Het Vaderland getrouw.
In 't vreemde land.
Land van altena
Uitgever: L* J. VEERMAN, Heusden.
No3922 Woensdag 15 October1919
Wie helden zijn bij flesch en kannen,
Zijn, naar zij meenen, wijze mannen.
I ËlilLLIITON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
12 uur ingewacht.
Het ziet er in de wereld tegen
woordig al heel slecht uit. We zeg
gen zoo wel eens tegen elkaarhet
kon niet slechter. Eigen belang, winst
bejag, genotzucht, dieverij, bedrog,
zijn aan de orde van den dag. Aan
regeeringsbeleid faalt het in vele lan
den. Diep liggen de oorzaken van
velerlei ellendemoeilijk is het de
wereld weer een weinig in het rechte
spoor te doen gaanuiterst verant
woordelijk is het werk dergenen die
in hoogheid zijn gezeten. Ieder deel
van de maatschappij heeft haar eigen
vragen en moeilijkheden en wie het
eene wil veranderen voelt terstond
dat alles in elkaar past als raderen
van een machine. Knappe koppen
voelen er hun hoofd bij omloopen,
zóó ingewikkeld is de maatschappij.
En tochals men sommige men-
schen hoort redeneeren, zou men
zeggen, dat het toch niet zoo moeilijk
is om alles in de wereld goed te laten
gaan. Zij zouden het wel weten.
Zij zouden dit zoo doen Over de
soort van menschen las ik laatst een
aardig stukje van den bekenden Spur-
geon in zijnJan Ploegers plaatjes.
„Wondermenschen en witte ratten
zijn niet zoo zeldzaam als velen den
ken. Hoe vol de wereld ook zij over
een man als Gladstone of Lord Bea-
consfield, Piet en Klaas en Gerrit en
tal van anderen, zouden de wereld
heel wat anders en beter besturen
tenminste zij denken 't en zouden
bereid zijn er de proef van te leveren
ook. Groote mannen zijn in de we
reld in zoo ruimen voorraad als mui
zen in een overjarige graanschelf
Ieder gehucht heeft minstens één
of twee wondermenscben, ja, iedere
kroeg heeft één of twee minstens van
deze waar, en naar ik hoor, kan men
eiken Zaterdagavond in de gelagka
mer van „De blauwe Draak" twintig
van de grootste mannen vinden, die
al drankdrinkende tot reuzengestalten
op het gebied van staatkunde en re
geeringsbeleid groeien.
Wanneer het vierde of vijfde glas
achter de knoopen is, begint onze
2.
Kapitein de Louter kende bijna al z'n
jongens bij naam en in iedere rusttijd ging
ie de rijen langs en vroeg naar degenen, die
ontbraken. Waar is die flinke Kempenaar,
Naas de Volder, Sergeant »Zwaar ge
wond, Kaptein,« 't gewone antwoord. »Kan
ie nog vervoerd worden »'t Is mogelijk,
zegt de dokter.En Pier aan den Kamp
Licht gewond, is in de ambulance, om
verbonden te worden.Zoo ging't voort.
Na iedere deelneming aan den slag waren
de rangen gedund. Naas werd vervoerd
naar 't hospitaal in Maastricht en na ver
wijdering der kogels, door zijn geheele lijf
verspreid, iag ie bewusteloos in den zwaren
narcoseslaap. Veel hoop had de dokter
niet en de verpleegster kreeg bevel aan
zijn zijde te blijven. Tegen den avond
werd ie wakker. »Betje, moeder Staar-
oogend keek hij rond, bemerkte de zuster,
die zijn snelkloppende pols had gegrepen.
>Haal m'n pak maar uit de kist,* ijlde hij,
»ze komen, ze komenI« Een huivering
ging door zijn leden en met geweld belette
de zuster, dat hij zich oprichtte* Zacht-
kreunend lag-ie zwaar in de steunkussens,
z'n oogen waren weer gesloten en zijn ge
zichtszenuwen trokken pijnlijk onder de witte
vrind te beweren, dat hij eigenlijk
eerste minister moest zijn. Sam de
vrachtrijder heeft dan een middel ge
zien, om zonder belastingen alles in
stand te houden en nog beter te ma
ken en Gerrit de schoorsteenveger
verkondigt zijn oordeel, over mannen
die aan 't roer staan met donderstem.
