Eerste Blad
Firma JOH. DE MOL
in Werkmansgoederen.
Und van altena
„Het Kasteel van-Kerlor."
Buitengewone aanbieding
Uitgave: Firma L. J» VEERMAN, Heusden.
No* 4392 Vrijdag 25 April 1924,
Int. Telefoon no. 19. Postrekening no 61525.
De Landarbeiderswet.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en VRIJDAGMIDDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.25, en j
franco per post beschikt ƒ1.40. Afzonderlijke
nummers 6 cent.
Advertentiën van 1 6 regels 90 cent. Elke regel
meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdagmiddag 1 uur en
Vrijdagmorgen 9 uur ingewacht.
De Landarbeiderswet dankt haar ont
staan aan eene in 1906 in het leven ge
roepen Staatscommissie van Landbouw,
die een onderzoek heeft ingesteld naar
den toestand der landarbeiders in Ne
derland, ten getale van ongeveer 400.000,
o a. wat betreft het gebruik van onroe
rend goed door deze talrijke categorie
van personen.
De stukken, welke op de behandeling
dezer wet betrekking hebben, geven ons
een juisten kijk op de gedachtengang
van den wetgever en daarom vinden we
er heel wat in, dat ons voor de samen
stelling van dit artikel van dienst kan
zijn.
In de laatste jaren is zoowel bij ons
als in het buitenland het landarbeiders-
vraagstuk d w z. hoe in een land eene
krachtige, aan den bodem gehechte en
blijvende landarbeidersbevolking ware
te verkrijgen, herhaaldelijk ter sprake
gekomen uithoofde van het groot alge
meen belang, d.i. ook dat van den boe
renstand en van den geheelen landbouw,
dat daarbij betrokken is
Dat de toestand der landarbeiders bij
ons veel te wenschen overliet, heeft het
door genoemde Staatscommissie gehou
den onderzoek overtuigend aangetoond.
Daaruit toch is gebleken, dat men in
het oeconomisch leven onzer landarbei
ders en in het bijzonder van hen, die
geheel of nagenoeg geheel op landarbeid
zijn aangewezen, hoofdzakelijk vier pe
rioden kan onderscheiden. In de eerste,
die met het huwelijk eindigt, kunnen
zij ruimschoots in hunne behoeften voor
zien en zonder veel moeite sparen. In
de tweede, die met hun huwelijk aan
breekt, kunnen zij zich slechts met
groote moeite en met veel ontbering
staande houden, voornamelijk in den
winter. Doch naarmate de kinderen
grooter worden en dan vangt de derde
periode aan gaat het met het gezin
beter, omdat de verdiensten der kinderen
althans zoolang zij bij de ouders inwonen,
meestal geheel of gedeeltelijk aan dezen
ten goede komen. Worden de kinderen
echter volwassen en verlaten zij de ou
derlijke woning, dan kunnen zij de ou
ders, die zulks behoeven, nog wel steu
nen, doch deze hulp moeten zij geheel
opgeven wanneer zij zelf in het huwelijk
treden en daardoor in de zoo even ge
schetste tweede periode geraken. Dan
li. i
23
Zij had den strijd opgevat tegen deze
Hélène, die zeker mooi was, maar die
niet de hulpmiddelen kende van eene
volleerde coquetterie, die niet om den
jongen man die atmosfeej van verleiding
wist te scheppen, die, naar Mariana
dacht, onmisbaar ie om het hart der
mannen te winnen en te behouden vooral.
De teleurgestelde was nu boos op zich
zelf, dat zij tot aan het einde haar be
lachelijke illusies had bewaard.
Zij had zich ten zeerste vergist.
En nu had Georges haar een beleedi-
ging aangedaan, die een vrouw nooit
vergeeft. Zij had gezien, hoe de oogen
van dien jongen man zich vol harts
tocht vestigden op de hare, hoe hij de
handen bevende naar haar had uitge
stoken zij had gewacht vol spanning,
vol stillen triomf op de bekentenis zijner
liefde die bekentenis kwam, maar
gold niet haar, gold een andere, een
mooie, jonge damel
Mariana beefde nog van woede.
