Joan van Oidenbarnevelt.
^and van altena
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3878, Woensdag 14 Mei1919.
FEUILLETON,
UT I1ÏÏWII IIIÏÏWI
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.20,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Den 13den van deze maand is het
300 jaar geleden dat Joan van Oi
denbarnevelt te 's Gravenhage ont
hoofd werd. Is het de moeite waard
dezen herinneringsdag met een enkel
woord weer in het geheugen terug
te roepen. Me dunkt jaal is het
dan niet om over hem te spreken
met een geestdrift die de nagedach
tenis van b v. den Prins van Oranje
in ons wakker roept, dan toch met
den eerbied groote mannen verschul
digd, die, ondanks hun feilen, toch
groot waren.
't Is nog maar zoo kort geleden
dat we op soortgelijke wijze Johan
de Witt herdachtendeze ook
gedood te 's Gravenhage. Deze óók
een man aan wien het vaderland
veel verschuldigd was, groot door
zijn gaven als staatsman. Deze óók
gekant tegen een prins van Oranje
deze óók het voorwerp van haat van
de Oranjegezinde partij. En het is
misschien in de overeenkomst tus-
schen hun gaven, staatsmansbeleid,
scherpzinnigheid, doortastendheid, on
versaagdheid, dat wij de overeen
komst in het lot, dat hen getroffen
heeft, moeten zoeken. Want het is
een feit, dat vooraanstaande per
soonlijkheden, kloeke figuren, meestal
iets onverzettelijks, doordrijverigs
hebben, en zo zouden ook niet zooveel
verrichten in de wereld als ze niet
zoo vóór alles vasthielden aan hun
eigen meening. Ze zien maar één
goede weg, en dat is de weg dien
zij bewandelen, er is maar één waar
heid, en dat is de waarheid waar zij
van getuigen. Zij kunnen naast zich
geen andere meening dulden, en wie
hen wederstaat, dien vellen zij neer.
Laat ons nu blijven bij Oidenbar
nevelt en zien of het niet werkelijk
zijn onverzettelijkheid geweest is die
hem ten val heeft gebracht.
Zijn gaven waren schitterend, zijn
eerlijkheid boven allen twijfel ver
heven, maar van toegeven wist hij
niet, en om zijn doel te bereiken
deinsde hij niet terug voor middelen,
die het heil van het volk in gevaar
brachten.
Joan van Oidenbarnevelt dan werd
in 1547 geboren hij studeerde in de
rechtsgeleerdheid, werd pensionaris
van Rotterdam, en hehoorde tot de
vertrouwde vrienden van Prins Wil
lem van Oranje. Hij nam deel aan
den strijd tegen Spanje, en bood de
souvereiniteit over deze landen aan
den Prins aan. Na diens dood be
werkte hij dat prins Maurits stad
houder werd. Hij bestuurde met
vaste hand en groote schranderheid
de belangen van den staat en legde
de grondslagen voor de algemeene
welvaart van de burgers der repu
bliek.
Tot dusver ging alles goed. Maar
helaas, de theologie, die vooral in
Nederland al zooveel onheil gesticht
heeft, verstoorde de vrede. Een zeker
hoogleeraar, Arminius, kwam in denk
wijze niet geheel overeen met de
confessie der bestaande kerk en vroeg
herziening aan. Geroepen voor de
Staten van Holland, moest hij zijn
bezwaren verdedigen, en had als
tegenstander een ander hoogleeraar,
Gomaris, die aan de bestaande belij
denis vasthield. De Staten van Hol
land neigden naar den kant van
Arminius, en werden daarin gesteund
door Oidenbarnevelt. In hot begin
bemoeide de prins zich niet met deze
geschillen, maar toen hij partij koos
was het voor de bestaande leer der
kerk. „Ik zal de oude leer der
Hervormden, die mijn heer Vader op
don zetel gebracht hebben, steunen."
