Ons Volkslied.
i 0
n
Uitgevers L. J. VEERMAN, Beusden.
No. 3834. Woensdag II December. 1918,
I! ft
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ,4.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 40 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Wat is in den laatsten tijcf onze
Koningin gehuldigd;-door vlaggetooi,
het dragen van Oranje, in feestrede
en ik zou haast zeggen infeest
zang, is er uiting gegeven aan wat
er leeft in het hart van het volk.
Maar dat kunnen wij toch niet zeggen
dat het volk in gezang uiting heeft
gegeven aan zijn gevoelens in dezen
tijd. Een echt volkslied spontaan aan
geheven heeft er eigenlijk* niet weer
klonken. En dan komen we tot de
vraag: heeft ons volk eigenlijk wel
een volkslied?
Wat is eigenlijk een volkslied?
Wanneer ik het wel versta, is een
volkslied een lied, dat uiting geeft
aan wat er leeft in het hart van het
volk. Dat lied Wordt gedicht door een
dichter, zeker, naar den regel, dat de
dichter het woord vindt, waarin allen
hun gedachten terugvinden, maar de
dichter zelf treedt daarbij geheel op
een achtergrond, omdat hij slechts de
mond is van het volk, meer niet.
Wanneer hij zijn eigen gedachten
uitspreekt, en daardoor de leiding geeft
aan de gedachten van "het volk, dan
is het niet meer een volkslied, dan
wordt hij de leidsman van het volk
in plaats van de spreker.
Daarmee is ook terstond veroordeeld
het uitschrijven van een prijsvraag
naar een volkslied, waarbij een jury-
de ingekomen antwoorden beoordeelt.
Want die jury plaatst zich op den
zetel, waarop het volk behoorde te
zitten; zij oordeelt voor het volk. En
nog dwazer wordt het, wanneer de
regeeriirg zulk een prijsvraag uit
schrijft, en het volkslied aan het volk
voorschrijft. Alleen reeds hierom, dat
de regeering tijdelijk is en het volk
blijvend.
- Wij kennen in ons volk zulk een
volkslied. In 1815, na de Fransche
overheersching, beeft de regeering
een prijsvraag om een volkslied uit
geschreven. I)e prijs is toegekend aan
H, Tollens Cz., en zijn „Wien Neer-
landsch bloed" werd officieel hetNe-
derlandsche volkslied, voor Nederland
en België samen.
Dat was dus ons officieele volkslied.
In den Tiendaagscben Veldtocht van
EEN LEVENSBEELD.
54
«Wat zeg je daar diep ongelukkig, jij,
en dat ^.na 't succes van dien avond? Ik
begrijp je-niet!*
Een oogenblik zwijgt de jongeling, maar
een aanmoedigend «kam jongen, spreek
wat denk je?« doet hem. moed vatten en
blozend zeggen «Augusta
Even en bijna onmerkbaar glijdt een
fijn lachje over het gelaat van den dokter
en een zeer zacht «aha ontglipt zijn
mond.
»'k Heb haar lief, o, zoo lief 1* zucht
Dorus, en droef laat hij er op volgen
«maar zij mij niethoe zou ze ook mij
een bochel, een
«O, wringt de schoen daar maar
vriendlief, hoe kon je zoo dwaas zijn om
«Om te denken dat zij
«Neen om heen te gaan.*
«Om heen te gaan Och, dokter, nu
voel ik dat 't een dwaasheid was, maar ik
had ook zooveel geleden in dien nacht, ik
zag dat zij een ander liefheeft en
Medelijdend ziet dokter Abels hem aan
als hij antwoordt
«Er zijn meer lieve meisjes in de wereld,
Dorus, troost je, je bent nog zoo jong dat.
