land van altena
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3949. Woensdag 21 Januari. 1920.
Onderling hulpbetoon b|j de
zintuigen.
FEUILLETON.
DE MISDAAD ZIJNS
BROEDERS.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.25,
en franco per post beschikt f 4.40. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 46 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen
40 uur ingewacht.
Een oude fabel en een oude spreuk
uit den bijbel herinneren ons, dat ons
lichaam één geheel vormt en dat al
zijn deelen alleen door samenwerking
tot hun recht en bestemming kunnen
komen. Als de voet zei tot de hand
ik heb u niet noodig en omgekeerd
de hand tot den voet, dan kwam er
van het leven weinig terecht.
Verrassend is die opmerking niet.
Wel verrassend evenwel zijn de ont
dekkingen die omtrent de samenwer
king der lichaamsdeelen, met name
der zintuigen, zijn gedaan. Iemand
in Weenen heeft omtrent dit punt de
merkwaardige uitkomst verkregen,
dat de inspanning of opwekking van
het eene orgaan een prikkel wordt
voor het andere. Zoo moeten onze
oogen scherper zien en wij de kleu
ren scherper kunnen onderscheiden,
wanneer wij ook ons gehoor inspan
nen. Als men een kleurige schilderij
op zoodanigen afstand plaatst, dat hij
de kleuren ervan nauwelijks kan
waarnemen en men brengt eenige
klanken voort, die het gehoor aan
doen, dan zullen de kleuren duidelij
ker worden, naarmate zich het ge
luid verheft. Brengt men een reson-
ueerend voorwerp bij het oor van
iemand, dan kan hij op dat oogenblik
letters onderscheiden, die hij een
oogenblik te voren niet zag.
Evenzoo zal het tikken van een
uurwerk beter vernomen worden,
wanneer men de oogen opent en het
gezicht inspant, dan wanneer dit zin
tuig werkeloos blijft Vooral het rood
en groen moeten de gehoorkracht ver
hoogen, terwijl het geel en blauw
juist den tegenovergestelden invloed
zullen uitoefenen. Het is waar, dat
sommigen meenen beter de muziek
te kunnen genieten, wanneer zij de
oogen sluiten. Doch dit slaat bepaald
op het genieten van de toonen, niet
op het eigenlijke vernemen van het
geluid. Wanneer ge de oogen sluit,
sluit ge elke afleiding buiten, uw ziel
kan zich zonder stoornis bezig hou
den met 't spel der toonen. Onder -
tusschen is het mogelijk, dat zij op
eene voor den hoorder onmerkbare
wijze afnemen in kracht. En mis
schien is het die zachtere beweging
der muziek, die zonder dat hij er zich
van bewust is, den hoorder met ge
sloten oogen zoo streelt.
Ook de zintuigen van den smaak,
van de reuk en van het gevoel zul
len onder den invloed staan, d. w. z.
door het gezicht worden versterkt.
Licht, vooral rood en groen licht,
moeten de fijnheid van den smaak
verhoogen, zoo ook die van het ge
voel en de reuk. De duisternis, het
blauw en het geel zouden haar doen
afnemen.
Rookers moeten hebben opgemerkt,
dat zij in de duisternis alleen uit het
zien branden van pijp of sigaar kon
den opmaken of deze al of niet waren
uitgegaan. De reuk en de smaak
lieten hen in de duisternis in den
steek. Ook moeten omgekeerd de
smaak, de reuk en het gevoel, wan
neer zij worden geprikkeld de kracht
van het gezicht versterken.
Belangrijk vooral is de wederkee-
rige invloed die het gevoel en de
warmtegraad van het lichaam op el
kaar uitoefenen. Kittelt men de hand
met een veertje en dompelt men de
hand in warm water, dan houdt de
kitteling op. En omgekeerd, wanneer
men de hand in warm water steekt
en de huid ergens gekitteld wordt,
wordt de warmte sterker gevoeld.
