Onze Jongens en Meisjes in hun lastige jaren. Und van altena Uitgever: LJ. VEERMAN, Heusden. No. 3912. Woensdag 10 September. 1919. Bij i nr. fteiigoit een loepl. FEUILLETON. HST IIÏÏWII IIIIJWI Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 uur ingewacht. Over onze kinderen raken we nooit uitgepraat. Ze plaatsen ons voor zooveel vraagstukken^ die vaak zoo uiterst moeilijk zijn op te lossen, dat we ons geheele leven kunnen beste den aan de bestudeering onzer jongens en meisjes en dan nog niet uitgestu deerd zijn. Ieder jaar verschijnen er stapels boeken en tallooze kranten en brochures, alleen gewijd aan de opvoeding. lederen dag en ieder uur zijn er duizenden mannen en vrouwen bezig met onze kinderen, en nog zijn we niet op de hoogte met henken nen we ten deele en struikelden we allen in vele. De taak, die ons, ou ders, opgelegd wordt, is bij uitstek moeilijk, en het gaat er mee, zooals het met iedere taak gaat, die we te vervullen hebbenhoe meer we er ons voor inspannen om ze goed te verrichten, hoe meer fouten we in ons werk opmerken. Zorg en verdriet zijn aan de opvoeding onafscheidelijk verbonden. En ouder tranen zijn er misschien evenveel gevloeid als kin- dertranen. Het is geen wonder, Wanrreer twee menschen een ge zin gaan opzetten en kinderen krij gen, dan hebben ze ook de taak, deze kinderen op te voeden. Zijn ze voor die taak voldoende voorbe reid In den regel niet. Ze doen, wat ze vader of moeder hebben zien doen. Of het goed is en verstandig of slecht en dom, daarvan hebben ze zich vaak geen rekenschap gegeven. Evenals bij de voeding gaat het bij de opvoeding. Heeft moeder Priors papbeschuit gebruikt, de dochter ge bruikt óók Priors papbeschuit. Gaf moeder de voorkeur aan Farine Lac- tée, de dochter doet het ook. En zooals het met de voeding gaat, zoo gaat het veelal ook met de op voeding. Komen de ouders uit een goed gezin, waarin een vriendelij ke, welwillende toon heerscht, dan heerscht er in hun gezin veelal ook 63. Zij kon nu, nadat zij eenigen tijd alleen was geweest, beter denken dan 's middags, maar misschien liet daarom haar smart zich nog heviger gevoelen. Zij zag in zich zelve het struikelblok voor het geluk van haar vriendin, voor het geluk van haar man, de twee, die zij boven alles lief had. Flad zij Edgar niet ontmoet, misschien zou den dan zijne gedachten niet van haar vriendin zijn afgeweken en zouden die twee wellicht samen gelukkig zijn geweest, ter wijl nu niemand gelukkig was, Edgar niet, Henriette niet, en zij selve wel het minst van allen. En zij kon bijna haar vriendin benijden, omdat deze niet het drukkende gevoel behoefde te hebben, dat zij het ge luk van eene andere in den weg stonden bovendien de zelfvoldoening kon koesteren, dat zij alles gedaan had, wat in haar ver mogen was om het geluk harer vriendin niet te verstoren. Hoe Henriette thans over Edgar dacht, was aan Elise bekend. Had zij haar niet gezegd, dat het haar nu wel beter dan vroeger gelukte, haar hart in bedwang te houden, maar dat toch nu en dan het ou de gevoel met alles overweldigende kracht terug kwam Henriette beminde haar man een goede toon, die in de school zoo wel als in het gezin van zooveel waarde is. Heerschte er goede tucht, dan ziet ge vaak in het jonge gezin ook goede tucht heerschen. Heerschte er orde, ge vindt ze in het jonge huishouden terug. Maar ook den slechten, ruziema- kerigen Rommandotoon vindt ge terug, ook de slappe tucht, ook