In hoeverre deze godsdienstige
twisten een mom waren, waaronder
politieke doeleinden verborgen wer
den, is moeielijk uit te maken. Een
feit is, dat sints dien tijd het een
strijd was tusschen de stadhouders,
de Staten-Generaal en de aanhangers
van Gomaris, genaamd contra-Remon
stranten ter eene zijde, en Oiden
barnevelt, de Staten van Holland en
de Arminianen of Remonstranten ter
anderer zijde.
En het was Oidenbarnevelt vooral
die van geen wijken wist en
maar laten wij het vonnis lezen der
.rechters die hem veroordeelden.
„De beschuldigde heelt tegen de
wetten in den stand van de religie
in verwarring gebracht, zichzelf in
handelingen met vreemde vorsten
aangematigd de autoriteit en de re-
31.
«Je hebt misschien gelijk, maar zoo her
haaldelijk komt de wensch in mij op, er
uit te zijn. Als ik het je in een onvoor
zichtig oogenblik niet beloofd had, dan
dan zijne oogen zochten een kistje pis
tolen dat op een bonheur du jour stond, en
bleven er met een koortsig welgevallen op
rusten.
«Ik weet het, maar juist daarom heb ik
die belofte van je gevraagd, en ik weet
dat je die zult houden. Had ik die niet,
dan zou ik geen oogenblik gerust zijn, want
je moreel is ziek, Albert.
«Heel ziek.»
«Maar een ziek mensch kan weer ge
zond worden.»
«Heelemaal gezond word ik nooit weer,»
antwoordde Albert, «dat gevoel ik wel. Er
bestaat maar ééne die mij gezond kan ma
ken, en die wil niet.»
«Weet je waar ik in de laatste dagen
nog al eens over gedacht heb Je moet
weg uit Arnhem, je moet ver weg, je moet
in een andere omgeving komen, andere in
drukken krijgen.
«Reizen vroeg Albert. «Ik heb er
geen lust in.»
«Wel reizen, jjnaar niet op de manier
zoo als jij bedoeld, niet voor je pleizier op
reis, maar je nuttig maken. Dat kan je al
leen bevrediging geven.»
«Atjeh, meen je
Juist.»
«Ik heb er ook al dikwijls over gedacht,
maar ik heb er van gezwegen om mijn
familie.»
»Die zal er niets tegen hebben, als ze
weten, dat het noodig voor je is. Hoor
eens, Albert, ik heb je nog al nauwkeurig
waargenomen, en je bent mijns inziens in
die weken bijna niets veranderd. Ik geloof
dat dót je helpen zal.»
»Ik ben bereid,» zeide Albert, en hoe
eer ze mij dan door mijn huid schieten,
hoe liever.
«Nog beter als ze dat niet doen, en je
over een jaar of drie geheel genezen terug
komt.
«Ook al goed, als dat kan. Zooveel is
zeker,» voegde hij er met bitteren glim
lach bij, adat mijn équiliber nu tot den
grond verstoord is. Het verbaast mij dat
je het nog zoo lang met me hebt uitge
houden.»
Zoo werd besloten, dat Albert zijne de
tacheering voor drie jaar bij het Indische
leger zou vragen, terwijl Van Dormen zich
er mede belaste, zijn vader en zuster met
het plan genoegen te doen nemen.
Maar dit laatste ging zoo gemakkelijk
niet. Van Dormen, wetende dat het voor
hem een moeielijke taak zou zyn, stelde
zijn tocht niet tot den verjaardag van Elise
geering van het land, onder allerlei
voorwendsels het vuur van tweedracht
gestookt, en wantrouwen tusschen de
gewesten gewekt enz, enzen den
staat en den persoon van Zijne Exc.
in het uiterste gevaar gebracht."
Dat deze beschuldigingen van ern-
stigen aard waren bleek wel hieruit,
dat de rechters, waarvan velen Oi
denbarnevelt wélgezind waren, hem
hierop ter dood veroordeelden. De
dood met verbeurdverklaring van het
goed, dat eischte het recht en slechts
genade mocht verzachting brengen.
