Tandarts F.Orth
doch alleen maar om hem in de beenen
te raken.
Vervolgens voerde verdachte tot zijn ver
ontschuldiging aan, dat de verslagene Jacob
Vos in den geheelen omtrek zeer slecht be
kend stond en de omliggende dorpen on
veilig maakte; volgens hem was Vos
een persoon die tot alles in staat was.
Voorts werd Vos ook verdacht van ver
schillende groote misdaden. Zoo werd hij
er b.v. van verdacht medeplichtig te zijn
geweest aan brandstichting te Veen, waar
bij ook nog twee menschenlevens waren
te betreuren, de aanranding van eenige
jaren terug op den Hoogen Maasdijk te
Wijk op den koopman T. P. v. Rijswijk
en op den winkelier Schouten beiden uit
Wijk.
Verdachte had al eens aan den Burge
meester gevraagd in verband met zijn
werkzaamheden een vuurwapen te mogen
dragen, doch dit werd door den Burge
meester geweigerd.
Op de vraag van den President of de
verslagene direct na het vallen van het
schot gevallen was, antwoordde verdach
te zich hiervan niets meer te kunnen her
inneren, daar hij zeer dronken was.
Je reed pp de fiets merkte de Pijesi-
dent op, e n als je erg dronken bent,
laat je dat wel. Je had daar maa,r weg
moeten blijven, je had daar niéts te ma
ken.
Op de vraag van den President hoe
veel patronen op zijn revolver za
ten, antwoordt hij zich dit niet goed meer
te kunnen herinneren, doch hij meende
van 3 of 5 patronen.
Waar he'b je na het schieten den re
volver gelaten, aldus de President.
Verdachte antwoordt deze weggegooid
te hebben in een sloot, waar weet hij niet
meer.
De verdediger vraagt aan den
President of deze het ook bekend is, dat Vos
van de vorenbedoelde misdrijven te Veen
verdacht werd?
Verdachte voerde ook nog aan, dat hij
Zaterdags na het twistgesprek in de Veen
sche Steeg naar den Burgemeester was
gegaan en deze .met het voorgevallene in
kennis had gesteld.
Als eerste getuige werd gehoord Arie
van der Plas, Opperwachtmeester der Kon.
Marechaussée te Heusden.
Op de vraag van den President of
Vos bij getuige bekend was, antwoordde
deze hem heel goed te kennen. Volgens
getuige werd Vos verdacht van brand
stichting en werd geacht tot alle diefstal
len en misdrijven in staat te zijn.
Op de vraag van den President hoe
verdachte bekend staat, antwoordt getuige
dat deze bekend staat als drink!er en ru
ziemaker. De politie moest bij gelegenhe
den altijd het oog op hem houden en
wist dan steeds verdere onheilen te voor
komen, welke doorgaans door hem wer
den uitgelokt.
Hierna werd als getuige gehoord Roos
je Verbeek, vrouw van den verslagene.
Deze getuige vtertelde, dat zij! zich in den
avond van den 24sten Mei in haar woning
bevond terwijl haar man reeds te bed lag.Op
eens werd er drie keer op de vensters
geklopt en gevraagd: ,,Is Jacob thuis?"
waarop dpor haar werd gevraagd: „Wie
bent ge?" en toen van buiten werd ge
antwoord: „Kees den Bout".
Vervolgens vroeg' ik, wat hij moest
hebben, waarop door Cornelis Kamerman
werd geantwoord: „hier is Machiel en
die moet Jacob hebben. Ik dacht dat gaat
niet goed en ben toen alleen naar buiten
gegaan en zag daar op den hoek van on
ze woning Cornelis en Machiel Kamerman
staan.
Ik vroeg hun nogmaals: „wat moeten
jullie hier hebben", waarop door C. Ka
merman werd geantwoord: „Ruk op wij
zullen jou niets doen."
Ik ben toen vervolgens naar mijn buur
man Gerrit Kamerman gegaan en heb
deze te hulp geroepen. Zoo gauw ik mijn
buurman met een en ander in kennis had
gesteld verliet ik zijne woning en ging
naar mijne woning alwaar de Gebrs. Ka
merman nog stonden te wachten.
Inmiddels was mijn buurman ook bui
ten gekomen en had zich naast de Gebrs.
