Tweede Blad voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. wo, 4572 Woensdeg 27 Januari Provinciale Staten BEHOORENDE BIJ HET De winterzitting werd op Vrijdag 22 dezer voortgezet. Voorzitter: Mr. A. E. J. Baron van Voorst tot Voorst, Commissaris der Koningin Griffier: J. Wagenaar. De Voorzitter opent de vergadering. Hij vroeg in verband met het voorstel tot oprichting van het waterschap „Het Noorderafwateringskanaal" verlof om den Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat Kerssemakers en den Inge nieur bij dien Waterstaat Rulkens in de vergadering toe te laten om inlich tingen te geven bij de kaarten, die ter verduidelijking in de zittingzaal waren geplaatst. Het gevraagde verlof wordt toegest an. De Voorzitter deelt nog mede, dat het lid E. Laane bericht van verhindering had gezonden. Voorts deelde hij mede, dat de heer Loeff hem had verzocht, de Staten te willen mededeelen, dat hij de door zijn adres aan de Staten blijkbaar gevestigde meening, ten aanzien van den Prov. Waterstaat wenscht weg te nemen. Hij is zeer tevreden over den Waterstaat en begreep niet dat men kon meenen, dat hij den Waterstaat niet zou waar- deeren. De gewekte indruk is onjuist. De ingenieurs van den Waterstaat werden vervolgens ter zitting toegelaten. De hoofdingenieur, de heer Kersse makers, herinnerde aan den tijd dat de Bergsche Maas nog niet was gegraven. Toen kwamen er veelvuldige overstroo mingen voor en die slechte tijden werden ook door betere afgewisseld en dan kon van het Oude Maasje gunstig gebruik gemaakt worden, Daarin is door het maken der Bergsche Maas een geheele verandering gekomen. Haar waterstanden waren heel anders dan van het Oude Maasje en daarom kon zij deze taak niet overnemenhet Noorderafwateringskanaal moest over nemen de taak van het Oude Maasje en is in het beheer bij het Rijk. Hij schetst de verking van het Oude Maasje. Een radicale verandering is daarin echter gekomen door het graven der Bergsche Maas, die de taak van het Oude Maasje niet kan overnemen, waar om een afwateringskanaal moest worden gegraven. Dat afwateringskanaal kan worden ver deeld in drie panden, dalende van het oosten naar het westen. De twee ooste lijke panden vormen het Bovenpand, het westelijke gedeelte het benedenpand. Het bovenpand loost door een smis op het Drongelsch kanaal, het benedenpand op de Bergsche Maas. De polders, die loozen op het boven pand hebben een oppervlakte van ruim 1000 H.A. Door de sluis bij Drongelen kunnen deze polders ook van water worden voorzien, door openzetting dier sluis. Het benedenpand loost op de Bergsche Maas. Dit loozen kan geschie den voor een gebied van 3600 H.A De bevloeiing, die geschiedt door een inlaat- sluis bij den Peereboompolder, kan aan gewend worden voor een gebied van 1900 H.A. Spreker schetst de oneconomische wijze van waterloozing en watervloeiing in dat gebied. De beste oplossing is door den water toevoer te doen geschieden geheel afge scheiden van het benedenpand Plannen om in die waterloozing en watervoorziening te voorzien zijn gemaakt in 1920. In 1922 heeft spr. opdracht gegeven den waterstaatkundigen toestand in dat gebied op te nemen en plannen te be ramen tot verbetering. De heer ir Rulkens heeft zich op uitstekende wijze van die taak gekweten en zijn rapport is naar spreker's meening een standaardwerk geworden op het gebied der waterstaat- kunde van het land van Heusden en Altena en is een der beste rapporten óp waterstaatkundig gebied die ooit zijn verschenen. Spr. schetst hoe de watervoorziening en waterloozing in het benedenpand is te regelen, en wel uit de afgedamde Maas door een watervoorzieningskanaal te beginnen bij de Blauwe Sluis, tot de Doode Steeg, waar een duiker moet worden aangebracht. Ter voorziening van de Waarden zal een duiker zijn te maken in den Maas dijk. Om tot uitvoering van die werken te geraken dient een waterschap te worden opgericht, dat omvat alle gebieden, die bij de watervoorziening zijn betrokken. Spr. schetst de verschillende wijzigin gen, die in den bestaanden toestand moeten worden aangebracht, Ook al blijven de geprojecteerde werken buiten beschouwing, dan nog zegt spreker valt er wat te zeggen voor de oprichting van een centraal waterschap, hetgeen hij nader tracht aan te toonen. De oprichting van een centraal water schap