De geleerden zijn 't er niet over
eens waaraan dit een en ander toe
te schrijven, maar omtrent het be
staan van deze verschijnselen twijfelt
men niet.
Eetzalen moeten dus met rood wor
den behangen, als de kok wil dat men
zijn gerechten goed proeven zal. Ge
hoorzalen voor muziek zullen met
tafereelen beschildert worden, die het
oog inspannen. Opera's ontleenen
misschien hieraan haar bekoring, dat
zij het gezicht tot inspanning nopen
en daardoor onwillekeurig het gehoor
verscherpen.
De laatste nieuwsgierige reiziger had zijn
best gedaan, alles van den portier te weten
te komen, wat deze omtrent het ongeluk
wist, en zoo was deze beambte nu weder
in de gelegenheid, eens naar de wacht
kamer en zijn gevangene om te zien.
Bij het vernemen van naderende voet
stappen in het nu ledige station, trad de
broeder met de militaire jas vlug in een
aangrenzend vertrek en liet den gevangene
alleen, die wederom in dezelfde nederge-
bogen houding terugzonk.
«Heb ik ooit,* zeide de portier tot zich
zelf, naar den sleutel ziende, die in de deur
stak, «ik zou er een eed op hebben willen
doen, dat deze deur gesloten was en ik
heb er voortdurend een oog op gehouden.
«Maar*, en hier keek hij door het venster
en zag hij den gevangene toen juist zoo
zitten, als hij hem verlaten had, «er is
niets aan verbeurd. Maar we zullen 't
zekere toch maar boven 't onzekere ver
kiezen,* en met deze woorden draaide hij
den sleutel weder om.
Het onderzoek van den dokter had in
middels het feit aan den dag gebracht,
waarvan Herbert het bericht reeds aan zijn
BUITENLAWDSCH OVERZICHT
Binnenkort zal door de Eerste en Tweede
Kamer der Staten-Generaal een beslissing
genomen moeten worden in een voor de
toekomst van ons land hoogst gewichtige
aangelegenheid. De vraag is n.l. gedaan
aan onze Regeering of zij zich wenscht
aan te sluiten bij den Volkenbond en dat
«zonder eenig voorbehoud.* De beslissende
keuze moet geschieden binnen twee maan
den nadat het verdrag van Versailles in
werking is getreden en aangezien dat op
den 4Oden Januari 1.1. is geschied, is de
40de Maart de uiterste termijn.
Zonder een doekje voor den mona t
nemen heeft onze Regeering haar oordeel
al kenbaar gemaakt in haar toelichting op
het voorstel dat oordeel is n.l, een
scherpe critiek. Trouwens ook in andere
landen heeft men niet nagelaten te wijzen
op leemten [en gebreken van den Bond.
Nog pas heeft Lord Robert Cecil, als
voorzitter van de «League of Nations
Union* in een Manifest aan het Engelsche
volk zijn niet malsch oordeel over het
nieuwe internationale instituut gezegd.
«Wij begroeten het met vreugde,zoo
lezen wij daarin, «maar wij moeten niet
denken dat wij er nu ook zijn. De Vol
kenbond bestaat, maar wat zal hij zijn
werkelijkheid of schijn? Zullen wij van
den Volkenbond een krachtig vredesinstru-
ment maken of zal hij worden een beteeke-
nisloos aanhangsel aan de slechte vormen
eener ouderwetsche diplomatie
En dan zet ^ord Robert uiteen dat liet
antwoord op die vraag afhangen zal van
de volken zelf, niet het minst van
Engeland.
Qok onze Regeering wijst er op dat een
bond van overwinnende Mogendheden be
stemd om de verwezenlijking van bepaalde
politieke doeleinden harerzijds uit .[den
strijd en de overwinning geboren te bevor
deren* «noodzakelijk moest achter blijven
bij de eischen die men aan een Volkenbond
kan stellen.
