Een reis naar Spanje.
Parlementair Overzicht.
Buitenland
Landhoiiwriiht'iek
Roerigheid in de Kamer. Plan
nen van „Oorlog". Het verdragj
met België. Geen opheffing van^
het totalisatorverbod. Steun aan,
de oud-gepensionneerden.
's Gravenhage 3 Juni.
Minister zijn is ook niet altijd een aan
genaam postje. Heeft hij het niet op te
nemen tegenover allerlei vragen over de
uitzonderlijkste onderwerpen van de zijde
van de Kamerleden zelf, dan staat er op
de publieke tribune wel iemand op, die
op zijn 2ij het dan ook extra-parlemen
taire manier den minister interpelleert.
Dat gebeurde dezer dagen. Plotseling werd
de Kamer namelijk verrast door den uit
roep: Ik beschuldig den minister van Ko
loniën van valschheid in geschrifte. Door
de schurkenstreken van Koloniën ben ik
geruïneerd. U heeft het afgehamerd. Ik
heb het gehoord.
Het was de Indische accountant Pijper,
die een aares had ingediend waarin hij
zich beklaagde over zijn Indische aansla
gen in de O-W-belasting en de daarop ge
volgde gijzeling. Maar er was nog niets
behandeld en zeker nog niets weggeha-
merd. Het adres moest nog aan de orde
komen. En terwijl de heer Pijper van de
tribune werd verwijderd, nam de Kamer
z.h.s. de conclusie van de Kamercommissie
(om tot ide orde van den dag bver te gaan)
aan. De heer Pijper had te vroeg gepijpt.
Die conclusies van kamercommissies
schenen op de gemoederen te werken
als een roode lap op een stier. Zoo bijv.
die in zake de schade vergoeding van de
Naarderkweekers. Daarbij werd de minis
ter uitgenoodigd, ten spoedigste de door
een commissie vastgestelde schade uit te
keeren. (Het gaat hier om schade veroor
zaakt aan gronden, bij de voorbereiding
van de inundatie in den mobilisatietijd.)
De minister kon de conclusie niet aanvaar
den. Toen begon de heer Duys '(s d.a.p.)
uit te pakken. De Kamer liet zich be-
heerschen door een paar ambtenaren van
„Oorlog". Deze dicteerden den minister.
En de cijfers van het Rapport-Woltman
over de Zuiderzeestanden waren allen
valsch. En ze waren nu niet meer te
vinden, verdonkeremaand waren ze op
„Oorlog". De heer v. Dijk (a.r.) de oud
minister van Oorlog, protesteerde tegen de
aantijgingen omtrent valsche cijfers. Ja,
ja, vond de heer de Visser (c.h.) maar hoe
staat het nu met die verduisterde stukken
op „oorlog".? Is dat waar? Dat wilde
spr. wel eens pertinent hooren. Maar de
minister moet nog eerst de zaak onder
zoeken. Dus werden de besprekingen over
de schadeloosstellingskwestie eenigen tijd
uitgesteld. De Minister gaat informeeren.
Als het dan maar vlug gebeurde, wenschte
de heer de Visser (c.h.) nog.
Nog een greep uit de wijdloopige ka
merbesprekingen. Bij „Oorlog" kwam de
motie Dresselhuijs in zake de oud-gepen
sionneerden aan de orde. Eigenlijk, vond
de minister, was de motie overbodig. Om
dat de regeering beoogde een bijslag op
de pensioenen te geven. Reeds was een
wetsontwerp aanhangig, waarbij de moge
lijkheid van voorzieningen is getroffen.
Ten slotte werden minister en Kamer
liet eens en werd de motie gewijzigd
in: „de Kamer, van oordeel dat thans
maatregelen moeten worden genomen om
te geraken tot een verbetering van den toe
stand van een deel der oud-gepension
neerden en hun weduwen en weezen,
gaat, enz." De minister gaf ook nog
een uiteenzetting van zijn militaire plannen.
De hospitalen van Venlo en Harderwijk
zouden worden opgeheven, de luchtstrijd
krachten samengevoegd, de artillerie ge
reorganiseerd, maar, hoezeer de minis
ter ook voor bezuiniging voelde, zijn be
zuiniging, vooral op het vestingstelsel,, zou
niet groot kunnen zijn. En op aanschaf
fing van oorlogsmateriaal zou heelemaal
niet bezuinigd worden.