de minder goede orde. Het is nu eenmaal niet anders bij de opvoeding komt het er minder op aan wat we doen, dan wat we zijn. Zooals wij zijn, zoo is veelal ons gezin. Zelfopvoeding behoort aan de opvoeding van anderen vooraf te gaan en ze dagelijks te vergezellen Opvoeden is nu eenmaal niet mo gelijk zonder zelfverloochening. En tot zelfverloochening, als het kleine dingen betreft, zijn we meestal min der goed in staat dan tot zelfverloo chening voor een groot ding. Kleine kinderen lijken zoo lief en zoo veel gemakkelijker dan grootere. En van de kleinere hoort men dan ook niet vaak. Maar wel van de opgroeiende jongens en meisjes. Van de kinderen in hun zoogenaamde lastige jaren. Die lastige jaren zijn voor jongens de jaren van 11 tot 14 meestal, en voor meisjes van 13 tot 15. We weten het allemaal. Een jongen wordt niet opeens een man. Er is een periode, waarin hij tusschen mal en dwaas is, te klein voor een tafel laken en te groot voor een servet, kind en man aan één stukje. Dat is zijn moeilijke tijd. Lichamelijk zoowel als geestelijk. In zijn lichaam zoowel als in zijn geest treden verschillende verande ringen aan den dag, die wij wel kennen, maar die wij niet altijd in hun konsekwenties verstaan. We verbeelden ons vaak, dat kin deren kleine volwassenen zijn. Dat zijn ze niet. Ze zijn heel en heel anders. Een kind leeft voor zichzelf. Een volwassene voor een ander. Een volwassene heeft de zorg voor ande ren. Wij ouders hebben de zorg voor onze kinderen. Kinderen hebben al leen de zorg voor zichzelf. Daar steekt niets onrustbarends in. Kin deren moeten nog groeien. Daarom dus nog, en zij, die haar nog wel moest vragen of het verblijf te Dennenheuvel ook nadeeüg voor haar gemoedsrust kon zijn Hoe lief was het van Henriette geweest, om niettemin te komen, alleen om haar van dienst te zijn. En hoe dacht Edgar over Henriette Uit de wijze van met haar om te gaan, zou zij eerder opgemaakt hebben dat hij niet met haar was ingenomen, maar zou dit juist niet daaraan zijn to8 te schrijven, dat hij nog meer voor haar gevoelde, dan hern als getrouwd man wel paste, en dat hij zichzelven dus in bedwang moest hou den Aanvankelijk had hij gezegd, dat hij e!ke week wel een paar dagen buiten zou kunnen komen, en nu zou hij veertien dagen wegblijven. Lag niet daarin het be wijs dat hij zich met geweld aan den invloed van Henriette wilde onttrekken Hoe meer Elise doordacht, hoe donker der het in hare ziel werd. Zijwier hoog ste wensch altijd geweest was voor anderen op te offeren, juist zij was veroordeeld om het geluk te bewerken van haar man en haar vriendin, de twee die zij op aarde het meest liefhad. Wat stond haar te doen? Zij zou alles, alles willen geven wat zij had, haar leven, haar liefde, als zij dien toestand kon ver anderen, als zij tot haar man en haar vriendin kon zeggen Beschouw mij als dood, doe alsof ik niet bestond, wees samen gelukkig. Maar zij wist, dat kon nietal zou de maatschappij het ook toestaan, nooit zouden moeten ze verzamelen, zich toeëige- nen. Dat doen ze dan ook. Al heeft een goedgeaard kind wel wat en soms veel voor anderen over, de hoofdtrek van zijn bestaan is toch egoïsme. Hij sfaat in het midden van z ij n we reldje. Alles is voor hem. Hij wil alles aan zijn genot, aan zijn gemak, aan zijn plezier, aan zijn voordeel ondergeschikt maken, en hij mag dat omdat hij een kind is. Een verstan dig ouder gaat hierin met zijn kind mee, totdat