1831 heeft het als zoodanig dienst
gedaan. Maar of het toen uiting gaf
aan wat er leefde in de harten van
de mannen, die, ten deele vrijwillig,
tegen België streden, valt te betwij
felen. Ik heb me althans laten ver
tellen, dat door de soldaten, voorzoover
ze zongen, een ander lied werd ge
zongen. Het luidde
„Vooruit maar, vooruit maar!
Potten en pannen, zoek uit maar!
Potten en pannen voor weinig geld
Wij sneuvelen als een held."
En ik wil het gelooven. Heeft niet
generaal Vetter in 1894 op Lombok
zijn soldaten in gëestdritt gebracht
met den regel uit een toenmaligen
straatdeun
„Alles kost een dubbeltje!"
En wat is het volkslied op onze
nationale feesten? Wat werd er ge
zongen toen de Koningin^ pas inge
huldigd, groette van het balkon van
haar paleis. Niet h e t kroningslied,
Wie kent het nog? dat toen op
alle Nederlandsche scholen geleerd
was
„Wees gegroet met jubeltonen,
Wees gezegend, blijde dag!"
Evenmin het „Wilhelmus" of het
voor deze gelegenheid pasklaar ge
maakte „Wien Neerlandsch bloed."
Neen, we hebben eenvoudig een juich
kreet geuit, dien ik niet kan weergeven
dan door een langgerekte zooals
die voorkomt in het Fransche soeur,
in het Engelsche love of in de Gro-
ningsche uitspraak van het woord los.
En mocht ons volk nog eens op
dagen van nationale verheffing een
lied aanheffen, dan hooien we het
schoone
„Weg met al die socialen,
Leve de Willenden!"
Dat is ons roZMiedDat lied draagt
al de kenmerken er vanDe dichter
is onbekend. 'tLied is zoo maar'uit
den mond van het volk geboren. Ee-
het handhaaft zich. Oorspronkelijk
luidde de tweede regel: „Leve de
Willem Drie!"- Het lied is al meer
dan dertig jaar oud; het dagteekent
uit den tijd van het eerste optreden
der sociaal-democraten, in wie het
«Hoe kunt u dat zeggen, dokter, moet
men dan eerst oud zijn om lief te hebben
«Dat niet, Dorus, maar.*
«Maar ik zal nooit meer eene andere
kunnen liefhebben, nooitdat weet ik
zeker, cc
«Wees kalm en redeneer.
«Liefde redeneert niet, dokter. Dan is
het geen liefde. Ze is plotseling in mij
ontgloeid, ontvlamt als - een vuur, en ik
voel dat het mij verteert, maar...cc
«Denk eens bedaard na.«
«Dat kan ik niet! ik heb nog nooit ie
mand zoo lief gehad, nog nooit heb ik zoo
iets ondervonden ik zou alles kunnen op
offeren, alléén om haar mijn vrouw te
mogen noemen. En toch kan dat niet
kan dat nooitDorus begint harts
tochtelijk te weenen, hy houdt de handen
voor het gelaat en bemerkt dus niet dat
dokter Abels hem medelijdend, glimlachend
aanziet.
«En dan te moeten zien dat een ander
die gelukkige is, te moeten zien hoe zij
O ik zou dien man kunnen vernielen 1*
Plotseling balt hij de vuisten, heft ze om
hoog en schudt ze zoo dreigend dat de
dokter hem verschrikt aanziet en zegt
«Je bent jaloersch, arme Dorus In zich-
zelven denkt hij: «Welk een hartstocht
«Ik kon het niet langer aanzien ik zag
dat hij gelukkig was, en ik ik stond
daar en mij zag roen hoogstens meelijdend
aan. Vervloekte bocheltoen ben ik
heengegaan, noem het gevlucht, als u wilt
vraagt
volk toen een soort van konings
moordenaars meende te zien. En dan
komt er nog bij, dat de melodie pak
kend is. Je leert ze van één keer
voorzingen en je verliest ze nooit weer.