De zoo belangrijke kwestie van het Bel-
gisch-Nederlandsch verdrag is door de
Kamer nog niet in openbare zitting ter
hand genomen. Door den heer van Vuu-
ren (r.k.) werd namelijk namens de com
missie van Rapporteurs de wenschelijkheid
geuit, het betrokken wetsontwerp op
nieuw naar de afdeelingen te zenden, om
dat verleden jaar meer dan een kwart van
de leden niet aan het afdeelingsonderzoek
deelnam, in verband met de verkiezingen.
Het was misschien wel teleurstellend voor
de regeering, maar het was nu eenmaal
noodzakelijk, in verband met de nadere
uiteenzettingen en het additioneele pro
tocol. En dus besloot de Kamer z.h.s.
in dien geest. Eveneens z.h.s. werd het be
langrijke wetsontwerp strekkende tot het in
leven roepen van een vergunningsstelsel
voor autobusdiensten, aangenomen. Ver
schillende ontwerpen (o.a. de weeldebe-
lastingontwerpen, wegbelasting, enz.) wer
den in handen van commissies van voorbe
reiding gesteld. De Indische leeningwetten
en het ontwerp tegen dubbele belasting
voor het scheepvaartbedrijf werden z.h.s.
aanvaard. -
En dan: de totalisator. De heer v. Rap-
pard verdedigde zijn motie tot opheffing
van het totalisatorverbod van 1911. De
paardenfokkerij ging steeds meer achter
uit, de export leed er sterk onder en staat
nagepp' oeg geheel stil. Maar de Kamer
wi'niets van hooren. De heer van
Vuuren (r.k.) verklaarde een nog grooter
tegenstander van den totalisator te zijn,
dan in 1911. Men vreesde toen verschil
lende kwade gevolgen en die zijn uitge
bleven. De totalisator moedigde maar wed
den aan en bracht kleine luyden in de
verleiding, hun geld te verspelen. Ook de
heer v. d. Heuvel (a.r.) alsmede de heer
Albarda (s.d.) spraken zich tegen het
opheffingsvoorstel uit. En minister Don-
ner verklaarde, dat afgezien van de sfeer
in de Kamer, van hem geen voorstel tot
afschaffing van het verbod is te wachten,
daar hij geen reglementeering van het
kwaad wenscht. En zoo verwierp de Ka
mer met 60 tegen 9 stemmen de motie-
Rappard.
Dan nam de Kamer nog z.h.s. aan het
wetsontwerp tot voortzetting van de be
taling der uit de middelen van het Kon.
Nationaal Steuncomité gekweten bijslagen
op renten der Rijksverzekeringsbank, en
met 41 tegen 34 stemmen een motie van
Gijn (v.b.) strekkende tot uitkeering aan
oud-gepensionneerden, die daaraan be
hoefte hebben.
POLITICUS.
VIII.
De Spanjaarden zetten echter dit tuitje
niet aan den mond. Neen, zij nemen den
kruik met beide handen, heffen haar op
eenigen afstand van zich hoog op, zetten
den mond wijd open en laten het water
straaltje zoo in den mond loopen. Het
is zeer hygiënisch, want op die wijze
komt niemand met zijn lippen aan den
kruik, 't Vereischt echter eenige vaardig
heid en ervaring. In onze hotelkamer ston
den ook dergelijke kruiken op de tafel.
Mijn vriend zou het ook eens probeeren,
Het gevolg was dat het water niet in zijn
mond, maar met stralen -in zijn hals te
recht kwam. Een tweede proef leidde
er toe, dat zijn geheele gezicht besproeid
werd en toen het tenslotte lukte de kruik
ineens in de juiste houding over te zetten
en de straal water precies in zijn mond
verdween, kon hij het niet zoo gauw ver
zwelgen en stikte hij bijna in "het teveel
aan water. In zijn schrik dacht hij er
niet aan de kruik onmiddellijk in een
rechten stand te houden, waardoor hij
zijn geheele kleeren nog met water over
goot.
Mij verging het al niet beter, doch ik
was zoo voorzichtig geweest eerst een
handdoek om mijn hals te knoopen en
een als servet te laten dienst doen. Na
deze mislukte experimenten hebben we
er evenwel maar van afgezien die kruiken-
drinkerij te leeren en wanneer we be
hoeften hadden aan water dan slurpten
wij maar onhygiënisch aan het kleine tuit
je, want och, de Spanajarden deden het
toch anders, dus voor ons was het geen
bezwaar het wel te doen.