Kamerman en mij begeven.
Op het bezoek van Gerrit Kamerman
schenen zij blijkbaar niet gesteld te zijn,
want Cornelis Kamerman zei tegen Ger
rit Kamerman „Gerrit ga jij maar naar
binnen, wij kunnen het hier alleen wel af."
Intusschen was mijn man naar buiten
gekomen en ging naast mij staan en vroeg
toen aan Cornelis en Machiel Kamerman
wat zij van hem moesten hebben.
Nauwelijks had mijn man deze woor
den gesproken of ik zag dat Machiel Ka
merman zijn rechterhand uit zijn zak haal
de en onmiddellijk daarop een schot uit
zijn revolver loste rakelings langs mij
heen in de richiting van mijn man.
O, riep mijn man, hij schiet mij dood,,
en zakte daarna pijnlijk in elkaar.^
Ik ben daarna onmiddelijk naar den dok
ter gegaan.
Op de vraag vata den President of
Cornelis Kamerman ook een fiets bij zich
had, antwoordde getuige van „ja"; Ma
chiel Kamerman had volgens getuige na
derhand had hooren zeggen, zijn fiets
bij v. d. Hut staan.
Dus je hebt duidelijk gezien dat Ma
chiel geschoten heeft, aldus de President,
waarop door getuige bevestigend wordt
geantwoord.
Je schijnt toch niet op de beenen van
Vos gericht te hebben zooals je dat zoo-
even verklaarde, aldus de President.
Ik heb geschoten zonder iets te zien,
zei verdachte.
Op de vraag van den President aan ge
tuige of zij Giel Kamerman van te voren ook
gewaarschuwd had, antwoordde deze per
tinent dat zij Giel nooit gewaarschuwd
heeft, Giel heeft wel tegen mij geroepen
„ik heb je baas al gezien" maar meer
wist ik niet. Ook verklaarde zij pertinent
nooit iets met Giel uit te staan te heb
ben gehad. Haar huwelijk was goed en
haar man had haar nog nooit geen verwijt
gedaan en ook niet kunnen doen over
ongeoorloofde verhouding van haar tot
den verdachte. I Ze had met haar man
nooit geen hevige ruzie gehad. Weliswaar
kibbelden zij wel eens maar dan ging
dit -meestal over de armoede die ze had
den, omdat ze dikwijls niet wisten hoe
ze het moesten doen om aan het eten te
kunnen blijven.
Haar man had den laatsten tijd gewerkt
bij Tj. Jonkers en kwam dan somtijds
wel eens met rare praatjes thuis, maar
huiselijke twist had ze nooit met haai
man gehad.
Op de vraag van den President of
verdachte tegen de verklaring van deze
getuige nog iets in te brengen had, voer
de deze eenige verontschuldigingen aan.
Getuige beerde zich naar beklaagde en
riep hem toe„zwijg moordenaar, je hebt
mijn man doodgeschoten en daar zit ik
nu met ai mijn kinderen te kijken en moet
nu van gegeven leven.
Getuige Gerrit Kamerman verklaart dat
hij zicb in den bewusten avond in zijne
woning bevond en eensklaps bij hem op
de deur werd geklopt en door zijn buur
vrouw Roosje Verbeek werd verzocht te
hulp te komen, daar Kees en Giel Kamer
man bij haar op het erf waren en haar
man Jacob uitdaagde naar buiten te ko
men. Getuige had toen nog tegen Koosje
gezegd dat het hun flinker zou staan naar
huis te gaan, dan nog zoo laat bij andere
menschen op de vensters te kloppen.
Tevens bevestigt getuige ook dat hij
duidelijk van uit zijne woning het klop
pen op de vensters bij Vos had géhoord.
Getuige had ook gezien dat de Gebrs.
Kamerman bij' den hoek van de woning
van Vos stonden vlak bij de deur waar
Jacob Vos moest uitkomen. Toen Jacob
Vos buiten kwam hoorde getuige deze
ook tegen Cornelis en Machiel Kamer
man zeggen, wat moeten jullie van me
hebben. Nauwelijks had Jacob dit gezegd
of getuige hoorde het schot en onmiddel
lijk daarop hoorde hij Jacob zeggen: „O,
hij schiet me dood."