de grens bereikt is Een onverstandig ouder gaat niet met zijn kind mee, zoover hij gaan mag en moet, maar zegt eenerzijds maar al te vaak neen, terwijl hij ja moest zeggen, en zegt anderzijds vaak ja, waar een onverbiddelijk neen moest gehoord worden. Of hij zegt twee maal neen, en wanneer het kind dan niet ophoudt met vragen, geeft hij maar toe. Wilt ge uw kinderen las tig maken, ook voor den lastigen leeftijd, dan moet ge zóó doen. Wilt ge uw invloed op hem verliezen in den lastigen leeftijd, dan moet ge neen zeggen, waar het ja moest zijn, d. w. z. de teugels te strak houden; en wilt ge, dat ze heelemaal niet met u rekenen, dan moet ge mal- vaartje of mal-moertje worden en maar alles toelaten. Uit wat reeds opgemerkt is, blijkt dat we heel wat lastigheid in den lastigen leeftijd zelf door onze opvoe ding in den kleinkinderleeftijd kun nen voorkomen. Maar toch plaatst ons deze leeftijd voor groote en moeilijke vraagstuk ken, Om die te kunnen oplossen is het noodig, dat we ze verstaan. Hierover later. BUITENLAHDSCH OVERZICHT Er is al meermalen op gewezen dat een van de schrikkelijke gevolgen voor Duitsch- land van den wereldoorlog is de weerzin in toegewijden arbeid. Ook vóór dien tijd was het wel aan den dag gekomen dat velen het werken als een vloek, hoogstens als ten lastige plicht beschouwden. Ze vervulden hun dagtaak, nu ja, omdat ze toch moesten eten. Ook in ons land zijn er arbeiders genoeg die dolgraag in lui lekkerland zouden wonen. Nooit meer wer ken en dag in dag uit met sigaar of ci- Edgar en Henriette dit doen, en dat zij dit wist, was haar in zekere mate een troost, omdat het haar een liefelijk gevoel was, dat beiden niettegenstaande zij een strui kelblok was voor hun geluk, haar toch in nig lief hadden. En een gevoel van groote dankbaarheid jegens hen vervulde haar. Maar des te sterker sprak de wensch in haar binnenste orn iets te vinden waardoor zij het geluk van haar beide dierbaren kon tot stand brengen. Tal van gedachten doorkruisden haar brein. Zij dacht aan een scheidingdie zou haar veel, ontzettend veel kosten, maar toch zou ze, zoo meende zij, nadat die plaats had gehad, gelukkiger zijn, omdat zij dan het gevoel zou hebben, dat door haar opoffering het geiuk verze kerd was van Edgar en Henriette. Maar was eene scheiding mogelijk? Zou hij er ooit in toestemmen Zou Henriette willen huwen met den man van wien zij geschei den was Er was immers geen denken aan. Bovendien, zij beiden hielden te veel van haar om gelukkig te kunnen zijn te haren koste. Over de practische mogelijk heid van dit plan behoefde zij niet eens na te denken, want het was al verworpen eer het uitgesproken was. Maar als eene scheiding niet mogelijk was, dan bleef er slechts één ding over zij moest weg. Een oogenblik kwam de gedachte aan zelfmoord bij haar op, maar slechts één oogenblik, want daartoe zou zij nooit overgaan. Niet dat zij daar toe niet bereid zou zijn gaarne zou zij garet in den mond langs de straat te slenteren, of te zitten visschen met een hengel aan den rivierkant dat schijnt hun zoo iets van een hemel op aarde. 