De uitsluiting van de overwonnen Stap
ten. De zorg voor de nakoming der voor
de overwinnaars gunstige voorwaarden van
het Verdrag, en vooral«het op den ach
tergrond stellen van gewichtige beginselen
en functies aan een waren Volkenbond
eigen*, worden aangevoerd als even zoo
vele bewyzen dat wij hier met den waren
Volkenbond, het ideaal van Wilson en van
de warme vrienden zijner nagenoeg geheel
verloochende «Veertien Punten*, niet te
doen hebben. Weliswaar wil de Regee
ring in het feit, dat de Bond bestaat,
terwijl hij, zonder dien strijd en die over
winning, misschien nog steeds onderwerp
van academische beschouwingen zou ge
bleven zijn, een lichtzijde zien.
broeder had medegedeeld, dat de heer
Wilson werkelijk door het hart was ge
schoten. Daarop was besloten, dat de heer
Frank Muurse onmiddellijk zou gevangen
genomen worden, op verdenking van moord
al de bijzonderheden, die reeds door den
agent waren opgeschreven, werden met
Frank's naam en adres opgeteekend in het
opschrijfboek van den commissaris van po
litie, waarop deze zich met den station
chef en nog een anderen spoorbeambte
naar de wachtkamer begaf.
«Mijnheer Frank Muurse
«Watriep de gevangene uit.
«Mijnheer Frank Muurse, zeg ik, en ik
waarschuw u, om mij niet weder in de
rede te vallen. Mijnheer Frank Muurse,
ik neem u gevangen op verdenking van
moord gepleegd te hebben op den heer
Wilson, door hem in den trein dood te
schieten en het is mijn plicht, u te waar
schuwen, geen woord te zeggen, want alles
wat u zegt moet ik opschrijven, en het
zou u misschien geen goed doen, als uw
zaak voorkomt. Er staat my dus niets
meer te doen, dan dat ik u vraag, of u
kalm naar het bureau van policie wilt gaan,
of dat ik iemand moet zenden, om de
boeien en meer hulp te halen
«O, natuurlijk zal ik bedaard medegaan*,
zeide de gevangene, «maar ik ben niet
«Zeg niets meer*, zeide de commissaris,
die een goedhartig man was, «heb ik u
niet gewaarschuwd, dat u niets zeggen
moest, die paar woordjes zal ik over 't
hoofd zien, maar zeg nu niets meer, laat
me u raden als een vriend, spreek niet
eer ge voor 't gerecht zijt geweest en ge
uw advocaat gesproken hebt.*
Hierop sprak de gevangene niet meer,
hij bleef zwijgen, tot zij het bureau be
reikt hadden, waar een beambte een krant
zat te lezen.
In antwoord op de gebruikelijke vraag
«Welk geval las de agent uit zijn op
schrijfboek voor: «5,50 namiddag. Ineen
eerst-klasse rijtuig aan het station een
oudachtig heer dood gevonden. Den gan-
schen weg van Londen af één reiziger met
den overledene in het rijtuig, Zeg dat hij
heeft geslapen. De gevangene zegt, dat
zijn naam is Frank Muurse, dat de over
ledene zijn oom is en dat zij Londen te
zamen verlieten met den trein van 5.45.
Hij zegt, dat hij in slaap viel, toen ze nog
slechts een paar minuten op weg waren
en hij weet niets van hetgeen er gebeurd
is eer hij ontwaakte, toen de trein het
station binnenkwam, en de gevangene zijn
oom in dezelfde houding vond zitten, als
die hij had aangenomen, eer hij in slaap
viel.*
«Is het lijk reeds geschouwd vroeg
de beambte.