Getuige heeft Jacob toen onder den
arm genomen en met hem naar getuige's
woning gegaan.
Getuige weet niet of Cornelis en Ma
chiel Kamerman fietsen bij' zich hadden.
Op de vraag van den President of
verdachte tegen de verklaring van deze
getuige nog iets in te brengen had, ant
woordde deze wel een fiets bij zich te
hebben gehad en ook op den openbaren
weg te hebben gestaan.
Het kan best zijn, aldus de President,
dat Vos ruzie met je had, doch niet
op dien avond. Je waart zeker bang van
Vos.
Verdachte: Ja, Ed.Achtb. zelfs heel bang
was ik van hem. Verder zegt verdachte
niet met zijn broer er naar tote te zijn
gegaan, doch dat hij naar zijn broer wilde
gaan.
Getuige Willem den Dekker verklaart
in den avond van den 24sten Mei na slui
tingsuur der café's met Jacob Vos en
de Gebrs. Kamerman te hebben staan pra
ten. Getuige verklaarde ook dien avond
onder invloed van sterken drank te zijn
geweest. De Gebrs. Kamerman bleven ach
ter en getuige is per fiets in gezelschap
met Jacob Vos naar huis gegaan. Onder
weg vertelde Jacob Vos wel dat hij ruzie
met Giet had gehad, doch waarover dit
ging wist getuige niet meer. Op ongeveer
600 Meter afstand van de woning van Vos
had getuige nog even mpt Vos staan praten
en hem aangeraden naar huis te gaan wat
hij beloofde te zullen doen.
Op de vraag van den verdedigér of
getuige ook kan zeggen hoe Vos in Veen
bekend stond, antwoordt getuige wel te
weten dat Vos ongunstig bekend stond.
Persoonlijk weet getuige niets van Vos
en heeft ook nog nooit moeite met hem
gehad.
Het O. M. vindt het gedurig in herha
ling treden over het verleden van Vos
schijnbaar eentonig en voegt den verde
diger toe: „Moet dat nu al weer worden
verklaard, wij weten het al lang genoeg,
dat Vos ongunstig bekend stond."
De verdediger merkt op het recht te
hebben vragen te stellen. Niet U maar de
President heeft hier de leiding, aldus de
verdediger tot het O. M.
Verdachte blijft intusschen volhouden
zich niets meer te kunnen herinneren ook
niet als zou zijn broer Kees van tevoren
bij hem zijn geweest.
y Hierna wordt als getuige gehoord Zweer
Bouman.
Deze getuige verklaart, dat Machiel Ka
merman in den namiddag van den 24sten
Mei omstreeks 7 uur dronken uit cSe rich
ting van Gorinchem bij het café van zijn
moeder te Andel was aangekomen.
Verdachte had toen aan getuigje gevraagd
of hij hem wilde tracteeren. Getuige wei
gerde dit, omrede verdachte toch al dron
ken was. Getuige had Giel er op attent
gemaakt op het mes dat getuige in den
binnenzak van verdachte zag zitten, waar
van het bovenstuk boven den jaszak uit
stak.
Verdachte antwoordde hierop dat hij
door Jacob Vos uitgenoodigd was gewor
den in de Veensche Steeg te komen vech-
tendit mes moet er in en anders heb ik
nog een revolver waarmede ik hem kapot
zal schieten.
Dit gesprek was volgens getuige in An
del gevoerd. De revolver waarvan ver
dachte sprak, had getuige niet gezien;
verdachte zei dat hij deze niet bij zich had.
Getuige herhaalt nogmaals dat Giel flink
dronken was.
Op de vraag van den Pres. of getuige, ver
dachte ook had zien fietsen verklaarde
deze dit niet te hebben gezien.
Je bent dus nog wel gewaarschuwd
geworden, aldus de President tot ver
dachte.
Verdachte houdt maar steeds vol zich
niets meer te kunnen herinneren.
Getuige Dr. Mettrop uit den Bosch als
deskundige gehoord verklaart daags na
het overlijden met Dr. Nieuwenhuizen uit
Utrecht sectie op het lijk te hebben ver
richt.
Getuige pressisteert bij zijn aan de recht
bank ingzonden rapport.