Wanneer u de lust bekruipt om een
staaltje van de wijsheid dezer man
nen te hooren, behoeft ge niet juist
in de gelagkamer te gaan. Ze zijn
even goed buitenshuis te hooren
doorgaans spreken zij met hun vieren
of vijven tegelijk, en wie het zachtst
spreekt, loeit als een orkaan.
Er was een tijd, dat mij de ont
zetting om 't hart sloeg, als ik van
een verbazend knap man hoorde, maar
langzamerhand ben ik er kalmer on
der geworden, en 't ging mij als de
kauw, die ontzag had voor den vogel
verschrikker, totdat hij zag dat het
niets was dan een oude jas met wat
stroo gevuld Het is met al die knappe
lui gesteld, als met de schilderij, die
heel van verre iets geleek. Van verre
lijken 't zwanen, maar van nabij be
zien zijn 't slechts ganzen. Er zijn
onder zulken, die te veel weten om
wijs te zijn, wier stoomketel barst,
omdat zij meer stoom op hebben dan
zij verwerken kunnen.
Mijn buurmans zoon achtte zich te
geleerd om als Jan Ploeger achter
den ploeg te loopen, en zoo beraamde
hij allerlei plannen tot hervorming
van Staat en Kerk, tot zijn plannen
hem den toegang bezorgden tot een
groot buitengoed, waar hem het dwang
buis werd aangelegd, als de geest van
plannenmakerij wat te sterk in hem
begon te stoomen.
Als iemand een te knap schoen
maker is om zich bij zijn leest te
houden, wordt hij als de hond, die
zijn stuk vleesch in 't water liet val
len, doordat hij de schaduw wou grij
pen. Hard en trouw werken is nu
even noodig om wel te slagen als ooit.
Vogels te vangen met zout op hun
staart te strooien zou een aardig
baantje zijn als de vluggerds maar
lang genoeg stil wilden zitten doch
nu dat in hun kraam niet past, is 't
maar verstandiger om ze op de oude
beproefde wijs te blijven vangen. De
ware slag van vooruitkomen is hard
zwachtels. Hij schreide. »Betje, Betje,«
zong-ie »Betje, m'n beestje, huil maar niet,
ik heb je lief, ik heb je liefDe zuster
kon een traan niet weerhouden. Hoe kost
baar was weliicht het menschenleven, dat
zichtbaar uitdoofde, terwijl alle middelen
faalden, om het te behouden. Kon ze maar
iets doen voor de arme, hem enkele oogen-
blikken bezorgen van opleving, waarin hij
met haar praten zou. Misschien kon ze
z'n leed wat verzachten door haar meege
voel 1 Ze probeerde alles, bette z'n polsen
en slapen, bevochtigde z'n gloeiende lippen.
Dan werd hij soms omstuimig, balde de
vuisten, en perste de lippen op elkander,
maar de kalmte keerde niet weer.
»Hoe is 't, zuster vroeg de dokter op
z'n laatste ronde. »'t zal spoedig aftoopen,*
meende de zuster. Terwijl ze beiden hem
onderzochten, slaakte hij een diepen zucht.
Naas de Volder was gestorven. Twee da
gen later werd hij met eenvoudig militair
vertoon op de begraafplaats in Maastricht
te ruste gelegd de toeschouwers beklaag
den 't jonge zoo vroeg gedoofde leven en
de geestelijke, die Gods zegen voor zijn ziel
afriep, gewaagde ook met een enkel woord
van de vermoedelijke verwantenen vrienden,
die hem lief hadden en met angstig wachten
uitzagen naar dengene, die niet meer keeren
zou en ver van hen ruste in 't vreemde land.
