Verreruikers en Verreproevers.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3856. Woensdag 26 Februari. 1919.
FEUILLETON.
BH llllWli I111W1
Und van altena
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 46 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Men spreekt wel een3 van den
langen arm der Justitie, als men
aanduiden wil hoever de macht van
het gerecht wel strekt als het er op
aankomt hen te bereiken die zij be
reiken wil. En zoo zouden we in
onzen tijd met evenveel recht kunnen
spreken van den langen arm van
onze zintuigen. Voornamelijk ons ge
hoor en ons gezicht, hoever zijn de
grenzen verlegt van wat onder hun
bereik valt, laten we eens beginnen
met de telephoon.
Geluid is trilling, en die trilling
wordt door de lucht (of door een
andere tusschenstofwater, hout)
overgebracht naar ons oor. In ons
oor worden die trillingen door het
trommelvlies en de gehoorbeentjes
overgebracht naai het zoogenaamde
slakkenhuis, waarin duizenden eind-
puntjes zijn van de gehoorzenuw.
Nu komt dat geluid altijd van zeke
ren afstand en soms van grooten
afstand. We hooren hier de kanonnen
in Frankrijk.
De electriciteit geeft pns echter
een middel om ook van verren afstand
zwakke trillingen, zooals die van een
menschenstem, te ontvangen. Geluid
is trilling, dus beweging die bewe
ging kan met behulp van een magneet
omgezet worden in een eléetrischen
stroom die stroom kan met weinig
verlies worden overgebracht naar
grooten afstand, en kan daar met be
hulp van een magneet weer worden
veranderd in trillingen. Houd ik de
trillende plaat bij mijn oor, dan begint
mijn trommelvlies mee te trillen, en
ik heb dus dezelfde gewaarwording
als wanneer ik het oorspronkelijke
geluid hoor.
Met den verrekijker is het geheel
iets anders. Daar komt geen elec
triciteit bij te pas. Wat licht is, weten
we nog niet. Algemeen was de onder
stelling, dat licht ook trilling was,
maar dan onmeetbaar snel. Bij het
geluid is het aantal trillingen tusschen
16 en 16000 per, secondedat kan
nageteld worden. Maar bij het licht
zouden de trillingen tusschen 500 en
800 billioen per seconde zijn en dat
10.
Na eenigen tijd kwam de heer Vanissa
terug; hij liep haastig, met een uitdruk
king van voldoening op het gelaat naar
het priëel, en riep, zich op een stoel zet
tend, uit
^Goddank, maar het heeft moeite ge
kost
vla de zaak geschikt vroeg Elise met
een van vreugde stralend gezichtje.
Ja, ten minste hij heeft mij beloofd de
zaak niet te zullen aangeven, op twee
voorwaarden.®
ïEn die zijn
vTen eerste betaal ik hem tweeduizend
gulden als schadeloosstelling voor het gemis
van zyn pinkhet is een duur grapje,
maar beter zoo, dan dat Albert moet zit
ten.
»En de tweede voorwaarde
»Dat Albert hem zijn spijt zal gaan be
tuigen over het gebeurde.
ïlk,« roept Albert heftig uit, »ik
hem mijn spijt betuigen, is de kerel gek
Die
Henriette zag even van haar werkje op,
en keek Albert agn. Het was alsof hij
het gevoelde, want onmiddelyk hiehfhy
kan niet nageteld worden, alleen maar
nagerekend. Er zijn ook denkers ge
weest, die onderstelden, dat licht geen
trilling was, maar een stof, een uiterst
en uiterst fijne stof, uitgestooten met
ontzettende snelheid door het licht
gevende voorwerp, en die uiterst fijne
deeltjes zouden dan in ons oog den
indruk van licht teweegbrengen. In
den laatsten tijd begint men tot dit
gevoelen weer e;en beetje over te
hellen, vooral sedert men lichtstralen
ontdekt heeft, die door een magneet
van hun koers gebracht worden.
Is het licht trilling, dan moet er
een stof zijn in het heelal, die de
trillingen overbrengt, en deze stof,
waarvan het bestaan niet aan te too-
nen is, heeft men aether genoemd.
En dan moeten de uiteinden van onze
oogzenuwen achter in ons oog in staat
zijn, deze trillingen waar te nemen.
Doch hoe het ook zii, het licht wordt
van het lichtgevende of belichte voor
werp op een of andere wijze over
grooter of kleiner afstand overge
bracht naar ons oog, en dat de af
stand groot kan zijn, weten we wel
van de sterren.