't Is maar goed, dat, al is het dan met tegenzin, het leven hen noopt de handen uit de mouwen te steken. Hoe droevig het ook is, dat velen den arbeid niet zien kunnen in hooger licht en hem dus niet als een zegen beschouwen, 't is toch maar beter dat de harde nood zakelijkheid hen aan 't werk houdt dan dat ze hun dagen in leeglooperij doorbrengen. Maar dat in een naar socialistisch recept ingerichte staat, gelijk Duitschland nu is, het met de werklust zoo slecht gesteld zou staan, hadden wij nooit kunnen denken. Een corr. van de N. R. Ct. schrijft daarover Onder het sociaal-democratische bewind is de 8urige werkdag ingevoerd, het stuk werk afgeschaft, de doorgaande werktijd ingevoerd. Arbeidsraden treden voor de rechten van de werklieden op, die boven dien van het wapen der staking ter ver krijging van het loon dat zij wenschen, een overmatig gebruik maken. Het gevolg is dat de nijverheid kwijnt, maar het schijnt er tegenwoordig minder op aan te komen. Dat geldt niet alleen het particulier be drijf, maar ook den arbeid in de staatsin richtingen. De toestand is daar zóó on rustbarend, dat de Min. van Spoorwegen in het openbaar verklaard heeft dat het zoo niet langer gaat. Er zijn n.l. geen lokomotieven genoeg en hoewel de spoorwegwerkplaatsen met vol tallig personeel bezet zijn, wordt er steeds minder afgeleverd. In oorlogstijd was het materiaal al heel slecht, omdat geen enkele lokomotief meer vacantie kreeg en alle machines door de slechte of soms ontbre kende smeerolie aan chronische zwakte leden, maar nu is het nog erger geworden, omdat de eenige goede exemplaren door de Entente uitgekozen zijn. Op spoorweggebied komen dan ook de malste dingen voor. Onlangs spoorde ik naar Giesen en kwam precies op tijd in Hagen aan en wachtte welgemoed op den D-trein uit Essen. Deze kwam met eenige vertraging aan. Maar weer vertrekken, neen, dat deed de D-trein nietHij bleef stokstijf staan, 'n half uur, een uur, anderhalf uör, en toen ik naar de reden informeerde, bleek, dat de machine defect was en dat op het groote spoorwegstation Hagen geen enkele haar leven opofferen om haar doel te be reiken, maar dat was een middel, dat zij niet mocht bezigen. Zelfs voor een zoo hoogen prijs mocht zij de hand niet aan zichzelve slaan. Haar laatste daad mocht geen daad zijn van verzet tegen God, want zoo beschouwde zij die. Als God het noodig oordeelde, dat Edgar en Henriette vereenigd werden, dan zou Hij haar wel wegnemen dat geloofde zy vast. Nog een ander middel deed zich voor, en wel »spoorloos verdwijnen.Als zij weg ging, weg naar een ver, ver land, als zij zich daar in de een of andere betrekking zocht nuttig te maken, als zij ,daar in een hospitaal zieken ging verplegen, en dan in de uitoefening van zulk een liefdedienst misschien de kiem eener doodelijke ziekte opdeed, zou dat dan geen goede oplossing zijn Schijnbaar wel, maar inderdaad toch niet. Immers, als zij verdween zou Edgar toch zoeken tot hij haar vond, en als hij haar niet vond, zou hij zijn leven lang in onrust blijven verkeeren. Zeker zou haar doel niet worden bereikt. Neen, hoe zij ook peinsde en overwoog om een middel tot uitkomst te vinden er was er geen. Alleen als God haar de genade bewees, haar spoedig tot zich te nemendaarin zag zij de eenige oplossing, en zij zond een vurig gebed op om Hem te smeeken het geluk, dat voor haar hier op aarde niet meer kon bestaan, te willen schenken aan hen die zij liefhad, en die daarvoor wel vatbaar waren. In het geloof dat dit ge- reservemachine beschikbaar was! Eindelijk liep een boemeltrein binnen en diens zwakke machine kwam voor den zwaren D-trein. Onderweg gelukte 't een tweede exemplaar op te duikelen en, dank zij die vondst, bereikte de trein met uren vertraging Giesen. Vandaar, dat onlangs de minister van spoorwegen getoond heeft, dat ook een soc.