer 1800,
gaf een groote verbetering in de licht
sterkte, maar de daglooner gebruikte
nog in het midden der 19e eeuw de
„tuitlamp, en zelfs nog later zag men
EEN LEVENSBEELD.
46
Waarom Natuurlijk omdat de groote
uitvoering van Polyhymnia met een bal
besloten zou worden, en omdat een bal
voor alle jonge meisjes in een kleine stad
het summum van genot is.
De groote societeitszaal, door het bestuur
nu, evenals alle jaren, welwillend afgestaan
voor de uitvoering, werd gelucht, gewit,
geschrobd, gespoeld, dagen lang, en de
kastelein liet door den timmerman, achter
in de zaal een verhooging opslaan, die als
orchest dienen moest. Er werd gepast,
gemeten, en met elke centimeter gewoe
kerd, omdat er meer dan veertig execu
tanten, dames en heeren, waren, en dat
er genoeg ruimte moest overblijven om te
kunnen dansen.
»Jansen, denk er om, 't dansen is eigen
lijk de hoofdzaak,® riep de kastelein her
haaldelijk tot den timmerman, die, met
zijn duimstok in de hand, beweerde dat
hij nog vijftig centimeters meer noodig
had.
»'k Zal oe zeggen, Boakels, de doames
en heeren kunt toch niet als hoaring in
'en tunneken staan. Zie-de doar kun-de
de pigano rèkenen, en doar den lessenaar
ze dikwijls in keuken en schuur.
De tuitlamp heeft een kegelvormi-
gen voet, aan de achterzijde afgeplat,
voorts een dunnen steel en dan een
cylindervormig bakje met vanboven
een open tuit, waarin de oliehouder
stond, eveneens met tuit. Door die
tuit stak een pit van gedraaide ka
toenen draden. Was die pit verkoold
en dreigde de lamp uit te gaan, dan
werd de pit gesnoten met een snuiter,
een soort tangetje een haarspeld deed
ook wel dienst. Dat snuiten was het
afnemen van het verkoolde deel en
het uittrekken van het overige, wat
met verstand geschieden moest, want
trok men te ver, dan walmde de lamp.
't Was een gebrekkige verlichting.
De vlam was maar klein en wapperde
heen en weer bij het minste tochtje.
En dan was het licht donkergeel van
kAeur, wat ook de lichtsterkte niet
verhoogde. Zoo'n lamp verlichtte
volstrekt niet hot geheele vertrek, ook
al was het maar klein. Ik zie het
nog: de huismoeder moet haar brei
kous eens even nazien, en houdt hem
bij de lamp de huisvader legt zijn
Bijbel of zijn Van Alphen of Cats bijna
onder de lamp om te kunnen lezen.
En de kinderen Die zitten rondom
het turfvuur en genieten evenveel
licht van de vlammen als van de
lamp. Wat er verder in het vertrek
te zien zou zijn, is niet nauwkeurig
te onderscheiden.
Neen, dan zijn we in een halve
eeuw met de verlichting, in letterlij
ken zin bedoeld, veel vooruitgegaan.
We draaien even den knop om van
de electrische verlichting, en onze
kamer, is verlicht tot in de verste
hoeken, of als we nog ouderwetsch
zijn, gas te gebruiken, dan vertellen
we, dat ons licht minstens even goed
is. We kennen geen halfduister meer,
en de nacht heeft voor ons ^zijn be-
teekenis verloren.
En tochWacht, zegt de lezer,
nu krijgen we de lofrede op den goe
den ouden tijd. Neen, lezer, 'k heb
volstrekt geen lust, om bij de tuit
lamp te schrijvenik doe het liever,
gelijk in dezen zomer kan, bij dag
licht, en als de winter komt, bij ons
moderne kunstlicht. Maar ik wil u
aansporen om te gebruiken, wat het
nieuwe kunstlicht ons dreigt te ont-
veur den olden heer Tourneldoar mó je
riekelijk ruumte veur némen, want ie weet
wel, Boakels, hie sloat met de erm en
been as ie aon den gang is
»Nou, jij moet 't weten, Janssen, als
je 't maar precies doet zooals verleden
jaar.«
»Loat 't moar aon mien óver joa, wat
'k nog zeggen wou, den dansekoater hét
mien ezegd dat 'k hier en doar den vloer
zal afschoaven en da 'k 's oavends hier
wèzen mos, om er schuufpoeier óver te
strooien.®
»Als meneer Davids 't gezegd heeft is
't goed die zal 't wel met het bestuur
besproken hebben.®
Overal in het stadje waren de naalden
in beweging, want de dames hadden el
kaar op de repetitiën beloofd om dood
eenvoudig te komen«, 't geen gelijk stond
met een wedstrijd om elkaar de loef af
to steken door een schitterend toilet. Me
nig vader zuchtte in stilte over de ader
lating die zijn beurs onderging, en menige
moeder die in 't bezit was van een stel
dochters, dat onwederlegbaar den huwba
ren leeftijd had bereikt, vestigde in stilte
haar laatste hoop op den gewichtigen avond.