En nu volbrengen een paar stuk
ken geslepen glas het wonder dat wij
ook duidelijk kunnen zien, wat ver
weg is. We hebben waargenomen,
dat een lichtstraal, die uit de eene
stof in de andere overgaat, uit glas
in lucht of uit lucht in water, ge
broken wordt, en nu hebben we een
lensvormig glas genomen, waarin alle
lichtstralen naar één punt toe worden
gebroken. Door ons oog op het juiste
punt te plaatsen, krijgen wij een ver
groot beeld van het voorwerp, en
met een samenstel van een paar len
zen kunnen wij van een voorwerp,
dat ver weg is, een beeld krijgen,
alsof het veel dichter bij was het is
of we het naar ons toe gehaald heb
ben. Zoo'n samenstel van lenzen
vormt een verrekijker.
En op soortgelijke wijze hebben
we het eeuwen geleden uitgevonden,
kleine voorwerpen sterk vergroot te
zien in den microscoop en kleine ge
luiden sterk vergroot te hooren in
den microfoon.
Is het nu mogelijk iets dergelijks
uit te vinden voor onzen reuk, onzen
smaak en voor ons voelen
zich in.
*Het zijn de voorwaarden, waarop hy
in een schikking wil treden,antwoordde
zijn vader.
»Ik doe dat nooit,zeide Albert op kal-
men maar vasten toon.
»Dan kan ik er niets meer aan doen.
Dan moet het recht zijn loop hebben,®
zeide de heer Vanissa.
»In Godsnaam dan. Beter dat, dan
schande.®
»Is het schande als je iemand, dien je
zwaar gewond hebt, je spijt daarover be
tuigt Ik kan er geen schande in zien.«
»Ik denk, dat als u hem een paar hon
derd gulden meer biedt, hij dien tweeden
eisch eisch wel zal laten vallen.®
»Dat geloof ik bepaald nietje weet
niet wat het mij reeds eene moeite heeft
gekost, hem zoover te brengen hij schijnt
een echte Geldersche stijfkop. Hij heeft
er zelfs bij gezegd, dat als je vandaag
niet bij hem kwam, hij morgen de zaak
zou aangeven dan is alles uit.®
»Hij zal het wel laten, want dan krijgt
hy zeker zijn twee duizend gulden niet.«
»Ik voor mij heb de vaste overtuiging,®
antwoordde de heer Vanissa, >dat hij doet
wat hij zegt.®
Albert zweeg na eenigen tijd zeide zijne
zuster »Je zult het toch doen, Albert
sik doe het zeker niet. Kijk, als de
kerel mij vroeg om hem een hand te geven,
dan zou ik het misschien doen, omdat de
geheele zaak op een misverstand berust,
Daartoe moeten we nagaan, wat
ruiken, proeven en tasten is.
Tasten en voelen doen we met
onze huid. En daarmee voelen we
vierderlei dingenwe voelen aan
raking, hitte koude en pijn. In onze
huid eindigen daartoe fijne zenuw
draadjes, onnoemelijk in getal, die
alle in verband staan met onze her
senen door middel van ons ruggemerg.
In onze huid liggen die verschillende
zenuwpuntjes vlak bij elkaar, zoodat
we met ieder deeltje van de huid
aanraking, warmte, koude en pijn
voelen. Maar toch doen zich bij ziekte
of kwetsuur gevallen voor, dat som
mige der zenuwen wel en andere
niet werken, zoodat de huid op een
zeker punt wel aanraking voelt en
geen pijn. of wel koude en geen
hitte.
Maar aanraking moet er zijn
tusschen onze huid en het voorwerp.
Wij voelen alleen wat we aanraken.
Dat is een groot verschil met ons ge
zicht en ons gehoor. We zien en we
hooren wat we niet aanraken, en er
is een ^middenstof, die het licht en
het geluid overbrengt. Zeg nu niet,
dat ik me vergis, en dat je de warmte
van de kachel en van de zon wel
gevoelt, zonder ze aan te raken, want
ik heb toch gelijkje voelt de warmte
niet van de kachel of van de zon,
maar de warmte van de lucht, die
je hand omringt.
Kan het nu mogelijk worden, dat
ik ooit den steen zal voelen, die ginds
op den weg ligt, terwijl ik hier voor
mijn venster zit Kan daar een stuk
glas aan meehelpen Of een elec-
trische stroom? Je zou zeggen van
neen, want de steen moet immers
mijn huid aanraken, indien ik hem
zal voelen.
En toch is er al iets uitgevonden,
dat in deze richting wijst. Hebt ge
wel eens gelezen, hoe men een teeke-
ning kan overfotografeeren Je hebt
op het eene kantoor een teekenstift,
met een paar draden aan een netwerk
van draden verbonden. Met die tee
kenstift ga je langs de lijnen van een
teekening. Elke beweging van de
stift brengt een wijziging in de elec-
trische stroomen, die door de draden
gaan, en die stroomen bewerken weer,
dat op het andere kantoor een stift
maar dat ik, die door hem als een hond
ben geslagen, daarvoor nog excuses zou
gaan maken, dat is te sterk,®
j>Maar bedenk toch, Albert, wat anders
de gevolgen zijn,« zeide de heer Vanissa,
»drie maanden zit er zeker op.®
*In Godsnaam dan drie maanden. Schande
is er niet in, maar het zou wel schande
zijn, als ik aan den wensch van dien man
voldeed.