De kogel die get. in het lichaam van den
verslagene heeft gevonden was 9l/2 m.M.
middellijn dus een groote kogel.
Verdachte kan tegen deze verklaring
niets aanvoeren.
De getuigen décharge C. v. Rijswijk
en G. Verbeek ^verklaarden beiden ge
tuigen te zijn geweest bij den woorden
twist in de Veensche Steeg, beiden heb
ben gezien dat Jacob Vos een mes voor
de voeten van Machiel Kamerman heeft
gegooid, daarbij zeggende: „hier heb je
een mes, vecht nu", waarop volgjens ge
tuigen Machiel antwoordde: „wacht je
beurt af tot vanavond, zooals wij afgespro
ken zijn.
Hierna het O. M. haar requisitoir ne
mende en er op wijzende, dat aanvankelijk
de zaak wel ingewikkeld scheen, doch
naderhand juridisch zeer eenvoudig was.
Dat de behandeling der zaak voor de
rechtbank wat ophield is alleen een gevolg
van de leugens en draaierijen welke ver
dachte aanwendt, om aan de waarheid der
feiten te ontkomen.
Volgens spreker is uit de getuigenver-
hooren vast komen te staan, dat Vos niet
op den openbaren weg stond toen hij raak
geschoten werd.
Verder kan spreker zich niet indenken
dat verdachte zoo dronken was dat hij
niets meer weet zooals hij het nu wil
laten voorkomen.
De grootste leugen vindt spbeker in de
verklaring van verdachte: „Ik heb Vos
niet willen doodschieten doch ik heb den
revolver genomen en op de beenen willen
schieten". Spreker acht het onaannemelijk
dat men op een afstand van 2 Meter ie
mand naar de beenen schiet en het schot
dan doodelijk in de borst terecht komt.
Uit de verklaring van de vrouw van
den verslagene is genoeg bewezen, dat
verdachte den revolver recht voor zich
uit heeft gehouden.
Spreker vindt het vreemd dat verdachte
niet ten laste is gelegd geworden, moord
aanslag met voorbedachten rade. Spreker
merkt echter op dat het misdrijf de recht
bank het recht geeft verdachte tot 15 jaar
gevangensistraf te veroordeelen.
Spreker beaamt volkomen dat de versla
gene als een gevaarlijk man bekend stond
en velen bang voor hem waren, doch dit
mag en kan volgens Spreker niet als een
verontschuldiging voor verdachte aange
merkt worden.
Volgens spreker kunnen alleen als ver
lichtende omstandigheden voor verdachte
worden aangemerkt dat hij volgens spr.'s
inziens gehandeld heeft uit bangheid voor
Jacob Vos en de gedachte bij hem was
opgekomen, schiet ik hem nu niet dood,
dan doet hij het mijen dat verdachte nog
nooit veroordeeld is geweest.
Het O. M. kwalificeerde het misdrijf
als doodslag subs, zware mishandeling den
dood tengevolge hebbende en eischte:
zes jaar gevangenisstraf met aftrek van
preventieve hechtenis.
Hierop volgde het pleidooi van den
verdediger Mr. E. v. Zinniq Bergtnan waar
in hij in de allereerste plaats betoogt, dat
juridisch nog niets is komen vast te staan
of hier doodslag, zware mishandeling of
mishandeling den dood tengevolge heb
bende, heeft plaats gehad. De verklaring
van verdachte dat het zijne bedoeling niet
is geweest hem dood te schieten, doch
slechts in de beenen te raken, kan zich
spreker goed indenken.
Spreker wijst er op dat iemand die niet
in het schieten met een revolver ge
oefend is, genegen zal zijn steeds bij het
lossen van een schot een opwaartsche be
weging met de hand te maken.
Volgens spreker dient er bij het bepa
len van zijn straf wel rekening mee ge
houden te moeten worden, dat verdachte
nog nooit veroordeeld is geworden en de
verslagene daarentegen als een zeer slecht
man bekend stond.
Ten slotte verzocht spreker voor zijn
cliënt om de clementie der rechtbank.
De President nam nog nader de we
duwe in verhoor over de feiten op het
moment van het misdrijf.
Verdachte beveelde zich persoonlijk nog
in de clementie der rechtbank aan.