In de treinen derde klas gaat het er ge
moedelijk langs. Soldaten boden ons broe
derlijk sigaretten aan, die losgemaakt en
een ander papiertje moesten opgerold wor
den, teneinde de kwaliteit er van te ver
beteren. Tom was een liefhebber van si
garetten en wilde het vriendelijke aanbod
niet afslaan, maar kon met geen mogelijk
heid de losse tabak in het dunne papiertje
rollen zoodanig dat het den oorspronke
lijke» vorm van een sigaret weer kreeg.
Maar de soldaten waren behulpzaam, rol
de ze met een meewarig gezicht over
zooveel onkunde voor hem op en hij
had dus niets te doen dan ze op te roo-
ken. Na een paar flinke halen begon hij
evenwel vieze gezichten te trekken en zei
dat hij nog nooit zulk smerig tuig gerookt
had als dit. Ook mij boden ze sigaretten
aan, maar na veel gebaren en verwijzin
gen naar maag en hoofd wist ik hen
te doen begrijpen, dat ik geen rooker was
en ik er niet tegen kon. Niettegenstaande
moest ik er toch nemen en desnoods
maar in mijn zak steken, wat ik dan ook
deed. Want iets weigeren gevoelen de
trotsche Spanjaarden haast als een belee-
diging.
Later zaten wij in een andere coupé,
bezet met allerlei soort van volk. Niet
lang duurde het of van onder de banken
werden mandjes en korfjes opgediept en
een algemeenen maaltijd begon. Een zware
etenslucht van sterke kaas, visch en spek
hing weldra om ons heen. Een oude man
zat ijverig zijn sardientjes in blik naar
binnen te werken. Hij greep de vischjes
zoo maar met de vingers uit het vette blik
je, zoodat de olie over zijn baard drupte.
Met een uitnoodigend gebaar hield hij
er ons ook een voor. Wij dankten even
wel met een beslist afwerend „gratie
signore".
Even later een andere aanbieding, een
stukje heerlijke bloedworst. De toestand
werd ernstig. Dan kwam er een flesch
wijn voor den dag. Een donker ruw
uitziende kerel had haar bij zich en gaf
haar over aan zijn buurman. Deze deed
er zich aan te goed en gaf de flesch,
door aan nummer drie, die ook lang en
behagelijk klokte, terwijl zijn vuile snorre-
baard als vleugels over den hals van 71e
flesch hingen. Een jong meisje volgde
zonder aarzelen, zoog ook van de flesch.
Dan nog een vuil en haveloos uitziende
moeder, die zoo juist haar jongste spruit
natuurlijke voeding had verschaft en geen
tijd meer kon vinden haar kleeren in
orde te brengen en de beurt was aan ons,
Met ongerustheid hadden wij de flesch
zien naderen. Allen hadden gedronken zon
der dat ook maar één even den hals van
de flesch wat afgeveegd had. We sloten
de oogen en deden of we er niet waren.
„Caballero" hoorden we. Wij maakten
een afwerende beweging, schudde van
neen. Royale gebaren, als van pak maar
aan hoor, geneer je niet, 'tis lekker.
Wij zeiden gratie senor, gratie, nog hiel
den zij vol ons meelijdend aanziend, dron
gen nog erger aan, doch wij waren stand
vastig, de verleiding was groot, zooals
te begrijpen is, maar de flesch ging ons
tenslotte toch voorbij. Doch nu was er
geen vriendelijkheid meer, maar spot en
nijd is hun toon als zij hun donkere
blikken over ons lieten gaan.
We waren wat blij toen alles weer in
de doosjes en mandjes was opgeborgen en
wij geen bezoeking van dien aard meer
hadden te vreezen.
Het schijnt een volksgewoonte van den
Spanjaard te zijn, om voordat hij zelf
aan zijn maaltijd begint, zijn buurman
daarvan te offreeren. Verschillende malen
hadden we het genoegen mee te kunnen
deelen als we wilden in hetgeen zooal
gegeten en gedronken werd.
Alleen wanneer ons druiven werden aan
geboden wilden we hen niet teleurstel
len en namen er, van om hen genoegen
te doen. Het doet den in den aardtrot-
schen Spanjaard goed, wanneer de vreem
deling zijn gaven niet versmaad.
Bijna altijd werden ze dan spraakzaam
en trachtten hun nieuwsgierigheid door
allerlei vragen te bevredigen. Waar we
wel vandaan kwamen? Van Holland.
