Tandarts F.Orth doch alleen maar om hem in de beenen te raken. Vervolgens voerde verdachte tot zijn ver ontschuldiging aan, dat de verslagene Jacob Vos in den geheelen omtrek zeer slecht be kend stond en de omliggende dorpen on veilig maakte; volgens hem was Vos een persoon die tot alles in staat was. Voorts werd Vos ook verdacht van ver schillende groote misdaden. Zoo werd hij er b.v. van verdacht medeplichtig te zijn geweest aan brandstichting te Veen, waar bij ook nog twee menschenlevens waren te betreuren, de aanranding van eenige jaren terug op den Hoogen Maasdijk te Wijk op den koopman T. P. v. Rijswijk en op den winkelier Schouten beiden uit Wijk. Verdachte had al eens aan den Burge meester gevraagd in verband met zijn werkzaamheden een vuurwapen te mogen dragen, doch dit werd door den Burge meester geweigerd. Op de vraag van den President of de verslagene direct na het vallen van het schot gevallen was, antwoordde verdach te zich hiervan niets meer te kunnen her inneren, daar hij zeer dronken was. Je reed pp de fiets merkte de Pijesi- dent op, e n als je erg dronken bent, laat je dat wel. Je had daar maa,r weg moeten blijven, je had daar niéts te ma ken. Op de vraag van den President hoe veel patronen op zijn revolver za ten, antwoordt hij zich dit niet goed meer te kunnen herinneren, doch hij meende van 3 of 5 patronen. Waar he'b je na het schieten den re volver gelaten, aldus de President. Verdachte antwoordt deze weggegooid te hebben in een sloot, waar weet hij niet meer. De verdediger vraagt aan den President of deze het ook bekend is, dat Vos van de vorenbedoelde misdrijven te Veen verdacht werd? Verdachte voerde ook nog aan, dat hij Zaterdags na het twistgesprek in de Veen sche Steeg naar den Burgemeester was gegaan en deze .met het voorgevallene in kennis had gesteld. Als eerste getuige werd gehoord Arie van der Plas, Opperwachtmeester der Kon. Marechaussée te Heusden. Op de vraag van den President of Vos bij getuige bekend was, antwoordde deze hem heel goed te kennen. Volgens getuige werd Vos verdacht van brand stichting en werd geacht tot alle diefstal len en misdrijven in staat te zijn. Op de vraag van den President hoe verdachte bekend staat, antwoordt getuige dat deze bekend staat als drink!er en ru ziemaker. De politie moest bij gelegenhe den altijd het oog op hem houden en wist dan steeds verdere onheilen te voor komen, welke doorgaans door hem wer den uitgelokt. Hierna werd als getuige gehoord Roos je Verbeek, vrouw van den verslagene. Deze getuige vtertelde, dat zij! zich in den avond van den 24sten Mei in haar woning bevond terwijl haar man reeds te bed lag.Op eens werd er drie keer op de vensters geklopt en gevraagd: ,,Is Jacob thuis?" waarop dpor haar werd gevraagd: „Wie bent ge?" en toen van buiten werd ge antwoord: „Kees den Bout". Vervolgens vroeg' ik, wat hij moest hebben, waarop door Cornelis Kamerman werd geantwoord: „hier is Machiel en die moet Jacob hebben. Ik dacht dat gaat niet goed en ben toen alleen naar buiten gegaan en zag daar op den hoek van on ze woning Cornelis en Machiel Kamerman staan. Ik vroeg hun nogmaals: „wat moeten jullie hier hebben", waarop door C. Ka merman werd geantwoord: „Ruk op wij zullen jou niets doen." Ik ben toen vervolgens naar mijn buur man Gerrit Kamerman gegaan en heb deze te hulp geroepen. Zoo gauw ik mijn buurman met een en ander in kennis had gesteld verliet ik zijne woning en ging naar mijne woning alwaar de Gebrs. Ka merman nog stonden te wachten. Inmiddels was mijn buurman ook bui ten gekomen en had zich naast de Gebrs. Kamerman en mij begeven. Op het bezoek van Gerrit Kamerman schenen zij blijkbaar niet gesteld te zijn, want Cornelis Kamerman zei tegen Ger rit Kamerman „Gerrit ga jij maar naar binnen, wij kunnen het hier alleen wel af." Intusschen was mijn man naar buiten gekomen en ging naast mij staan en vroeg toen aan Cornelis en Machiel Kamerman wat zij van hem moesten hebben. Nauwelijks had mijn man deze woor den gesproken of ik zag dat Machiel Ka merman zijn rechterhand uit zijn zak haal de en onmiddellijk daarop een schot uit zijn revolver loste rakelings langs mij heen in de richiting van mijn man. O, riep mijn man, hij schiet mij dood,, en zakte daarna pijnlijk in elkaar.