De President verklaarde het onderzoek
in deze zaak gesloten en bepaalde de uit
spraak op 24 Augustus e.k.
Vergadering van den Raad der gemeente
POEDEROIJEN op Donderdag 12 Aug.
1926 v.m. 10 uur.
Tegenwoordig alle leden behalve het
lid v. d. Sluis, wegens ziekte.
Voorzitter: Ed.Achtb. Heer S. van Da
len, Burgemeester.
Na opening der vergadering worden
de notulen der vorige vergadering gele
zen.
Het lid G. A. J. Bok heeft in de vorigë
vergadering gevraagd waarom in de no
tulen die toen zijn voorgelezen niet was
opgenomen het besluit tot aflossing op
den kapitaaldienst. Dit staat nu ook weer
niet in de notulen.
Voorzitter. Ik heb U de vorige maal
toch voorgelezen, dat het er wél in stond
en toen gaf U toe dat U het niet gehoord
had.
G. A. J. Bok. Dat heb ik niet toegege
ven.
Voorzitter. Nu dan zal ik het nog eens
voorlezen.
G. A. J. Bok. Naar mijne meening
past de Voorzitter art. 9 van het Regle
ment van orde niet goed toie. De vergade
ring moet beslissen of aanmerkingjen op
de notulen gegrond zijn. De notulen wor
den in verband daarmee gewijzigd.
Voorzitter. Zeker, ik zal gegronde aan
merkingen ook steeds in de notulen opne
men. Jullie hebt echter telkens wat an
ders en kunt wel afspreken geen enkele
maal de notulen goed te keuren. Ik dacht
dat men hier zat om het gemeentebelang
te behartigen en niet altijd maar! te zeu
ren over de notulen.
De Voorzitter leest vervolgens voor,
een schrijven van den Secretaris van den
Raad van State, waaruit blijkt, dat de
Raad vóór 16 Augustus a.s. nadere memo
rie en bewijsstukken kan inzenden inza
ke zijn beroep tegen het besluit van Ged.
St. waarbij goedkeuring is onthouden aan
de gemeentebegrooting voor 1926.
Voorzitter. Ged. Staten hebben de be
grooting niet goedgekeurd en daarop heeft
de Raad besloten in beroep te gaan. Dit
besluit is naar de Kroon verzonden.
M. v. Ooijen. U had voorgesteld het
besluit van Ged. Staten niet in behande
ling te nemen.
Voorzitter. Dat kan immers niet, ik stel
de voor het voor kennisgeving aan te ne
men. Ik had toen iets anders voor te
stellen. Maar de meerderheid besloot toen
in beroep te gaan. Daaraan is gevolg ge
geven. Willen de heeren nu verder nog
iets?
G. A. J. Bok. Ja, Artikelsgewijze toe
lichting insturen. Door het lid G. A. J. Bok
wordt deze toelichting voorgelezen, waar
in vervat:
1. dat de Raad bij dde begrooting
voor 1926 had overwogen dat de gemeente
Poederoijen ongeveer 1200 zielen telt, dat
daar gewone dagelijksche werkzaamheden
ter secretarie zijn te doen en geen bedrij
ven aanwezig zijn, dus de Secretaris ge
makkelijk zelf het werk kan doen en geen
ambtenaar ter secretarie noodig is.
2. dat door het College van B. en
W. te veel op kosten van de gemeente
wordt gereisd en daarom 'dien post vol
gens zijn vroeger genomen besluit wenscht
te handhaven.
3. dat de torens het eigendom rijn van
de Ned. Herv. gemeenten en die dus
de kosten van onderhoud moeten dragen.
4. dat de post voor onvoorziene uit
gaven weliswaar bij de behandeling der
begrooting op f 100 was teruggebracht
doch in de vergadering van "29 April
verhoogd is tot f 300, wat, gelet op de
uitgaven van het vorig jaar voldoende
wordt geacht.
G. A. J. Bok. Bij art. 212 staat in de
gemeentewet dat, zoolang door het ge
meentebestuur niet opnieuw een ambtenaar
is aangesteld, Ged. St. niet het recht
hebben de jaarwedde op Me begrooting
te brengen. Welk recht hebben Ged. St.
nu, |om de begrooting daarvan niet goed
te keuren?