De lezer meent dat ik scherts, wan
neer ik dezen deun verheerlijk. Wel,
ten deele is dat ook scherts. Maar
toch niet geheel Ik heb juist dezen
deun aangehaald, om te laten zien,
hoe een volkslied uit het volk opkomt,
uitdrukkteg geeft aan wat het volk
in zijn geheel gevoelt, en waarlijk
eigendom van het volk wordt. Indien
op een gegeven oogenblik het volk
zich meester maakte van een dergelijk
lied, dan zouden we een volkslied
hebben in den goeden zin.
Ik geloof echter niet, dat wij ooit
zulk een lied zullen krijgen Wij,
Nederlanders, zijn geen zingend volk,
en we zijn^een eendrachtig volk.
Daarom hebben wij ook geen volks
lied.
En het Wilhelmus dau?
iemand.
Och kom
Het Wilhelmus is een historisch
lied- Het gaf uitdrukking aan wat er
leefde in het hart van Willem van
Nassau, wiens naamletters.de begin
letters zijn van de vijftien coupletten,
of juister gezegd het gaf uitdruk
king aan wat de dichter den prins in
het hart legde Of het volk van drie-'en-
een-halve eeuw geleden het gezongen
heeft op de wallen van Leiden of in de
veldslagen, valt te betwijfelen. En in
elk geval leeft niet in ons volk van he
den wat er in dat lied wordt gezongen.
„In Godes vrees te leven Heb ik
altijd getrachtDaarom ben ik ver
dreven. Om land en luid' gebracht,
Maar God zal mij regeeren Als een
goed instrument, Dat ik mag weder-
keeren In mijnen regiment." Dat
neemt ons volk toch niet op de lippen,
om uiting te geven aan wat ons ge
moed beweegt?
Ik zeg daarmede allerminst kwaad
van het Wilhelmus. Ik zag alleen,
dat het geen uiting is van ons tegen
woordige zieleleven.
Onze buren hebben zulke liederen
wel. En toch schijnen ze ook niet
altijd te voldoen Het veelgesmade
„Deutschland fiber alles." even
onschuldig in zichzelf als ons liedje
„Wat ik ooit beminnen zal, Holland,
u toch bovenal," is reeds in 1841
geschreven, werd in 1870 populair,
en werd in 1914 met geestdrift ge
zongen. De „Wacht am Rhein," in
1840 gedicht, was het lied van 1870,
en doet thans weinig dienst. Het week
blad Die Woche meent echter, dat de
Duitschers niet genoeg hebben aan de
ze het vraagt in een prijsvraag om een
nieuw Duitsch volkslied, een Kaiserlied
Daarom, laten we toch niet zoeken
naar een volkslied. Als we er een
vonden, waarin het grootste deel van
het volk zijn gedachten herkende,
zou het een lied van het oogenblik
zijn, geschikt voor één gelegenheid,
en zulk een lied hetiben we niet
kunnen vinden in 1898 noch in 1913,
toen beide keeren het volkshart toch
tamelijk hoog klopte.
BUITENLAMDSCH OVERZICHT.
gevlucht, ja, maar voor mij zeiven.
Weer slaat Dorus een oogenblik de hand
voor de oogen hijgend ontsnapt de adem
aan zijn borst en afgemat leunt hij einde
lijk in den stoel, waarin tyj bij de laatste
woorden weer heeft plaats genomen.
Oplettend slaat de dokter elk zijner be
wegingen gade en onwillekeurig komt de
gedachte in hem opdie vuikaan moet
gebluscht worden, anders verteert hij hem
zonder genade, lichamelijk en geestelijk.
Hij wacht een oogenblik voor hij opstaat,
en vriendelijk de hand op Dorus' schouder
leggend, tot hem zegt«Je bent nu niet
vatbaar voor redeneering.*
«Neen o, neen'
«Luister eens, mijn jongen, ik ben ook
zoo geweest als jij, ik heb ook geleden,
gehoopt en gewanhoopt, evenals iedereen
dat op zijn beurt doet in het leven, maar
mijn goede vader heeft mij steeds weer
tot kalmte gebracht door zijn bedaardheid.
