Tweede Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Sommelerwaard.
lo. M ïrijüag 26 Februari
Gezel en Arbeider.
Parijsche Modebrieven
BEHOORENDE BIJ HET
DIE ELLENDIGE RUGPIJN!
llebt gij onophoudelijk pijn in uw
rug? Zijt gij op van de zenuwen dooi
de marteling van rheumatische pij
nen? Voelt gij u oud, uitgeput en ont
moedigd, dof, terneergeslagen en
prikkelbaar? Er moet een oorzaak
voor zijn!
Hebt gij ooit aan uw nieren ge
dacht? Dat moest gij gedaan heb
ben De nieren zijn de filters van
het bloed en gij zoudt zonder nieren
geen dag kunnen leven. Als uw nie
ren niet behoorlijk werken,wordt
uw bloed vergiftigd en deze vergif
ten verspreiden zich door uw gehce-
le gestel. Het is lijd 0111 11a te denken
tijd om voorzorgen te nemen le
gen chronische nierziekten.
Gij behoort uw verzwakte nieren
te helpen vóór zich meer ernstige
ziekten kunnen ontwikkelen. Ver—
waarloozing is gevaarlijk en leidt
vaak tot rheumathiek, spil, ischias,
nier- of blaassteen, en tot water
zucht of ongeneeslijke kwalen. Ge
bruik zonder uitstel Foster's Rug
pijn Nieren Pillen, het speciale ge
neesmiddel voor verzwakte nieren
Zij hebben duizenden gevallen als
het uwe gebeierd.
Let op de verpakking in glazen
flacons met geel etiket (alom ver
krijgbaar), waardoor gij zeker zijl
geen verlegen buitenlandsch goed te
ontvangen. Prijs f 1.75 per flacon.
Dat nu onze voorouders uil de
twaalfde eeuw werkten als gezel
len en wij als arbeiders, is geen
vooruitgang.
Men kan geen economisch studie
boek van eenigen omvang ter hand
nemen, of men vindt, het doorlezen
de, bij de behandeling van de inid-
deleeuwsche gilden, gewag gemaakt
van de scherpe tegenstelling tus-
schen den „gezel" van zes- a zeven
honderd jaren geleden en den loon
arbeider uit liet tegenwoordige tijd
perk van onze beschaving. En steeds
lezen wij dan, hoe het karakteris
tieke verschil tusschen gezel en loon
arbeider hierin is gelegen, dat gene
tijdelijk arbeid in dienst van ande
ren verrichtte, het van gezel tot mee
ster bracht, terwijl deze gansch zijn
leven loondienst moet verrichten. Ge
boren als arbeider, sterft hij ook
als arbeider, hoe hoog) li'jt tegoed
op zijn spaarbankboekje ook zijn
moge. Zoo is het dan ook wel be
grijpelijk, dat de benaming „loon
slaaf' in vele kringen zulk een op
gang heeft gemaakt, want inderdaad
bestaat tusschen den slaaf uit den
tijd der antieke beschaving en den
loonarbeider uit onzen tijd deze over
eenkomst in maatschappelijke posi
tie, dat beiden, uitzonderingsgeval
len daargelaten, geheel hun leven
behooren Lot de maatschappelijke
groep, waarin ze bij hun geboorte
werden opgenomen. Oppervlakkig
oordeelen nu kan leiden tot een ver
heerlijking van de middeleeuwsche
toestanden en verhoudingen. Het zou
weinig moeite kosten uit de litte
ratuur over het arbeidsvraagstuk
aanhalingen te doen van schrijvers
die de positie van den gezel schil
deren in warme tinten »ein die van
den loonarbeider in harde contras
ten ulitbeelden. Gaan wij dan nog
een stapje verder en beoordeelen wij
de maatschappelijke ontwikkeling
uitsluitend naar de ontwikkeling van
de arbeidsvormen, dan kan het weer
niet anders of de beschavingsperiode
liggende Lusschen den ondergang van
den slavenarbeid en de opkomst van
den loonarbeid, moet wel het hoogste
gewaardeerd worden.
Wanneer dergelijke oordeelen en
waard eer en nu uitsluitend plaats
vond in den kring van Iheorelisee-
rende historici en economisten, zou
den de kolommen van een dagblad
niet de plaats zijn 0111 te wijzen op
die onjuiste methode van onderzoek
en van vergelijking. Maar nu boven
dien in de breede massa opvattingen
gehuldigd worden, als die, welke wij
hierboven beschreven, zullen wij dit
vraagstuk eens bekijken.
Er is geen maatschappelijke orde
denkbaar, waarin niet, aan enkelen
leiding over de massa is gegeven.
