Een reis naar Spanje. Parlementair Overzicht. Buitenland Landhoiiwriiht'iek Roerigheid in de Kamer. Plan nen van „Oorlog". Het verdragj met België. Geen opheffing van^ het totalisatorverbod. Steun aan, de oud-gepensionneerden. 's Gravenhage 3 Juni. Minister zijn is ook niet altijd een aan genaam postje. Heeft hij het niet op te nemen tegenover allerlei vragen over de uitzonderlijkste onderwerpen van de zijde van de Kamerleden zelf, dan staat er op de publieke tribune wel iemand op, die op zijn 2ij het dan ook extra-parlemen taire manier den minister interpelleert. Dat gebeurde dezer dagen. Plotseling werd de Kamer namelijk verrast door den uit roep: Ik beschuldig den minister van Ko loniën van valschheid in geschrifte. Door de schurkenstreken van Koloniën ben ik geruïneerd. U heeft het afgehamerd. Ik heb het gehoord. Het was de Indische accountant Pijper, die een aares had ingediend waarin hij zich beklaagde over zijn Indische aansla gen in de O-W-belasting en de daarop ge volgde gijzeling. Maar er was nog niets behandeld en zeker nog niets weggeha- merd. Het adres moest nog aan de orde komen. En terwijl de heer Pijper van de tribune werd verwijderd, nam de Kamer z.h.s. de conclusie van de Kamercommissie (om tot ide orde van den dag bver te gaan) aan. De heer Pijper had te vroeg gepijpt. Die conclusies van kamercommissies schenen op de gemoederen te werken als een roode lap op een stier. Zoo bijv. die in zake de schade vergoeding van de Naarderkweekers. Daarbij werd de minis ter uitgenoodigd, ten spoedigste de door een commissie vastgestelde schade uit te keeren. (Het gaat hier om schade veroor zaakt aan gronden, bij de voorbereiding van de inundatie in den mobilisatietijd.) De minister kon de conclusie niet aanvaar den. Toen begon de heer Duys '(s d.a.p.) uit te pakken. De Kamer liet zich be- heerschen door een paar ambtenaren van „Oorlog". Deze dicteerden den minister. En de cijfers van het Rapport-Woltman over de Zuiderzeestanden waren allen valsch. En ze waren nu niet meer te vinden, verdonkeremaand waren ze op „Oorlog". De heer v. Dijk (a.r.) de oud minister van Oorlog, protesteerde tegen de aantijgingen omtrent valsche cijfers. Ja, ja, vond de heer de Visser (c.h.) maar hoe staat het nu met die verduisterde stukken op „oorlog".? Is dat waar? Dat wilde spr. wel eens pertinent hooren. Maar de minister moet nog eerst de zaak onder zoeken. Dus werden de besprekingen over de schadeloosstellingskwestie eenigen tijd uitgesteld. De Minister gaat informeeren. Als het dan maar vlug gebeurde, wenschte de heer de Visser (c.h.) nog. Nog een greep uit de wijdloopige ka merbesprekingen. Bij „Oorlog" kwam de motie Dresselhuijs in zake de oud-gepen sionneerden aan de orde. Eigenlijk, vond de minister, was de motie overbodig. Om dat de regeering beoogde een bijslag op de pensioenen te geven. Reeds was een wetsontwerp aanhangig, waarbij de moge lijkheid van voorzieningen is getroffen. Ten slotte werden minister en Kamer liet eens en werd de motie gewijzigd in: „de Kamer, van oordeel dat thans maatregelen moeten worden genomen om te geraken tot een verbetering van den toe stand van een deel der oud-gepension neerden en hun weduwen en weezen, gaat, enz." De minister gaf ook nog een uiteenzetting van zijn militaire plannen. De hospitalen van Venlo en Harderwijk zouden worden opgeheven, de luchtstrijd krachten samengevoegd, de artillerie ge reorganiseerd, maar, hoezeer de minis ter ook voor bezuiniging voelde, zijn be zuiniging, vooral op het vestingstelsel,, zou niet groot kunnen zijn. En op aanschaf fing van oorlogsmateriaal zou heelemaal niet bezuinigd worden. De zoo belangrijke kwestie van het Bel- gisch-Nederlandsch verdrag is door de Kamer nog niet in openbare zitting ter hand genomen. Door den heer van