BIJ MAANLICHT. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No3880 Woensdag 21 Mei, 1919. i FEUILLETON HIT IXÏÏWIQ IlIÏÏWi UND VAN ALTENA Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. We zouden in deze eigenaardige zomers met hun opzettelijke onjuist heid van tijd haast vergeten, dat er nog een maan bestaat. We hebben daglicht bijna tot het uur, dat bij stil zwijgende overeenkomst slapensuur is geworden, en als we opstaan, staat de zon al weer hoog in het Oosten. October en de latere maanden zullen ons wel weer het maanlicht geven, maar we hebben dan niet meer de zomerwarmte, die tot een zitje of een wandeling in den avond uitlokt, zoo dat we ook dan niet het maanlicht opzoeken om er van te genieten Stedelingen kennen eigenlijk de maan in het geheel niet. Wannéér ze nog eens den blik hoog opheffen maar wie doet datwel, dan zien ze wel eens een bleek schijfje of sikkeltje aan den hemel staan, maar zelden trekt het hun aandacht, en nog minder vaak gevoelen ze de waarde van de maan. Dorpelingen weten dat beter. Ze zijn toch al meer gewoon, de blikken rond te slaan over de velden en op te heffen naar de boomen en naar den blauwen hemel of de bewolkte lucht, en reeds daardoor zouden ze al beter met de maan bekend zijn maar uaar kuun orj, dat de maan nun) een vriendelijke helpster is, wanneer de zon haar taak aan deze zijde van de aardbol heeft volbracht. Geen dorpeling, die niet te allen tijde, al thans in het Winterhalfjaar, u zeggen kan, of het lichte of donkere maan is geen vergadering wordt daar vast gesteld, of er wordt eerst nagerekend, of het op den te bepalen dag lichte maan zal zijn. Die geregelde afwis seling van lichte en donkere maan heeft alle volken der oudheid er toe geleid, hun tijd te berekenen bij maan den van 29 en 30 dagen, en de mees ten vierden den terugkeer van de nieuwe maan met feestelijkheden. Ook Israël, al komt de inzetting in hun welgeving niet voor, waar alleen het begin der zevende maand met. haar Verzoendag en Loofhuttenfeest bij name wordt genoemd.' Het is eerst Julius Caesar geweest, die ons de tijdrekening naar de maan j afhandig heeft gemaakt, en bet zonne jaar willekeurig heeft verdeeld in maanden van 30 en 31 dagen De beschaafde volken hebben zijn tijd rekening overgenomen, en spreken nog wel van maanden, maar hebben de maan bij hun tijdrekening ver geten. De maan zelf vergaten ze daarbij nietdat deden pas de bouwers van de groote wereldsteden, die de natuur enkel kennen, of liever niet kennen, maar slechts even zien. bij een uit stapje Het overgroote deel der men- schen kent echter nog de maan, en men behoeft geen dweper te zijn, om van de maan te houden De maan is een verlengstuk van de scheme ring zij doet de schemering duren gedurende den halven of den heelen nacht. Zè weert de duisternis, en geeft toch niet het licht dat noodig is voor den arbeid, en daarom is zij het juist, die ons de rust geeft, de bewuste rust. Dat hebben de dichters begrepen en bovenal de schilders. Dichters zijn wel eens sentimenteel geworden bij het bezingen van het maanlicht, en hebben wel eens gevoelens en ver* langens uitgesproken, die in het hart van een nuchter mensch niet opko men 't waren trouwens bij de meeste dichters ook hun jonge pennovrac-h- ten, cue dit bijsmaakje kregen. Schil ders echter bleven in de stemming van het gewone levenzij zagen in het maanlicht, wat ieder met open oogen er in kan zien, en zij wisten de maanlicht stemming op bet doek weer te geven in voor ieder ver staanbare en genietbare taal. De lucht is dan zoo mooi Zon licht dringt veel beter door de wol ken heen daardoor zijn ze bij zon licht veel lichter van kleur en veel minder scherp van omtrekken. Daar door steken ze bij maanlicht veel sterker af tegen de onbewolkte ge deelten der lucht, en werpen ze op de aarde veel sterker schaduwen. Dat is toch in ieder opzicht het geval bij maanlicht. Zonlicht verlicht de deeltjes der lucht en de stofjes, -die er in zweven, en daardoor wordt het zonlicht in alle richtingen terug gekaatst. Maanlicht doet dat niet 32. »Maar waarom zou ik dien steun rioodig hebben En als hij noodig is, dan heb ik mijn vader toch