is de eerste stap, die gezet wordt op het gebied van de verbetering van den algemeenen watertoestand. De Zuid- Holland8che polder moet in het water schap worden opgenomen. De Voorzitter dankt den heer Kerse- maekers voor diens uiteenzetting en opent de discussies. Het lid Mr. van Ommeren zegt, dat het in verband met het door hem in de Zomerzitting gesprokene wel niemand zal verwonderen, dat hij thans in zake de voorgestelde oprichting van het Wa terschap „het Noorderafwateringskanaal" weer het woord gaat voeren. Spr. zegt, dat hij steeds tegen de oprichting van het Waterschap is geweest en zijn anti pathie tegen de oprichting met den dag grooter wordt, terwijl noch het rapport van de Commissie voor de Waterschap pen noch het advies van Gedeputeerde Staten zijne aanvankelijke meening ook maar in het minst hebben kunnen wij zigen. Met voldoening mag spr. constateeren dat veel van het door hem in de Zomer zitting gesprokene thans gebleken is volkomen juist te zijn. Eerstens heeft spr. toen beweerd dat, indien een onder zoek bij de ingelanden der verschillende polders zou worden ingesteld, een veel grooter aantal blijken zou tegen de op richting te zijn, dan het rapport van de Commissie toen aangaf. Volgens dat rapport was het verschil tusschen voor- en tegenstanders zeer gering en thans blijkt na gehouden besprekingen van de Commissie voor de Waterschappen dat het verschil veel grooter en het aantal tegenstanders dat der voorstanders zeer ver overtreft. Wel een bewijs dus, dat het zomerrapport der Commissie wel wat te lichtvaardig is samengesteld. Ook heeft Spr. in de Zomerzitting ge zegd, dat de begrooting van kosten te globaal en te optimistisch was opgezet en op meerdere punten volgens oordeel van deskundigen niet juist zou zijn. Zoo kwam op de begrooting geen post voor over de afwatering van den polder Wijk. Zijn nu omtrent de begrooting in het nieuwe rapport verduidelijkingen ge geven Dat rijkssteun allerminst vaststaat heeft spr. ook in de Zomerzitting gezegd En thans kan hij mededeelen, dat een zeer bekende persoonlijkheid op het gebied van den Waterstaat hem persoonlijk heeft medegedeeld, dat Rijkssteun nog in geenen deele vaststond. Nu heeft ingevolge den in de Zomer zitting door de Staten uitgesproken wensch de Commissie voor de Water schappen de ingelanden der verschillende polders gehoord. Hoe is dat geschied? Is alleen het pro en contra der inge landen gehoord en heeft de Commissie zich op een geheel neutraal standpunt gesteld of heeft de Commissie daarbij hare eigen meening eenigszins op den voorgrond geschoven door de tot stand- koming van het Waterschap te verde digen Volgens spr. van vele zijden ver strekte vertrouwbare inlichtingen is dit laatste het geval geweest en niettegen staande dat heeft zich toch het 2/s ge deelte der ingelanden, die van hunne meening hebben doen blijken, tegen de oprichting verklaard en dit beteekent nog des te meer als men bedenkt dat eene bloot gegeven meening van de lei ding eener vergadering in den regel van veel invloed is op de stemming. Spr. wil constateeren, dat hij geen enkele vergadering heeft bijgewoond en geen enkele volmacht heeft willen aannemen, enkel en alleen om de aangelegenheid objectief te kunnen beoordeelen, maar ook wil spr constateeren dat er, wanneer hij zich met een en ander had bemoeid, nog wel meer tegenstemmers zouden zijn geweest onder hen, die nu zijn thuis gebleven. Gezegd wordt, dat de tegenstanders meer en op minder juiste wijze met vol machten zouden hebben gewerkt dan de voorstanders. Dit is absoluut onwaar, want 't is spr. bekend dat meerdere voor aanstaande voorstanders zich de zolen van de schoenen hebben geloopen, om maar volmachten te krijgen. Spr. deelt vervolgens mede, dat hij eene vergadering van 12 der meest be kende en vooraanstaande tegenstanders heeft bijeengeroepen, w.o. de Voorzitter van het Oudland van Altena, de Voor zitter van het Nieuwland van Altena, de Voorzitter van den Zuid-Hollandschen polder, de Voorzitter van den polder Genderen, de Voorzitter van den Broek- schen polder enz. enz., dus wel personen, die geacht mogen worden kennis te hebben van de waterstaatstoestanden in het Land van Heusden en Altena. Spr. leest hierna het rapport voor, hetwelk door de 12 tegenstanders is opgesteld als antwoord op het rapport