Tweede Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
la. 4585 frijiaa 12 Maart
In Eere hersteld.
Parijsche Modebrieven
Kinderrubriek.
Buitenland
BEHOORENDE BIJ HET
Naast ons ligt het feuilleton over
den zeventienden eeuwschen wijs
geer Descartes door wijlen dr. P.
Vrij landt, geschreven voor de „Nieu
we Rotlerd. Courant", van 23 Jan.
1926 avondblad, Letterkundig Bij
voegsel. Er komt in dit opstel -een
opmerking voor, die hoewel pas
send in het wijsgeerig gedachtensche-
ma, dat de schrijver ontvouwt, des
niettemin, door den vorm waarin
zij gegoten werd, dwingt tot verweer.
Het betreft de volgende zinsnede
uit het opstel van dr. P. Vrij landt.
„Eens zal er een tijd komen, die
zich van deze huidige techniek en
industrie afwendt Iioe kan dat?
Door een andere waardebepaling,
door een andere aandacht-samen
trekking, door meer evenwicht, door
een andere rangorde van al wat ekv
in Sden mensch leeft, en als men weer
in kinderlijken eerbied en vrome
verwondering tot de bronnen des le
vens zal zijn teruggekeerd."
Hier is de wijsgcerige denker aan
liet woord, ja, wij zouden nog lie
ver willen zeggen; hier sjpreekt de
dichterziel. En dan zouden fo|p dr.
Vrijlandt, zoo geheel toepasselijk zijn
geweest de woorden, waarmede d!r.
J. C. A. Fetter zijn mooi werk over
Hendrik lbsen aanvangt, namelijk.
„Een (dichter moet zijn een mensch
met een vol rijk, innerlijk leven. Hij
moet telkens vervuld zijn van dingen
die hij ziet en hoort in de wereld
om hem heen; hij moet die dingen
belangrijk en wonderlijk achten.
Dan zal hij niet kunnen zwijgen
over de botsing van die dingen der
werkelijkheid met het gedroomde le
ven in hem en omdat hij de gave
der verbeelding bezit, zal hij spre
kend, schrijvend of zingend her
scheppen, datgene wat in hem ge
komen is".
Stel tegenover de dichterwoorden
van Vrijlandt, tegenover deze pro
fetie van den ondergang van het „in-
dustrialisme", de rede, die dr. F. G.
Waller den 2den Jan. j.l. hield inde
stichtingsvergadering van het ver
bond van Nederlandsche werkge
vers. Hier is de ondernemer aan het
woord, de man, wiens denken en
droomen niet minder dan dat van
den wijsgeer-dichter leidt tot bot
singen van de dingen der werkelijk
heid met het leven in hem. En even
ly min mist de ondernemer de gave van
de verbeelding. Het zou er droevig
uitzien met onze beschaving, wan
neer zij, in wier handen de leiding
van de goederen-productie gelegd
is, niet konden „herscheppen, datge
ne, wat in hen gekomen is". Maar
nu ikomt het groote verschil tusschen
beiden, tusschen den wijsgeer enden
ondernemer. Wat gene als droom
beeld, als fantasie, als verbeelding
van zijn innerlijk der wereld
schenkt, moet deze verstoffelijken,
concreten vorm geven. Het moet tast
baar zijn, moet middel zijn voorliet
geheele leven van de menschen, voor
wier behoeftenbevrediging de onder
nemer zorgen moet. De behoeften
van den mensch, legio in aantal tot
het uiterste toe onbevredigbaar, zie
hier wat het denkleven van den on
dernemer vullen moet.
Het heeft langen tijd geduurd voor
dat den ondernemer in de economi
sche litteratuur de plaats werd in
geruimd, die hem toekomt. En is
net niet merkwaardig, dat het juist
een economist, wien men zoo dik
wijls zijn dichterlijkheid verwijt,
Werner Sombart, is,geweest die ons
meer dan welke andere economist
ook, (den ondernemer heeft geteekend
als (de denkende, de gave der verbeel
ding bezittende besehavingspionier?