Hoe die leiding in handen van die
j enkelen is gekomen, blijve thans bui
ten beschouwing. Leiding is onaf
wijsbare voorwaarde voor elke be
schaving. Op de vroonhoe van den
grondbezitter uit de eerste eeuwen
onzer geschiedenis, in de werkplaats
van den fabrikant uit den lateren
tijd, overal staan de velen onder,
leiding van enkelen en steeds hebben
die enkelen uit de opbrengst van den
arbeid, elk voor zich, een grooter
deel ontvangen als belooning, dan
ieder van de onder hun leiding
staande medewerkers ontving. De
drie periodes, die wij hierboven aan
gaven, hebben elk de haar eigen pro
ductie-wijze met de daaruit voort
spruitende ongemakken, die den
nooit met zijn toestand tevreden
zijnden menschen doen klagen,.mop
peren, of uit den band springen.
Wij, twintigste eeuwers, zijn, wat
dit betreft, niet anders dan onze
voorouders uit de tiende, de vijf
tiende of eenige andere eeuw. Dat
wij over onzen geest van ontevre
denheid dikke boeken schrijven en
elkander er dagelijks civer vertellen
in onze dagbladen, is een-„bijkom
stigheid". De zucht hel steeds beter
1 te willen hebben is den mensch
eigen.
En heL is ook al weer alleszins
begrijpelijk, dat wij, al mopperende
over de narigheden van het heden,
terugblikken in het verleden en dan
met een verdrietig gezicht moeten
verklaren, dat die narigheid, waar
over wij aan heL mopperen zijn,
toen niet bestond. Daar heb je den
gezel i Die kon meester worden, ei
gen baas „Kom daar nu ereis om'
zou 00111 Stastok zeggen. En tegelijk
wenden wij onze blikken weer al
van het verleden, 0111 over het he
den nu harder nog te «1 op peren.
Wij hadden evenwei dat ver leden
eens wat meer van nabij moeten
bekijken, een onderzoek moeten in
stellen naar de werkplaats van den
meester, naar zijn gereedschap, naar
den omvang van het werk, dat door
hem en zijn gezellen verricht werd.
Hadden wij dit alles gedaan, dan
zouden wij onze mopperstemming
weggekeken hebben en met een ge
voel van trots vaststellen, dat wij
het toch wel ver gebracht hebben
Welnu, in dat „ver gebracht heb
ben" schuilt het groote verschil lus
schen den gezel en den loonarbeider.
Werkte de meester op bestelling,
voor een kleinen kring van afne<-
mers, moest hij werken met de
grondstoffen, die de naaste omge
ving hem leverde en kon hij ten
volle de behoeften van zijn klanten
bevredigen, hoe treurig zou het er
in onze samenleving uitzien, indien
ook nu nog op bestelling geleverd
werd en de meesters niet anders dan
grondstoffen uit eigen omgeving kon
den verwerken.
De snelle toename van de bevol
king, de steeds zwaarder wordende
eischen, die aan de goederenvoorzie
ning gesteld werden, dwong den
mensch tot het zoeken naar betere
hulpmiddelen en betere werkmetho
des. Zoo is geleidelijk gegroeid de
productiewijze die wij thans kennen,
zoo is het geleidelijk mogelijk ge
worden, dat, zonder opheffing van
de tegenstelling tusschen rijkdom en
armoede, de grenzen van de armoede
reeds aanzienlijk werden ingekrom
pen. Betere arbeidsverdeeling, voort
durende verbetering van de leiding
van den arbeid hebben het mogelijk
gemaakt, dat de bodemschatten van
gansch de wereld te onzer beschik
king staan, dat liet tekort aan levens
middelen, dat de eigen grond ople
vert, aangevuld kan worden met over
schotten van den oogst uit verre
streken. Kortom, heel onze maleri-
eele beschaving is mogelijk geweest
dank zij de voortdurende verbete
ring van de wijze, waarop wij wer
ken en er is geen enkele reden ojm
te twijfelen aan de ontwikkelingsmo
gelijkheden, die de thans bestaande
orde nog biedt.
Dal nu onze voorouders uit de 12e
eeuw werkten als gezellen en wij als
arbeiders, is geen vooruitgang en
geen achteruitgang te noemen: het
is slechts verandering, en dan een
verandering, die noodzakelijk was.