Vuu- ren (r.k.) werd namelijk namens de com missie van Rapporteurs de wenschelijkheid geuit, het betrokken wetsontwerp op nieuw naar de afdeelingen te zenden, om dat verleden jaar meer dan een kwart van de leden niet aan het afdeelingsonderzoek deelnam, in verband met de verkiezingen. Het was misschien wel teleurstellend voor de regeering, maar het was nu eenmaal noodzakelijk, in verband met de nadere uiteenzettingen en het additioneele pro tocol. En dus besloot de Kamer z.h.s. in dien geest. Eveneens z.h.s. werd het be langrijke wetsontwerp strekkende tot het in leven roepen van een vergunningsstelsel voor autobusdiensten, aangenomen. Ver schillende ontwerpen (o.a. de weeldebe- lastingontwerpen, wegbelasting, enz.) wer den in handen van commissies van voorbe reiding gesteld. De Indische leeningwetten en het ontwerp tegen dubbele belasting voor het scheepvaartbedrijf werden z.h.s. aanvaard. - En dan: de totalisator. De heer v. Rap- pard verdedigde zijn motie tot opheffing van het totalisatorverbod van 1911. De paardenfokkerij ging steeds meer achter uit, de export leed er sterk onder en staat nagepp' oeg geheel stil. Maar de Kamer wi'niets van hooren. De heer van Vuuren (r.k.) verklaarde een nog grooter tegenstander van den totalisator te zijn, dan in 1911. Men vreesde toen verschil lende kwade gevolgen en die zijn uitge bleven. De totalisator moedigde maar wed den aan en bracht kleine luyden in de verleiding, hun geld te verspelen. Ook de heer v. d. Heuvel (a.r.) alsmede de heer Albarda (s.d.) spraken zich tegen het opheffingsvoorstel uit. En minister Don- ner verklaarde, dat afgezien van de sfeer in de Kamer, van hem geen voorstel tot afschaffing van het verbod is te wachten, daar hij geen reglementeering van het kwaad wenscht. En zoo verwierp de Ka mer met 60 tegen 9 stemmen de motie- Rappard. Dan nam de Kamer nog z.h.s. aan het wetsontwerp tot voortzetting van de be taling der uit de middelen van het Kon. Nationaal Steuncomité gekweten bijslagen op renten der Rijksverzekeringsbank, en met 41 tegen 34 stemmen een motie van Gijn (v.b.) strekkende tot uitkeering aan oud-gepensionneerden, die daaraan be hoefte hebben. POLITICUS. VIII. De Spanjaarden zetten echter dit tuitje niet aan den mond. Neen, zij nemen den kruik met beide handen, heffen haar op eenigen afstand van zich hoog op, zetten den mond wijd open en laten het water straaltje zoo in den mond loopen. Het is zeer hygiënisch, want op die wijze komt niemand met zijn lippen aan den kruik, 't Vereischt echter eenige vaardig heid en ervaring. In onze hotelkamer ston den ook dergelijke kruiken op de tafel. Mijn vriend zou het ook eens probeeren, Het gevolg was dat het water niet in zijn mond, maar met stralen -in zijn hals te recht kwam. Een tweede proef leidde er toe, dat zijn geheele gezicht besproeid werd en toen het tenslotte lukte de kruik ineens in de juiste houding over te zetten en de straal water precies in zijn mond verdween, kon hij het niet zoo gauw ver zwelgen en stikte hij bijna in "het teveel aan water. In zijn schrik dacht hij er niet aan de kruik onmiddellijk in een rechten stand te houden, waardoor hij zijn geheele kleeren nog met water over goot. Mij verging het al niet beter, doch ik was zoo voorzichtig geweest eerst een handdoek om mijn hals te knoopen en een als servet te laten dienst doen. Na deze mislukte experimenten hebben we er evenwel maar van afgezien die kruiken- drinkerij te leeren en wanneer we be hoeften hadden aan water dan slurpten wij maar onhygiënisch aan het kleine tuit je, want och, de Spanajarden deden het toch anders, dus voor ons was het geen bezwaar het wel te doen. In de treinen derde klas gaat het er ge moedelijk langs. Soldaten boden ons broe derlijk sigaretten aan, die losgemaakt en een ander papiertje