Jujubes en póte-pectorale, werden door
den apotheker bij doozen vol verkocht, en
chloras-potassae had meer aftrek dan ooit
de tenoren en baritons moesten gorgelen
om den invloed van Boreas op hun stem
banden te niet te doen.
Dagen van te voren werden de vigelanten
nemen - de schemering.
Er was iets aangenaams in dat ge
brekkige licht van den ouden tijd,
iets gezelligs, iets poëtisch, iets voor
het gemoed, dat we tegenwoordig
missen. En tegelijk iets voor het
behoud van de oogen. Er loopen
tegenwoordig veel meer menschen
met brillen dan toen, niet omdat ons
kunstlicht niet goed, maar omdat het
te goed is. In vroeger tijd gebruikte
men zijn oogen bijna niet bij kunst
licht ze hadden rust. Thans kunnen
we even goed bij avond als bij dag
werken, en daarom gebruiken we onze
oogen te veel uren achtereen. Ze
krijgen geen rust genoeg.
Maar dat is niet het ergste. We
hebben iets verloren, dat niet door
een bril te verhelpen is de gemoe
delijkheid van den avond. We weten
niet meer, wat rusten is. Zoodra de
avond valt, steken we het licht aan
de eene noemt zijn boek, de ander
de courant, de derde het handwerkje,
de kinderen zitten hun lessen te loe
ren of maken hun huiswerk, er wordt
gewerkt tot slapenstijd. En waar ieder
zijn eigen werk doet, is de gezellig
heid niet te vinden.
Dat was vroeger anders. Wanneer
de zon ons verlaten had, en de sche
mering kwam, dan zaten we om den
haard. Daar was geen doode kachel
of nog dooder centrale verwarming,
maar daar brandde een turfvuur of
een vuur van houtblokken, geheel
open onder den wijden schoorsteen.
We keken in de vlammen, we maak
ten van hun grillige vormen allerlei
fantastische beelden en we vermaak
ten ons met het spel van de schadu
wen op den zolder en de wanden.
We gaven raadsels op en vertelden
verhalen, .verzen werden voorgedra
gen, waarvan ieder wel een voorraad
van buiten kende. Er werden appelen
of aardappelen gebraden boven gloei
ende kolen, of broodkorsten geroos
terd, versnaperingen, die geen geld
kostten en altijd welkom waren. En
werd eindelijk de tuitlamp aange
stoken om den maaltijd te verlichten,
dan volgde de lectuur van een voor
lezer, naar wien allen luisterden,
'k Heb nog na zooveel jaren de aan
gename herinnering aan de avonden,
die het ouderhuis zoo geheel tot een
van de twee stalhouders, die 't stadje rijk
was, reeds besproken, en honderde malen
werd hun op het hart gedrukt toch vooral
op den tijd te passen, en niemand te laten
wachten.
Levison de kapper - coiffeur de dames
et perruquier noemde hij zich had een
lijstje gemaakt van al de dames die hij
moest bedienen, en rekende uit dat hij,
wilde hij aan alle aanvragen voldoen, min
stens 's middags om twaalf uur moest be
ginnen, en een helper uit de hoofdplaats
diende te laten komen anders kwam hy
nog niet gereed.
Davids de bejaarde dansmeester, zat met
zijn vrouw en dochters in de stilte van
zijn binnenkamer mutsen van vloeipapier
te maken en vlaggen van bonte chitsjas
aan verzilverde matte rietjes te plakken,
omdat het bestuur een cotillon met ver
schillende figuren wilde hebben.