En wanneer wij er over klagen,
dat het zoo weinigen gelukken kan
zich uil de positie van loonarbeider
op te werekn, tot die van onderne
mer, van leider, moeten wij weer
terugblikken in het verleden. Wij
zullen dan ontwaren hoe ook toen
slechts enkelen leidden, maar.... op
ander terrein dan dat van den ar
beid. Vergelijken wij zóó liet verle
den met het heden, dan kunnen wij
alleszins tevreden zijn want de kans
om vooruit te komen, zich omhoog
te werken, heeft thans ieder, die be
gaafdheden bezit en ze juist weet
aan te wenden. Hoe geheel anders
was dit. in den tijd, dat de grondbe
zitter heer en meester was over zijn
hoorigen en... in den tijd, dat de
gildemeesters den gezellen het zich
omhoogwerken onmogelijk maakten,
door allerlei moeilijk na te komen
voorschriften.
Een erfelijk leiderschap in hel
maatschappelijk leven kent onzen
tijd niet, de vermogens verplaatsen
zich voortdurend, alle sociale groe
pen stooten voortdurend gedegene
reerde elementen uit en nemen nieu
we, frissche in zich op. Er is een
strijd der groepen, er is ook een
zuivering der groepen.
Dit laatste wordt wel eens verge
ten. Daarom meenden wij goed te
doen er de aandacht op te vestigen,
zonder "daarmede nu .den lezer een
stemming van optimisme te willen
brengen en hem te suggereeren, dat
wij allen als nummer één door het
examen kunnen komen.
De regentijd.
Hebben we in Holland eigenlijk wel een
bepaalden regentijd Het regent bij ons zoo
wat het geheele jaar door, zij 't dan niet
den heelen dag, dan toch zeker een gedeelte
van den dag. Als ik me goed herinner, wij
zen de statistieken dan ook op 300 regenda
gen per jaar en dat is heel wat. Als goede
Hollanders behooren we dus wel in de aller
eerste plaats onze regenplunje in orde te
hebben. En niet alleen maar in orde't Is
zeker wel de moeite waard, onze regenklee-
ren, waar in we zoo talrijke malen per jaar
verschijnen moeten, zoo mooi en elegant
mogelijk te hebben, 't Zijn immers de gar
derobe-stukken waarin men ons 't meest te
zien krijgt
Er zijn verschillende soorten regenmantels.
In de laatste jaren ziet men nogal eens re
genmantels van leder. Nu is een leeren man
tel eigenlijk voor de auto bestemd.
En 't is de meest geschikte auto-mantel
die men zich maar denken kan, daar hij ab
soluut ondoordringbaar is en de koude lucht
niet doorlaat. Maar voor ons gewone sterve
lingen, die maar eens zeer terloops van een
auto gebruik maken, is een leeien mantel
minder gewenscht. Hij is zeer warm, zwaar,
verootzaakt transpiratie en, daar het vocht
geen gelegenheid heeft te verdampen, doet de
draagster onder haar beschuttenden lederman
tel soms een zware verkoudheid op.
Beter is dan
ook de lichte
re gummi
mantel hoe
wel ook deze
z'n bezwaren
heeft. Boven
dien doet hij
bij het aan
trekken on
aangenaam
kil en koud
aan.
De heerlijk
lij kste regen
mantel is wel
die van loden
of gabardine
stof welke
ondoordring
baar is ge
maakt.
Hoewel het
model van
den regen
mantel in z'n
hoogdlijnen
klassiek is laat
men 't toch
min of meer
aan de mode
meedoen. De
moderne re
genmantel
valt tamelijk
ruim, heeft
raglang mou
wen groote
zakken voor
op den man
tel en een
grooten om
geslagen kraag, die den geheelen hals omgeeft-
Van voren zoowel als van achteren is de man
tel geheel glad gehouden maar aan de zijkan
ten ontspringen de plooien zonder welke een
mantel op 't oogenblik nu eenmaal niet af is.
Een leeren ceintuur houdt den mantel om
het middel bijeen. Laten we er nog bijvoegen,
dat men deze mantels voor den winter dik
wijls een warme voering geeft.
Stoffen met band.
Er is in Parijs een groot modehuis dat
vooral bekend is om z'n mooie en eigenaar
dige stoffen. Dit is Rodier. En wie de Pa
rijsche Tentoonstelling heeft bezocht, zal zich
misschien de prachtige gordijnen herinneren
uit het «Palais des Modes", die van Rodier
afkomstig waren. Op hel oogenblik brengt
dit huis vooral stoffen met aangeweven ran
den. We zien bijv. haska met een zeerbree-
den, eigenaardigen rand waarop bides voor
komen en relief, die er uitzien alsof ze er
apart opgenaaid zijn. Vooral ziet men ne-
gerbruine randen op beige stof. De rand
wordt als afwerking gebruikt aan den rok en
de mouwen en geeft de japon wel een bijzon
der en vreemd cachet. (Zie onze eerste af
beelding.)