Ja, wij weten wel, dat de zware
offers, die gebracht zijn in de indu-
strieele revolutie van ruim een eeuw
gelden, dat de onvolmaakte, verkeerd
begrepen theorieën van de klassieke
economisten edele menschenzielen
tol verzet tegen een dergelijke be
schaving prikkelden, dat een Tho
mas Carlyle van de economie sprak
als van een „duivelsche wetenschap"
maar wij mogen desniettemin nim
mer uit het oog verliezen, dat een
beschaving niet anders is dan een
proces, een voortdurend woekeren
van den mensch met de krachten in
en buiten hem, die hij aan zich on
derwerpen ;wil. En dat die worsteling
zichtbaar is in niets anders dan de
vormen, waarin de mensch de ma
terie, de stoffelijke wereld, giet.
Elk onzer behoeften vraagt om
een voorwerp, waarmee het bevre
digd kan worden. Liefde, geloof, hon
ger, kunst kortom al wat in den
mensch om bevrediging vraagt, zou
onbevredigd blijven, zoo de stoffelij
ke middelen hém onthouden worden.
Welnu, het is de ontwikkeling van
de techniek, die voor den mensch
de heerschappij over de materie mo
gelijk heeft gemaakt.
Onze beschaving is niets minder
technisch dan die van het oude
Egypte. De wonderen van techniek,
die uit dat tijdperk zijn overgeble
ven, bewijzen het. Zij, die in onze
dagen dwepen met Oostersche be
schaving, dienen wel te bedenken,
dat ook die beschaving technisch
was.
Egypte, lndië, Europa... drie be
schavingsgebieden uit verschillend
tijdperk, met elk eigen techniek, met
een eigen technische kennis en een
eigen technischen stijl. En zoodra
de makers van onze Westersche be
schaving, dus wij Westerlingen ons
technisch kunnen niet verder ont
wikkelen, onzen stijl niet wijzigen
naarmate onze hulpmiddelen verbe
teren, wordt het tijd Oswald Speng-
lers boek-: „Untergang des Abend-
landes" in alle Europeesche talen te
vertalen. Het oogenblik van den on
dergang is dan nabij.
Niet terug naar „Descartes", waar
voor dr. Vrijlandt vreesde, „ook niet
weg van Descartes", hetgeen de voor
name en fijn voelende denker hoop
te en verwachtte, (getuige zijn pro
fetie), maar voorwaarts, moedig
voorwaarts op den ingeslagen weg.
Bebouwen wij den bodem waarop
onze cultuur groeien moet.
En dit kan niet anders dan door
onze heerschappij over de materie,
over de krachten in de natuur te
vergrooten met de middelen, die uit
gedacht worden door de denkers
onder sons verwezenlijkt door de wer
kers. Zij geven ten slotte wat wij
vragen.
„Een andere waardebepaling" een
andere „aandachtsamentrekking" ze
zullen misschien komen, zooals dr.
Vrijlandt voorspelde, maarde
technische en industrieele denkers
zullen de stoffelijke middelen moe
ten te voorschijn brengen opdat de
nieuwe behoeften bevredigd kunnen
worden.
Is dit niet juist de taak van den
industrieel, den ondernemer.?
Een voorspelling, als die waaraan
dr. Vrijlandt zicli waagde, kan, door
den vorm, waarin zij gegoten werd,
ons levensschuw maken. Zonder re
den. Want hij, die de techniek: en
de industrie verheerlijkt, in de goe
derenproductie een leidersplaats in
neemt is nog geen materialist, geen
materie-aanbidder. Kan ons de naam
Walter Rathenau in dit opzicht niet
veel zeggen?
Van alles wat.
Niet alleen worden er aan 't begin van elk
seizoen groote series nieuwe modellen ge
toond, bij welke gelegenheid de kleermakers
hun cliéntele ter bezichtiging uitnoodigen,
tegenwoordig verschijnen er ook tusschen-sei-
zoen-collecties. Deze brengen natuurlijk veel
minder nieuws en beteekenen meestal niet
meer dan een aardige variatie o£ het oude
thema of een overgang naar een nieuw model
van het volgend seizoen. We zien dan ook
werkelijk op 't oogenblik geen belangrijke
wijziging. Slechts een ding valt op, na de
groote voorliefde voor sterke, hevige kleuren
keert men terug naar het eenvoudige mari-
net-blauw, met wit gegarneerd. Deze kleur,
evenals grijs, zal in de komende lente wel
het meest in den smaak zijn.