Olland,? daar hadden ze nooit van ge
hoord. Ze konden zelfs den naam niet
uitspreken. Van Nederland dan. Zij pro
beeren dit woord na te zeggen, maar
konden het niet, en maakten zulke rare
keelgeluiden dat we dikwijls zaten te
schokken van het lachen. Iets meer ont
wikkelden deden of zij het wel wisten en
meenden dan dat wij deel van Engeland
waren. Dat Holland een land op zich
zelf was en dat wij de Hollandsche taal
spraken, dat was hen niet aan het ver
stand te brengen. Zij wisten niet anders
of Holland was een deel van Engeland
en daar bleven ze bij. Mijn vriend deed
zijn best om het hen duidelijk te maken
en liet hen een kaart van Europa zien.
Ja, ja, nu hadden zij het volkomen be
grepen. Even later klonk echter de vraag
of wij uit Londen kwamen.
Toen hebben wij den moed laten zakken
en waren voortaan Engelschen, Amerika
nen of Franschen precies zooals ze het
dachten of graag hadden.
Later in Africa onder de Arabieren
zeiden we soms voor de grap dat we
Chineezen waren, en ook dat werd, hoe
wel met eenige ajarzeling aangenomen.
De treinen zijn 's avonds buitengewoon
slecht verlicht. Men kan elkaar ternau
wernood zien zitten. Een courant lezen
of dergelijke, daar is meestal geen sprake
van. Eenige kleine oliepitjes moeten een
heele wagen verlichten.
De spoorwagens zijn vuil en smerig en
weinig geriefelijk ingericht. In sommige
wagens waren zelfs geen bagagenetten,
doch enkel eenige groote haken waar de
bagage kon worden opgehangen. Deze
wagens waren ook zeer laag gebouwd.
De coupéraampjes konden meestal niet
open of dicht, ofwel de ruiten waren stuk.
Het reizen is in Spanje dan verre van
aangenaam.
GRENADA.
Na een geweldige spoorreis bereikten
we midden in den nacht Grenada, al een
van de merkwaardigste steden van Spanje.
Stad van 80.000 inwoners, gelegen aan
den voet van een hoog gebergte, de Sierra
Nevada.
Het geheel is gebouwd op drie heuvels
aan de twee oevers van de „Darro" en
heeft den vorm van een geopenden gra
naatappel. Vandaar dan ook den naam
van Grenada.
's Morgens waren we reeds vroeg in
de weer. De zon straalde en schitterde
aan den blauwen hemel. 'tWas warm,
broeierig heet. We gingen op zoek naar
het wereldberoemde „Alhambra", het fraai
ste Moorsche gebouwencomplex van ge
heel Spanje, gegrondvest reeds in 1232.
Het moest liggen hoog op een heuvel,
omgeven door een ravijn, afgesloten en
bijeengehouden door een gordel van muren
en torens.
We dwaalden door oude versleten straat
jes, met huizen en gebouwtjes die tegen
elkaar aanleunden, als vermoeid en ter
neergeslagen van den strijd tegen den
tand des itijrfs, brokkelig jen vervallen.
De bewoners gluurden met loerende
blikken door de havenlooze en gebroken
ruiten of traden naar buiten, brutaal
lachend ons aanstarend alsof we wonder
dieren waren. Vuile vrouwen en half
naakte smerige kinderen hielden de han
den op en drongen zich aan ons op,
een geldstuk vragend, volgden ons op
de hielen, niet loslatend hun prooi. Pro
beerden ongemerkt tegen je aan te loopen
om in je zakken te grijpen, boden aller
lei rommel te koop aan en waren in staat
tot alles wat je ze maar vragen wou,
Om even van de armzalige bende af
te zijn, wierpen we eenige koperstukken
tusschen hen, wat een verwoed gevecht
deed ontstaan. Als roofdieren vochten zij,
rolden door elkaar, gilden en schreeuw
den en ontnamen elkaar met geweld den
buit. Wij liepen door, mooie donkere
vrouwen voor de ramen haast niet ofwel
opzichtig en bont gekleed wenkten ons,
trachtten ons aan te halen. In de open
staande deuren vertoonden zich wijven,
veelbeteekenend op hun dochtertjes van
14, 15 jaar wijzend, gitzwartoogige mooie
meisjes, met verwilderd ravenzwart haar
en haar kleurige gezichtjes, waarop de
stempel der ondeugd reeds uitgedrukt
stond.