en jou,« voegde zij er lachend bij. »Mijn lieve Elise, een jong meisje, dat veel uitgaat en dat geen verstandige moe der heeft, aan wie ze alles kar. vertellen en vertelt, wat haar betreft, beschouw ik als voortdurend in gevaar. Een vader mag nog zooveel van zijn'kind houden, |>ij ziet hetzelfde niet en hij kan denzelfde invloed niet uitoefenen. En dan nogeen vader op een afstand »Maar welke gevaren bedreigen mij dan?» vroeg Elise eenigszins verbaasd. »Dat je niet eens den aai d dier gevaren inziet, dat maakt de zaak .niet beter. Eli se, je ziet er goed uit» -Elise maakte eene afwijzende beweging »ja, laat ik het maar zeggen jë ziet er goed uit, je bent lief, je bent aantrekkelijk, je bent eene niet kwade partij geloof je niet, dat je dadelijk tal van aanbidders zult krygen »Ik zie ze nog zoo gauw niet opdagen. Maar ook het gevaar daarvan staat mij niet zoo duidelijk voor oogen. Ais .die hofma kers zich opdoen, en geen van allen bevalt mij, dan zal ik daarvan toch geen nadeel hebben ».la, maar als er de een of de ander is, die je wel aanstaat Welnu »Dan komt het gevaar.» »Ik begrijp je niet »Neen, je begrijpt mij niet. Je denkt, bevalt hij mij en ik hem, en heeft mijn vader niets op tegen, dan neem ik hem. Is het niet zoo Elise kleurde licht, toen zij antwoordde »Nu misschien wel.» »En dan reken je er op, dat alles goed zal gaan. Maar waarom of je daarop rekent, dat weet je zelf niet. Een huwelijk is veel te ernstig, Elise, om er zoo lichtvaardig toe over te gaan. Herinner jij je niets meer van het gesprek dat we gehad hebben, den dag vóór dat Albert Henriette vroeg »Of ik mij daarvan nog1 iets herinner Ik ben er, geloof ik, nog geen woord van vergeten. Werkelijk, Van Dormen, zulke discoursen met jou maken meer indruk op me, dan je denkt. Daar ben ik blij om. Maar zie je dan nog de gevaren niet in waarin je zult ver- keeren >Maar ik heb jij niet gezegd, dat ik lichtvaardig tot een huwelijk zou overgaan. Dat doet ik zeker niet. Ik moet de vas te overtuiging hebben, dat ik mijn aan staanden echtgenoot gelukkig kan maken.» »En of je zelve gelukkig bent, komt dat er niet op aan een voorwerp 'krijgt alleen licht, wan-1 neer het rechtstreeks door de maan bestraald wordt, terwijl de rest onbe licht en dus zwart is Daarom doet maanlicht ook veel meer de vormen uitkomen en zonlicht meer de kleu ren. En een landschap in wit en zwart met scherp geteekende vormen heeft evenzeer zijn bekoorlijkheid, al is het eed andere, als het landschap in den kleurenrijkdom der zon met weggedoezelde omtrekken. Maar dat maakt vooral de stem ming van het maanlandschap uit, dat de drukke arbeid grootendeels uitgeschakeld is. De dieren des velds en de vogels slapen alleen het nacht gedierte gaat op roof uit, maar dat sluipt op verborgen wegen en ont wijkt het licht, zoodat het niet ge zien wordt. De stemmen der dieren zwijgenalleen de nachtegaal vult in de Meimaand den verren omtrek met zijn hartstochtelijk lied, dat de stilte zooveel meer doet uitkomen. De arbeid van den mensch in de vrije natuur heeft grootendeels op gehouden Geen ploeger ploegt en geen jager jaagthet geklop op de scheeps timmerwerf zwijgt en de vrachtwa gens rusten, 't Is alleen de visscher, die zijn netten plaatst, maar hij ver stoort de stilte niet. En dat doet ook niet het zeilende schip, ofdescheep- jager, die zijjn paard in groote kalmto de zware vrachtschuit doet voort- schuiven over het rustige water. Dat is het juist, dat het jachten gedaan heeft. Neen, laat nu geen stoomboot daar tusschen door jagen en haar dreunenden toon doen hooren bij een brug het zou een stoornis, bijna had ik geschreven een ont heiliging, zijn van den avondvrede. Neen, daar is naast het trekpaard alleen nog plaats voor den rustigen wandelaar, die zijn blikken laat ge nieten op het vredige water, op het donkere geboomte, op de molenwie ken, die in het kruis van de rust staan en op den bewolkten hemel daarboven Hein komen de rustige gedachten. Bij het zonlibht en in de arbeidskamer moeten de gedachten zich bezighouden met het werk, moeten ze in het ga reel loopen zoowel als de handen en de werktuigen. Dat is eisch van den arbeid. Maar de rust heeft ook haar eischen, en zoo we die wat minder verwaarloosden, zouden we minder zenuwlijders hebben De rust heeft vrije gedachten, die gaan en komen naar onze eigen begeerte, en uit die rust, die stilte komt weer de nieuwe lust tot den arbeid den arbeid die de mensch als een zegen meegekre gen heeft op zijne levenspad. BUITENLANDSCH OVERZICHT. ïlk weet zeker, dat ik gelukkig zal zijn als hij het is.