En juist dit werd versmaad door
Oidenbarnevelt en de zijnen. Meer
malen vroeg Mautits, wien de mede-
deeling van het doodvonnis de tranen
in de oogen dreefspreekt de advo
caat van geen pardon Wat hij te
gen mij heeft misdaan dat vergeef
ik hem gaarne. Maar noch Oiden
barnevelt noch een der zijnen vroeg
om genade.
Zoo betrad dan de man, langen
tijd des Zwijgers trouwe steun, de
leidsman der Staten, den 13den Mei
het schavot. Op 's Prinsen last had
de overste der garde gezorgd, dat
alle luiken en vensters van het Hof
gesloten waren en niemand, 's Prin
sen livrei dragende, zich buiten ver
toonde. Toen de prins vernam, dat
het vonnis voltrokken was, zeide hij
Ik heb hem altijd liefgehad en hem
dikwijls vermaand anders te doen,
doch wijl hij een anderen vorm van
regeering heeft zoeken in te voeren
die Kerk en staat zou ten onder
gebracht hebben, daarom moest ik
mij tegen hem stellen.
Op het schavot gekomen, sloeg
Oidenbarnevelt de oogen ten hemel
zeggende „G God wat komt er van
den mensch." En daarna sprak hij
tot het volk„Mannen, geloof niet
dat ik een landverrader benik heb
oprecht en vroom gehandeld als een
goed patriot, en zoo sterf ik."
Op den dag van zijn overlijden
teekenden de Staten van Hollanö in
hun Resolutiënboek aan„Een man
van grooten bedrijve, memorie, di
rectie, ja singulier in alles. Die staat,
zie toe dat hij niet valle en zij God
zijn ziel genadigJ^men
uit, maar ging eenige dagen vroeger.
De oude heer Vanissa trok zich de zaak
meer aan Vlan hij wilde toonen. «Ik heb
maar één jongen,zeide hij, met diepe
ontroering in zijn stem, «en moet die nu
naar dat land toe Maar getrouw aan
zijn beginsel, voegde hij er dadelijk bij, «maar
hij moet het zelf weten.
Voor Elise was het een bittere smart te
vernemen, dat haar broeder voornemens
was naar Atjeh te gaan. Haar scheen dit
iets verschrikkelijks. Zij had in couranten
altijd zooveel van de mishandelingen gele
zen, welke de gewonde nederlandsche offie-
cieren en soldaten, die in de handen der
vijand vallen, ondergaan, dat zij de gedach
te niet van zich af kon zetten, dat ook
Albert zoo'n lot zou te beurt val'en, Van
Dormen trachtte haar te betoogen, dat de
kans om doodgemarteld te worden wel is
waar bestond maar toch in elk geval zeer
gering was, dat zelfs de mogelijkheid om
den dood op het veld van eer te vinden,
misschien nog verkiezelijker was dan de
toestand van geestelijk dood, waarin haar
broeder nu verkeerde, terwyl toch ook de
groote kans bestond, dat de geheel andere
omgeving, waarin hij zou komen, en de
gevaren, waaraan hij zou blootstaan zijne
gedachten zouden afleiden van het eene,'t
welk hem nu geheel vervulde. Deze kal
me beschouwing deed Elise inzien, dat het
waarschijnlijk beter was dat Albert ook dit
maal den raad van Van Dormen volgde en
zijne detacheering vroeg.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
Wilson moet zichzelf toch wel voorko
men als een groote praatjesmaker. Hy is
naar Europa gekomen met klinkend leuzen
en prachtige beginselverklaringen, maar nu
het puntje bij 't paaltje komt, verdwijnen
al die mooie frazen als nevelen voor de
zon. Van al de voorwaarden, waarop
volgens zijn opvatting de vrede gesloten
moest worden, is er eigenlijk niet een tot
haar recht gekomen. Het begon al dade
lijk met het eerste punt, dat over de
voorbereiding van den vrede handelde. Als
er ooit een conferentie geheimzinnig in haar
beraadslagingen geweest is,,. dan die van
Versailles. Men noemde dat een getem
perde opvatting van de openbaarheid.