«Ja, mijnheer*, was het antwoord, «dok
ter Mitchell heeft het geschouwd, en ont
dekt, dat de dood werd veroorzaakt door
een pistoolschot.*
De beambten keek ernstig. «Ik vrees,
mijnheer Muurse,* zeide hy, «dat ik u ge-
Voor Nederland is het een heel ding
toe te treden: Het eischt toch van ons
afstand te doen het beginsel der absolute
souvereiniteit. Maar dit offer is niet te
gfoot indien nageleefd wordt wat het ver
drag zooal bepaalt omtrent beperking der
oorlogsmogeliikheden. Denk u in als men
Ij, ''ten alvorens tot
diKk ■z.jfa dan zeker van
:s dat ,.ïf. guiieei ueu Bond te doen
kan krijgen, wordt menschelijkerwijs ge
sproken het uitbreken van een oorlog haast
een onmogelijkheid. Doch lettende op wat
in het laatste tiental jaren geschiedde zul
len we allicht niet meer zoo makkelijk in
zaken van oorlog en vrede van onmoge
lijkheden spreken.
De toestand toch, die door het vredes
verdrag van Versailles geschapen worden,
zijn van dien aard, dat het ons niet ver
wonderen zal indien Europa binnen niet
te lang tydsverloop weer in vuur en vlam
staat, b.v. aooals Duitschland behandeld is,
moet dat een wrok zetten, die bij de eerste
de beste gelegenheid zich uiten zal, Wie
wind zaait zal storm oogsten. Het zelfde
geldt van Hongarije. Naar uit de tele
grammen blijkt wordt het Hongaarsche
grondgebied tot minder dan de helft terug
gebracht.
Tengevolge van deze verkleining wordt
Hongarije een klein staatje zonder eenige
beteekenis. Mijnen, die grondstoffen voor
de industrie kunnen leveren, alsmede wa
tervallen, die electrische kracht zouden
kunnen opwekken, zullen in het nieuwe
Hongarije ontbreken. Dit zal dus een land-
bouwstaat moeten worden. Maar ook als
zoodanig zal het niet zooveel beteekenen,
omdat het zijn vruchtbaarste landbouw
streken verliest. Bovendien zal dit land-
bouwstaatje geen eigen haven bezitten.
Deze overgang zal den Hongaarschen
staat niet makkelijk vallen. Dit nieuwe
staatje zal niettemin duurzame verplich
tingen op zich hebben te nemen, waaraan
zelfs een groote bloeiende staat moeilijk
zou kunnen voldoen,
Het afgescheiden gebied is voor het
grootste deel door een met Hongaren sterk
vermengde bevolking bewoond. Voor een
deel zelfs zijn de Hongaren er sterk in de
meerderheid. Voor andere streken weer
geldt, dat ook de bewoners, die van ande
ren stam zyn, niettemin door eeuwenlan
ge staatsgemeenschap Hongaarsche sym
pathieën hebben.
Niemand kan verwachten dat het in
vangen nemen moet. De verdenking rust
op u, een moord gepleegd te hebben. Het
is thans mijn plicht u te vragen, of u iets
tegen de gevangenneming hebt in te bren
gen, maar tevens moet ik u waarschuwen
dat alles wat u zegt, wordt opgeschreven.*
«Maar mijnheer,antwoordde de ge
vangene hartstochtelijk, «ik ontken, dat
ik
Maar de commissaris, die een fatsoenlijk
man was en ziende, dat hij met een be
schaafd man te doen had, kreeg medelijden
met den beschuldigde en viel hem vrien
delijk in de rede «Heeft u een rechts
geleerd raadgever bij de hand, mijnheer
Muurse
«Neen.*
«Nu dan, ik denk, dat hij, als hij hier
was, u zou raden, voor 't oogenblik niets
te zeggen. Natuurlijk staat het niet aan
mij, u raad te geven. Ge moet doen zooals
u goeddunkt
De gevangene scheen te aarzelen. «Dank
u,« antwoordde hij op vriendelijken toon.
«Ik zal mij in het onvermijdelijke schikken
en mij den last getroosten moeten. Maar
ik zou mij zeer verplicht achten, indien u
mij wildet toestaan, dit niet-komen te ver
klaren.*
«Zeker, met genoegen.*
De gevangene maakte van deze toestem
ming gebruik, om den brief te voorschijn
te halen, dien wij reeds in het station za
gen schrijven en die nu in een verzegelden
omslag onmiddellijk naar Ravenwoud wer^
deze afgescheiden gebieden lang rustig zal
blijven.