« »Goed gezegd,bromde Van Dormen tusschen de tanden, en luider »Ik geloof werkelijk, dat dit met jou karakter het ge val zou zijn.» »Ik zeide je, dat ik het zeker weet,» zeide Elise, »dat gevoel ik.« »Goed. Maar hoe kun jij vooruit be- oordeelen of je je echtgenoot gelukkig zult kunnen maken »Men moet dat, dunkt me, vooruit kun nen gevoelen.» »Dat is volstrekt niet altijd het geval. Geloof mij, er zijn tal van personen, die vast overtuigd zijn dat zij elkander geluk kig zullen maken, terwijl later blijkt dat zij zich bedrogen hebben.» »Maar wat zou je dan willen Dat ik mij voornam nooit te trouwen jNeen, dat zeker niet, maar dat je, al vorens jij je lot aan dat van een man ver bindt, voorzichtig zuit zijn, en des te voor zichtiger, naarmate je hem gorter kenj dat je alle waarborgen zult verlangen, die je met mogelijkheid maar hijgen kunt; dat je vooral niet te haastig zult zijn, al heb je ook die overtuiging waarvan je straks spraakt, omdat je toch ook gelooft, dat die overtuiging bedriegen kan, nietwaar? Wil je mij dat beloven, dan zal ik heel tevreden zijn Welzeker wil ik dat. Van Dormen, weet je wel dat ik het erg lief van je vind, dat je zooveel beiang in my stelt Wanneer oris blad uitkomt 21 Mei - moeten de Duitschers met hun tegen voorstellen gereed zijn. De geallieerden hebben hun toch 14 dagen gegeven om hun bezwaren in te dienen. Na 21 Mei zullen de antwoorden der geallieerden in komen en ten slotte zal een termijn ge steld worden, waarbinnen Duitschland be slissen moet: teekenen, sja» of »neen«. Dat is nu ook de groote vraag die alle gemoederen bezig houdt. Wat zullen de Duitschers doen Let men op de uitingen van het volk, dan zou men tot de conclusie moeten ko men zij zullen niet teekenen. Én het is niet alleen de breede massa, die in gloei ende protesten haar verontwaardiging uit over de gestelde voorwaarden, maar ook vele voormannen zeggen het zoo stellig mogelijk, dat het voorloopig vredesverdrag onaannemelijk is. Vooral Ëbert, de Rijks president, spreekt zich in zeer krasse termen uit. Tegenuver een deputatie zeide hij dat dé vredesvoorwaarden getuigenis afleggen van de revanche-hysterie (wraak- ziekie) der vijanden en dat, zoo deze voorwaarden verwezenlijkt worden, een vrij volk tot nuttelooze slaven der wereld gemaakt wordt. In een gesprek met iemand van de New-York Evening drukte hij zich al even kras uitDe voorwaarden waren een be spotting van Wilsons 44 punten. Mis schien was Wdsori gedwongen om toe te geven, maar dan had hij zich van de conferentie moeten terugtrekken. Duitschland kan op de Vereenigde Sta ten een moreel rechtsberoep doen om de belofte van de 14 punten te houden. Wordt deze belofte gebroken, dan maakt Amerika zich schuldig aan bedrog, dan heeft het van zijn eerlijken naam misbruik gemaakt om de wapenen uit de handen van een dapper volk te ontfutselen. En na gezegd te hebben, dat de Duitschers weigeren tot de witte negers van Europa te worden ge maakt, liet hij er op volgen Liever dan te teekenen, zal Duitschland een algeheele bezetting ondergaan. Zal Duitschland vechten vroeg de pers man. »Nu niet» was het antwoord. Er kan slechts sprake zijn van lijdelijk verzet. De troepen, die er nog zijn, zijn slechts poli- tietroepen, zij zullen zich terugtrekken, om botsingen te vermijden. De tegewoordige regeering, door het volk gekozen, ontkent alle verantwoordelijkheid voor den oorlog. Dat is inderdaad een positieve uitlating en waar de Rijkspresident die doet, mag men er o. i. wel de conclusie uit trpkken, dat de Duitsche regeering met den dag onverzoenlijker tegenover deze voorwaarden komt te staan. Dat blijkt ook uit hetgeen dr. Stampfer, de hoofdredacteur van de »Vorv\arts«, schrijft. Een week geleden is hier gezegd, dat