President Wilson heeft nu dezer dagen
iri een redevoering (hij houdt er nog al
enkele) een verklaring gegeven waarom de
uitslag der vredesconferentie een andere
was, dan zeer velen verwacht hadden.
Hij zeide o. a.
Een van de dingen, die mij de laatste
maanden hebben gehinderd, was de on
rechtvaardige verwachting, welke de men-
schen overal koesteren, dat zij onmiddellijk
zouden worden bevrijd van de dingen die
hen belemmerden en drukten. Wij moeten
er voor zorgen, dat zij die hopen, niet
teleurgesteld worden. Dit kunnen wij doen,
door hun den weg te toonen, waarlangs
de hoop verwezenlijkt moet worden, de
langzame ontwarring van veel dingen,
waardoor wij in het verleden gebonden
waren, De gebruiken der maatschappij
moeten geleidelijk veranderd en vernieuwd
worden.
Merkt ge wel waar de kneep zit Het
moet «geleidelijk» gebeuren. Wilson had
in uitzicht gesteld, dat bij den vrede de
kwade practijken, die tot nu toe de poli
tieke atmosfeer bedorven hadden, zouden
worden uitgezuiverd. Maar, zegt hij nu,
dat zal «geleidelijk« geschieden.
M. a. w. als wij letten op wat er
gekomen is van de «getemperde» open
baarheid zal die geleidelijke toepassing
van zijn beginselen heelemaal geen toe
passing zijn. In ieder geval, het is nü een
vrede door geweld en op geweld gevestigd.
En later ja wanneer dan zal
men eens gaan denken aan recht en men-
schelijkheid.
De Duitsche gedelegeerdenhebben nu
de voorwaarden ter kennismaking ontvan
gen. Zy hebben als ezels gewerkt om
De verjaardag van Elise, die eenige dagen
later inviel, werd op Nordenstein stil ge
vierd. Haar broeder en Yan Dormen waren
over. De aanvraag om detacheering was in
gezonden en er was reden om spoedig een
toestemmend antwoord te verwachten. De
scheiding was dus aanstaande. In den na
middag, toen Albert eenige oogenblikken
in de kamer van zijn vader doorbracht,
wandelde Van Dormen met Elise door de
plaats. Bij de gedachte aan het aanstaan
de vertrek van haar broeder schoot haar
gemoed volnu en dan kon zij zich nitft
bedwingen.
«Als hij maar ooit terugkomt,» snikte zij
«Moed gehouden, Elise. Waarom altijd
het ergste voorondersteld Is er dan op de
wereld geen treurige werkelijkheid genoeg,
dat wij ook nog droevige onderstellingen
daarbij moeten maken? Ik zie je broer nu
gaan, ziek naar den geestik verwacht
hem geheel genezen terug. En als je het
zoo beschouwt, dan kun je vrede met de
reis hebben.»
«Ik wilde maar, dat ik het ook altijd
zoo kon beschouwen,» antwoordde Elise,
hoewel uit den toon van haar stem bleek,
dat het gezegde van Van Dormen haar
eenigszins bemoedigd had. «Bij oogenblik
ken doe ik dat ook wel, maar in andere
oogenblikken, o 1 dan krijg ik zulke ver
schrikkelijke vizioenen.»
«Vooral daaraan niet toegeven. Vertrou
wen hebben.
«Ja, ik moest meer vertrouwen hebben,
het lijvige boekdeel te vertalen en te be-
studeeren.