Op 't oogenblik zijn we daar echter nog
niet aan toe. Op koude dagen wikkelt de
Parisienne zich nog met graagte in haar met
bont gevoerden mantel, die haar warme wol
len, jeugdig uitziende sportjaponnetje bedekt.
Het voornaamste en meest typische van
die mantels zijn de mouwen, heel wijd van
onderen uit loopend en met bont afgezet,
gevoerd met sprekend gekleurde zijde, gebor
duurd of met kralen bewerkt, zijn ze werke
lijk de voornaamste garneering van dit klee-
dingstuk waarin iedere vrouw haar persoonlij
ken smaak kan leggen. Ook aan de japonnen
speelt de mouw een groote rol. De mouw-
looze toiletten en de zeer korte mouwtjes ziet
men nog slechts bij avond dragen. Overdag
heeft men zoowel de lange, smalle mouwen
die met een puntje over de hand vallen als
de wijde pagodemouwen en de mouwen met
musketier-manchetten van leder.
Oarneeringen van gekleurd leer worden
overigens veel gezien. Ze vervangen het ge-
metaliseerd goud- en zilverleer, dat langzamer
hand een beetje te algemeen is geworden dan
dat voorname kleermakers 't nog gebruiken.
Daarentegen wordt de goudglans voor avond
toiletten nog zeer gewaardeerd. Men maakt
de japonnen minder op met borduursel en
kralen maar des te meer met zilver en goud
kant. We zagen bijv. een teer roze zijden
baltoilet met wijd uitstaanden rok. Deze was
geheel bezaaid met kleine gouden rozen.
Ook zwarte kant is zeer in de mode. Ze
is klassiek en kan op eiken leeftijd worden
gedragen. Toch zijn 't juist de jonge vrou
wen die bij voorkeur zwarte kant kiezen
oude dames vinden blijkbaar dat zwarte kant
haar oud maakt.
Zwarte avondjaponnen.
Zwart is overigens weer zeer in den smaak
voor avondtoiletten. Wie practisch is en
graag een japon heeft, die voor alle gelegen
heden te gebruiken is, kieze zwart fluweel.
Ge neemt korte mouwen en een rond uitge
sneden hals, van achteren iets langer dan van
voren. De japon heeft de slanke, aansluiten
de fourreau-lijn, tot aan de heupen. Beneden
de heupen heeft men moedig de schaar in de
stof gezet en van voren zoowel als van ach
teren driehoeken uitgeknipt, die men heeft
ingevuld met zwarte zijde of kant.
Bijjouterieën draagt men niet bij dit toilet,
wel bijv. een roode roos. Is er eenvoudiger
en toch chiquer geheel denkbaar?
Zuinig gebruik van bont.
We zijn niet naar ge laatste mode gekleed,
wanneer aan ons toilet het bont ontbreekt.
En toch is bont duur, zeer duur zelfs. Wilt
ge economisch te werk gaan met resten of
kleine stukjes mooi bont, draag dan op uw
mantel een fluweelen sjaal in dezelfde kleur
en versierde uiteinden met driehoeken bont
van afstekende kleur. Hoe dit staat kunt ge
op onze eerste teekening zien.
Onze tweede teekening toont u een moderne
mouw van een eigenaardig genre. Zij is ge
maakt van crêpe de chine en onder den elle
boog gegarneerd met verschillende rijen dikke
flueelen lussen.
Boekomslag.
Een handwerkje dat altijd de moeite en den
tijd waard is, is het vervaardigen van een
mooien boekomslag. Ieder, die van lezen
houdt, heeft er een noodig. Is het boek mooi,
in leer of prachtband gebonden zoo heeft men
graag een omslag ter bescherming van den
band. Is het boek daarentegen leelijk of ver
sleten, zoo wenschen we een omslag die de
fouten en gebreken van ons dierbare boek met
den mantel der liefde bedekt.
Een aardigen boekomslag maakt ge op de
volgende wijze. Ge neemt den omslag van
gekleurde, niet te donkere stof. In den boven
hoek naait ge met kleine steekjes een vierkant
van zwart satijn, waarop ge eenvoudige ge
ometrische figuren hebt geschilderd of gebor
duurd, in bonte kleuren, bijv. geel rood en
blauw, paars en oranje, een en ander volgens
uw persoonlijken smaak en in overeenstemming
met de kleur van den omslag.
WILHELM1NE.
Beste jongens en meisjes.
