Tweede Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
ie. 4691 Vrijaas 3 Juli
Kinderrubriek.
Vrouwenrubriek
BEHOORENDE BIJ HET
Beste jongens en meisjes.
Hier hebben jullie de oplossingen van
de vorige raadsels
1. Tijdens de Ruyter was er nog geen
stoomkracht bekend, b. Ten tijde van Ja-
coba van Beieren was het haringkaken
nog niet uitgevonden, c. Het buskruit
was ten tijde van Karei de Groote no(g
niet in Europa bekend.
2. De ui.
3. Inktkoker.
4. Het waren straatmuzikanten.
Nieuwe raadsels:
1. Welke scharen worden nooit door
een scharenslijper geslepen?
2. Mijn eerste is een viervoetig dier,
mijn tweede is iets, dat alle dieren ei<
mensehen hebben. Mijn eerste zit in mijn
tweede, mijn tweede zit weer om mijn
eerste. Hoe is mijn naam?
X
X
0
X
0
0
0
X
0
0
X
X
X
X
X X
0
.0
X
0
0
0
X
X
0
3. Op de kruisjeslijnen, van boven naar
onder en van links naar rechts moet een
lekkere vrucht komen te staan.
Op den eersten regel staat een klinker.
Op den tweeden een muziekinstrument-.
Op den derden een vogel. Op den vierden
het gevraagde woord. Op den vijfden
een wapen. Op den zesden een vrucht. Op
den zevenden een klinker.
4. Welke jas kan men nooit aantrek
ken?
OOM KAREL.
DE NIEUWSGIERIGE SCHOENLAPPER
Vervolg en Slot.
Zoodra hij weer thuis kwam, telde hij
de goudstukken na. Het waren er twintig.
Nu kocht hij weer leer voor nieuwe schoe
nen. Maar hij was zoo nieuwsgierig' ge
worden, dat hij zich vast voornam, dien
nacht niet eerde rnaar bed te gaan, voor
hij gezien had wie die geheimzinnige hel
per was, die 's nachts de schoenen zoo
mooi voor hem maakte. Hij sneed het
leer weer in stukken, voor acht paan
nieuwe schoenen en legde het op zijrï
werktafeltje neer. Toen het nacht was ge
worden, verstopte de schoenlapper zich
achter een groote bank en wachtte igje-
duldig. De maan scheen net naar binnen
en het was tamelijk licht in het kamertje.
Het schoenlappertje kon dus alles goed
zien. Een heelen tijd zat hij daar in z'ijlh
donkere hoekje verscholen en er kwam
maar niemand opdagen. Maar toen einde
lijk de klok twaalf lange slagen had ge
NIKKERTJE EN DIKKERTJE IN SPROOKJESLAND.
Toen Nikkertje en Dikkertje in Tooverstad waren aangekomen, tiel
het hen op, dat overal versieringen waren aangebracht en dat de stad
zulk een feestelyk aanzien had. Zij vroegen een soldaat, die op wacht
stond, wat er aan de hand was en vernamen, dat de Koning van
Sprookjesland vandaag zou trouwen en dat er een prachtige optocht
zou plaats hebben. Dat was net iets voor onze kleine vrienden 1 Zij
gingen samen op de stoep wachten en, zoowaar, daar kwam in de
verte een prachtige stoet aan. Voorop liep de klokkenluider met een
bel. Hij riep den inwoners van Tooverstad toe, dat ter eere van het
huwelijk des Konings dien avond in het paleis een groot feest gehou
den zou worden, waarby alle menschen tegenwoordig zouden mogen
z\jn. Dan volgden de Koning en de Koningin, gezeten in de hofkoets
op een olifant. Op den kop van den olifant zat de heraut van den
Koning en in den stoet volgden vele beroemde dames en heeren, waar
van Nikkertje en Dikkertje er reeds verscheidene kenden van vroegere
ontmoetingen. Op den muur van het paleis bemerkten onze vriendjes
een klein mannetje, Humpie Dumpie genaamd, die met vlaggen zat te
zwaaien. Hy zwaaide echter zoo hard, dat hij plotseling zyn evenwicht
verloor en naar beneden viel 1 De soldaten van den Koning snelden
toe om hem te helpen, maar het baatte niet meer, want het mannetje
was niet meer heel te maken.
(Wordt vervolgd).
slagen, kwam er op eens leven in d<e
brouwerij. Het verbaasde lappertje kon
zijn oogen niet gelooven, toen hij lang
zaam piepend het deurtje van de groote
hangklok zag opengaan. En uit het deur
tje kwam toen een klein kaboutertje, met
een lange witte baard, een groen buisje
en een blauw broekje aan, te voorschijn.