moesten opgerold wor den, teneinde de kwaliteit er van te ver beteren. Tom was een liefhebber van si garetten en wilde het vriendelijke aanbod niet afslaan, maar kon met geen mogelijk heid de losse tabak in het dunne papiertje rollen zoodanig dat het den oorspronke lijke» vorm van een sigaret weer kreeg. Maar de soldaten waren behulpzaam, rol de ze met een meewarig gezicht over zooveel onkunde voor hem op en hij had dus niets te doen dan ze op te roo- ken. Na een paar flinke halen begon hij evenwel vieze gezichten te trekken en zei dat hij nog nooit zulk smerig tuig gerookt had als dit. Ook mij boden ze sigaretten aan, maar na veel gebaren en verwijzin gen naar maag en hoofd wist ik hen te doen begrijpen, dat ik geen rooker was en ik er niet tegen kon. Niettegenstaande moest ik er toch nemen en desnoods maar in mijn zak steken, wat ik dan ook deed. Want iets weigeren gevoelen de trotsche Spanjaarden haast als een belee- diging. Later zaten wij in een andere coupé, bezet met allerlei soort van volk. Niet lang duurde het of van onder de banken werden mandjes en korfjes opgediept en een algemeenen maaltijd begon. Een zware etenslucht van sterke kaas, visch en spek hing weldra om ons heen. Een oude man zat ijverig zijn sardientjes in blik naar binnen te werken. Hij greep de vischjes zoo maar met de vingers uit het vette blik je, zoodat de olie over zijn baard drupte. Met een uitnoodigend gebaar hield hij er ons ook een voor. Wij dankten even wel met een beslist afwerend „gratie signore". Even later een andere aanbieding, een stukje heerlijke bloedworst. De toestand werd ernstig. Dan kwam er een flesch wijn voor den dag. Een donker ruw uitziende kerel had haar bij zich en gaf haar over aan zijn buurman. Deze deed er zich aan te goed en gaf de flesch, door aan nummer drie, die ook lang en behagelijk klokte, terwijl zijn vuile snorre- baard als vleugels over den hals van 71e flesch hingen. Een jong meisje volgde zonder aarzelen, zoog ook van de flesch. Dan nog een vuil en haveloos uitziende moeder, die zoo juist haar jongste spruit natuurlijke voeding had verschaft en geen tijd meer kon vinden haar kleeren in orde te brengen en de beurt was aan ons, Met ongerustheid hadden wij de flesch zien naderen. Allen hadden gedronken zon der dat ook maar één even den hals van de flesch wat afgeveegd had. We sloten de oogen en deden of we er niet waren. „Caballero" hoorden we. Wij maakten een afwerende beweging, schudde van neen. Royale gebaren, als van pak maar aan hoor, geneer je niet, 'tis lekker. Wij zeiden gratie senor, gratie, nog hiel den zij vol ons meelijdend aanziend, dron gen nog erger aan, doch wij waren stand vastig, de verleiding was groot, zooals te begrijpen is, maar de flesch ging ons tenslotte toch voorbij. Doch nu was er geen vriendelijkheid meer, maar spot en nijd is hun toon als zij hun donkere blikken over ons lieten gaan. We waren wat blij toen alles weer in de doosjes en mandjes was opgeborgen en wij geen bezoeking van dien aard meer hadden te vreezen. Het schijnt een volksgewoonte van den Spanjaard te zijn, om voordat hij zelf aan zijn maaltijd begint, zijn buurman daarvan te offreeren. Verschillende malen hadden we het genoegen mee te kunnen deelen als we wilden in hetgeen zooal gegeten en gedronken werd. Alleen wanneer ons druiven werden aan geboden wilden we hen niet teleurstel len en namen er, van om hen genoegen te doen. Het doet den in den aardtrot- schen Spanjaard goed, wanneer de vreem deling zijn gaven niet versmaad. Bijna altijd werden ze dan spraakzaam en trachtten hun nieuwsgierigheid door allerlei vragen te bevredigen. Waar we wel vandaan kwamen? Van Holland. Olland,? daar hadden ze nooit van ge hoord. Ze konden zelfs den naam niet uitspreken. Van Nederland dan. Zij pro beeren