Eerst tegen Carmen richtte zich haar
wilde woedenu was het Georges, die
haar ten doode had beleedigdzij werd
zelfs boos op deze goede en eerlijke
gravin de Kerlor, omdat zij te gemak
kelijk een ander juffrouw van gezelschap
had gevonden, en deze geloofde zich
reeds onmisbaar.
breekt voor den oud geworden landar
beider de vierde periode aan, waarin zijn
arbeidskracht vermindert en hij meestal
den steun zijner kinderen moet missen.
Heeft hij dan geen eigen bezit, zoo blijft
hem veelal niets anders over dan zich
te wenden tot de liefdadigheid.
Dat de oppassende landarbeider ge
noodzaakt is daartoe zijn toevlucht te
nemen, is een zeer treurig verschijnsel.
Het besef, dat hij heeft, dat al zijn
moeite, wel verre van hem is staat te
stellen vooruit te komen, hem voor zulk
een einde niet vrijwaart, werkt verlam
mend op zijn werklust en ondermijnt
zijn eergevoel.
Waar nu het particulier initiatief ten
eenenmale onvoldoende bleek om den
landarbeider uit dien toestand op te
heffen, Was het een gebiedende eisch
dat de overheid er toe zou kunnen me
dewerken hem daartoe uitzicht te openen.
Den oppassenden landarbeider de
voordeelen te verschaffen, welke aan
het gebruik van onroerend goed zijn
verbonden en zooveel mogelijk de na-
deelen op te heffen, die vóór 1918 daar
aan kleefden, is de strekking van de in
dat jaar in werking getreden Landarbei
derswet.
De wet beoogt de verkrijging door
landarbeiders van land met woning in
eigendom of van los land in pacht te
bevorderen. Om van deze voordeelen
gebruik te kunnen maken moet de land
arbeider
a. Nederlander en ingezetene des Rijks
zijn;
b. gedurende ten minste twee jaren
gewoond hebben in de gemeente of in
eene daaraan grenzende gemeente, waar
hij onroerend goed wenscht te koopen
c. bekwaam zijn voor zijn werk
d. van goed zedelijk gedrag zijn
e. den leeftijd van vijf en twintig
jaren hebben bereikt en dien van vijftig
jaren niet hebben overschreden
f. voldoende gegoed zijn om zelf ten
'minste een tiende gedeelte der kosten,
die voor een plaatsje in den regel niet
meer dan f 4000 mogen bedragen, te
kunnen dragen.
De jaarlijksche pachtprijs van het
losse land mag niet meer dan f50 be
dragen, behoudens hooge uitzondering.
Ter bereiking van het door deze wet
beoogde doel wordt medegewerkt óf door
vereenigingen, welke uitsluitend ter be
vordering van de verkrijging van onroe
rend goed door landarbeiders werkzaam
zijn, óf door de gemeenten. Bedoelde
vereenigingen. die in onze streek toch
niet bestaan, laten we maar buiten ver
dere beschouwing.
Aan gemeenten nu worden door de
Maar het was vooral Hélène de Pen
hoët, die zij zou willen treffen, zonder
genade.
Over dit alles dacht juffrouw de Sain-
clair na, terwijl zij in het tentwagentje
zat, dat Toussaint met zekere en vaste
hand bestuurde.
Het jonge meisje dacht op dit oogen-
blik aan het ongeluk, dat haar overko
men was met het rijtuig van Pornic.
Door een natuurlijken gedachtengang,
begon Mariana nu over Paul Vernier te
peinzen.
Zij was ook boos op hem, over zijn
aanzoek.
Zij haalde de schouders op, en vond
dat zij den volgenden dag tijd genoeg
had om na te denken over de houding,
die zij zou aannemen ten opzichte van
den beeldhouwer.
Wat meer haast had was, maatregelen
te nemen, ten einde dit huwelijk te ver
ijdelen.
Wat moet ik doen? vroeg Mariana
zich zelf af.
Over 't geheel had zij niet veel mid
delen te harer beschikking, en de gebeur
tenissen konden haar licht overrompelen.
Er moest vooral geen fout worden ge
mankt.
Zij kwam op tijd te Brest en bedacht
nog gauw de antwoorden, die zij me
vrouw Nerville ongetwijfeld zou moeten
geven over de bewoners van Kerlor
indien de vrouw van den notaris er ge
weest was.