der Commissie voor de Waterschappen. Het luidt aldus .Wanneer men het rapport van de commissie voor de waterschappen leest over de oprichting waterschap Het Noorder afwateringskanaal ziet men wel den uitslag der in de ver schillende polders gehouden stem ming hoe veel stemmen zijn uitge bracht voor oprichting en tegen op richting, maar het was beter geweest wanneer voor iederen polfcler was opgegeven zijne hoegrootheid en ver meld was 'geworden voor hoeveel hectaren was voorgestemd en tegen gestemd, want bij het oproepen der vergaderingen is toch al een voor naam artikel (art. 5) van het alge- gemeen reglement op de waterschap pen buiten werking gesteld, het een kon evengoed als het andere. Wanneer dit was geschied en men telde het hectarental op dat vóór was en tegen, dan zou men nog meer verbaasd zijn dan nu, hoe de com missie nog kan voorstellen het wa terschap op. te richten tegen den wil van zoo veel belanghebbenden, ieder zou dan onmiddellijk tot de conclusie komen dat het een onbe gonnen werk is, iets te willen door zetten dat geen l^ans van slagen kan hebben. Men zal toch niet zoo naïf zijn om te denken dat wanneer een maal tot oprichting is besloten, de tegenkanting verdwenen zal zijn. Over de commissie zijn veel klach ten ingekomen dat door hen geen onpartijdig onderzoek ingesteld is, hoe men er in de verschillende pol ders over dacht, maar zij heeft dit onderzoek eenzijdig gedaan, door zoo veel mogelijk den tegenstand te ver kleinen en hetgeen er voor werjd gezegd zoo veel als het kon toch vooral goed te laten uitkomen, in de vergaderingen kon men het meer malen opmerken dat zoodra een be kend tegenstander aan 't woord was en deze zich niet geheel duidelijk uitdrukte, zoodat er b.v. iets uit te halen was dat voor de oprichting zou pleiten er dan dadelijk een hoe ratje uit de commissie opging. De verschillende belanghebbenden die op de vergaderingen zijn tegen woordig geweest hebben er dan ook hunne verwondering over uitgespro ken, daar zij meenden dat de com missie was uitgezonden om een on partijdig' onderzoek in te stellen om te vernemen hoe de belanghebben den over de zaak dachten, maar dat bleek geenzins het geval, zij zijn veeleer tot de overtuiging gekomen dat de commissie slechts gekomen is om te vertellen dat de oprichting er toch door gaat en allen nu maar goed zouden doen hun instemming te betuigen. Meermalen is er dan ook gedacht wat er wel achter kon zit ten dat de commissie toch zoo aan het opdringen bleef, een antwoord heeft men er niet voor kunnen vin den, en toch is men niet gerust. Belanghebbenden spreken dan ook den wensch uit dat de Staten met de grootst mogelijke meerderheid het besluit tot oprichting van het wa terschap mogen van de handwijzen. Wanneer men de grootte van al de waterschappen waar vergadering gehouden is bij elkaar optelt, komt men tot ongeveer 5900 Hectaren en men gaat dan optellen voor hoeveel hectaren is voorgestemd en tegenge stemd dan komt men tot de ver houding van twee tegenstemmers cn een voorstemmer. Op bladz. 2 raden Ged. Staten aan het voorstel ongewijzigd aan te ne men niettegenstaande uit de gehou den stemming gebleken is dat de meerderheid niet aan hunne zijde staat, inderdaad blijkt dan ook uit de gehouden stemmingen dat een zeer groote minderheid voor de oprichting is, slechts een voorstan der tegen twee tegenstanders. Uit een zolgenden zin blijkt dat Ged. Staten zelf vreezen, dat al wordt hel waterschap opgericht het toch niets zal kunnen doen omdat de tegen stand veel te groot is, en daarom werkeloos zal moeten blijven. Men moet wel begrijpen dat die tegen standers geen personen zijn die met den toestand in de streek niet op de hoogte zijn, integendeel zij heb ben er altijd gewoond en hebben ben er hunne belangen, en dan moet men zich toch niet voorstellen dat zij vandaag tegenstander en morgen voorstander zijn. Hoe de Ged. Staten tot de conclusie komen dat het wa terschap algemeen gewenscht wordt is geheel in strijd met de feiten, zie alweer den uitslag der stemmingen. Wanneer de notulen de gehouden besprekingen juist weergaven en niet slechts vermeldden wat de commis sie U nu aanbiedt dan zouden de notulen er heel anders uit zien. Op bladz. 