dit woord na te zeggen, maar konden het niet, en maakten zulke rare keelgeluiden dat we dikwijls zaten te schokken van het lachen. Iets meer ont wikkelden deden of zij het wel wisten en meenden dan dat wij deel van Engeland waren. Dat Holland een land op zich zelf was en dat wij de Hollandsche taal spraken, dat was hen niet aan het ver stand te brengen. Zij wisten niet anders of Holland was een deel van Engeland en daar bleven ze bij. Mijn vriend deed zijn best om het hen duidelijk te maken en liet hen een kaart van Europa zien. Ja, ja, nu hadden zij het volkomen be grepen. Even later klonk echter de vraag of wij uit Londen kwamen. Toen hebben wij den moed laten zakken en waren voortaan Engelschen, Amerika nen of Franschen precies zooals ze het dachten of graag hadden. Later in Africa onder de Arabieren zeiden we soms voor de grap dat we Chineezen waren, en ook dat werd, hoe wel met eenige ajarzeling aangenomen. De treinen zijn 's avonds buitengewoon slecht verlicht. Men kan elkaar ternau wernood zien zitten. Een courant lezen of dergelijke, daar is meestal geen sprake van. Eenige kleine oliepitjes moeten een heele wagen verlichten. De spoorwagens zijn vuil en smerig en weinig geriefelijk ingericht. In sommige wagens waren zelfs geen bagagenetten, doch enkel eenige groote haken waar de bagage kon worden opgehangen. Deze wagens waren ook zeer laag gebouwd. De coupéraampjes konden meestal niet open of dicht, ofwel de ruiten waren stuk. Het reizen is in Spanje dan verre van aangenaam. GRENADA. Na een geweldige spoorreis bereikten we midden in den nacht Grenada, al een van de merkwaardigste steden van Spanje. Stad van 80.000 inwoners, gelegen aan den voet van een hoog gebergte, de Sierra Nevada. Het geheel is gebouwd op drie heuvels aan de twee oevers van de „Darro" en heeft den vorm van een geopenden gra naatappel. Vandaar dan ook den naam van Grenada. 's Morgens waren we reeds vroeg in de weer. De zon straalde en schitterde aan den blauwen hemel. 'tWas warm, broeierig heet. We gingen op zoek naar het wereldberoemde „Alhambra", het fraai ste Moorsche gebouwencomplex van ge heel Spanje, gegrondvest reeds in 1232. Het moest liggen hoog op een heuvel, omgeven door een ravijn, afgesloten en bijeengehouden door een gordel van muren en torens. We dwaalden door oude versleten straat jes, met huizen en gebouwtjes die tegen elkaar aanleunden, als vermoeid en ter neergeslagen van den strijd tegen den tand des itijrfs, brokkelig jen vervallen. De bewoners gluurden met loerende blikken door de havenlooze en gebroken ruiten of traden naar buiten, brutaal lachend ons aanstarend alsof we wonder dieren waren. Vuile vrouwen en half naakte smerige kinderen hielden de han den op en drongen zich aan ons op, een geldstuk vragend, volgden ons op de hielen, niet loslatend hun prooi. Pro beerden ongemerkt tegen je aan te loopen om in je zakken te grijpen, boden aller lei rommel te koop aan en waren in staat tot alles wat je ze maar vragen wou, Om even van de armzalige bende af te zijn, wierpen we eenige koperstukken tusschen hen, wat een verwoed gevecht deed ontstaan. Als roofdieren vochten zij, rolden door elkaar, gilden en schreeuw den en ontnamen elkaar met geweld den buit. Wij liepen door, mooie donkere vrouwen voor de ramen haast niet ofwel opzichtig en bont gekleed wenkten ons, trachtten ons aan te halen. In de open staande deuren vertoonden zich wijven, veelbeteekenend op hun dochtertjes van 14, 15 jaar wijzend, gitzwartoogige mooie meisjes, met verwilderd ravenzwart haar en haar kleurige gezichtjes, waarop de stempel der ondeugd reeds uitgedrukt stond. Afschuwelijke, vuile bedelaars overal, als gieren azend op een prooi. Op allerlei zoetsappige manieren trachtten ze je te bewegen wat te geven en als dat niet lukt, dan