Afschuwelijke, vuile bedelaars overal, als
gieren azend op een prooi. Op allerlei
zoetsappige manieren trachtten ze je te
bewegen wat te geven en als dat niet
lukt, dan komt het los. Vreeselijke ver-
wenschingen uitbrakend, hoonen en be
spotten zij den vreemdeling. We Kwamen
in betere straten, in mooie schilderachtige
wijken en eindelijk daar voor ons, aan
de overzijde van de slijkerige rivier, hoog
vanuit het ravijn oprijzend, daar lag op
groene heuvels een groep van gebouwen.
Burchttoren vierkant, muren zwaar en hoe
kig.
Voor ons lag het beroemde Alham
bra, het doel en de hoogste verwachting
van eiken reiziger in Spanje. Het valt
niet te ontkennen dat het ons tegen viel.
Wat we gedacht hadden te zien, wisten
we niet recht, maar in geen geval die
zware torens en muren, die deden nu hee
lemaal niets aan fijne Moorsche kunst
denken. Maar toch lag het daar, zooals
't was. Schitterend mooi tegen den achter
grond van liooge bergen, „de Sierra Ne
vada" met den „Gerra Muiharem" van
3180 Meter in het midden, den top be
dekt met sneeuw en ijs, glinsterend en
schitterend in de stralende zon. Daarbo
ven de eeuwige sneeuw en beneden een
warmte die afmatte en vermoeiden.
Hoog van die bergen klaterden beek
jes, wegglippend door rotsspleet en ra
vijn, lager dalend in grillige bocht, sprin
gend van rots op rots, bereikend plaatsen
waar het goudgroen tiert, besproeiend
alzoo de bosschen en velden. Daardoor
is hier al die weelde van bosch en groen
mogelijk.
We liepen terug om den ingang van het
Alhambra te bereiken. Een oude, zware
verstingpoort, versierd met drie gespleten
granaatappels gaf toegang. Men passeert
een gewoon olmenbosch, beekjes stroo
men helder water naar de laagte. Wat
verder een mooie monumentale fontein
en dan de groote zware poort, den drem
pel van het groote Moorsche slot. Een
steigende weg leidt naar een plein, om
ringt door gebouwen. Hier moeten wij
zijn. We kijken uit naar iets dat er uit
ziet dat het beroemd kan zijn. Maar geen
van de gebouwen wijst er uiterlijk op.
verwijst ons naar den ingang en we stap
pen binnen. Hier merken we dra dat
hier toch wel iets te zien zal zijn als
nergens elders. Wij betreden het „cour
des Myrtos" en komen in de zaal van
de Ambassadeurs.
(Wordt vervolgd.)
LEVEND VERBRAND.
Te Rockford (Illinois) hebben 5 vrou
wen den dood gevonden in de vlammen
tijdens een brand in een automobielenfa-
briek. Elf andere vrouwen liepen ernstige
brandwonden op.
o—
VLIEGTUIG-ONGELUKKEN.
Op het vliegveld Dutzweiler is een Ford
vliegtuig, dat kunstvluchten uitvoerde, uit
geringe hoogte neergestort. De piloot en
de waarnemer waren onmiddellijk dood.
Op het Griemermee* (Mecklenburg)
botsten een watervliegtuig en een roei
boot tegen elkaar. De beide roeiers wer
den zwaar gewond, de piloot en de waar
nemer licht.
Onkrnidbestrijding door Kainiet
„De schade, door onkruiden aangericht
is jaarlijks zeer belangrijk. Wanneer
dus de strijd tegen de onkruiden wordt
aangebonden is dit in 't grootste belang
van den Landbouw."
Met deze woorden begint de Heer D.
Stieltjes, in zijn boek over „Plantenziek
ten en onkruiden" zijn verhandeling
over Onkruiden
Al stond er in dat boek, uitgegeven
bij P. Noordhoff te Groningen in 1925,
buiten dat hoofdstuk, niets anders dat
voor den landbouwer bebartigingswaar-
dig was, dan nog was het waard, door
alle boerengezinnen te worden gekocht
Er staat echter nog heel wat meer in 1
En alles, van praktisch belang I Daarbij
is de prijs laag, slechts f 3.50, gebonden
Niet sterk genoeg kan ik dan ook alle wei
en bouw-boeren tot koopen aansporen
In de onderstelling dat alle belang
hebbenden Plantenziekten en onkruiden
zullen aanschaffen, bespreken we niet I
1° de schade door onkruiden aange
richt.
2° de soorten van onkruiden.
3° de verschillende mogelijkheden van
bestrijding door cultuurmaatrege'en.