^ Ik ben daarna onmiddelijk naar den dok ter gegaan. Op de vraag vata den President of Cornelis Kamerman ook een fiets bij zich had, antwoordde getuige van „ja"; Ma chiel Kamerman had volgens getuige na derhand had hooren zeggen, zijn fiets bij v. d. Hut staan. Dus je hebt duidelijk gezien dat Ma chiel geschoten heeft, aldus de President, waarop door getuige bevestigend wordt geantwoord. Je schijnt toch niet op de beenen van Vos gericht te hebben zooals je dat zoo- even verklaarde, aldus de President. Ik heb geschoten zonder iets te zien, zei verdachte. Op de vraag van den President aan ge tuige of zij Giel Kamerman van te voren ook gewaarschuwd had, antwoordde deze per tinent dat zij Giel nooit gewaarschuwd heeft, Giel heeft wel tegen mij geroepen „ik heb je baas al gezien" maar meer wist ik niet. Ook verklaarde zij pertinent nooit iets met Giel uit te staan te heb ben gehad. Haar huwelijk was goed en haar man had haar nog nooit geen verwijt gedaan en ook niet kunnen doen over ongeoorloofde verhouding van haar tot den verdachte. I Ze had met haar man nooit geen hevige ruzie gehad. Weliswaar kibbelden zij wel eens maar dan ging dit -meestal over de armoede die ze had den, omdat ze dikwijls niet wisten hoe ze het moesten doen om aan het eten te kunnen blijven. Haar man had den laatsten tijd gewerkt bij Tj. Jonkers en kwam dan somtijds wel eens met rare praatjes thuis, maar huiselijke twist had ze nooit met haai man gehad. Op de vraag van den President of verdachte tegen de verklaring van deze getuige nog iets in te brengen had, voer de deze eenige verontschuldigingen aan. Getuige beerde zich naar beklaagde en riep hem toe„zwijg moordenaar, je hebt mijn man doodgeschoten en daar zit ik nu met ai mijn kinderen te kijken en moet nu van gegeven leven. Getuige Gerrit Kamerman verklaart dat hij zicb in den bewusten avond in zijne woning bevond en eensklaps bij hem op de deur werd geklopt en door zijn buur vrouw Roosje Verbeek werd verzocht te hulp te komen, daar Kees en Giel Kamer man bij haar op het erf waren en haar man Jacob uitdaagde naar buiten te ko men. Getuige had toen nog tegen Koosje gezegd dat het hun flinker zou staan naar huis te gaan, dan nog zoo laat bij andere menschen op de vensters te kloppen. Tevens bevestigt getuige ook dat hij duidelijk van uit zijne woning het klop pen op de vensters bij Vos had géhoord. Getuige had ook gezien dat de Gebrs. Kamerman bij' den hoek van de woning van Vos stonden vlak bij de deur waar Jacob Vos moest uitkomen. Toen Jacob Vos buiten kwam hoorde getuige deze ook tegen Cornelis en Machiel Kamer man zeggen, wat moeten jullie van me hebben. Nauwelijks had Jacob dit gezegd of getuige hoorde het schot en onmiddel lijk daarop hoorde hij Jacob zeggen: „O, hij schiet me dood." Getuige heeft Jacob toen onder den arm genomen en met hem naar getuige's woning gegaan. Getuige weet niet of Cornelis en Ma chiel Kamerman fietsen bij' zich hadden. Op de vraag van den President of verdachte tegen de verklaring van deze getuige nog iets in te brengen had, ant woordde deze wel een fiets bij zich te hebben gehad en ook op den openbaren weg te hebben gestaan. Het kan best zijn, aldus de President, dat Vos ruzie met je had, doch niet op dien avond. Je waart zeker bang van Vos. Verdachte: Ja, Ed.Achtb. zelfs heel bang was ik van hem. Verder zegt verdachte niet met zijn broer er naar tote te zijn gegaan, doch dat hij naar zijn broer wilde gaan. Getuige Willem den Dekker verklaart in den avond van den 24sten Mei na slui tingsuur der café's met Jacob Vos en de Gebrs. Kamerman te hebben staan pra ten. Getuige verklaarde ook dien avond onder invloed van sterken drank te zijn geweest. De Gebrs. Kamerman bleven ach ter en getuige is per fiets in gezelschap met Jacob Vos naar huis gegaan. Onder weg vertelde Jacob Vos wel dat hij ruzie met Giet had gehad, doch waarover dit ging wist getuige niet meer. Op ongeveer 600 Meter afstand van de woning van Vos had getuige nog even mpt Vos staan praten en hem aangeraden naar huis te gaan wat hij beloofde te zullen doen. Op de vraag van den verdedigér of getuige ook kan zeggen hoe Vos in Veen bekend stond, antwoordt getuige wel te weten dat Vos ongunstig bekend stond. Persoonlijk weet getuige niets van Vos en heeft ook nog nooit moeite met hem gehad. Het O. M. vindt het gedurig in herha ling treden over het verleden van Vos schijnbaar eentonig en voegt den verde diger toe: „Moet dat nu al weer worden verklaard, wij weten het al lang genoeg, dat Vos ongunstig bekend stond." De verdediger merkt op het recht te hebben vragen te stellen. Niet U maar de President heeft hier de leiding, aldus de verdediger tot het O. M. Verdachte blijft intusschen volhouden zich niets meer te kunnen herinneren ook niet als zou zijn broer Kees van tevoren bij hem zijn geweest. y Hierna wordt als getuige gehoord Zweer Bouman. Deze getuige verklaart, dat Machiel Ka merman in den namiddag van den 24sten Mei omstreeks 7 uur dronken uit cSe rich ting van Gorinchem bij het café van zijn moeder te Andel was aangekomen. Verdachte had toen aan getuigje gevraagd of hij hem wilde tracteeren. Getuige wei gerde dit, omrede verdachte toch al dron ken was. Getuige had Giel er op attent gemaakt op het mes dat getuige in den binnenzak van verdachte zag zitten, waar van het bovenstuk boven den jaszak uit stak. Verdachte antwoordde hierop dat hij door Jacob Vos uitgenoodigd was gewor den in de Veensche Steeg te komen vech- tendit mes moet er in en anders heb ik nog een revolver waarmede ik hem kapot zal schieten. Dit gesprek was volgens getuige in An del gevoerd. De revolver waarvan ver dachte sprak, had getuige niet gezien; verdachte zei dat hij deze niet bij zich had. Getuige herhaalt nogmaals dat Giel flink dronken was. Op de vraag van den Pres. of getuige, ver dachte ook had zien fietsen verklaarde deze dit niet te hebben gezien. Je bent dus nog wel gewaarschuwd geworden, aldus de President tot ver dachte. Verdachte houdt maar steeds vol zich niets meer te kunnen herinneren. Getuige Dr. Mettrop uit den Bosch als deskundige gehoord verklaart daags na het overlijden met Dr. Nieuwenhuizen uit Utrecht sectie op het lijk te hebben ver richt. Getuige pressisteert bij zijn aan de recht bank ingzonden rapport. De kogel die get. in het lichaam van den verslagene heeft gevonden was 9l/2 m.M. middellijn dus een groote kogel. Verdachte kan tegen deze verklaring niets aanvoeren. De getuigen décharge C. v. Rijswijk en G. Verbeek ^verklaarden beiden ge tuigen te zijn geweest bij den woorden twist in de Veensche Steeg, beiden heb ben gezien dat Jacob Vos een mes voor de voeten van Machiel Kamerman heeft gegooid, daarbij zeggende: „hier heb je een mes, vecht nu", waarop volgjens ge tuigen Machiel antwoordde: „wacht je beurt af tot vanavond, zooals wij afgespro ken zijn. Hierna het O. M. haar requisitoir ne mende en er op wijzende, dat aanvankelijk de zaak wel ingewikkeld scheen, doch naderhand juridisch zeer eenvoudig was. Dat de behandeling der zaak voor de rechtbank wat ophield is alleen