Derde Blad voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard. «0.4571 Vrijdag 22 Januari Waterrampen. C. DE KEMP S. D, LANKHUYZEN Co's BANK A. Verscbunr-gaert Provinciale Staten DAMRUBRIEK. „Het Kasteel van Kerlor'\ Raamsdonksveer. AGENTSCHAP VAN DE AM8TERDAMSCHE BANK A'DAM T. BOONSTRA. BEHOORENDE BIJ HET Redacteur: M. J. L. BÉNEKER te Andel (N.-Br.). Men wordt verzocht alle correspondentie, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. ZESDE RONDE. Benjaminsvan Herpt de Graagvan Krieken van Andel—-Kentie Vogelaarde Joode Wilhelm deze week vrij. De heer van Krieken deelde mij mede, dat hij ds nog niet gespeelde partijen uit den wedstrijd gewonnen geeft. De heer Kentie speelt niet mede, dus zijn deze partijen ook gewonnen voor de andere deelnemers. De heer van Herpt kan na voorafgaande mededeeling weer bezoek ontvangen en zijn partijen spelen, kan echter nog niet naar Woudrichem komen. Wilhelm en van Andel wor ien by de Graag te Heusden verwacht. Van de heer de Graag ontving ik een probleem ter plaatsing. A. de Graag (le publicatie) opgedragen aan alle deelnemers van den wedstryd. izm. vm, m iüLjWl v/jrr//r//r/jw Stand in cijfers Zwart: 3, 4, 8, 15,16,18 en dam op 29. Wit: 14, 19, 21, 24, 25, 27, 33 en 42. Oplossingen worden ingewacht tot 1 Februari a.s. 196 CL. Een verkeerd kind. Wij moeten onze lezers verzoeken ons nu te volgen naar het huis der Kerlor's in het Pare aux Princes' waar wij in langen tijd niet zijn ge weest. In de lichte, vroolijke salon daar zat een tengere en bleeke knaap netjes gekleed naar de laatste mode. Hij zat met zijn ellebogen op tafel verdiept in een boek, dat zeker bij zonder boeiend was, want zijn moe der moest hem herhaaldelijk roepen voor hij opkeek. Jean. Vindt je die verhalen zoo aardigJean, Jean. O, mania ik hoorde u niet, sprak het kind, terwijl hij de hand zocht van zijn mooi jong moedertje, dat zich over hem heenboog, het is me nog zoo vreemd, als u Jean zegt, en dan meen ik da.t u een ander be doelt. En toch is dat je ware naam. O zeker, maar moesjelief wil u me dan een groot plezier doen. Noem ine 'dan Claudinet. Als ik u Jean hoor zeggen, is het net of ik uw kleine jongen niet ben. Claudinet mijn lieveling, wat zou Vervol g. In vele opzichten doet de water snood van Januari 1926 denken aan die vau 1861, al moge deze laatste dan nog grooter ramp voor de geteis terde streken geweest zijn. Rivier dijken zijn ook thans op meerdere plaatsen door den euormen water druk bezweken, waardoor vele land genooten ernstig zijn getroffen, ter wijl vele andere bewoners van de streken aan onze rivieren gelegen, meerdere hoogst angstige dagen heb ben doorgebracht. Enorme schade is door het water aangericht, lal van huizen en andere gebouwen zijn vernield of geheel onbruikbaar ge worden en meerderen hebben al hun aardsche goederen met den stroom zien meesleuren en geheel en al ver loren gaan. Gelukkig zijn, voor zoo ver we weten, geen menschenlevens te betreuren en dat is nu juist een groot en heerlijk verschil met den watersnood van 1861, toen tal van menschen hun leven in den vloed hebben moeten laten. Ellendeeven wel is ook nu door velen geleden, maar gelukkig is, dank zij de moder ne vervoermiddelen, die de slacht offers in grooten getale en in kor ten tijd naar veiliger plaatsen kon den brengen, het getal hunner heel wat kleiner dan dat van 1861. Evenals in 1861 Zijne Majesteit Koning