Mariana zag zich reeds gedwongen om
den lof te zingen van juffrouw de Pen-
hoët.
1 Koningin, ter bevordering van de ver-
krijging van onroerend goed door land
arbeiders, voorschotten uit 's Rijks kas
verleend tegen een rente van 4 pCt.
's jaars.
Kan -"een landarbeider een plaatsje
aanwijzen, dat hij in eigendom kan ver-
krijgen, dan moet hij ter bekoming van
de noodige gelden eene schriftelijke aan
vraag richten tot burgemeester en wet
houders der gemeente waarin hij onroe-
rend goed wenscht te verkrijgen. Bur
gemeester en Wethouders onderzoeken
dan of de aanvrager en of het plaatsje
aan de gestelde eischen voldoen.
Indien evenwel een landarbeider een
plaatsje wenscht, doch er geen kan aan
wijzen, dan kan hij toch eene aanvrage
aan Burgemeester en Wethouders rich
ten. Binnen twee maanden nadat dan
de gemeente een geschikt onroerend goed
beschikbaar heeft, wordt door het Ge
meentebestuur op de aanvrage beschikt.
Aanvragers ter verkrijging van los
land kunnen volstaan met het voldoen
aan minder strenge eischen dan liefheb
bers voor een plaatsje.
Het plaatsje wordt in eigendom ver
kregen, terwijl los land slechts in pacht
kan worden gegeven.
Is de landarbeider eenmaal in het
bezit van een plaatsje dan wordt door
hem van het verkregen bedrag tot het
derde kalenderjaar na het aangaan der
schuld 4 pCt. rente betaald, terwijl daarna
de betaling dezer rente met de aflossing
der schuld in dertig jaar moet geschieden.
Jaarlijks is dan aan aflossing rente
54/5 pCt. van genoemd bedrag verschul
digd.
Tot zekerheid van de voldoening van
het verschuldigd bedrag verleent de
landarbeider eerste hypotheek op het
plaatsje.
Dat het den wetgever ernst is om de
landarbeiders te helpen blijkt ook uit
de omstandigheid, dat de wet de moge
lijkheid opent om in het belang ter ver
krijging door landarbeiders van land
met woning in eigendom of van los land
in pacht, onteigening te doen plaats
vinden, waartoe dan Gedeputeerde Sta
ten kunnen besluiten.
Het komt ons voor dat in onze om
geving, die rijk is aan landarbeiders,'
toepassing van de Laudarbeiderswet in
vele gevallen hoogst nuttig zoude zijn
en we vragen ons dan ook dikwijls af
wat toch wel de reden zou zijn, waarom
van bedoelde wet in het Land van Heus
den en Altena geen of althans zeer wei
nig gebruik wordt gemaakt. Meerdere so
lide landarbeiders, die wij kennen, zou
den met een eigen plaatsje geholpen zijn,
terwijl het de gemeente geen cent be-
Het was duidelijk
Maar de gouvernante kon terstond
naar haar kamer gaan en daar nadenken
over haar wraakzuchtige plannen.
Den volgenden dag was Mariana nog
meer opgewonden.
Zich wrekenDaarop waren al haar
gedachten gericht.
Hoe jammer, dat de zeden en gewoon
ten en ook de wetten van Frankrijk niet
geleken op die van het geboorteland van
Mariana vroeger, waar het veroorloofd
was om zich op een spoedige manier
van zijn vijanden te ontdoen.
Het jonge meisje pijnigde zich met
het zoeken naar middelen, hoe wreeder
hoe liever, toen zij bemerkte, dat het
uur naderde, waarop zij Jeanne Nerville
naar haar teekenles moest brengen.
Onderweg werd Mariana evenwel kal
mer. Moest zij niet vooral bedaard en
koel blijven om haar plannen te be
denken en ten uitvoer te leggen?
Zij kon zelfs even glimlachen, toen zij
er aan dacht, dat, op het oogenblik, toen
zij bij Georges was, Paul Vernier haar
opwachtte in de kerk Saint-Louis.
Zij zou waarschijnlijk den beeldhou
wer bij den heer Kéraliès ontmoeten.
Zou hij Mariana durven aanspreken
Zij hoopte van wel.