een gevolg van de leugens en draaierijen welke ver dachte aanwendt, om aan de waarheid der feiten te ontkomen. Volgens spreker is uit de getuigenver- hooren vast komen te staan, dat Vos niet op den openbaren weg stond toen hij raak geschoten werd. Verder kan spreker zich niet indenken dat verdachte zoo dronken was dat hij niets meer weet zooals hij het nu wil laten voorkomen. De grootste leugen vindt spbeker in de verklaring van verdachte: „Ik heb Vos niet willen doodschieten doch ik heb den revolver genomen en op de beenen willen schieten". Spreker acht het onaannemelijk dat men op een afstand van 2 Meter ie mand naar de beenen schiet en het schot dan doodelijk in de borst terecht komt. Uit de verklaring van de vrouw van den verslagene is genoeg bewezen, dat verdachte den revolver recht voor zich uit heeft gehouden. Spreker vindt het vreemd dat verdachte niet ten laste is gelegd geworden, moord aanslag met voorbedachten rade. Spreker merkt echter op dat het misdrijf de recht bank het recht geeft verdachte tot 15 jaar gevangensistraf te veroordeelen. Spreker beaamt volkomen dat de versla gene als een gevaarlijk man bekend stond en velen bang voor hem waren, doch dit mag en kan volgens Spreker niet als een verontschuldiging voor verdachte aange merkt worden. Volgens spreker kunnen alleen als ver lichtende omstandigheden voor verdachte worden aangemerkt dat hij volgens spr.'s inziens gehandeld heeft uit bangheid voor Jacob Vos en de gedachte bij hem was opgekomen, schiet ik hem nu niet dood, dan doet hij het mijen dat verdachte nog nooit veroordeeld is geweest. Het O. M. kwalificeerde het misdrijf als doodslag subs, zware mishandeling den dood tengevolge hebbende en eischte: zes jaar gevangenisstraf met aftrek van preventieve hechtenis. Hierop volgde het pleidooi van den verdediger Mr. E. v. Zinniq Bergtnan waar in hij in de allereerste plaats betoogt, dat juridisch nog niets is komen vast te staan of hier doodslag, zware mishandeling of mishandeling den dood tengevolge heb bende, heeft plaats gehad. De verklaring van verdachte dat het zijne bedoeling niet is geweest hem dood te schieten, doch slechts in de beenen te raken, kan zich spreker goed indenken. Spreker wijst er op dat iemand die niet in het schieten met een revolver ge oefend is, genegen zal zijn steeds bij het lossen van een schot een opwaartsche be weging met de hand te maken. Volgens spreker dient er bij het bepa len van zijn straf wel rekening mee ge houden te moeten worden, dat verdachte nog nooit veroordeeld is geworden en de verslagene daarentegen als een zeer slecht man bekend stond. Ten slotte verzocht spreker voor zijn cliënt om de clementie der rechtbank. De President nam nog nader de we duwe in verhoor over de feiten op het moment van het misdrijf. Verdachte beveelde zich persoonlijk nog in de clementie der rechtbank aan. De President verklaarde het onderzoek in deze zaak gesloten en bepaalde de uit spraak op 24 Augustus e.k. Vergadering van den Raad der gemeente POEDEROIJEN op Donderdag 12 Aug. 1926 v.m. 10 uur. Tegenwoordig alle leden behalve het lid v. d. Sluis, wegens ziekte. Voorzitter: Ed.Achtb. Heer S. van Da len, Burgemeester. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige vergadering gele zen. Het lid G. A. J. Bok heeft in de vorigë vergadering gevraagd waarom in de no tulen die toen zijn voorgelezen niet was opgenomen het besluit tot aflossing op den kapitaaldienst. Dit staat nu ook weer niet in de notulen. Voorzitter. Ik heb U de vorige maal toch voorgelezen, dat het er wél in stond en toen gaf U toe dat U het niet gehoord had. G. A. J. Bok. Dat heb ik niet toegege ven. Voorzitter. Nu dan zal ik het nog eens voorlezen. G. A. J. Bok. Naar mijne meening past de Voorzitter art. 9 van het