-demokraat onder dergelijke omstandig heden z'n goed humeur kan verliezen. In een rede vermeldde hij, dat het rijk dage lijks tien miilioen mark toelegt op het spoorwegverkeer, dat vroeger een steun pilaar van de schatkist is geweest. Hij mopperde geducht over het gebrek aan lokomotieven en nog meer over het weinige, dat afgeleverd werd. Nu, dat kan uitkomen Een kennis van me kwam onlangs van Julidis, waar een groote spoorwegwerkplaats met 4000 man is. Hij nam den trein, waarmede de bui tenwonende arbeiders terugkeerden en hoorde de gesprekken aan. Een jonge werkman pochte, dat hij in drie maanden niets uitgevoerd had en toen een ander opmerkte, dat hij zich daarop niet behoefde te beroemen, kreeg hij de volle laag van alle werklieden. Deze geest van lijntrek- kerij heeft minister Olser genoodzaakt de fluweelen handschoenen uit te trekken Hij denkt erover om het stukwerk weer in te voeren, premies te geven voor goed werk en lui werkvolk te ontslaan. En wat doen nu de arbeiders. Ze hebben heftig geprotesteerd tegen de snoode plan nen van dezen bewindsman. Het voorne men van den minister om het »menseh- onwaardige stukwerk« weer in te voeren heette een poging om de oude loonslavernij te herstellen. In hun vergadering noemden zij als oorzaak der geringe voortbrenging, de jarenlange ondervoeding, de ontberingen aan het front. Nieuwe loonsverhoogirigen zouden het eenige redmiddel zijn. De heeren vergeten echter, dat de spoorwegarbeiders en beambten zelden of nooit aan het front geweest zijn en dat in oorlogstijd de spoor wegdirectie zijn beambten op voorbeeldige wijze van levensmiddelen heeft voorzien, 't Is wel verschrikkelijk dat het verant woordelijkheidsbesef bij deze menschen to taal verdwenen is, en een ieder van den Slaat tracht te halen wat hij er van krijgen kan met zoo weinig «nogelijk inspanning. Waarlijk op dit voorbeeld lettende, be- geeren wij voorloopig zoo'n socialistisch ingerichten staat nog niet. De Duitsch-Oostenrijksche Nationale Ver- bed verhoord zou worden, werd het kal mer in haar binnenste, en kon zij eindelijk die rust vinden, die zij zoo noodig had. Negentiende Hoofdstuk. Het uitstel, dat Ravening verkregen had door zijn plotseling opgekomen vertrek naar Amsterdam, had hem echter niet meer licht in de zaak verschaft. De beide weken waren nagenoeg om, en nog wist hij niet wat aan Henriette te zeggen toch begreep hij zeer goed, dat langer uitstel niet mo gelijk was, en daarom nam hij ten slotte het kloek besluit om, als hij weder te Woudstede zou zijn, openhartig met Hen riette te spreken. Dit was, na lang over peinzen, de eenige weg die hem mogelijk scheen, zonder in een uiterst gedwongen toestand te blijven, een toestand, die toch op den duur niet houdbaar was. Dat het verblijf van Henriette bij zijne vrouw lan ger zou zijn dan aanvankelijk het voorne men was geweest, kwam hem zeer waar schijnlijk voor. Hadden de eerste dagen van het verblijf van Elise te Dennenheuvel haar merkbaar goed gedaan, de lucht scheen nu al haar invloed op haar gestel verloren te hebben, want juist dien morgen had hij een kort briefje van Henriette gehad, waarin zij hem melde dat Elise gedurende de laatste dagen bepaaldelijk minder was. Wordt vervolgd.) \IBIVSRL1I voer hot Lanii van HoBSdgM» Aitona, do LinsBtrial B9 d6 goiiimelerwaard

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1919 | | pagina 1