komt het los. Vreeselijke ver- wenschingen uitbrakend, hoonen en be spotten zij den vreemdeling. We Kwamen in betere straten, in mooie schilderachtige wijken en eindelijk daar voor ons, aan de overzijde van de slijkerige rivier, hoog vanuit het ravijn oprijzend, daar lag op groene heuvels een groep van gebouwen. Burchttoren vierkant, muren zwaar en hoe kig. Voor ons lag het beroemde Alham bra, het doel en de hoogste verwachting van eiken reiziger in Spanje. Het valt niet te ontkennen dat het ons tegen viel. Wat we gedacht hadden te zien, wisten we niet recht, maar in geen geval die zware torens en muren, die deden nu hee lemaal niets aan fijne Moorsche kunst denken. Maar toch lag het daar, zooals 't was. Schitterend mooi tegen den achter grond van liooge bergen, „de Sierra Ne vada" met den „Gerra Muiharem" van 3180 Meter in het midden, den top be dekt met sneeuw en ijs, glinsterend en schitterend in de stralende zon. Daarbo ven de eeuwige sneeuw en beneden een warmte die afmatte en vermoeiden. Hoog van die bergen klaterden beek jes, wegglippend door rotsspleet en ra vijn, lager dalend in grillige bocht, sprin gend van rots op rots, bereikend plaatsen waar het goudgroen tiert, besproeiend alzoo de bosschen en velden. Daardoor is hier al die weelde van bosch en groen mogelijk. We liepen terug om den ingang van het Alhambra te bereiken. Een oude, zware verstingpoort, versierd met drie gespleten granaatappels gaf toegang. Men passeert een gewoon olmenbosch, beekjes stroo men helder water naar de laagte. Wat verder een mooie monumentale fontein en dan de groote zware poort, den drem pel van het groote Moorsche slot. Een steigende weg leidt naar een plein, om ringt door gebouwen. Hier moeten wij zijn. We kijken uit naar iets dat er uit ziet dat het beroemd kan zijn. Maar geen van de gebouwen wijst er uiterlijk op. verwijst ons naar den ingang en we stap pen binnen. Hier merken we dra dat hier toch wel iets te zien zal zijn als nergens elders. Wij betreden het „cour des Myrtos" en komen in de zaal van de Ambassadeurs. (Wordt vervolgd.) LEVEND VERBRAND. Te Rockford (Illinois) hebben 5 vrou wen den dood gevonden in de vlammen tijdens een brand in een automobielenfa- briek. Elf andere vrouwen liepen ernstige brandwonden op. o— VLIEGTUIG-ONGELUKKEN. Op het vliegveld Dutzweiler is een Ford vliegtuig, dat kunstvluchten uitvoerde, uit geringe hoogte neergestort. De piloot en de waarnemer waren onmiddellijk dood. Op het Griemermee* (Mecklenburg) botsten een watervliegtuig en een roei boot tegen elkaar. De beide roeiers wer den zwaar gewond, de piloot en de waar nemer licht. Onkrnidbestrijding door Kainiet „De schade, door onkruiden aangericht is jaarlijks zeer belangrijk. Wanneer dus de strijd tegen de onkruiden wordt aangebonden is dit in 't grootste belang van den Landbouw." Met deze woorden begint de Heer D. Stieltjes, in zijn boek over „Plantenziek ten en onkruiden" zijn verhandeling over Onkruiden Al stond er in dat boek, uitgegeven bij P. Noordhoff te Groningen in 1925, buiten dat hoofdstuk, niets anders dat voor den landbouwer bebartigingswaar- dig was, dan nog was het waard, door alle boerengezinnen te worden gekocht Er staat echter nog heel wat meer in 1 En alles, van praktisch belang I Daarbij is de prijs laag, slechts f 3.50, gebonden Niet sterk genoeg kan ik dan ook alle wei en bouw-boeren tot koopen aansporen In de onderstelling dat alle belang hebbenden Plantenziekten en onkruiden zullen aanschaffen, bespreken we niet I 1° de schade door onkruiden aange richt. 2° de soorten van onkruiden. 