Alleen willen we iets vertellen, van
de onlcruidbestrijding door kainiet I
Ook daar omtrent is in het boek van
„Stieltjes", het een en ander te lezen
„Elke onkruid bestrijding is in het
grootste belang van den Landbouw schre
ven we bij het begin.
Al reed3 daardoor is bet gebruik van
kainiet door vernietiging van onkruid
dus van zijn bestaansrecht verzekerd!
Doch al heeft een middel recht van
bestaan, het moet voor de toepassing
ook doeltreffend zijn en economisch in
zijn gebruik 1
Dat nu heeft kainiet al eenige jaren
achtereen, bij honderden in den lande
bewezen
Doch evenals alle middelen, moet ook
kainiet met verstand, volgens de voor
schriften gebruikt worden
Men moet beginnen met te koopen
speciaal voor dit doel geprepareerd Jijnge-
malen kainiet
Denk daar vooral om I Het is dan
een tot stof vermalen poeder, dat, om
het vochtig (en daardoor hard) worden
tegen te gaan, wordt vermengd met kie-
zelgoer 1 (Kiezel gur)
Verder moet men zorgen het tijdig in
zijn bezit te hebben
Men moet het uit kunnen strooien
als de omstandigheden, daarvoor gun
stig zijn
De fijngemalen kainiet moet nu over
de graangewassen worden uitgestrooid,
als 's morgens alles nat is van den dauw,
en men vermoeden mag dat er een mooie
zonnige dag volgen zal.
Daarbij heeft men de meeste kans op
een doeltreffende vernietiging van de
onkruidplanten, als met uitstrooit, op
het oogenblik, dat de herik, wilde mos
terd, wikke, winde korenbloemen enz.
nog jong zijn.
Liefst moet het gebeuren als die plan
ten nog maar 25 blaadjes hebben, dat
is in den regel omstreeks de eerste we
ken van deze maand
Daar alles dit jaar zoo vroeg aan den
groei is, mag men daarmee wel terdege
rekening houden bij zijn inspectie, over
de vaststelling van het meest gewenschte
tijdstip.
Voor sommigen is het misschien niet
recht duidelijk waarom de kainiet wel
de onkruiden en niet de tarwe, haver,
rogge of gerst doodt of verminkt tot
stervens toe
Toch is dat voor ieder gemakkelijk te
begrijpen. Bezie slechts de bladeren van
beide plantengroepen, De onkruiden
hebben behaarde bladen en de graan-
planten niet!
Zoodoende blijft de dauw op de on
kruiden in fijne druppeltjes hangen tus
schen en aan de haartjes, en ziet men
aan de graanplanten de dauw tot drup
pels verdicht aan de toppen der blaad-
Het stoffijn kainiet valt bij uitstrooing
nu, zoowel op de cultuur- als de on
kruidplanten. Doch veel meer blijft er
op de laatste, dan op de eerste de blaad
jes bedekken.
Komt nu de zon helpen het dauwwa
ter te verdampen, dan wordt de ont
stane oplossing op de blaadjes der on
kruiden zoo sterk, dat ze de cellen doodt.
De blaadjes gaan slap hangen en ver
dorren na verloop van eenige dagen.
De meesten en als men alles mee heeft
gehad, zoo goed als alle, geraakte plan
ten gaan ten gronde
Op het eerste gericht lijkt het soms,
dat de graanplanten ook danig geleden
hebben. Aan de toppen hangt immers
ook water, waar in de kainiet opgelost
is. Doch die schade is maar schijnbaar,
en het verschijnsel van doode punten en
sommige slappe blaadjes is van korten
duurHet gewas begint al spoedig
flink door te groeien, vaak ook mede,
door de te gelijk toegediende kalibemes
ting!
Ieder, die vermoedt in zijn granen veel
onkruid te krijgen, leve, in voorzorg
Schaf u fijngemalen kainiet aanPer
H. A. is in den regel noodig plm. 1000
K.G. 1 De kosten daarvan zijn gering
in verhouding, met, wat een door onkrui
den mislukte oogst u kost
Wil u nog nadere voorlichting, onder-
geteekende is daartoe gaarne bereid, als
mede tot het verstrekken van adressen,
waarfijngemalen kainiet voor onkruid-
bestrijding, te verkrijgen is 1
F. C. HUIJSER
LandbouwoDderwijzer
Woudrichem.
De uitvoer van geslacht vee naa-
Engeland is verboden
—o—
Kainiet is een doeltreffendeconomisch
middel voor bestrijding van een groot aan
tal onkruidplanten in granen en voor dis
tels en brandnetels in weiden!
jpo I