Willem 111 de geteisterde streken bezocht om met koninklijke woorden de ongelukkigen op te beu ren en moed in te spreken endaar, waar noodig, geldelijk te steunen, zoo heeft thans onze geëerbiedigde Koningen Wilhelmina, het voorbeeld van haren vader gevolgd en ook al de deelen van het land, die door den waterramp in hevige mate worden getroffen, bezocht en met de bevol king op de meest sympathieke wij ze woorden gewisseld, die insloegen en hoop op de toekomst wisten in te b1 oezemen. En dat Harer Majesteils bezoek geenszins als een ijdele vorm was te beschouwen bleek wel uit Hare zeer groote belangstelling voor alles wat den waterramp betrof. Koningin Wilhelmina leefde klaar blijkelijk met de bevolking mee en aan alles was het merkbaar dat Zij niet alleen het lief, maar ook het leed met Haar volk wil deelen. Nadat op Oudejaarsdag van 1925 de Maasdijk bij Neder-Asselt was bezweken tengevolge van den hoo- gen rivierstand, brak 's nachts de spoordijk tusschen Ravestein en Wy- chen door. Het geheele land van Maas en Waal werd dientengevolge overstroomd. Ook de rivierdijk hij Cuyk bezweek, waardoor, mede als gevolg van. de sterke werking van de Beersclie Maas, het geheele ge bied van Cuyk tot voorbij Den Bosch onder water is komen te staan. Op verschillende andere plaatsen van ons land zijn dijkbreuken en over stroomingen voorgekomen. En hoeveel dijkbreuken zijn niet voorkomen doör de waakzaamheid der dijkbesturen en den grootelijks te prijzen arbeid van de bewoners der betrokken streken. Denken we slechts aan den dijk ten Oosten van Zaltbommel, waar de Dijkgraaf van den Bommeierwaard boven den Mei- dijk, de Heer H. C. de Jongli en zijn staf .zulk uitnemend werkhefc- ik niet voor je willen doen. Ja, antwoordde de knaap, als u me zoo zoent en me in uw armen neemt, voel ik het, dat u mijn mama is. Het is nog zoo wonderlijk, om dat die andere mama er ook nog is, u weet wel, die zich bezoop.... Claudinet, zeide Hélène, terwijl zij haar vinger op de lippen legde, niet zulke leelijke woorden zeggen. Ik zeg immers geen kwaad van haar antwoordde hij, ik zeg alleen maar, (dat zij als ze goed wat op had.. Heusch, zulke uitdrukkingen moet je niet gebruiken, hernam Hélène vriendelijk. Wat moet ik dan zeggen, ik weet het niet, vertel het me dan, moes jelief. Je moet er in het geheel niet meer over praten, schat, die vrouw was je moeder niet, en evenmin je tante, dien man bij wie we je gevonden hebben, heeft ons alles uitgelegd;.. Maar houdt je nu veel van je nieu we Mama? O zoo veel. En van je Papa ook? Ja, maar u moet het hem niet zeggen, hernam Claudinet, ik houd toch het meest van u. Lieveling, je bent dus nu geluk kig? O, moesje dat weet u niet half. Claudinet had gedacht dat hij droomde, toen zijn tante hem met de woorden: „Dit is uw zoon", in de armen van die mooie mevrouw, met die zachte vriendelijke stem ge- ben verricht; denken we ook aan den dijk le Poederoijen, waar,dank zij de activiteit van den Dijkgraaf van den Bommeierwaard beneden den Meidijk, den Heer D. W. van Dam van Brakel en zijn mannen, eene herhaling van 1861 werd voor komen; denken we niet het minst aan den dijk te Sleeuwijk, waarin een scheur ontstond, die door een spoedig en juist ingrijpen van den Dijkgraaf van het Oudland vanAl- tena, Mr. A. den Dekker en zijn onderhebbenden gevaarloos werd ge maakt. Onze lezers zien dus dat in onze omgeving heel wat is gevochten om het