3° de verschillende mogelijkheden van bestrijding door cultuurmaatrege'en. Alleen willen we iets vertellen, van de onlcruidbestrijding door kainiet I Ook daar omtrent is in het boek van „Stieltjes", het een en ander te lezen „Elke onkruid bestrijding is in het grootste belang van den Landbouw schre ven we bij het begin. Al reed3 daardoor is bet gebruik van kainiet door vernietiging van onkruid dus van zijn bestaansrecht verzekerd! Doch al heeft een middel recht van bestaan, het moet voor de toepassing ook doeltreffend zijn en economisch in zijn gebruik 1 Dat nu heeft kainiet al eenige jaren achtereen, bij honderden in den lande bewezen Doch evenals alle middelen, moet ook kainiet met verstand, volgens de voor schriften gebruikt worden Men moet beginnen met te koopen speciaal voor dit doel geprepareerd Jijnge- malen kainiet Denk daar vooral om I Het is dan een tot stof vermalen poeder, dat, om het vochtig (en daardoor hard) worden tegen te gaan, wordt vermengd met kie- zelgoer 1 (Kiezel gur) Verder moet men zorgen het tijdig in zijn bezit te hebben Men moet het uit kunnen strooien als de omstandigheden, daarvoor gun stig zijn De fijngemalen kainiet moet nu over de graangewassen worden uitgestrooid, als 's morgens alles nat is van den dauw, en men vermoeden mag dat er een mooie zonnige dag volgen zal. Daarbij heeft men de meeste kans op een doeltreffende vernietiging van de onkruidplanten, als met uitstrooit, op het oogenblik, dat de herik, wilde mos terd, wikke, winde korenbloemen enz. nog jong zijn. Liefst moet het gebeuren als die plan ten nog maar 25 blaadjes hebben, dat is in den regel omstreeks de eerste we ken van deze maand Daar alles dit jaar zoo vroeg aan den groei is, mag men daarmee wel terdege rekening houden bij zijn inspectie, over de vaststelling van het meest gewenschte tijdstip. Voor sommigen is het misschien niet recht duidelijk waarom de kainiet wel de onkruiden en niet de tarwe, haver, rogge of gerst doodt of verminkt tot stervens toe Toch is dat voor ieder gemakkelijk te begrijpen. Bezie slechts de bladeren van beide plantengroepen, De onkruiden hebben behaarde bladen en de graan- planten niet! Zoodoende blijft de dauw op de on kruiden in fijne druppeltjes hangen tus schen en aan de haartjes, en ziet men aan de graanplanten de dauw tot drup pels verdicht aan de toppen der blaad- Het stoffijn kainiet valt bij uitstrooing nu, zoowel op de cultuur- als de on kruidplanten. Doch veel meer blijft er op de laatste, dan op de eerste de blaad jes bedekken. Komt nu de zon helpen het dauwwa ter te verdampen, dan wordt de ont stane oplossing op de blaadjes der on kruiden zoo sterk, dat ze de cellen doodt. De blaadjes gaan slap hangen en ver dorren na verloop van eenige dagen. De meesten en als men alles mee heeft gehad, zoo goed als alle, geraakte plan ten gaan ten gronde Op het eerste gericht lijkt het soms, dat de graanplanten ook danig geleden hebben. Aan de toppen hangt immers ook water, waar in de kainiet opgelost is. Doch die schade is maar schijnbaar, en het verschijnsel van doode punten en sommige slappe blaadjes is van korten duurHet gewas begint al spoedig flink door te groeien, vaak ook mede, door de te gelijk toegediende kalibemes ting! Ieder, die vermoedt in zijn granen veel onkruid te krijgen, leve, in voorzorg Schaf u fijngemalen kainiet aanPer H. A. is in den regel noodig plm. 1000 K.G. 1 De kosten daarvan zijn gering in verhouding, met, wat een door onkrui den mislukte oogst u kost Wil u nog nadere voorlichting, onder- geteekende is daartoe gaarne bereid, als mede tot het verstrekken van adressen, waarfijngemalen kainiet voor onkruid- bestrijding, te verkrijgen is 1 F. C. HUIJSER LandbouwoDderwijzer Woudrichem. De uitvoer van geslacht vee naa- Engeland is verboden —o— Kainiet is een doeltreffendeconomisch middel voor bestrijding van een groot aan tal onkruidplanten in granen en voor dis tels en brandnetels in weiden! jpo I

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 10