Zie ik wou dat ik dat hij jou ook kon.
Mijn jongen is dood, Dorus, ik beschou jou
als mijn zoon, niet waar, dat weet je wel
en daarom moet je naar mij luisteren.
Kom, wordt nu eens bedaard, je houdt im
mers van me, je vertrouwt me. En .4
Eensklaps grijpt Dorus met zijn beide
handen die van den dokter en drukt er
zijn lippen op. Een diepe zucht ontsnapt
zijn borsthij buigt even het hoofd en
richt het daarna met een ruk op, als schudde
hij iets van zich af.
Een oogenblik ziet hij dokter Abels met
Wij eindigden ons vorig overzicht met
te wijzen op het stoken van sómmige Bel
gische en Engelsche bladen tegen Neder
land. Hoever dit misdadig drijven gaat
blijkt uit een artikel van de Daily News.
Het is van de hand van zijn correspondent
te Amsterdam. Deze seint aan zijn blad
Men neemt aan, dat van Nederland ge
vraagd zal worden vergoeding te geven
voor het verlof tot den inbreuk op zijn
onzijdigheid, door aan Duitsche troepen toe
te staan door Limburg te trekken en tevens
door Duitsche oorlogsschepen uit Antwerpen
toe te laten.
«De aard.van deze vergoeding moet nog
beslist .worden, behalve dan de afstaud van
grondgebied aan de Belgische grens, sedert
het verdrag van 1839 tot Nederland be-
hoorenS, als het zuidelijk deel van Neder-
landsch Limburg, dat hoofdzakelijk door
Belgen bewoond wordt."
Weinig menschen in Nederland schijnen
den ernstigen aard te begrijpen yan de
domheden, door de Nederlandsche regeering
begaan, vooral door te trachten de gealli
eerden te bewegen hun wapenstilstands
voorwaarden ten gunste van Duitschland te
verzachten. Des te pijnlijker zal dus het
ontwaken voor Nederland worden, wanneer
de rekening met de geallieerden moet wor
den pfgesloten,
Naar aanleiding van de buitenlandsche
perscampagne tegen. Nederland heeft de
vochtige oogen- aan en deze laat hem tijd
om tot bedaren te komen.
«Tracht je nu te beheerschen, want ik
moet je over een andere, voor jou zeer
gewichtige zaak spreken kom, wees man
en luistert oplettend naar 't geen ik je
zeggen zal.4
«Dokter, ik ben bedaard.
«Goed ga dan rustig zitten en vertel
mij eens wat kun je je herinneren uit je
eerste jeugd, van Je vader, van je moeder,
van je huis. Herinner je je den ouden
Strijkman nog
Deze vragen geven afleiding aan Dorus'
gedachten. Hij ziet verwonderd zijn onder
vrager aan en antwoordt
«Zeker 1 ik herinner mij alles
«Ook dat je een oom hebt in Amerika
«In Amerika Een broer van vader
«Juist.
«Dat weet ik niet zeker meer. Maar
wacht eens ja ik herinner mij toch
wel dat ik eenmaal een brief heb gezien,
die
«Heb je nooit papieren gehad! Weetje
niet of je vader ze had
«Papieren Wel zeker, nu komt het mij
op eens in de gedachten, er waren ver
schillende papieren, dieO, nu staat
het mij in eens duidelijk voor den geest,
ze waren in de latafel, Strijkman heeft ze
mee Maar dokter, wa^Joeteekenen die
vragen, wat wil men van mij
«Die oom van je is in Amerika gestor
ven en heeft geld nagelaten aan je vader.*
Tel. zich tot den Belgische gezant, baron
Fallon, gewend, om zijn meening over de
verhouding tusschen Nederland en België
te vernemen.