water buiten de dijken te kunnen houden en gelukkig is het met succes geschied. En thans zijn we Gode zij dank weer op weg naar betere tijden. Weldra zullen onze groote rivieren haren normalen stand weer hebben bereikt, maar daarmede zal nog geen normale toestand van de over stroomde gebieden gepaard gaan. .Wanneer het water van het land is verdwenen, dan pas zal de schade aan eigendommen toegebracht, ee- nigszins kunnen worden geschat en om dan de geleden schade weer te herstellen, daarvoor zal ongetwijfeld heel wat tijd noodig zijn. Dat later blijken zal dat bij liet aanbrengen van dijkversterkingen fouten zijn gemaakt, is wefzoo goed als zeker, .maar zulks mag aan de dijkbestuurders stellig niet te euvel worden geduid. Ieder die werkt maakt wel eens een fout en als men zijn werk moet verrichten in eene uitermate zenuwachtige spanning is het maken van fouten zeker niet goed, maar toch wel begrijpelijk. Een vraag is of de toestand on zer dijken overal geacht mocht wor den „voldoende" te zijn, zoodat de dijkbesturen terecht de dijken inden staat lieten, waarin ze sedert jaren verkeerden, dan wel of de toestand der dijken op meerdere plaatsen te wenschen overliet en sommige dijk besturen wel zijn vrij te pleiten van eene zorgeloosheid, die thans vélen in armoede en ellende heeft ge bracht. f Over de verantwoordelijkheid voor den toestand der dijken lazen we eenige dagen geleden een interes sant stuk in het Handelsblad, dat we hier willen afdrukken en het welk als volgt luidt: „Wij hebben te bevoegder plaatse deze vraag gesteld: „Welke is de ver antwoordelijkheid van den Staat voor den toestand der dijken, die nu op verschillende punten bezwe ken zijn?" Het antwoord luidde,dal de staat daarvoor geenerlei verant- w oordel ij k lieid heef t. De staat heeft alleen den eigen dom der rivieren. Dientengevolge komt de zorg voor de zomerbedding voor zijn rekening. De staat maakt, dat de rivierbedding in goeden loc stand is, dat de normale hoeveelheid water, die des zomers wordl aan- Ëngstraat HEUSDEN. GOUD, ZILVER, UURWERKEN. Ruime keuze in FANTASIE- enTROUWRINGEN. Eigen Reparatie-inrichting. voerd had. En toen had de mevrouw hem gekust, zooals hij nog nooit gekust was. Daarop had zij hem meegenomen in den trein en daar had hij gezeten op zachte kussens in een mooien wa gen, enrde trein was zoo gauw ge gaan, dat hij er duizelig van was geworden. En altijd door had hij maar gedacht, dat hij droomde, en dat hij plotseling wakker zou wor den en dan weer in den kermis wagen bij zijn beulen zou zijn. Maai' neen, de droom duurde voort. Te Parijs stond een rijtuig klaar, en dat had hem naar een huis ge bracht, dat wel een paleis leek. Alles was er zoo mooi als in een kerk, en men zakte tot aan de en kels in de zachte kleeden op den grond, en groote spiegels, waarin men zichzelf van alle kanten kon zien. I Eerst was het kind zoo verbluft geweest, dat hij nergens aan durfde raken. Maar toen die lieve mevrouw dat zag, had zij gezegd: Dit is jouw huis mijn jongen, en alles wat er in is, is van jou. Je bent immers mijn kind. En zijn nieuwe mama had hem meegenomen naar een kamer met een bed met rose gordijnen, en dat was voor hem, voor hem geheel al leen. In die kamer was een schoorsteen en een haard, waarin des winters een vuur kon branden. O wat heerlijk. TELEPOON No. 15. Kantooruren van 9-4. Zaterdags van 9-12. Verstrekt Handelscredieten tegen nader