En dan de Balkankwestie Servië-Zuid-
Slavië-Bulgarije-Italië gunnen elkander niet
het licht in de oogen.
De toekomst ziet er voor Midden-Europa
op zijn zachtst uitgedrukt niet goed
uit en wanneer het binnen eenige jaren
in het groote gebied tusschen de Oostzee
tot aan de Adriatische zee niet een schrik
kelijke verwarring en botsing wordt zal
dat heusch niet aan de heeren van Ver
sailles liggen. In ieder geval zal de volken
bond gelegenheid krijgen hier zich prak
tisch te gaan oefenen. Nog heel wat ver
rassingen staan ons hier te wachten.
Wat ook een verrassing is Dat Cle-
menceau geen president der Fransche Re
publiek zal worden. De N. R. Ct. schrijft
hierover
Goed 25 jaar geleden, in Juli 1894, had
om politieke redenen in een park van een
voorstadje van Parijs een duel op den degen
plaats tusschen twee kamerleden Ge
orges Clemenceau en Paul Deschanel.
Deschanel werd aan het voorhoofd ge
wond en verloor zooveel bloed, dat de ge-
neesheeren verklaarden, dat hij in een «staat
van inferioriteit* was, die het einde van
het tweegevecht mee diende te brengen.
Deschanel heeft een schitterende revanche
genomen op zijn tegenstander van dit reeds
lang vergeten duel. De strijd om het pre
sidentschap van de republiek, anders weken
lang te voren reeds aan den gang tusschen
een aantal politici, is ditmaal een zeer kort,
fel en snel tweegevecht geweest, als een
scherp duel op den degen.
Een goede week geleden scheen het nog
alsof heelemaal geen strijd zou plaats hebben
en alsof Clemenceau zonder concurrent ge
kozen zou worden. Maar juist een week
geleden had een gebeurtenis plaats, die
zonder dat men er dadelijk acht op sloeg,
en zonder dat de toch zoo uitgeslapen po
liticus Clemenceau er zich vooraf voldoende
rekenschap van gegeven schijnt te hebben,
zijn positie inwendig verzwakte. Op 44
Januari 's avonds was Clemenceau geen
senator, geen parlementslid meer. Dat was
zijn vrije wil geweest. Hij had geen can-
didatuur als parlementslid meer willen aan
vaarden. Maar met het oog op het pre
sidentschap van de republiek, dat hij wel
begeerde, was het een onvoorzichtigheid
juist een week te voren parlementslid-af
te zijn. Immers van dat oogenblik af was
men in het parlement niet meer bang voor
afgezonden.
Dit gedaan zijnde, moest de gevangene
er zich aan onderwerpen, dat de inhoud
zijner zakken onderzocht werd, om na zorg
vuldig opgeschreven te zijn, door de politie
inbeslag genomen te worden. Er werd
niets van belang gevonden zijn horloge en
eenige ringen, een paar kleinigheden, zijn
spoorkaartje en een kleine som gelds, maak
ten den ganschen inhoud uit, maar noch
een opschrijfboek, noch brieven, noch eenig
schrift, van welken aard ook, werd op hem
gevonden.
De gevangene werd daarop voor den
nacht in een cel opgesloten, waar we hem
voor een oogenblik moeten achterlaten.
ZIGEUNERS IN 4860.
Een eeuw geleden was Norwood een
uitgestrekt bosch, op welks grenzen zich
een klein, nietig dorpje bevond. Gedurende
vele lange jaren was deze schilderachtige
streek bekend als de verblijfplaats van vele
Zigeuner-benden, die er in den zomer hun
tenten opsloegen, onder het dicht gebla
derte. Hier werden zij dikwijls opgezocht
door jonge of lichtgeloovige menschen om
dat zij den naam hadden, de toekomst te
kunnen voorspellen.
Wordt vervolgd
NIEUWSBLAD
voor list Land nan Neusden en Altena, de Langstraat en de Bcminelemari