Op zijn hoofd droeg hij een lange roode
puntmuts. Het kaboutertje trippelde over
den vloer naar het werktafeltje toe en klom
naar boven. En toen kwamen de kabou
tertjes uit alle hoeken en gaatjep aange-
loopen. Een zat er in de stoof, een ander
in de speelgoedkast van de kinderen, een
derde in een oude laars, een vierde in den
schoorsteen, een vijfde in een oude kist.
Bij elkaar telde het lappertje er wel tien.
De kaboutertjes klommen allemaal op het
werktafeltje en gingen aan het wiérk. De
hamer was natuurlijk veel te zwaar voor
de kabouters. Daarom namen twee kabou
tertjes dien met beide handen vast en sloe
gen zoo de spijkers in de zooien van de
schoenen. Het was een heel groot werk,
want de schoenen waren bijna net zoo
groot als de kabouters zelf.
Andere kabouters duwden met z'n twee-
en den naald en pekdraad doo rhet dikke
leder, weer anderen namen een klein lad
dertje, zetten dat tegen de schoenen op
en begonnen te poetsen, tot alles glorrf
als een spiegel. Zoo klopten en naaiden
en poetsten de kaboutertjes dat het een
lust was. En toen het maantje achtereen
wolk schuil ging: en het al weer bijna,
dag begon te worden, stonden er acht
paai' prachtige schoenen gereed. Fluks lie
ten de kaboutertjes zich toen wc&jr langs
de tafelpooten omlaag glijden en voor het
lappertje kon zien, waar ze bleven, waren
ze al verdwenen. Zoo had d«s het nieuws
gierige lappertje ontdekt, wie zijn trouwe
helpers waren. En had hij nu maar niet
laten merken, dat hij wist, wie hem des
nachts hielpen, dan zou hij nu misschien
een rijk man geweest zijn. Maar hij nam
een groot stuk papier en schreef daarop:
Beste kabouters, ik heb gezien wat jullie
's nachts doen. Wel bedankt voor de hulp.
Toen de kaboutertjes dit den volgenden
nacht op het werktafeltje vonden, lieten
ze meteen alles in den steek en renden
door het openstaande raam naar buiten.
Want ze willen niet ,dat de men schep
weten, wie hun helpen. En nooit hebben
ze meer schoenen voor het lappertje ge
maakt. Hij moest nu weer hard werken
voor zijn broodje, uit straf vooir zijn
nieuwsgierigheid.
HET LIGT NIET AAN HET WEE It;
Gij behoeft bij vochtig weer niet
rheumatisch te zijn, als gij slechts
zorg draagt voor goed werkendenie
ren. Onder normale omstandigheden
stroomt door uw gestel rijk bloed,
dat de weefsels hersteld en voedt.
Dit bloed zuiver te houden is de
taak der nieren.
Te veel werk, zorgen en weersver
anderingen verzwaren deze taak, en
dan kunnen de nieren overspannen
worden. Zij kunnen dan niet het
urinezuur en andere schadelijke on
zuiverheden behoorlijk uit het bloed
filtreeren. Scherpgekante kristallen,
vormen zich in de spieren, gewrich
ten en weefsels der zenuwen. Dit
leidt tot rheumatische aandoeningen
bekend als spit, ischias of rheuma-
tiek, naarmate de rug, beenen of
andere deelen van het lichaam wor
den aangetast.
Zoodra men urinestoornissen, rug
pijn, waterzuchtige zwellingen of an
dere verschijnselen van een nier
aandoening opmerkt, gebruike men
Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij
hadden succes, zelfs in gevorderde
gevallen van nierkwalen.
Let op de verpakking in glazen
flacons met geel etiket (alom ver
krijgbaar), waardoor gij zeker zijt
geen verlegen buitenlandsch goed te
ontvangen. Prijs f 1.75 per flacon.
Kleine gemeenten.
Het weekblad ,,De Gemeentestem merkt
in verband met de faillissementsaanvrage
van Vaals o.m. op:
Deze toestand is vooral ook ontstaan
door toedoen van het Rijk; wij denken hier
aan de Lager-Onderwijswet, de Vleesch-
keurings- en Warenwet, de Werkloozen-
verzekering enz.
Let men er nu op, dat de grootere ge
meenten, in den regel, het tekort aan
draagkracht, zooals dat uit de belastingen
blijkt, weten aan te vullen met winsten
uit bedrijven, heffing van straatbelasting
enz., welk voorrecht dit te kunnen doen
de kleinste gemeenten altijd missen, dan
is daarmede ook verklaard, waarom die
kleine gemeenten in moeilijkheden geraken.