In 't witte boerderijtje ging Betje eiken
dag vragen naar nieuws van Naas en met
moeder herlas ze de twee brieven, die kort
werken en daarbij eerlijk te zijn en
zuinig te leven. Men kan geen brood
bakken zonder ineel, noch huizen
bouwen zonder handen- Een oud
rijmpje zegt
Zonder kalk en zonder steen
Weet ouwe Jau te bouwen,
doch wijselijk voegt hij er bij
Maar dwazer zijn er stellig geen
Dan die zijn kunst vertrouwen.
Wat grootsprekers ook. beweren,
het zal in de wereld nooit anders
worden dan dat, wie bouwen wil kalk
en steen noodig heeft.
Niemand wordt op één dag rijk of
op één dag goed. Het is niets dan
een zak vol maneschijn, wanneer
iemand u zoekt diets te maken dat
er een weg is om bij niets doen in
een oogwenk rijk te worden. Wie
heeft niet gehoord van de'plannen-
makers, die beweerden, dat zij plan
ken uit zaagsel en boter uit rivier-
slijk maken konden, maar ik kom
liever op een houtzaagmolen te land.
De ergste soort van knappe lui zijn
zij, die 't beter willen weten dan.de
Bijbel en zoo geleerd zijn, dat zij
stellig verzekeren, dat de wereld geen
Schepper heeft en dat de menschen
een veredelt apenras zonder staart
is. Wel, wel, ik weet nog best den
tijd dat rpen zou gezegd hebben dat
zulke praat in het gekkenhuis thuis
hoorde, maar nu worden deze dingen
als de rijpe vrucht eener nieuwe we
reldbeschouwing door hooggeleerden
verdedigd. Wanneer de hedendaag-
sche wetenschap in dat spoot» voort-
stoomt zal een eenvoudige knecht al
spoedig niet meer weten welk ver
schil er tusschen een waanzinnige en
een wijsgeer is het zegt Jan Ploeger.
BUrrBNLANDSCH OVERSIGHT
Het ziet er in de hoofden of harten van
sommige menschen toch verward uit. Nu
is dat zoo erg niet als zulk een hoofd of
hart toebehoort b.v. aan een losloopend
renteniertje. Maar als het menschen van
gezag zijn, bij wie het in de bovenkamer,
of een voet daaronder, niet al te pluis is,
dan wordt het gekker.
Tot de menschen, die zoo iets hebben,
als wat we bij de paarden nde kolder in
op elkaar gevolgd waren. Toen duurde
het weken, een maand en ze hoorden niets
meer. Eindelijk moesten zij vluchten uit
hun land en in Maastricht gekomen hoorden
ze 't nieuws, de twee vrouwen, die zich
sedert 't vertrek van »Naaske« nauw ver
bonden voelden, en samen waren uitgetogen.
De moeder schreide niet en 't meisje sloeg
de blikken neder bij de tijding. En arm
in arm gingen ze naar 't stille kerkhof
waar ze heel lang bleven en iedereri dag
terug kwamen zonder hope in haar droeve
ballingschap.
1.
In een kleine stad van het Belgenland
klonk de alarmklok, in onregelmatige klan
ken de mare verkondigend, dat de vijand aan
rukte. De burgemeester, lang en stevig
van bouw, zat op 't raadhuis met zijn
schepenen in druk gesprek te overleggen
wat er gedaan moest worden. De burger
wacht was reeds opgeroepen en stond op
't marktplein te wachten. »Van Brussel
geen bericht nog,« zei de burgemeester en
de schepenen zwegen, vol angst voor het
besluit, dat Meester Roeseiaere nemen ging.
Plotseling klonken er kreten r>Vliegt de
Blauwvoet* »Storm op zee J« en de
burgemeester herhaalde uit volle borst
iStorm op zee!« Toen wendde hij zich
met een uitdrukking van woede en haat
de kop* noemen, mogen wij wel die Bel
gische bewindslieden rekenen, die op
allerlei wijze onze regeeririg den voet
dwars hebben gezet, en die, nu zij hun
zin niet hebben kunnen doordrijven, komen
aanzetten met de bedreiging dat zij de
besprekingen met Nederland zullen afbre
ken. Alsof dat ons een zier schelen kan.