3 deelt de commissie mee dat de belangstelling op de on derscheidene vergaderingen groot was, en daarbij constateert zij dat geheel onjuiste inzichten bestonden aangaande doel, kosten en strekking van het op te richten waterschap. Niettegenstaande de Voorz. der commissie alles in 'twerk stelde de voordeelen van het waterschap te doen uitkomen kon hij de tegenstan ders niet overtuigen en dezen ble ven van meening dat de voordeelen niet konden opwegen tegen de na- deelen. Algemeen bleef men van meening dat de kosten veel te hoog zouden loopen en de voordeelen niet op zou den wegen tegen de nadeelen. Men ziet dan ook op bladz- 4 uat de een vraagt om water in tè laten en de ander om uit te malen, htet gevolg zsou zijn dat het stoomgemaal aan de Peereboom voortdurend in wer king zou moeten zijn, en allerminst over een zou komen met twaalf en een halve dag méér malen op een jaar, dat zouden er wel eens 125 kunnen worden. Wanneer de polders Wijk, Veen en Biesheuvel gaarne versch water willen hebben dan ligt het toch voor de hand dat zij daar zelf voor moe ten zorgen en kunnen dan zooveel inlaten als zij zelf maar willen, als er te veel ingelaten wordt dan heb ben zij zelf den last daarvan en be hoeven geen ander lastig te vallen, laat ieder in zijn eigen huishouden blijven. Iemand die maar een beet je met den waterstand in de polders Wijk, Veen en Biesheuvel op de hoogte is zal u direct kunnen zeggen dat die genoemde polders al zeer achterlijk zijn op het gebied van wa terafvoer. Verscheidene polders die eveneens op de Alm hun overtollige water lossen zijn met hun tijd mee gegaan en hebben machinale bema ling ingesteld, terwijl de wateraf voer der genoemde polders nog steeds is zooals die was voor hon derd jaar, en omdat zij in gebreke gebleven zijn dien toestand te ver anderen z'ouden zij hun te veel wa ter op kosten van andere polders kwijt willen worden. Want uit de gehouden besprekingen op de ver gaderingen van de polders Wijk en Veen is toch duidelijk gebleken dat men wel voorstemde maar altijd met een slag om den arm, wij willen wel voorstemmen maar het moet ons geen geld kosten,, als het Rijk alles maar betaald en anders stemmen we tegen, maar dat is niet in de notulen opgenomen. Op bladz. 7 zegt de Hoofd-Inge- nieur dat de waterstaatkundige toe stand in den polder van Eethen goed is en men daar toch meer verlangt. Deze polder heeft reeds genoeg voor deel van de Maasmondwerken on dervonden, want deze polder heeft van het Rijk gratis een machinale bemaling gekregen en bovendien nog een flinke som geld om die bemaling te bekostigen, en nu wil die polder meedoen, maar dat is alleen een per soonlijk belang want de Voorzitter verklaart dat de bemaling te duur is, en nu ziet hij kans bij de oprich ting van het afwateringskanaal het water op kosten van anderen te la ten uitmalen en de polder voor ver reweg het grootste gedeelte vanzelf uitloopt. Het is toch niet noodigdat andere polders zich opofferen voor den polder van Eethen, en zoude polder van Eethen bij verbetering van zijn toestand genegen zijn het geld dat zij van het Rijk gekregen hebben weer in de Staatskas terug te storten??? Op bladz. 8 zegt uwe commissie dat bij een versnelde en verbeterde waterafvoer van boven het water schap de Zuidholl. polder minder vlugge waterloozing van zijn water heeft te wachten. De ingelanden van dien polder zijn met den bestaanden toestand volkomen tevreden. Jshet dan wonder dat die ingelanden die niet anders dan verslechtering van den toestand verwachten, want uwe commissie denkt er ook niet anders over, zoo goed als met algemeene stemmen tegen de oprichting van het kanaal gekant zijn. In een vergadering van stemge rechtigde ingelanden is dan ook met algemeene stemmen besloten alles in het werk te stellen om aansluiting bij het nieuwe waterschap te keeren. Vervolgens wordt er gezegd dat de polders Wijk en Veen den wensch geuit hebben dat de afwatering van die polders zal worden verbeterd, omdat die waterloozing geschied door de Alm en Gantel, en deze slechter is geworden omdat lagerge legen polders machinale bemaling hebben gesticht. Dat die waterafvoer niet meer zoo goed is als voorheen hebben zij aan zichzelf te wijten. Deze polders worden toch ook door niemand belet ook een machinale be maling te stichten Wij zouden zeggen dat zij slecht opgepast hebben, en hadden al lang een machinale be maling moeten hebben, dan waren nu die klachten