Voor Elise was het een verschrikkelijk
denkbeeld, dat haar broeder in de ge
vangenis zou komen. Zij kon maar niet
begrijpen, waarom hij niet naar den koet
sier toe wilde gaan. Zij nam Albert bij
de hand en leidde hem in den tuin daar
nam zij al hare vrouwelijke welsprekend
heid te baat om hem er op te wijzen
hoe vreeselijk het zou zijn als hij in de
gevangenis moesthoezeer het haar vader
en haar zou grieven eindelyk bracht zij
hem hun afgestorven moeder in de ge
dachte.
ïZy zou het niet overleefd hebben, Al-
bert.®
»Ik geloof niet, dat zy het zich zóó had
aangetrokken, maar in elk geval, thans
zal zij er geen last van hebben.
ïGeloof je dan, dat zij niet weet wat
er met ons hier op aarde gebeurt
ïNeen, zeker niet.®
ïlk wel, ik heb het gevoel, dat haar
geëst mij aliyd omzweefthet is mij nu
en dan als of zij door een stem in mijn
binnenste tot my spreekto ik kan niet
zich op dezelfde wijze beweegt. Leg
je daar een papier onder, dan krijg
je een copie van de teekening. Maar
leg je er je hand onder, èn laat mij
hier met de stift rondom den steen
gaan, dan heb je toch reeds iets
gevoeld van den steen hier, den
vorm van zijn omtrek.
En hitte en koude We kennen
een stof, selenium, die meer of min
der gevoelig is voor electriciteit,
naarmate er meer of minder licht
op valt. Zoo zullen we ook nog wel
eens een stof optdekken, die meer of
minder gevoelig is voor de electrici
teit, naarmate ze warmer of kouder
is. En wanneer we die meerdere of
mindere gevoeligheid weer leeren
omzetten in meer of minder warmte,
dan zul je op je kamer kunnen voe
len, hoe warm de voorwerpen zijn,
die ik hier voor je verretaster
houd. Zoodat er ten slotte alleen nog
overblijft, je ook langs electrischen
weg het gevoel van pijn over5tejzenden.
Maar misschien ben je daar niet eens
op gesteld.
Nu de smaak. Je proeft met je
tong, en ook een beetje met je ge
hemelte. Ook hier is aanraking
noodig.
Heb je wel eens opgemerk* dat je
smaak verschillend is over de ver
schillende gedeelten van je tong
Zoet proef je hoofdzakelijk met het
voorste gedeelte van je tongzuur
mot de randen bitter met het ach
terste gedeelte. Met het midden van
de tong proef je niet veel.
Op die gevoelige plaatsen eindigen
ook weer overal fijne zenuwdraadjes,
die naar de hersenen leiden. En elk
zenuwdraadje heeft zijn eigen bood
schap over te brengen, een zoete of
een zure, of een bittere boodschap.
Maar het moeten fijne boodschapjes
wezen voor zoo fijne boodschappertjes.
Anders gezégd: de te proeven stoffen
moeten opgelost zijn.
Zou 't nu mogelijk zijn of mogelijk
worden, iets te proeven, dat zich op
eeD afstand bevindt Maar we moeten
immers aanraking hebben van de te
proeven stof en de tong.