Regle ment van orde niet goed toie. De vergade ring moet beslissen of aanmerkingjen op de notulen gegrond zijn. De notulen wor den in verband daarmee gewijzigd. Voorzitter. Zeker, ik zal gegronde aan merkingen ook steeds in de notulen opne men. Jullie hebt echter telkens wat an ders en kunt wel afspreken geen enkele maal de notulen goed te keuren. Ik dacht dat men hier zat om het gemeentebelang te behartigen en niet altijd maar! te zeu ren over de notulen. De Voorzitter leest vervolgens voor, een schrijven van den Secretaris van den Raad van State, waaruit blijkt, dat de Raad vóór 16 Augustus a.s. nadere memo rie en bewijsstukken kan inzenden inza ke zijn beroep tegen het besluit van Ged. St. waarbij goedkeuring is onthouden aan de gemeentebegrooting voor 1926. Voorzitter. Ged. Staten hebben de be grooting niet goedgekeurd en daarop heeft de Raad besloten in beroep te gaan. Dit besluit is naar de Kroon verzonden. M. v. Ooijen. U had voorgesteld het besluit van Ged. Staten niet in behande ling te nemen. Voorzitter. Dat kan immers niet, ik stel de voor het voor kennisgeving aan te ne men. Ik had toen iets anders voor te stellen. Maar de meerderheid besloot toen in beroep te gaan. Daaraan is gevolg ge geven. Willen de heeren nu verder nog iets? G. A. J. Bok. Ja, Artikelsgewijze toe lichting insturen. Door het lid G. A. J. Bok wordt deze toelichting voorgelezen, waar in vervat: 1. dat de Raad bij dde begrooting voor 1926 had overwogen dat de gemeente Poederoijen ongeveer 1200 zielen telt, dat daar gewone dagelijksche werkzaamheden ter secretarie zijn te doen en geen bedrij ven aanwezig zijn, dus de Secretaris ge makkelijk zelf het werk kan doen en geen ambtenaar ter secretarie noodig is. 2. dat door het College van B. en W. te veel op kosten van de gemeente wordt gereisd en daarom 'dien post vol gens zijn vroeger genomen besluit wenscht te handhaven. 3. dat de torens het eigendom rijn van de Ned. Herv. gemeenten en die dus de kosten van onderhoud moeten dragen. 4. dat de post voor onvoorziene uit gaven weliswaar bij de behandeling der begrooting op f 100 was teruggebracht doch in de vergadering van "29 April verhoogd is tot f 300, wat, gelet op de uitgaven van het vorig jaar voldoende wordt geacht. G. A. J. Bok. Bij art. 212 staat in de gemeentewet dat, zoolang door het ge meentebestuur niet opnieuw een ambtenaar is aangesteld, Ged. St. niet het recht hebben de jaarwedde op Me begrooting te brengen. Welk recht hebben Ged. St. nu, |om de begrooting daarvan niet goed te keuren? Voorzitter. Een ambtenaar wordt door B. en W. aangesteld, doch de raad regelt de bezoldiging. Nu de Raad geweigerd heeft die op de begrooting te ramen, onthouden Ged. St. daaraan o.a. hunne goedkeuring. Zoo is de zaak. De Raad kan nu in beroep gaan, wat ook gebeurd is. De Voorzitter brengt daarop in stem ming of de door het lid G. A. J. Bok ingediende ontwerp-toelichting aan den Raad van State zal worden gezonden, wat met algemeene stemmen wordt besloten. Voorlezing wordt gedaan van een schrij ven van D. Weenink te Zaltbommel om trent de pomp te Aalst en die in de veld wachterswoning. Deze laatste, waarvan de buizen versleten zijn moet gerepareerd worden, wat zal kosten f 55. Voorzitter. Ik stel voor die pomp te doen maken. M. v. Ooijen. Ik zou willen vragen hoe kan Weenink weten, dat die buizen ver teerd zijn. Ze zitten toch onder den grond? Hoe heeft hij dat onderzocht? Voorzitter. Dat weet ik niet. Maar wel is het zoo, dat hij er op ge rekje nd heeft er nog gedeelten van te kunnen verkoopen. Anders zou 30 M. buis wel meer kosten dan f 55. Na eenige bespreking wordt besloten d3t de pomp zoo goed en goedkoop moge lijk zal gemaakt worden. Ingekomen is verder een brief van dhr. J. v. Bruchem te Aalst waarbij wordt op