achterwege gebleven. Uwe commissie blijkt al bijzonder slecht op de hoogte te zijn met de geografische toestand der gemeente Dussen door er de typhus epidemie bij te halen. Deze epidemie lieerschte aan de Hank en ligt in de onmidde- lijke nabijheid van de Bleek en Oost- kil. Het is onmogelijk dat er water vandaar zou kunnen komen in het kanaal of omgekeerd, er zou geen sprake van kunnen zijn van besmet kanaalwater. Op T>ladz. 37 op de vergadering van den polder van Veen wordt gezegd dal in die streek dik- I wijls vele gevallen van typhus voor komen, en wanneer nu daar nu wa ter ingelaten zou worden zou het gevaar van ontsmetting oneindig veel grooter worden. Naar onze meening is jdeze typhus kwestie er alleen maar bijgehaald om een ongewettigden in druk bij de Statenleden te maken en deze op die manier te bewerken. Op bladz. 19 staat een eigenaar' dige verklaring nml. dat iemand van voorstander veranderd zou zijn in tegenstander omdat een gezagheb bend persoon hem verklaard had, dat er het waterschap toch niet zou komen. De feiten zijn echter dat de Heer Ingen Houss er eerst wel voor was maar na nadere inlich tingen verkregen te hebben zijn mee ning gewijzigd heeft. Op bladz.'30 wordt gezegd dat de zen zomer de watertoevoer voorden polder van Meeuwen zeer is bemoei lijkt en dat daar het voordeel van de gronden grooter wordt als daar in verbetering wordt gebracht. Dit is in strijd met de feiten want de polder heeft voldoende gevloeid maar de voorzitter heeft een duiker dicht gehouden zoo dat het water niet op zijn bestemming kon komen. Het is alleen de fout van den voor zitter van het waterschap Meeuwen geweest. Op bladz. 22 wil de voorzitter van Buuren op het hoogste gedeelte van Meeuwen drink- en schrobwater heb ben en indien daaraan voldaan zou worden dan zou men Babiloniën- broek onder water zetten, en zou de ark van Noach aan den Mosterd - dijk kunnen drijven. Door Willem de Graaff te Meeu wen wordt verklaard dat hij sinds langen tijd 10 Hectaren weiland in het laagste gedeelte van den polder van Meeuwen in huur heeft en nooit geen last van water te hebben go nad, echter met uitzondering van 5 Sept. 1925, toen was er te veel wa ter, dit feit geeft veel te denken wanft 8 Sept. zou de commissie naar Meeuwen komen. Op bladz. 27 zou men uit de no tulen van het Zuiderveld den indruk krijgen dat de waterleidingen van dien polder best in orde zijn. Het tegendeel is echter gezegd, de water leidingen in den polder nabij den molen zijn buitengewoon slecht, ter wijl de waterloop voor lossing nog slechter is en vol met modder zit. Op deze vergadering is ook nog gebleken dat uwe commissie slecht op de hoogte van de streek was. Zij wisten niet eens dat het be stuur van de Bleek en Oostkil een centraal bestuur is, dat de belangen te behartigen heeft van 36 water schappen samen meer dan tiendui zend hectaren, gelegen in het land van Heusden en Altena. Tevens is ook nog gebleken dat de eigenaren der gronden benoor den het Noorderafwateringskanaal onder Dussen geen oproeping heb ben gehad. Door den Heer van der Schans is in de Statenvergadering beweerd dat er 'tal van huurders in den Zuid- hollandschen polder zijn die bij hem geklaagd hebben dat zij daar over last van water hebben. Het is wel eigenaardig dat het bestuur nooit klachten gehad heeft, en zij toch van meening zij.n dat wanneer er klachten zijn men eerst bij het be stuur moet komen en niet bij van der Schans. Op bladz. 32 zegt Ir. Rulkens dat |de statistiek tableau cijfers betrek king hebben op den toestand van voor honderd jaar en niets meer zeggen omtrent den tegenwoordigen toestand degenen echter die in den polder bekend zijn verklaren dat die toestand nog geenszins veranderd is. ?Dat het Peereboomsche gat aanmer kelijk verruimd is, is evenmin waar het wordt goed onderhouden, maar dat is ook van toepassing op al de waterloopen in den polder. Wat in'de notulen vermeld is om trent een machinale bemaling van den Zuidhollandschen polder, dit is geheel foutief weergegeven, deze be maling heeft betrekking op de bui tengronden van den polder. Ir. Rul kens wou zelfs de ebdeuren gebrui ken om water in den polder te hou den, zie op bladz. 33. Op bladz. 43 staat onder de no tulen van den polder van Aalburg XienwsHad

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 5