Onophoudelijk repeteerden de solisten
en de koristen verzamelden zich 's avonds
in de kleine socjeteitszaal, om nog eens
te oefenen.
De bewoners der villa's in de onmiddel
lijke nabijheid van het stadje, keken in
den almanak of het volle maan zou zijn
op den avond die voor de groote uitvoering
bestemd was, en verheugden zich toen zij
bemerkten dat het volijverige bestuur van
't zanggezelschap zelfs daarmede rekening
had gehouden.
Nieuwjaarsdag kwam eerst, en den daarop
volgenden dag was het bal en de uitvoe-
tehuis maakten. De zomer kon ons
dat niet geven, de winter deed het
met zijn haardvuur en zijn gebrek
kig licht.
En nu wensch ik dat licht niet
terug, en in het gemis van het haard
vuur hebben we ons geschikt de
kachel heeft ook zijn voordeelen, al
maken we met onze gashaarden toch
gaarne het turf- en houtvuur eenigs-
zins na. Maar ik betreur het gemis
van het halfduister, dat rust gaf aan
de oogen en aan het gemoed, en dat
het huisgezin samenbond.
En daarom houd ik nog altijd van
de schemering. De lamp móét niet
aan, zoodra men niet meer lezen kan.
Leg het boek en het handwerk eens
weg. Neem het schemeruur eens als
rustuur. Zit dan bij het roode of witte
licht van den avondhemelzie de
sterren voor. den dag komen, laat een
theelichtje of een schemerlamp
opvolgster van de tuitlamp een
gebrekkig licht geven, en doe dan
als wij deden bij haardvuur en tuit
lamp oefen u in gezelligheid. Wer
kelijk, lezer, leer wat schemeren, en
ge zult zien, welk een rijkdom de
schemering geeft aan het gemoed.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
De gewezen keizer van Duitschland is
binnen onze grenzen gevlucht. De man,
die over millioenen regeerde, is gewoon
staatsburger geworden, gevloekt door tal-
loozen, verlaten van allen. In 1888 aan
de regeering gekomen heeft hij na een
29-jarig bewind moeten aftreden en zijn
land verlaten, beducht voor zijn leven.
Zondagmiddag is hij bij Eijsden op Neder-
landsch grondgebied gekomen. Per extra-
trein is hij Maandagmorgen om 9'25 van
daar vertrokken en bevindt zich nu te
Maarn bij Utrecht. Als.geïnterneerd
Duitsch generaalZoo gaat de glorie der
wereld voorbij.
Reeds weken van te voren had het ge
rucht geloopen dat Keizer Wilhelm II af
stand zou doen van den troon. Was het
toen maar geschiedterger zou zijn voor
komen. Maar hij heeft geweifeld, zich door
de hofkliek laten weerhouden. En nu
de revolutie is in Duitschland uitgebroken,
Misschien zou het zoo ver niet gekomen
zijn als Keizer en Kroonprins eerder hun
hoogen post hadden vaarwel gezegd. Maar
ring. De jonge dames en heeren hadden
op den eersten dag des jaars nog nooit
zooveel te praten gehad. Feliciteeren
geluk, heil en zegen wenschen, voor dansen
engageeren en geëngageerd worden, 't was
waarlijk haast al te veel voor één dag.
Tournel was zenuwachtig en opgewon
den, en zwaaide met onverbiddelijke ge
strengheid op de laatste repetitie zijn eb
benhouten schepter. Met veel zelfvoldoening
had hij aan de dames en heeren de ver
blijdende mededeeling gedaan dat zijn vroe
gere leerling, nu élève van het conserva
toire te Brussel, de soirée zou opluisteren
door zijn spel, en als een vunrtje had zich
het nieuwtje door de stad verspreid. Men
was uiterst nieuwsgierig om te hooren of
Tournel niet overdreven had door te be
weren dat Dorus een bijzonder talent was.
De bewegelijke tongen der kleinstedelin
gen kwamen in vollen gang, en voor dat
nog 't nieuwejaar geboren was, wist reeds
iedereen dat de viool-solist van dien avond
een kermisjongen was, dien dokter Abels
uit medelijden had opgenomen, en op zijn
kosten liet studeeren. Ware dokter Abels
niet zoo algemeen geacht en bemind ge
weest, waarschijnlijk zou men over Dorus'
afkomst en verleden nog meer den neus
hebben opgehaald dan nu het geval was.