de Duitsche regeering het ontwerp van het vredesverdrag niet onderteekenen kan en mag. Het is heden geen geheim meer dat zij het niet ondertee kenen zal. Laat de Entente zich niet met onderhan delingen in dan blijven haar nog twee wegen open of zij moet zich den toestand, dien zij door het vredesverdrag in het leven wenscht te roepen, door eigen geweld scheppen en handhaven, d. w. z. zij moet geheel Duitschland bezetten en als eeri geheel bestieren, of zij moet er naar streven in Duitschland een schijn-regeering in te stellen, die bereid is alles te onderteekenen wat men haar voorlegt. De tegenwoordige Duitsche regeering is bereid, met de Entente te onderhandelen en een bevolking van anderen stam volgens haar eigen scherp uitgedrukten wil uit het verbond van den Duitschen staat vrij te laten. Aan deze bereidwilligheid der Duit.-che regeering mag, hoe de zaken ook verder loopen, niets veranderen. Evenmin mag haar vaste wil in eenig opzicht verzwak ken om het vredesverdrag, zooals het daar ligt, niet te onderteekenen. Wij willen zoo spoedig mogelijk een verdrag onder- teekenen, dat we kunnen uitvoeren. De onafhankelijker] hameren er nu al op, te onderteekenen, ofschoon ze zelf zeggen, dat het niet kan worden toegepast. Het Duit sche volk zou door zoo'n onoprechtheid alle sympathieën in de wereld verbeuren. Als wij een onuitvoerbaar verdrag niet nakomen, zullen we voor menschen, die een verdrag Het is toch een heerlijk gevoel als men merkt dat iemand zooveel vriendschap voor je heeft.» *Ik gevoel meer dan gewone vriendschap voor je, Elise,» zeide Van Dormen hall luid, terwijl zyn stem eenigszins beefde. »Dat weet ik wel innige, hartelijke vriendschap, nietwaar antwoordde Elise, terwijl zij haar hand vertrouwelijk op zijn arm legde en dien zacht drukte. Hij greep die hand en zeide gemoede lijk »Ik wilde zoo graag dat ik zeker wist, dat jij gelukkig zult zijn.» «Maar waarom zou ik niet, Van Dormen Ik heb toch, dunkt mij, zooveel daarvoor niet noodig. Ik ben nu al recht gelukkig weder eens zoo vertrouwelijk met je te hebben kunnen spreken.» »Ik wou dat je mij de vergunning gaaft nog iets vei tröuweiijker te mogen spreken.» ïGa gerust je gang.» »Waar heb jelui je toch verstopt,» riep hier Albert uit, die op een nauw kronke lig paadje in eens voor hem stond. »We hebben maar wat rondgewandeld,» zeide Elise, die 't betreurde dal het gesprek zoo plotseling gestoord werd. Zij koesterde de hoop, dat zij het verder op den dag nog wel eens zouden kunnen hervatten. Maar die hoop werd niet vervuld. Niet lang na net diner was het voor Albert en Van Dormen tijd tot vertrek. Zij namen afscheid, en lieten vader en dochter vrij eenzaam achter. Dien avond peinsde Elise er nog herhaaldelijk over, wie toch die persoon wel zijn mocht, dien Van Dormen zoo bijzonder gevaarlijk voor haar achtte. Maar misschien kende zij hem niet eens, en dan was het peinzen al zeer onvruchtbaar, waarom zij besloot die zaak weer uit hare gedachten te zetten. Daarop dacht zij aan Albert, aan zijn aan staand vertrek en zijn verblijf daar in de de verre gewesten, waar hij, ver verwijderd van allen, die hem lief en dierbaar waren, zijn arm zou wijden aan den dienst van het vaderland. De meid, die een brief binnenbracht, stoorde haar in haar gepeins. De brief kwam van tante Dorbeck, en behandelde verschei den zaken, die met haar aanstaande komst^ in verband stonden. Veel werd over toi letten geschreven alles wat door mevrouw Dorbeck daaromtrent werd gezegd, nam Elise als evangelie aan, en zij bosloot den volgenden dag naar Utrecht to gaan om overeenkomstig den inhoud van den brief, alles, wat er nog ontbrak, te bestellen. Ook was er nog een belangryk punt. Me vrouw Dorbeck had gewensclnt, omdat haar dienstboden het zoo druk hadden, en bo vendien minder geschikt waren om de rol van kamenier te vervullen, dat Elise iemand voor haar dienst medebracht. voa Altoaa, üe Langstraat on do Bommelerwaard ïAIs er nu eens een persoon was, waar van ik bijna zeker weet, dat je hem dezen winter ontmoeten zult, en dien ik voor bij zonder gevaarlijk houd Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1919 | | pagina 1