Het zetten van de tering naar de nering,
valt veel al zeer moeilijk. De „begeerte"
heeft het is begrijpelijk ook deze
kleine gemeenten aangeraakt; de platte
landsgemeenten hebben ook recht op een
aandeel in den vooruitgang en bovendien,
het is vaak van een meer dan gewoon al
gemeen belang, wanneer daar voorzienin
gen worden getro/fen op het gebied van
de volksgezondheid, de volkshuisvesting,
het verkeerswezen, de voorziening in gas
en electrischen stroom. Dat alles tegen te
gaan, stel, men zou het willen, is een on
mogelijkheid, en de practijk van de laatste
kwarteeuw heeft ook op dit terrein veel
te zien gegeven.
Wij verwachten dan ook, dat enkele ge
vallen van nu, waarin de wagen is vast-
geloopen, zullen toenemen, en zien daar
in een verschijnsel dat de aandacht over
waard is. Een algemeen belang is daarbij
ten nauwste betrokken. Daarom is het nu
de tijd, dat het verschijnsel wordt on
derzocht; dat wordt nagegaan, hoe in het
algemeen de financiëelen toestand van de
kleinste gemeenten is.
Eene staatscommissie is hiervoor niet
noodig en zeker niet eene naar het oude
modelpolitiek juist afgemeten. Maar wij
verwachten ook niet veel van een onder
zoek, ingesteld bijv. door de verschillende
colleges van Ged. Staten. Een algemeen
overzicht moet verkregen worden, waar
voor de gegevens met zorg worden geko
zen naar een zelfde gedachte. Ook onbe
vooroordeeld moeten deze gegevens ver
zameld en bekeken worden.
Verschillende gedachten komen dan van
zelf als middel tot verbetering naar vo
ren: het o,pheffen van gemeenten; het
gedwongen laten samenwerken; het be
palen dat sommige wettelijke voorschrif
ten niet voor die gemeenten zullen gel
den, maar voor nader te vormen groepen:
het overnemen door het Rijk van bepaalde
uitgaven, enz.
Het liefst zouden wij zien en dit
denkbeeld geven wij in overweging
dat aan een of twee zeer bekwame vak-
menschen werd opgedragen, een onderzoek
naar den financieelen toestand van die
kleinste gemeenten in te stellen, en daar
over rapport uit te brengen, met advies,
welke middelen tot verbetering dienen te
worden aangewend.
«Een Chemise-Enveloppe*
Een van de prettigste en gemakkelijkste
lingeriën is wel de hierbij afgebeelde che-
mise-enveloppe, welke bestaat uit een com
binatie van een zeer degelijke chemise en
een pantalon, welke is ontstaan door een j
gedeeltelijke verlenging van het rugpand j
der chemise, dat wordt vastgeknoopt aan
den zoom van het voorpand, en dus de
chemise aan de onderzijde verdeeld in twee
pypjes.
De chemise-enveloppe kan gemaakt wor
den van waschzyde, katoen, batist, crêpe
de chine enz.
Het patroon bestaat uit twee stukken
en wel, een half rugpand en een half
voorpand. Om het kleedingstuk te ver
vaardigen, heeft men ongeveer 2 Meter
stof noodig van 1 Meter breedte en 5
Meter smalle kant of borduursel voor de
garneering.
Is de stof smaller dan 1 Meter, dan
zullen er onder aan de zijnaden hoekjes
moeten worden aangezet, doch by 1 MeUr
breede stof zullen de zijnaden en de schou
dernaden de eenigste zijn.
Een knippatroon voor dit model is ver
krijgbaar in de maten 42, 44, 46 en 48
onder nummer 387B. Kosten 55 cents.
wegen van den patiënt bevinden, gebeurt
de overbrenging direct van mensch op
mensch, zoodat aanraking van of in de
nabijheid komen van den patiënt voor
den gezonde gevaar oplevert. Andere daar
entegen, waartoe o.a. buiktyphus, cholera
en dysenterie behooren en waarbij de
ziektekiemen zich op het slijmvlies van
het darmkanaal bevinden, zoodat speci
aal de uitwerpselen van den patiënt be
smettelijk zijn, zijn daardoor slechts in
direct van mensch op mensch overdraag
baar, daar alleen zij, die met die uitwerpse
len dan wel met water, melk of ander
voedsel, dat door die uitwerpselen besmet
is geworden, in aanraking komen, gevaar
loopen geïnfecteerd te worden. Een laatste
groep besmettelijke ziekten bevat die, waar
bij de ziektenkiemen van den lijder slechts
via een dierlijk wezen op een gezonde kun
nen overgaan, b.v. vlektyphus en pest
van een dierlijk wezen op een gezonde kun-
via de vloo en gele koorts en malaria via
de mug, om ons tot de meest bekende te
beperken.