De Burgemeesterszoon, een fatterig jong
mensch, die op de piano zonder haperen
»II Baccio« kon spelen, en een sonate van
Beethoven meesterlijk wist te verknoeien,
had zich, bij den notaris aan huis, er over
thans is dat offer tevergeefs gebracht.
Wij willen en kunnen zijn persoonlijk
heid niet beoordeelen. Hij is gescholden
voor een ijdele ziel, voor een huichelachtige
farizeeër, voor een tooneelspeler. Hij is ook
geprezen als genie, als vredevorst, als edel
mensch. Wy gelooven dat hij liever den
vrede wilde dan den oorlog. Doch ook is
het zijn streven geweestDuitschland's
grootheid te bevestigen door de scherpte
des zwaards. Onder zijn regeering is Duitsch
land geworden een export-mogendheid van
den eersten rang.
De keizer meende, dat deze grootheid,
al was de vrede in haar belang, niet beter
kon worden gediend, dan door militaire
wapening, te land, en vooral ter zee. De
paraatheid van het leger, die uitbreiding
van de vloot, dat is de levenstaak van
dezen Keizer geweest, die zich in de eerste
plaats als oberster Kriegsherr® opperste
krijgsoverste beschouwde. In zijn opgewon
den oogenblikken zag hij deze taak als een
hem door God opgedragen zending, en hij
heeft stellig in den waan geleefd, dat het
volmaken van de wapening het beste, het
eenige middel was, om den vrede te be
waren, en' toch meteen de expansie te
waarborgen, die het jonge rijk noodig
scheen te hebben.
Zijn persoonlijke invloed ten opzichte van
het bouwen van een vloot is zeer groot
geweestDuitschland's toekomst ligt op
het water,meende Wilhelm, en die toekomst
achtte hij niet gewaarborgd, als niet met
het groeien van de handelsvloot een even
redige hoeveelheid »Groskampschiffe«, met
de noodige winderige redevoeringen te water
gelaten werd. (Aan de beteekenis van zoo'n
bescheiden wapen als de duikboot dacht
niemand voordat de oorlog al lang aan
den gang was,)
Het is dus het symbool van de militaire
grootdoenerij, van het sabelgekletter, dat
met den Duitschen Keizer ten offer wordt
gebracht, En zoover de Duitsche Keizer
met hart en ziel als dat symbool heeft
gefungeerd, voor zoover hij zich de gevaren
daarvan niet bewust heeft gemaakt, of er
de oogen voor heeft gesloten, is hij ook
schuldig aan het uitbreken van den oorlog.
En nu vertoeft de hooge persoonlijkheid
op een buitenplaats in een eenvoudig dorpje
van ons land. Hoe schrikkelijk moet hij
zich vernederd gevoelen. Hoe loodzwaar
moet op hem drukken het besef van mede
verantwoordelijkheid aan de ellende die in
de 4 jaren oorlogstijd gebracht is over de
uitgelaten, »dat 't eigentlijk een décline
voor Polyhymnia was, dat men iemand van
zoo obscure extractie introduceerde,® maar
de jongste dochter des huizes, die een
mager sopraantje zong, had gezegd dat
men 't geen introduceeren noemen kon.
»Men liet hem voor de leden spelen
voila tout.«
Met een gevoel van nijd had op de socië
teit de apotheker Vroom gezegd »We
hadden best in eigen boezem een violist
kunnen vinden,« waarop de ontvanger ant
woordde »Daar heb je gelijk in Vroom,
ze hebben jou gepasseerd.®
Met spanning zag iedereen den 2den
Januari te gemoet.
De groote zaal is schitterend verlicht,
er zijn hier en daar groote spiegels aan
de wanden aangebracht waardoor èn licht
èn publiek worden weerkaatst. Een groot
aantal dames en heeren is opgekomen, rijke
baltoiletten, ruischende zijden japonnen,
witte sorties en eenvoudige tarlatenkleedjes,
wisselen af met zwarte rokken en ge-
kleede jassen. Hier en daar ziet men
een officiersuniform, en op enkele plaatsen
een gekleurde of grijze jas van niet dan
sende of oudere heeren, die 't zoo nauw
niet met de étiquette nemen.
De élite van het stadje is verzameld.
Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
sir
m Infill aAStena, ULaigstraat n U Oiiiiltrvurl