overeen te komen voorwaarden. Opent rekening-courant met rentevergoeding. Incasseert Binnen- en Buitenlandsche Wissels. Belast zich met den aan- en verkoop van Effecten en nazien van Uitlotingen. Koopt en verkoopt vreemd Bankpapier. Verzilvert Coupons en bezorgt alle Assurantiën. Neemt gelden Deposito, rentevergoeding volgens overeenkomst. Verhuurt Safe-Loketten. (Prijzen naar grootte der kastjes). SPAARBANK. BtT Spaarboekjes gratis bij eerste storting. Nadere inlichtingen verstrekt gaarne de Directie gevoerd, zonder bezwaar kan af vloeien. De uiterwaarden en de dij ken langs de rivieren zijn echter eigendom der naast gelegen polders. En de verantwoordelijkheid voorden toestand der dijken rust dientenge volge uitsluitend op de polderbe sturen. Dat is sedert eeuwen zoo geweest. De sterke onaf hank elijks- zin ,die ons volk kenmerkt, is oor zaak, dat onder de regeering des lands niet alleen de provinciën en gemeenten ,maar ook de waterschap pen en veenschappen een volkomen zelfstandig autonoom bestuur vor men. (Wordt vervolgd.) DROGISTERIJ Hoek-Wittebroodstraat, HEUSDEN. D. D. D. Sloans's Limiment Levertraan Dr. Lamers en Dr. Indemans Ingenverf Foster's Maagpillen Laxeer pillen Apoth, Hoorn. AAN DE PROVINCIALE STATEN VAN NOORD-BRABANT. Geeft met verschuldigden eerbied Ep P11 tl P11 Mr. P1ETER HENDRIK LOEFF, vice-president van het gerechtshof te 's Hertogenbosch, wonende aldaar dat hij is stemgerechtigd ingeland van de navolgende waterschappen: De Zuid-Hollandsche Polder; den Polder 'tOud Land van Altena; den Polder van Meeuwen; den Polder van Hill; den Polder 'tZuideveld en den Polder 't Noordeveld, allen gelegen in hel land van Altena; dat hij als zoodanig belang heeft bij de eventueele oprichting van liet waterschap: „hel Noorder afwate ringskanaal" dat hij kennis genomen hebbende van het desbetreffende voorstel van Ged. Staten tot oprichting van dat waterschap, zich veroorlooft zich met aandrang tot Uw College te wenden, met het verzoek, dat voorstel niet, tenminste in dezen stand der zaak, nog niet aan le nemen; dat in de zomerzitting van 1922 Ged. Staten hebben voorgesteld om liet verzoek van G. Branderhorst c.s. tot oprichting van dat waterschap af te wijzen, alleen op dezen grond, dat het grootste gedeelte der belang hebbenden bij de oprichting zich te gen die oprichting verzet; dat evenwel alstoen Uw College heeft genomen tot besluit, waartoe ondergeteekende volgaarne persoon lijk heeft medegewerkt, om f 5000 beschikbaar te stellen, teneinde le doen onderzoeken of desalniettemin de oprichting van dat waterschap al of niet wenschelijk zou zijn en het niet mogelijk zou zijn daartoe de medewerking van de betrokken be langhebbenden te verkrijgen; dat echter het resultaat van een bijna vierjarig onderzoek met den aankleve van dien op 't huidige mo ment dit is, dat de groote meerder heid der belanghebbenden zich even sterk en nog hardnekkiger verzet tegen de oprichting van het water schap dan in 1922; dat dit resultaat is bereikt, of schoon Uwe bijzondere commissie voor de waterschappen inplaats van te beluisteren de verdediging en de bestrijding van de oprichting, en daarvan Uw College een rapport en advies uit te brengen, eigenlijk als een propaganda-commissie is opge treden voor de oprichting, zooals stuk no. 42 dezer najaarszitting af doende demonstreert; dat ten spijt van den zeer grooten invloed die van een commissie als