De gezant verklaarde«Ik kan u ver
zekeren, dat de betrekkingen tusschen onze
beide landen evengoed zijn als voorheen.
De Belgische regeering is met de beste
voornemens bezield om de goede verstand
houding en de banden van vriendschap,
die, tusschen ons en Nederland bestaan,
te handhaven en nauwer aan te halen."
De gezant bevestigde echter, dat de
houding der Nederlandsche regeering in
zake den doortocht over Limburg op België
en zijn geallieerden een slechten indruk
had gemaakt. Baron Fallon sprak zijn
vertrouwen uit, dat de ecomische betrek
kingen tusschen Nederland en België na.
het sluiten van den vrede zich krachtig
zouden ontwikkelen.
Maar al spreekt deze gezant zoo vrien
delijk, daarom is nog geen einde gemaakt
aan al den laster die door de verschillende
bladen de wereld wordt ingezonden, even
min als aan de bsgeerige blikken die ge
licht worden naar Zeeuwsch-Vlaanderen en
een deel van Limburg, welke zuiver Ne
derlandsche gebieden, volgens deze drijvers
moeten ingelijfd worden bij België.
Terecht merkt de N.R.Ct. naar aanlei
ding van deze kwestie op:
Voor het overigen zullen, afgescheiden
van de rechtvaardigheid en de voorbereiding
van een volkerenbond, toch ook wel prac-
tische overwegingen van internationalen aard
gewicht in de schaal leggen, zooals bij
voorbeeld dezeAls aan -het begin van
den oorlog de toestand reeds zoo was ge
weest, **als hem thans sommige Belgen
wenschen, dan hadden ten eerste de Duit
schers van hun concentratiepunt Aken uit
geen omweg hoeven te maken, want een
tijdverlies heeft meegebracht, dat in den
veldtocht van 1944 misschien beslissend,
in alle geval van groote beteekenis is ge
weest.
Ten tweede zouden de Duitschers (als
de Westerschelde Belgisch geweest ware)
in Antwerpen een duikbootbasis hebben
gehad, waar die van Zeebrugge en Oostende
maar speelgoed bij waren.
Welk een invloed zulks op den uitslag
van den wereldoorlog zou hebben gehad,
wordt duidelijk bij de lezing van de ver
klaringen van Britsche staatslieden, waarin
zij schetsen, dat men slechts met inspan
ning van de uiterste krachten de duik-
«Mijn vader is immers dood
«Maar jij berit zijn erfgenaam en daar
om komt dat geld jou toe 't Is een ka
pitaaltje dat
«Dus zou ik rijk worden, ik
«Rijk, neen, dat is het woord niet, maar.*
«Wat zou ik ook met veel geld doen,«
zegt Dorus weêmoedig glimlachend. «Mijn
brood kan ik overal verdienen, dank zij
uwe goedheid, en meer heb ik toch niet
noodig
In korte woorden verhaalt dokter Abels
aan Dorus wat de procureur Verhagen met
hem heeft besprokenhoe de vrekkige
pandjesbaas alle mogelijke moeite aanwendt
om de erfenis machtig te worden en hij
eindigt met de woorden
«We zullen eerstens zien of we jou
identiteit voldoende kunnen bewijzen en
tweedens of we dien ouden schurk en zijne
dame pen poosje vrij logies kunnen ver
schaffen.
Intusschen is voor Dorus' geest het beeld
van zijne, kindsche jaren opgerezen en 't is
hem alsof hij weer de striemen, die Strijk
man hem eenmaal met de hondenzweep
sloeg, voelt branden. Geheel zijn droevig
verleden komt hem in de gedachten en
met vaste stem zegt hij tot dokter Abels
«Stel mij tegenover Strijkman, dokter, en
gij zult zien dat ik hem klein krijg we
hebben nog een oude rekening te vereffe
nen.*
Wordt vervolgd.)
omniglerwaar