gezegd de huur der bij hem in gebruik zijnde gemeentewoning tegen 1 Oct. a.s. wegens vertrek uit de gemeente. Voorzitter. Ze komt dus ledig te sta^n. Wat zullen we daar nu mee dqen? v. Ooijen. Het Raadsbesluit is, dat zij niet minder dan f 200 wordt verhuurd. Voorzitter. Ja maar als men ze voor f150 kwijt kon, is dat beter als leeg te laten staan. G. A. J. Bok. Laten we eerst maar eens afwachten. Een brief van Mej. J. H. de Gaaij te Nederhemert, dat zij hare benoeming tot onderwijzeres aan de O. L. School te Aalst aanneemt. Aangenomen voor kennisgeving. Komt in behandeling een verzoek van H. Kolbach om vrijstelling van de beta ling van schoolgeld. Voorzitter. Naar mijne meening komt hij er zeker zoo goed voor in aanmérking als anderen aan wie ook vrijstelling is verleend. G. A. J. Bok. Dat waren meest hoofden van gezinnen met kleine kinderen. Deze heeft al hulp. Het wordt voor mij moei lijk mijn stem daaraan te geven. v. Ooijen. We hebben er de vorige maal al over gesproken dat 117 kinderen kos teloos onderwijs ontvangen. Wie zijn dat allemaal? Laten we eerst eens inzage van de schoolgeldlijst krijgen. Anders hunnen we niet besluiten. Voorzitter. Een vorige maal is dat toch wèl gebeurd. Ik zeg nogmaals, dat het principe verkeerd is. We moeten ons hou den aan de regeling die verband houdt met de Inkomstenbelasting. Maar als de Raad tóch vrijstellingen geeft, komt deze verzoeker er zeker voor in aanmerking. Ten Hagen. Laat ons dit verzoek aan houden tot de volgende vergadering en de schoolgeldlijst er bij nemen. v. Ooijen. En ook de lijst van de In komstenbelasting. Voorzitter. Dat mag niet. Die mag ik niemand laten zien. Wordt besloten het verzoek aan te hou den. Bij de rondvraag zegt het lid G. A. J. Bok, dat op 24 Juni is besloten de begrooting te wijzigen voor f 3840 wegens kwade posten der Inkomstenbelasting, die aan het Rijk moeten worden terugbetaald. Dit besluit is wel genomen, maar de Raad weet feitelijk niet waar het over gaat. Ik- heb, zegt spreker, geinformeerd en in Maart heeft de Burgemeester een staat ontvangen, waarvoor die kwade posten zijn. Voorzitter. Wij krijgen wel opgaaf van den Inspecteur van het bedrag, doch een gespecificeerde staat krijgt men daarvan absoluut niet. We weten niet wie er rec lameert en wie er belasting terugkrijgt. G. A. J. Bok. Dan wilden v. Ooijen in ik persoonlijk den Raad vragen of aan ons worden vergoed reiskosten naar Arn hem. We zijn tweemaal naar Arnhem ge weest over die aflossing van f 3200 en als we daarvoor elk tien gulden reiskosten krijgen is dat toch niet te veel. Die f 3200 zijn nu op paier terecht, verder weet ik het ook niet. Voorzitter. Wie heeft opdracht gegeven naar Arnhem te gaan. Die f 3200 zijn heusch niet zoek geweest hoor. Of dacht je soms bij den gemeente-ontvanger? Bok. Dat zeg ik niet. Maar B. en W. reizen ook wel op kosten der gemeente. v. Ooijen. B. en W. gaan ook naar den Inspecteur van het L. O. zonder'op dracht. Voorzitter. Dat kunnen ze doen. Daar staat nu eenmaal een post voor op de begrooting. Maar wat gaan jullie in Arn hem doen. Je hebt er niet noodig en tot heden ook niets bereikt. G. A. J. Bok. Als B. en W. naar Arn hem gaan, spreken ze niet met den Com missaris, maar met een ambtenaar. Voorzitter. Dat is onze zaak en gaat jullie niet aan. De Voorzitter brengt in stemming, aan de leden G. A. J. Bok en v. Óóijjen die reiskosten zullen worden vergoed. Wordt afgewezen met 3 tegen 1 stem. Belanghebbende leden stemden niet mee. De Voorzitter sluit daarop de vergade ring. Westwagenstraat C 71 a GORINCHEM (tegenover Hótel Hol). Spreekuren: 12 en 57. 's Maandags en Zaterdags 9V,-2. Pijnlooze behandeling. Plaatsing kunsttanden met en zonder gehemelteplaat.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 10