deze, wier leden met bijzondere zeg gingskracht zijn begaafd, en waar onder de leden van Ged. Staten, op openbare vergaderingen, door haar geleid, noodzakelijkerwijze moet uit gaan, desalniettemin de belangheb benden, meestal eenvoudige lieden maar met gezond verstand en op het onderhavige terrein met buitenge woon practische ervaring voorzien, door die commissie niet zijn kunnen bekeerd geworden; dat dit nog te sterker zou uitko men, indien Uw bedoelde commissie, inplaats van het aantal voor- en te genstemmers van het door haar ver dedigde standpunt, op te geven, over al had vermeld het aantal IJ.A. door voor- en tegenstemmers bezeten; dat dan zou gebleken zijn dat het aantal H.A. tegenstemmers tegenover dat der voorstemmers staat als 2 tot 1 dat weliswaar de „theoretische wa terstaat" na passen en meten, waar bij vergissingen niet zijn achterwege gebleven tot het besluit komt, dat de oprichting van het waterschap per saldo zou zijn in 'tbelang derstreek maar dat zij, die vormen „den prac- want hij was des winters altijd zoo koud, en er was een pendule, die tikte en mooie vazen, vol bloemen, die een heerlijken geur verspreid den. Toen had men hem uitgekleed, en hij had een bad moeten nemen in een badkuip, die wel van zilver leek, |en die vol >vas met lekker warm water, waarop een groot stuk zeep dreef. En toen was oom de Saint-Hy- rieix binnengekomen, zijn oom Fir- min, en had hem allerlei mooie klee- ren gebracht, een hemd van zulk fijn linnen, dat men het bijna niet voelde aan zijn lichaam en zijden kousen en schoentejs, die blonken, dat men er zich in kon spiegelen. En hij kreeg een mooie das om, die vooral zijn bewondering opwek te evenals .de prachtige speld, die zijn moeder zelf daarin stak. En er was ook een kapper geko men, die had zijn haar gewas&chen, geknipt, gekamd 'en geborsteld, en toen dat gedaan was, had de man er een scheiding op zij in gemaakt, zooals hij eens gezien had bij een jongeheer op een kasteel. Toen Claudinet geheel en alklaar was en door zijn moeder meege nomen werd naar het salon, waar hij zichzelf van hoofd tot voeten in een grooten spiegel jzag, imoest hij zich aan alle kanten betasten en al lerlei grimassen maken om er zeker van te zijn, dat dit nette jongeheertje heusch de oude Claudinet van vroe ger was. Fanfan zal mij niet herkennen, riep hij uit. Maar wat Helene's teedere zorg helaas niet had kunnen veranderen was het zwakke, tengere figuurtje van 't kind, zijn magere handen, zijn bleeke, ingevallen wangen en de blau we kringen onder zijn moede oogen. Claudinet kon maar niet van zijn bewondering bekomein de eene ver rassing volgde op de andere. Hij kreeg allerlei spijzen te eten, zoo heerlijk als hij zich nooit had kun nen denken. En zijn moeder over laadde hem met speelgoed. Eerst was hij er verlegen onder en maakte 't hem eenigszins schuw, maar algauw wende hij aan al die weelde, die zoo plotseling op ellende en ontbering was gevolgd. Zijn goed onschuldig hartje ging open in de atmosfeer van liefde en teederheid, die hem omringde. Hij kwam er bijna toe, zich af te vragen of het leven, dat hij vaar wel had gezegd, geen droom was geweest. Waren de Slak en de anderen geen wezens, die hij in een nachtmerrie gezien had? Maar er was toch iets dat aan zijn geluk ontbrak, en dat was het bijzijn van Fanfan. (Wordt vervolgd.) v i ■j- Kieuwsblad

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 9