Gewatteerde huisjasjes.
Bij koud weer is 't niet alleen noodig, op
straat warm gekleed te gaan, ook in huis
heeft men warme kleeren noodig. Als warm
kleedingstuk voor binnenshuis wordt in Pa
rijs veel genomen een kort gewatteerd jasje.
Stel u dan niet zooiets voor als een morgen
of kamerjapon. Daar is de Francaise veel
te ijdel voor. Haar huisjasje, dat ze in de
kamer draagt zoolang 't daar niet warm ge-
noeg is en anders omslaat als ze zich naar j
den gang of andere vertrekken begeeft, is
een coquet kleedingstuk. Sommige dames
nemen het jasje van aardige cretonne, maar
deze stof heeft voor den winter het nadeel
dat ze niet warm aanvoelt. Zoo wordt over
't algemeen liever een vroolijke Oostersche
stof genomen bijv. in twee kleuren, een voor
de buiten- de andere voor de binnenzijde.
Men kiest sterk en zacht blauw, beige en
bruin, roze en lichtgrijs, licht en donkergroen
tezamen. Ook in wollen marocainestof wor
den deze jasjes uitgevoerd. Wie echter gesteld
is op grootere elegance, kiest haar jasje in ka
toenen of zijden fluweel met revers van crepe
de chine. Bij elke stof wordt de stikkerij op
dezelfde wijze uitgevoerd, gewoon in regelma
tige zigzaglijnen of in figuren. Het laatste is
echter zeer lastig en niet zoo gemakkelijk zelf
te maken, terwijl ook de methode, zooals we
meermalen opmerkten, zeer aardige resultaten
oplevert.
Kussen van lint en rèstjes fluweel.
Van oude lapjes fluweel, elk te klein om
ergens voor te dienen, kunt ge een aardig
kussen overtrek maken. Ge knipt de lappen
eerst tot kleine gelijke vierkanten. In elk
vierkant borduurt ge een bloem takje of een
geometrisch figuurtje in bonte kleuren; wel
ke laatste versiering meer met den moder
nen smaak overeenkomt. Op kleine afstan
den van elkaar naait ge de vierkantjes op
het kussen. Nu hebt ge lint noodig van af
stekende kleur. Zijn uw lapjes van zwart
fluweel, zoo zal koningsblauw, diepgroen,
oranje of terracotta lint er zeer mooi bij
staan. Dat lint knipt ge in stukken, waarvan
elk iets langer is dan de breedte van het
kussen. Men legt nu de linten tusschen de
vierkantjes, zoo, dat ze om en om boven en
onder komen. Aan de zijkanten worden ze
op het kussen vastgenaaid en aan de uitein
den afgewerkt met een houten kraal in de
zelfde tint.
Beste jongens en meisjes.
De oplossingen van de raadsels
van verleden week waren:
1. Tholen (taart, nacht, koord,
sloot, steen, frank).
2. De gelaarsde kat.
3. Herbergen.
4. Handschoenen.
Nieuwe raadsels.:
1. Mijn geheel bestaat uit 7 let
ters en noemt een vervoermiddel,
dat den laatsten tijd veel genoemd
wordt.
5 4 6 3 is een voorwerp, dat
moeder gebruikt bij het strijken.
5 2 7 is meestal van blik en wordt
gebruikt 0111 beschuit, enz. in te
bewaren.
5 1 7 is een muziekinstrument.
1 7 is een deel van een wagen.
4 7 is een viervoetig dier.
1 6 roepen we als we ons bezeeren.
2. Hoe kan men twee zadels tus
schen twee ezels brengen?
3. Wie slechts één dag mij weg
ziet blijven, is niet meer in zijn ele
ment; en nauwelijks ben ik weer
present, of hij begint mij te ver
drijven. Wie ben ik?
4. Plaats de hierachter volgende
woorden zoo onder elkaar, dat, als
we van elk woord een letter nemen
(in rechte lijn onder elkaar) van
boven naar beneden, den naam van
een stad in Zeeland gevormd wordt.
Kraag, bosch, ekster, beest.
OOM KAREL.
De wonderlijke geschiedenis
van Ali Abar.
Vervolg en S 1 ot.
Want, zoo ging de kalief voort,
gij hebt mij een prettig uurtje be
zorgd met Uw wonderlijk verhaal.
Neem dus dezen wagen gerust aan
en rijdt er de heele wereld mee rond.
Want het moet toch wel een heele
last zijn, 0111 altijd dien zak te moe
ten meeslepen.