De Dailly Mail zegt er van
Onraidddellijk na het diner werd den
hotelchef meegedeeld eten en drinken ge
reed te houden, daar de delegatie den
ganschen nacht zou doorwerken. Rantzau
riep toen zijn geheelen stat bij elkaar en
deelde mede, dat hij onmiddelijk een woor
delijke vertaling van de 150.000 woorden
van het verdrag wenschte. Hij voegde er
aan toe, dat hij zelf den ganschen nacht
zou opblijven en de vertaling stuk voor stuk
zou nazien.
Vertalers en schrijfmachine-schrijfster
togen toen aan het werk en zeven uren
achtereen werd in de kamers, door de
Duitsche delegatie bezet, hard gewerkt en
tikten twaalftallen schrijfmachines onafge
broken.
Tegen drie uur 's nachts waren van het
verdrag 32 afschriften gemaakt en gereed
ter verzending naar het Duitsche Ministerie
van Buitenlandsche Zaken.
Tot 6 uur 's morgens bestudeerde Von
BrockdorfF Rantzau den tekst, op welk uur
hij een uitvoerig telegram aan de Duitsche
regeering dicteerde. Daarop werden de
Duitsche telegrafisten in volle sterkte op
geroepen, teneinde het verdrag in zijn ge
heel over te seinen. Een speciale Duitsche
koerier werd met 24 getypte afschriften
naar Weimar gezonden.
Reeds heeft Rantzau in twee nota's aan
de voorzitter der vredesconferentie meege
deeld dat de voorwaarden geheel in strijd
zijn met den overeengekomen grondslag
van een vrede door recht. (De veertien
punten van Wilson).
Er komen eischen in voor die onvervul
baar zijn. Clemenceau heeft hierop geant
woord dat de geallieerden zich bij de op
stelling van die voorwaarden steeds door
genoemde beginselen hebben laten leiden.
Daar behoefde dus niet meer over gesproken
te worden, maar hadden de Duitschers
bezwaren van practischen aard, dan konden
zij die te berde brengen.
Nu de Duitsche afgevaardigden hebben
reeds practische vragen en opmerkingen
overhandigd. Maar óf het veel baten zal?
De overwinnaars kunnen immers met hunnen
vijand doen als de kat met de muis.
Duitschland heeft zich op genade of ongenade
moeten overgeven en zal zij het dan
protesteerend moeten toegeven.
Dus zal men het voorloopig vredesverdrag
onderteekenen Ja wat moet er anders
want ik weet dat zonder den wil van den
Hemelschen Vader geen haar van zijn hoofd
zal gekrenkt worden. Als ik die gedachte
maar altijd bij me kon hebben 1»
«Elise, mag ik eens een vertrouwelijk en
openhartig woord met je spreken
Zij keek hem eenigszins verbaasd aan.
«Zeker mag je dat. Van Dormen. Hoe
vraag je dat zoo? Je spreekt immers altijd
vertrouwelijk met mij
«Elise, je broeder gaat nu naar Atjeh
en je ziet groote gevaren voor hem, en je
maakt je angstig omtrent hetgeen hem kan
overkomen, maar weet je wel, dat naar
mijn inzien, een ander lid van je familie
een veel gevaarlijker tijd te gemoet gaat
«Wat?» roept Elise uit. «Wie dan?»
«Niemand anders dan jij. Over een
dag of wat ga je naar Amsterdam. Hoe
oud ben. je nu geworden Negentien, is
het niet?» Zij knikte toestemmend. «Daar
sta je nu op negentienjarigen leeftijd, ge-
geheel onervaren, want je moet mij toe
geven dat je nog niet veel ervaring hebt;
geheel alleen midden in de wereld, want
die Dorbecks zien veel menschen. Ik zeg,
geheel alleen, want hoewel mevrouw Dor-
beck, naar ik gehoord heb, een heel lief,
goed mensch is, zul je niet veel steun aan
haar hebben, als die eens noodig mocht
zijn.»
Wordt vervolgd.)
MEIIW
¥0sr letUil van Housden uAltena, Langstraat lis Bommelerwaard.