Na voorgaande uiteenzetting tot het uit
gangspunt terugkeerende, rijst de meer
practische vraag, hoe lang de lijders be
smettelijk blijven, m.a.w. hoe lang zij nog
kiemdragers „bacillendragers", zijn.
Dit nu is voor verschillende ziekten
niet gelijk. Terwijl bij sommige, zooals ma
zelen en bof, de patiënten slechts aan
het begin der ziekte besmettelijk zijn, is
zulks bij andere gedurende het gjeheele
verloop der ziekte het geval: b.v. pokken
en roodvonk. Bij een derde groep, o.a.
buiktyphus, cholera en diphtherie, blijft
de besmettelijkheid tot in de herstelpe
riode, dikwijls zelfs nog langen tijd na
het herstel bestaan; dit laatste betrieft dan
in eigelijken zin de bacillendragers. Mede
behooren hiertoe personen, die, hoewel
zelf nooit ziek geweest zijnde, toch ba
cillendragers zijn van een bepaalde ziekte
en die dus kunnen verspreiden. Dat laatst
bedoeld gevaar niet denkbeeldig' is, moge
blijken uit het volgende historische geval
van Mary, de Amerikaansche keukenmeid,
typhusbacillendraagster, die overal waar
zij kwam, ziekte en dood veroorzaakte en
zoo b.v. oorzaak werd, dat in één enkele
stad, waar zij vertoefde, 1350 gevallen
van typhus, waarvan 82 met doodelijken
afloop voorkwamen, waardoor zij zich on
sterfelijk in de historie gemaakt heeft als
de „Thyphoid Mary."
Het zijn speciaal de bacillendragers,
die voor de maatschappij gevaarlijk zijn
en ten wier opzichte voorzorgsmaatrege
len dienen genomen te worden. Hierbij
staat op de eerste plaats afzondering dier
lieden imet daarna zoo mogelijk een onscha
delijk maken c.q. vernietigen der ziekte
kiemen. Dit gaat gemakkelijk, wanneer het
personen betreft, die in de herstelperiode
verkeeren. Moeilijker wordt het bij dege
nen, die reeds hersteld zijn, maar het las
tigste probleem doet zich voor, indien men
te doen heeft met een gezonden en nooit
ziek geweest zijnden bacillendrager, daar
men in zulk een geval dikwijls over ware
rechercheurstalenten moet beschikken, om
zoo iemand uit te vinden. En dan nog zijn
de resultaten lang niet altijd schitterend,
vooral door de vaak geringe medewerking
der betreffende personen, waartoe zij wet
telijk niet verplicht zijn.
Samenvattend moet men dus tot de con
clusie komen, dat alhoewel thans als vast
staand aangenomen moet worden het groo
te gevaar, dat bacillendragers voor de
maatschappij o pleveren, de middelen, waar
over men beschikt om hen onschadelijk
te maken, tot op heden ten dage onvol
maakt zijn.
MEDISCHE RUBRIEK.
Bacillendragers.
Reeds in de oudheid kende mén het
bestaan van besmettelijke ziekten en wist
men door ondervinding, dat lijders aan
dergelijke ziekten gevaarlijk waren voor
hun omgeving, op wie een dergelijke ziek
te gemakkelijk kon overgaan. Als een ramp
gingen Zij van tijd tot tijd over de we
reld, aangezien men er vrijwel geheel
machteloos tegenover stond. Die machte
loosheid sproot voort uit het feit, dat men
omtrent den aard van het gif om deszelfs
overbrenging van mensch op mensch ge
heel in het duister tastte. Die overbrenging
is niet altijd dezelfde. Bij een eerste groep
ziekten, waartoe o.a. pokken, waterpok
ken, diphtherie, nekkramp en griep behoo
ren en waarbij de ziektenkiemen zich in de
huid of op de slijmvliezen van de lucht--
>EEN LEUKE AARDIGHEID*
Diep terneer geslagen en treurig smeekte
hij haar, om toch haar antwoord te herzien.
»Als je niet met me trouwt, Minnie, jaag
ik me een kogel door de hersens.*
»0ch, nee, zoo iets verschrikkelijks moet
je niet doen Maar - maar,* voegde zy er
nadenkend bij, »het zou wel een leuk
grapje zyn tegenover vader, die altijd be
weert, dat je geen hersens hebt.*
Nieuwsblad
1ëy
(Int. Roode Kruis.)