En tochWanneer een zwakke
electrische stroom door de punt van
onze tong gaat, dan proeven we een
zoeten smaak leiden we den stroom
gelooven, dat zij zoo geheel van ons ge
scheiden zou zijn, als jij vooronderstelt.®
ïHet is mogelijk, dat je gelijk hebt;
ik wil ten minste niet trachten die ge
dachte van je weg te nemen, want dat
zou je zeker onaangenaam zijnmaar
Elise, het komt mij voor, dat ieder doeif
moet, wat hij naar zijn eigen geweten
meent, dat zijn plicht is. Wanneer ik dat
niet doe, dan komt dit meestal voort uit
mijn driftig karakter, maar nu ben ik
volkomen kalm en nu geloof ik bepaald,
dat ik aan den onzinnige wensch van dien
kerel geen gevolg moet geven. Je gelooft
toch zelve ook niet, dat het een bepaald
genot voor mij zal zijn om drie maanden
of misschien nog langer te brommen;dus,
als ik meende dat ik het doen mocht, dan
zou ik dit toch wel er voor overhebben.®
aMaar onderzoek je eens goed, of het
hier niet is je hoogmoed, je trots, in plaats
van plichtgevoel. Maak je dat je zelf niet
wijs
sik geef je dadelijk toe, dat het trots
is maar een gepaste trots, een behoorlijk
gevoel van eigenwaarde is plicht. Ik weet
zeker dat, als ik naar dien kerel toeging,
ik mijzei ven verachten zou. Dat wil je
toch niet, Elise Ik ben in mijn drift
weder heftig geweest, maar niet te heftig,
want iemand, die my met de zweep slaat,
mag ik een sabelhouw geven.®
sWel als hij het met voorbedachten
rade doet, maar niet als hij het doet uit
zelfverdediging, wanneer hij meent aan-
door de randen van. onze tong, dan
proeven we zuur, en door het achter
gedeelte van de tong, dan bitter. We
zouden dus een toestel in den mond
moeten nemen, dat al naar den smaak,
die overgebracht moet worden, den
stroom door de punt, den rand of het
achtergedeelte der tong liet gaan. En
dan zouden we ook nog eerst moe
ten ontdekken een stof, die wijziging
bracht in den stroom, naarmate van
den smaak. Tot dusver is zulk een
stof nog niet gevonden, doch wat niet
is kan komen. Ik kan me een stof
denken, die meer of minder gevoelig
is voor een electrischen stroom, al
naar mate die stof geplaatst is in
een zoete, zure of bittere vloeistof.
Is die stof gevonden, dan is het ont
vangtoestel voor onzen mond ook
gemakkelijk te vinden.
En dan ten slotte de reuk. Ja van
de reuk weten we eigenlijk nog zoo
heel weinig en om op het weinige
wat we daarvan weten veronderstel
lingen te gaan bouwen is wel wat
heel gewaagd. Maar wie weet op
welke wijze de wetenschap onze reuk
zin ook nog eens tegemoet zal komen.
BUITSNLANDSCH OVERZICHT.
Het is in dezen tijd van beroering waar
lijk geen genoegen om in hoogheid te zijn
gezeten. Wel zijn, naar een uitspraak van
een wijze uit de oudheid, eereposten im
mer lastposten, maar nu zijn het uiterst
gevaarlijke posten. Nu zoovele menschen
hun innerlijk evenwicht geheel verloren
hebben, is het niet zoo verwonderlijk, dat
er zijn, die naar het moordwapen grijpen,
om hooge persoonlijkheden, aan wien men
den verkeerden koers der wereldgebeur
tenissen toeschrijft, uit den weg te ruimen.
Eerst was het Frankrijks minister-pre
sident op wiens leven men een aanslag
deed en die wonder boven wonder nog zal
blijven leven. Ten minstede berichten
omtrent zijn toestand luiden gunstig. Maar
hij moet absolute rust houden en dat schijnt
de kranige 78-jarige grijsaard maar niet
te kunnen leeren. De werkzame man blijft
maar ministers ontvangen en conferenties
houden, alsof er geen kogel in zijn long
zit en dat dit de geneesheeren met groote
zorg vervult is uit alle berichten te lezen.
Maar nauwelijks vernamen wy van de
aanslag op Clemenceau of 'daar verluidde,
gevallen te worden.
*Nu, laat ons daarover niet twisten
ik kan er niets meer aan veranderen, en
nu moet ik alleen als een man de gevol
gen dragen. Zie, daar zit Van Dormen
in het priëel.®
Toen de laatste Elise met haar broeder
zag aankomen, stond hij op, ging haar te
gemoet, en drukte haar hartelijk de hand.
Door zijn vriendschap met Albert was hij
reeds vóór eenige jaren met den heer
Vanissa en Elise in kennis gekomen Deze
laatste hield veel van hem even driftig
als Albert was, even bedaard en bezadigd
was Van Dormen, en daarom beschouwde
Elise hem dan ook als een byzonder goed
gezelschap voor haar broeder zij zag in
hem een ouderen vriend, en tevens een
soort van goeden genius van Albertjuist
op dit oogenblik was zij blijde dat hij kwam
Niet lang was van Dormen er geweest,
of het gesprek kwam natnurlijk op het
onderwerp, waarmede ieder ten zeerste
vervuld wasde heer Vanissa deed van
Dormen een omstandig verhaal van het
gebeurde, en deelde hem ook de voorwaarde
mede, waarop de koetsier bereid was de
zaak te schikken. *Maar het schijnt dat
Albert daarin niet wil treden,® zei de heer
Vanissa, zonder daarby te dóen blijken,
of hij de houding van zijn zoon afkeurde
of niet,
mur let Lay m Heuslen en Altena, ie Lamstraat n u Beaielervaari
Wordt vervolgd.)