Onze regeering heeft van haar zijde allerlei
concessies willen doen. Ons land is in
niet de minste mate gebaat bij wat België
van ons vraagt. Indien wij dus ter wille
zijn, is dit alleen ten gerieve en voordeele
van België. En nu het dreigementwij
zullen de onderhandelingen met u af breken,
alsof dit voor ons ook maar eenigszins
reden zou zijn om bang te worden. Indien
van Belgische zijde de hand der verzoening,
die door Nederland is uitgestoken, wordt
afgestooten, dan worden niet wij, maar
België daar de dupe van. Afbreking van
de besprekingen beteekent toch niet anders
dan dat de bestaande toestand gehandhaafd
blijft. Het tractaat van 1839, tusschen
België en Nederland gesloten, blijft dan
van kracht.
Maar wat willen die menschen in Brussel
dan met hun dreigement
Bij wie het ook niet erg zuiver is
Bij Van der Goltz. Wij herinneren oris
dat de Duitschers troepen hadden gezonden
naar de Oostzee-provinciën, om er een
bolwerk op te wei pen tegen het uit Rus
land naderend bolsjewisme. Maar de entente
zag dit "iet leede oogen. Want mocht
het Duitschland gelukken in verbinding
met de reactionaire Russen het schrikbe
wind der bolsjewiki ten val te brengen,
dan had het een voorsprong op de gealli
eerden, die hun troepen uit Rusland terug
getrokken hebben. Duitschland had dan
kans een prachtig afzetgebied te krijgen
als loon voor zijn bewezen diensten, en dat
moest voorkomen worden.
Dus gauw een nota gezonden»Trek
die troepen terug of wij blokkeeren uw
havens aan de Oostzeekust.Duitschland
beveeit zijn troepen weer te keeren. Maar
zie, een deel weigeit. Onder hen van der
Goliz. Hy rukte voorwaarts. Heeft een
aanval op Riga gedaan en deze stad reeds
genomen. Maar weet die man dan niet,
dat hij over zijn berooide land, dat toch
waarlijk al genoeg uitgehongerd is, nieuwe
ellende brengt. »0, antwoordt hij, dat is
mij onverschillig. Ik wil handelend op
treden. Bovendien de hervatting van de
blokkade van Duitschland heeft voor de
op zijn bleek gezicht, waaraan de zwaite
baard een indrukwekkende kracht gaf, tot
zijn schepenen »Ge hoort 't mannen
Wat zuilen wij zijn lafaards of Belgen
En weer galmde 't daarbuiten >Storm
op zee U Toen richtte mr. Roeseiaere zich
op uit zijn zetel Wij zijn Belgen en zullen
onzen plicht weten te doen 1* Hij opende
de ramen van de raadzaal en sprak met
forsche stem d9 in 't gelid geschaarde bur
gerwacht toe. En een stormachtig gejuich
antwoordde hem. Hij wenkte de zes gen
darmen, die op een afstand stonden en nu
snel naderbij kwamen.
Na eenige oogeublikken voegden zij zich
bij den troep.
Zelf verliet hij het raadhuis en keerde
weinige minuten later uit zijn woning terug,
gekleed als luitenant der burgerwacht.
Terwijl hij bezig was, zijn mannen toe te
spreken »in naam des Konings* stormden
een honderdtal vrouwen en kinderen het
marktplein op, huilend en angstkreten uit-
stootend »Ze komen, ze komen een
zinnelooze angst had de menschen bevan
gen en 't was hun niet mogelijk op de
vragen die hun gesteld werden te antwoor
den ook over de mannen kwam eene
huivering en hun knieën knikten. Toen
zette mr. Roeseiaere in vZij zullen hem
niet temmen den fleren Viaamschen leeuw*
en allen vielen hem bij, zoodat bet markt
plein weergalmde van de geluiden en de
klank der hoeven onderdrukt werd, die de
zes man sterke lancierspatrouille vergezelde.
eerste maanden toch geen uitwerking,
wantde oogst is binnen. Ik zal Letland
en Estland onderwerpen en vervolgens de
bolsjewiki.Het ziet er in het hart van
dien man toch zeker vreemd uit.