De oplossingen van de raadsels
van verleden week waren
1. Boterham (Oostzee, tarbot, em
mer, raam, hut, ar, m).
2. Zooals het klokje thuis likt,
tikt het nergens.
3. Valsch geld.
4. Naald en draad.
Nieuwe raadsels.:
0
X
O
0
X
O
0
X
0
0
X
0
O
X
O
O
X
O
O
X
O
O
X
O
O
X
O
O
X
O
O
X
O
O
X
O
Op de kruisjeslijn komt een woord
van 12 letters'te staan, dat een be
kend eiland noemt. Op den eersten
regel, vijl' letters, staat een ohmis-
baren drank, op den tweeden een
vrucht, op den derden een opper-
vlaktemaat, op den vierden een uit
roep, als we iemand aanroepen, op
den vijfden een uitroep van medelij
den, op den zesden een uitroep van
blijdschap, op den zevenden een
groote waterplas, op den achtsten
een boom, op den negenden een
vloeibare pudding, op den tienden
iets wat in de meeste vruchten zit,
op den elfden een verkorte meisjes
naam, op den twaalfden een ander
woord voor echtgenoot.
2. aaabbceeeijnnorv. Maak hier
van een bekende vrouwennaam uit
de vaderlandsche geschiedenis.
3. Welke schoenen passen aan
geen enkelen voet?
4. Welk dier wordt grooter, als
het onthoofd wordt?
OOM KAREL.
De gelukswortel.
Vervolg en Slot.
Den volgenden dag ging hij weer,
met den wortel zorgvuldig ingepakt
onder zijn arm, op stap. Hij wilde
nu een oude boer, die voor heel wijs
doorging, iom raad te vragen. Toén
Knolleman de deur inging, had die
oude boer juist van een van zijn
zoons een groote pot heerlijke ho
ning gekregen. Wat een fijne heer
lijke honing, zeide de oude boer in
zich zelf, liet is zuiver goud, zuiver
goud, dat er in dien pot zit.
Knolleman hoorde dat en dacht:
dat die woorden voor hem bedoeld
waren. O, dacht hij, ik zal zeker
een pot met goud in mijn akker vin
den. En vroolijk ging hij naar huis,
deed den wortel in een pot en be
groef dien weer in zijn akker. Den
volgenden dag zou hij hem opgraven
om te zien, of er werkelijk goud
in den pot getooverd was. Maar de
buurman van Knolleman, die
voor zoo'n groote som geld het veld
van den eerlijken boer gekocht had,
in de hoop dien schat in den grond
te vinden, had alles gezien. Hij had
zijn eigen veld tevergeefs omgespit
en nu dacht hij, dat Knolleman zijn
schat (weer terug had gehaald en hem
nu in zijn eigen land begroef. Hij
besloot dus dien volgenden nacht
in Knollemans veld te gaan graven
naar den schat, die daar zeker ver
borgen lag.
Toen het heelemaal donker was,
en de maan af en toe eens even om
een hoekje van een dikke wolk
kwam kijken, kroop de buurman van
Knolleman door de heg en begon
in Knolleman's akker te graven. Hij
spitte en spitte en vond maar niets.
En als soms de maan om een hoekje
keek, meende hij, dat de maan hem
hartelijk uitlachte. Dat maakte hem
boos en hij spitte nog harder dan
te voren. Hij verwoestte daardoor
al de planten en al het graan, die
er op Knolleman1 s akker groeiden.
Toen hij den heelen nacht gegraven
had en wel drie schöone zakdoeken
had gebruikt om alle zweetdruppel
tjes af te vegen, had hij niets gevon
den. De maan hield zich ook schuil,
zoodat hij bijna niets kon zien.
Daarom stak hij een lucifertje aan.
Maar door zijn opgewondenheid liet
hij de brandende lucifer vallen, net
op den hooiberg van baas Knolle
man. Die vloog dadelijk in brand.
De-vlammen laaiden hoog op en nu
was het heele veld verlicht. Maar
zoo had de booze buurman het niet
bedoeld. Baas Knolleman werd wak
ker yan den brandlucht, greep een
dikken knuppel en liep naar buiten.
Daar zag hij zijn buurman staan,
op zijn akker. Hij werd heel kwaad
en diende den brandstichter zoo n
pak slaag toe, dat hij in drie weken
niet op straat dorst komen.