Wat Mariana zich voorstelde, gebeur
de ook. Den volgenden dag was Paul
Vernier bij zijn vriend Kéraliès. Hij
keek de gouvernante niet zeer eerbiedig
aan, maar zij zag, hoe hij ging opstaan,
toen zij Jeanne had toevertrouwd aan
den leeraar.
Zij ook verlangde een verklaring, maar
hoeft te kosten en daarom willen wij
de Gemeentebesturen in onze omgeving
in overweging geven eens ernstig na te
gaan of in hunne gemeenten voor meer
dere landarbeiders geen nuttig werk
kan worden gedaan door gebruik te
maken van de gunstige bepalingen der
Landarbeiderswet.
Waar het vorenstaande wegens be
perkte plaatsruimte in ons blad in geenen
deele aanspraak op volledigheid kan
maken, mogen we onzen lezers, die van
een en ander meer willen weten, aan
raden, de noodige vragen te stellen in
onze rubriek „Rechtsvragen".
Beste Manchesterbroek 395-425
Blauwe Jassen 250 - 275 - 315
Prima Grijze Zomerjassen 300
Pilowbroeken (beste) 450-475
BUÏTENLANDSCH OVERZICHT
Was men aanvankelijk hoopvol gestemd
door de rapporten der deskundigen, deze
hoopvolle verwachting wordt thans wel
eenigszins getemperd door de houding, die
Fiankrijk aanneemt.
Hoewel Frankrijk veel in de Commissie
van Herstel heeft te zeggen, immers
Barihou, een Franschman, is er voorzitter
van, is het niet erg te spreken over de
voortvarendheid die de Commissie aan den
dag legt.
Vandaar dat Poincaté een brief aan
Barihou heeft geschreven, die in de bui-
tenlandsche pers heel wat stof heeft opge
jaagd, maar waarvan den vollediger! tekst
tot heden niet is bekend gemaakt, alleen
beknopte uittreksels zijn openbaar gemaakt,
die bovendien nog van elkaar afwijken en
tot velerlei kritiek aanleiding geven.
Havas heeft toen opdracht gekregen te
verklaren, dat de inhoud van Poincaré's
brief van heel onschuldigeri aard zou zijn
en daaraan een verkeerde uitlegging wordt
gegeven. De brief zou uit drie stukken
bestaan, waarvan het eerste het ontvangst-
bericht bevat van de verslagen der des
kundigen, het tweede stuk houdt zich
bezig met de bevoegdheden onderscheiden-
Inmiddels heeft het zin ook kennis te
maken met een Reuter-telegram, dat uit
Pafijs aan de Britsche pers is gezonden
en waaruit zou blijken, dat Poincaré in
zijn brief aan Barthou, de voorzitter van
de C. v. H., tevens heeft verklaard, dat
van Frankrijk en België niet kan worden
gevergd, dat zij hun tegenwoordige »gages«
inwisselen voor andere, zoolang de Duitsche
emissiebank niet haar werkzaamheden is
begonnen, de spoorweghervorming in
Duitschland niet heeft plaats gehad, de
«debentures® (industrieele schuldbrieven)
niet zijn overhandigd en de rijksdag niet
de wetten heeft aangenomen, die absoluut
noodzakelijk zijn voor de vei zekering van
de uitvoering der plannen, die de deskun
digen hebben opgesteld. Bij deze verkla
ring beroept de Fransche minister-president
er zich op, dat de deskundigen vastgesteld
hebben, dat de tenuitvoerlegging door
Duitschland van 't vorenstaande voorwaarde
is voor de herroeping of wijziging dei-
tegenwoordige maatregelen van de bezet
tende mogendheden in het Roergebied. Ten
overvloede zou blijkens het bewuste Reu-
tertelegram Poincaré nog hebben verklaard
in den brief aan den voorzitter der Com
missie van Herstel, dat, voordat een wij
ziging in het Roer-régime intreedt, de
geallieerden het eerst onderling eens moeten
zijr^ geworden over de eventueeie sancties,
die noodig zouden kunnen zijn, wanneer
Duitschland te kort schiet in het nakomen
zijner verplichtingen.