Gevolg van zijn eigenmachtig optreden
is, dat de Duitsche regeering het volgende
telegram ontvangen heeft van de geallieerde
marine-commissie. »Naar aanleiding van
den aanval op Riga worden alle vaarcon-
senten voor Duitsche schepen in de Oostzee
tijdelijk opgeheven. De schepen, die zich
in de Oostzee bevinden, moeten terugge
roepen worden. Geen enkel schip mag
verlof gegeven worden in zee te steken.
Duitsche schepen, die in de Oostzee wor
den aangetroffen, zullen in beslag worden
genomen. De mijnvegers moeten terug
geroepen worden.
Uit de bovengemelde motieven waartoe
deze nota leidde, blijkt klaar als de dag,
dat het bij de Entente heeren ook al niet
zuiver staat met hart en hoofd. Dat toont
ook het volgende Daar richten ze tot de
Duitschers ook nog een andere nota, waarin
zij; hen verzoeken mee te helpen om de
bolsjewiki er onder te brengen en wel door
de volgende maatregelen te nemen
a. Aan elk naar in handen der bolsje
wiki zijnde Russische havens vertrekkend
schip wordt verlof tot uitvaren en aan elk
van deze havens komend schip wordt ver
lof tot birinenloopen geweigerd.
b. Een dergelijke maatregel wordt ook
genomen ten opzichte van alle goederen,
die langs anderen weg naar het bolsje
wistische Rusland moeten worden gezonden.
c. Aan ieder persoon, die naar het bols
jewistische Rusland gaat of van daar komt,
worden paspoorten geweigerd (uitgezonderd
in bijzondere gevallen, in overleg met de
geallieerden).
d. Er worden stappen gedaan, om aan
de banken te beletten met het bolsjewis
tische Rusland zaken te doen.
e. Elke regeering weigert haar onder
danen elke faciliteit betreffende een ver
binding met het bolsjewistische Rusland,
hetzij door de post of de radiografie.
De opperbevelhebber voegt hieraan toe
Geiieve de Duitsche regeering mede te
deelen, dat de Engelsche en Fransche oor
logschepen in de Finsche Golf zullen voort
gaan de bolsjewistische havens te blokkee
ren en naar bolsjewistische havens varende
schepen aan te houden zoodra ze deze op
hun weg op zee zullen waarnemen.
Wat nu te deuken van zulke menschen.
Overmoedig kwamen zij aanrijden, hunne
lange lansen gediild. Maar zoodra zij de
opgestelde wacht ontwaarden keerden zi
hunne paarden en met luid gerucht galop
peerden ze wee door de verlaten straten.
In een oogwenk was dat alles geschied,
maar nog suisde 't vreemde geluid in de
ooren der verzamelde schare Wir kommen
wieder.
»Zij zullen versterking halen,* verbrak
mr. Roeseiaere de stilte, die vijandelijke
verschijning verwekt had. »Zullen wij ze
te gemoet trekken of de wapenen afleggen U.
donderde hij den nauwelijks van hun schrik
bekomen wachten tegen. »A!lons, enfants
de la patrie,« was het antwoord.
Toen kwam er eene groote bedrijvigheid
op het marktplein.
De burgemeester gaf zijne bevelen, kort
en bondig. De saamgestroomde menigte
moest terug het huis in, deuren en ramen
ramen sluiten en zoo mogelijk in den kelder
vluchten. De zes gendarmen met tien man
nen van de burgerwacht zouden den weg
opgaan, die naar de stad leidde en zich op
stellen achter de bermen, langs de sloot,
waarachter 't weiland en de akkers ver
borgen lagen, aGe laat niets voorbij,*
riep de burgemeester hun na, toen ze vol
moed den hoek van 't marktplein ommar-
cb eerden.
Wordt vervolgd.
WSBL1B
mr lutUni vu Huslii m Alteii,ie Lanostraat ti It BoiioUrwaar