Ali Abar boog zoo diep voor den
kalief, dat zijn hoofd bijna den grond
raakte, terwijl hij zijn armen over
zijn borst kruiste en sprak; Rijke
en machtige kalief, ik dank U voor
al dit schoons. Het is heerlijk 0111
aan te zien. Maar, machtige kalief, ik
zal niet dulden, dat er ook maar
één stofje op deze schitterende paar
den en den wagen komt. Ik trek er
dus de wereld niet mee rond. Ik wil
ze zuinig bewaren, en daarom
Meteen deed Ali Abar den zak open
en tot groote verbazing van den ka
lief, die met wijd open mond stond
toe te kijken, stopte hij zonder eq-
nige moeite den wagen, met de vier
paarden en de twee slaven in den
j zak. Daarna boog Ali Abar, glim
lachend om het verbaasde gezicht
van den kalief, die er nu eigenlijk
wel een beetje dom uitzag, kuste den
grond en stapte toen heen, met den
zak op zijn rug, die licht als een
veertje scheen Le zijn.
Toen de kalief eindelijk van zijn
verbazing bekomen was, en Ali Abar
uit het gezicht was verdwenen, ïiep
hij in diepe gedachten verzonken
naar huis. I11 zijn paleis aangekomen
liet hij dadelijk zijn grootvizier ko
men. Ali Pampi kwam dadelijk, zoo
heette de grootvizier, en de kalief
zei tegen hem: Pampi, neem eens
vlug de mooiste zwanenpen, die je
I maar kunt vinden. En verder een
groot vel van het allerfijnste per
kament en schrijf daarop met
schoonschrift de geschiedenis, lie
ik je nu zal vertellen: De wonder
baarlijke geschiedenis van Ali Abar.
En nu, mijn beste kinderen, zal
ik je vertellen, wal 1111 eigenlijk de
lieteekenis is van dit verhaal en wal
er met die geldtasch en dien zak be-
doeld wordt. Of hebben sommige
knappe kinderen dat zelf misschien
al begrepen? Wel, als we goed na
denken, dan hoeven we ons heele-
maal niet over dien wonderlijken
Ali Abar Le verwonderen. Want wij
allemaal hebben zoo n geldtasch en
zoo'n zak gekregen. De geldtasch,
daL is ons verstand, daarmee „koo-
pen' we allerlei moois en leelijks,
dat wil zeggen, door ons verstand
kunnen alles, mooi en leeiijk, zien
en begrijpen. E11 de zak? De zak,
dat is ons geheugen. Daarin bewaren
we immers alle herinneringen, of
ze mooi zijn, of leeiijk. En wanneer
we maar willen, halen we uit dien
zak, uit ons geheugen, allerlei din
gen te voorschijn dat is, wanneer we
aan iets denken, dat vroeger ge
beurd is, of liet mooi of leeiijk was.
Alles blijft in dien zak, in ons ge
heugen, bewaard. En nu begrijpen
jullie ook dat die zak, ons geheu
gen, nooit vol wordt, nietwaar?
Een grapje van llenkie Doezel.
llenkie Doezel woonde vlak naast
de school, zoodat hij thuis kon hoo-
ren, als de bel geluid werd, wanneer
de school aanging. Maar op een mor
gen kwam hij te laat, met zijn onaf
scheidelijke vriendje Pietje Prik. De
onderwijzer, mijnheer Pietersen, was
heel boos. Henk ie, zei hij, nu woon
je twee stappen van de school, hoe
kun je nu nog le laat komen?
En was Henkie Doezel niet alleen
een van de luiste leerlingen, maar
hij kon ook verschrikkelijk jokken.
Hij zei dus tegen Mijnheer Pietersen:
Ik ben naar Amerika geweest. Wat,
riep meneer Pietersen, wat vertel
je nu weer. Ja, meneer ik droomde,
dat ik naar Amerika ging. Ik hoor
de de bel luiden, ten teeken dat
ik op het schip moest, omdat de
boot dadelijk wegging. Ik rende dus
aan boord. En pas een heelen tijd
daarna bemerkte ik, dat ik naar
school moest.. Zoo, zei meneer Pie
tersen, en jij Pietje Priks, waar kom
jij vandaan. En de andere deugniet
antwoordde zonder blikken of blo
zen: Ik heb Henkie naar.de boot ge
bracht.
Meneer Pietersen had moeite, 0111
niet in den lach te schieten, maar
zei toch met een heel streng gezicht:
Zoo deugnieten, dus jullie wilden
dus naar Amerika, nietwaar. Best,
dan schrijven jullie elk honderd keer
Ik ge naar Amerika. Dat zal jullie
afleeren te laat komen.
i WILHELMINE.
0-