Heeft Poincaté inderdaad in dezen zin
geschreven, dan komt een en ander hierop
neer, dat Frankrijk voorloopig de Roer
bezetting niet wenscht op te heffen. Zoo
lang de bezetting echter niet opgeheven
is, kan er van een herstel van het Duitsche
rijk geen sprake zijn.
Tevens blijkt, dat de Engelsch-Fransche
tegenstelling, die nu al jaren lang aan den
dag is getreden, thans op nieuw is ver
scherpt. Terwij! Macdonald de rapporten
in hun geheel wil aanvaarden, maakt het
in Engeland een minder prettigen indruk,
dat Frankrijk klaarblijkelijk op wijzigingen
aanstuurtbovendien meent de Britsche
zij veinsde hem te willen ontwijken.
Zij kreeg haar zin, want op dit oogen
blik kwam juffrouw Monique Aubierge
het atelier binnen, deze had haar leer
linge, juffrouw Yolande de Guidelvinec
naar den heer Kéraliès gebracht.
Mevrouw de Guidelvinec was de volle
zuster van mevrouw de Kerlor, maar deze
beiden zagen elkaar niet vaak meer, sedert
wijlen de graaf de Kerlor, een man van
geest, die, in weerwil van zijn royalis
tische denkbeelden, niet blindelings de
moderne ideëen veroordeelde, gebroken
had met de starre groep der monarcha
len, wier laatste sterkte Bretagne is,
zooals iedereen weet.
Bij den dood van graaf de Chambord
was er een zeer heftig tooneel geweest
tusschen den graaf de Kerlor en den
graaf de Guidelvinec, de beide schoon
broeders.
De laatste had een bewijs gegeven van
een zonderling, schier belachelijk fana
tisme, door uit te roepen
De koning is dood, leve de koning
De graaf de Kerlor had de schouders
opgehaald, en voortaan waren de beide
families elkaar vijandig gezind.
Juffrouw Monique Aubierge kwam
juffrouw de Sainclair begroeten, door
haar de hand toe te steken met dat ont
zag, hetwelk zij steeds koesterde tegen
over iemand met een hoogen naam.
Terwijl Yolande de Guidelvinec, die
het hoofd hoog droeg als iemand van
haar afkomst past, haar gereedschap
voor de les klaar legde, begon er een
gesprek tusschen Monique en Mariana.
Juffrouw Aubierge was een mager
persoontje van 38 jaar, heel lang, heel
tenger met lichte blauwe oogen.
Weljuffrouw de Sainclair, begon
Monique, u hebt dus voorgoed het kas
teel van Kerlor verlaten
Mariana, hoe vast van karakter zij ook
ware, bleek hier toeh weer de Eva's
dochter.
Zij kon niet nalaten om gebruik te
maken van de gelegenheid en haar haat
te luchten tegen juffrouw de Penhoët.
Zij antwoordde
Zeker, het was mijn plicht om plaats
te maken voor de intrigante, die daar
thans een noodlottig werk op touw zet.
Heere mijn tijd, riep juffrouw Au
bierge uit met wijd opengesperde oogen,
en hoe heet dat schepsel
Hélène de Penhoët, antwoordde Ma
riana, bevend van opgewondenheid en
met een zonderlingen glans in haar oogen.
Maar toen zocht zij kalm te worden.
Zij begreep, dat zij verkeerd deed met
aldus aan deze vrouw een blik te gun
nen in hare sombere ziel.
Juffrouw Aubierge moest niet vermoe
den wat zij van plan was, niemand
moest het weten.
Zij nam een bedaarden, honigszoeten
toon aan, die zeer in tegenstelling was
met haar opgewondenheid van zoo pas,
Indien ik daar langer was gebleven,
zou mijn verdriet te groot zijn geweest,
want ik houd van de gravin de Kerlor,
alsof ze mijn moeder ware.
Juffrouw Aubierge vroeg nu opeens:
Wordt vervolgd.
vnr lilt Lud van Heusden en Atteia, deLaoostraai sn de Biiitltrvaird
j lijk der geallieerde regeeringen en der
Commissie van Herstel en in het derde
stuk geeft Poincaré te verstaan, dat hij
van plan is, na het besluit der C. v. H.,
in tegemoetkomenden geest te onder hande
len met de betrokken regeeringen, teneinde
de uitvoering van 't plan der deskundigen
te verzekeren.