Hij zag groen en geel. Maar met
dat alles was baas Knolleman nu
alles kwijt, zijn hooiberg, zijn graan,
al het gewas op zijn akker, alles.
Alleen den wortel had hij nog. Hij
groef den. pot op en bemerkte' tot
zijn groote teleurstelling, dat hij nog
net zoo was, als te voren. Goud
was er heelemaal niet te bekennen.
Maar nog gaf hij den moed niet op.
Hij besloot naar de stad te gaan en
daar een beroemd professor op te
zoeken, om hem te vragen, hoe hij
met zijn wortel goud zou kunnen
maken, of dat het misschien een on
gelukswortel was. De professor was
zoo knap, dat hij precies uit zijn
hoofd kon zeggen, hoeveel 3456792
keer 325368 was. Die moest het dus
zeker wel weten. Bovendien droeg
hij zoo'n lange baard en zoo'n ge
leerde professorsbril, dat er zeker
geen knapper man in het heele land
te vinden zou zijn. Knolleman liet
den wortel aan den knappen man
zien en vroeg: wat kan daar van
groeien, professor? De professor be
keek den wortel met een heel ge
leerd gezicht, rekende even vlug uit,
hoeveel 354278 keer 456329 is en zei
toen. Blaadjes, Knolleman kon zijn
ooren niet gelooven. Ja, zei de pro
fessor weer, blaadjes, want het is
een gewone paardenwortel.
Baas Knolleman was woedend. Nu
bezat hij heelemaal niets meer. Van
kwaadheid at hij den wortel met
huid en haar op. En toen moest hij
als boerenarbeider gaan werken, om
zijn broodje te verdienen.
Zoo zie je, beste kinderen, als je
iemand kwaad wilt doen, keert het
kwaad zich juist tegen je zelf. Houdt
dat maar goed in gedachten.
Groote sneeuwval en koude
Uit geheel Zwitserland wordt een hevige
sneeuwval gemeld.
In de hoogere berggedeelten heerscht
een sterke koude.
In groote deelen van Duitschland is het
weder plotseling omgeslagen, hetwelk op
vele plaatsen werd ingeleid door onweder
met hagelbuien, gevolgd door sneeuwval.
De storm richtte een buitengewoon groote
schade aan. Op vele plaatsen daalde de
temperatuur tot beneden 't nulpunt.
Volgens een telegram heeft Berlijn in
geen jaren zulk een winterweer, van
hevige sneeuwstormen vergezeld, beleefd.
Aanzienlijke schade werd aangericht.
Boomen werden ontworteld, een 8 meter
hoogen schoorsteen woei omver en sloeg
gaten in de daken van twee huizen.
De bliksem is op verscheidene plaatsen
ingeslagen.
Te Hamburg werden verscheidene schepen
van de touwen losgerukt. Rivierschepen
moesten stilliggen, daar zy wegens den
hoogen waterstand niet onder de bruggen
konden doorvaren.
Uit verschillende plaatsen van Fraukryk
wordt storm gemeld. Te St. Etienne en
Perpignan werd groote schade aangericht,
In verscheidene districten is sneeuw ge
vallen.
\Q—
Herige ontploffing te Prang
By het vervoeren van 31 kisten hand
granaten, viel in de Tischlergasse te Praag
een der kisten van den wagen, waardoor
het geheele transport ontplofte.
Er werden in de straat ontzettende
verwoestingen aangericht. Een aantal
huizen stortte in, anderen werden zwaar
beschadigd. De heele straat ligt vol puin-
hoopen. Twee soldaten werden aan stuk
ken gescheurd en tot op 100 meter af
stand vond men ledematen van hen terug.
Volgens officieele berichten, zouden 2
menschen gedood en 69 gewond zyn,
waaronder 63 licht, maar de bladen
spreken al van 26 dooden en meer dan
100 gewonden.
Een soldaat, die by de ontploffing tegen
woordig was, verteltHet was alsof plot
seling een hevige aardbeving plaats greep.
Er viel een regen van glassplinters op ons
neer. Op straat liepen menschen met
gescheurde kleeren en bloedende gezichten.
Eenige soldaten werden tegen de huizen
geslingerd en er vlogen stukken van men-
scheolichamen tot aan de bovenste ver
diepingen.
—.O—
Jfictiwslilail