Voorzitter. Een ambtenaar wordt door
B. en W. aangesteld, doch de raad regelt
de bezoldiging. Nu de Raad geweigerd
heeft die op de begrooting te ramen,
onthouden Ged. St. daaraan o.a. hunne
goedkeuring. Zoo is de zaak. De Raad
kan nu in beroep gaan, wat ook gebeurd
is.
De Voorzitter brengt daarop in stem
ming of de door het lid G. A. J. Bok
ingediende ontwerp-toelichting aan den
Raad van State zal worden gezonden, wat
met algemeene stemmen wordt besloten.
Voorlezing wordt gedaan van een schrij
ven van D. Weenink te Zaltbommel om
trent de pomp te Aalst en die in de veld
wachterswoning. Deze laatste, waarvan de
buizen versleten zijn moet gerepareerd
worden, wat zal kosten f 55.
Voorzitter. Ik stel voor die pomp te
doen maken.
M. v. Ooijen. Ik zou willen vragen hoe
kan Weenink weten, dat die buizen ver
teerd zijn. Ze zitten toch onder den grond?
Hoe heeft hij dat onderzocht?
Voorzitter. Dat weet ik niet. Maar wel
is het zoo, dat hij er op ge rekje nd heeft
er nog gedeelten van te kunnen verkoopen.
Anders zou 30 M. buis wel meer kosten
dan f 55.
Na eenige bespreking wordt besloten d3t
de pomp zoo goed en goedkoop moge
lijk zal gemaakt worden.
Ingekomen is verder een brief van dhr.
J. v. Bruchem te Aalst waarbij wordt op
gezegd de huur der bij hem in gebruik
zijnde gemeentewoning tegen 1 Oct. a.s.
wegens vertrek uit de gemeente.
Voorzitter. Ze komt dus ledig te sta^n.
Wat zullen we daar nu mee dqen?
v. Ooijen. Het Raadsbesluit is, dat zij
niet minder dan f 200 wordt verhuurd.
Voorzitter. Ja maar als men ze voor
f150 kwijt kon, is dat beter als leeg te
laten staan.
G. A. J. Bok. Laten we eerst maar eens
afwachten.
Een brief van Mej. J. H. de Gaaij
te Nederhemert, dat zij hare benoeming
tot onderwijzeres aan de O. L. School te
Aalst aanneemt.
Aangenomen voor kennisgeving.
Komt in behandeling een verzoek van
H. Kolbach om vrijstelling van de beta
ling van schoolgeld.
Voorzitter. Naar mijne meening komt
hij er zeker zoo goed voor in aanmérking
als anderen aan wie ook vrijstelling is
verleend.
G. A. J. Bok. Dat waren meest hoofden
van gezinnen met kleine kinderen. Deze
heeft al hulp. Het wordt voor mij moei
lijk mijn stem daaraan te geven.
v. Ooijen. We hebben er de vorige maal
al over gesproken dat 117 kinderen kos
teloos onderwijs ontvangen. Wie zijn dat
allemaal? Laten we eerst eens inzage van
de schoolgeldlijst krijgen. Anders hunnen
we niet besluiten.
Voorzitter. Een vorige maal is dat toch
wèl gebeurd. Ik zeg nogmaals, dat het
principe verkeerd is. We moeten ons hou
den aan de regeling die verband houdt
met de Inkomstenbelasting. Maar als de
Raad tóch vrijstellingen geeft, komt deze
verzoeker er zeker voor in aanmerking.
Ten Hagen. Laat ons dit verzoek aan
houden tot de volgende vergadering en
de schoolgeldlijst er bij nemen.
v. Ooijen. En ook de lijst van de In
komstenbelasting.
Voorzitter. Dat mag niet. Die mag ik
niemand laten zien.
Wordt besloten het verzoek aan te hou
den.
Bij de rondvraag zegt het lid G. A.
J. Bok, dat op 24 Juni is besloten de
begrooting te wijzigen voor f 3840 wegens
kwade posten der Inkomstenbelasting, die
aan het Rijk moeten worden terugbetaald.
Dit besluit is wel genomen, maar de Raad
weet feitelijk niet waar het over gaat. Ik-
heb, zegt spreker, geinformeerd en in
Maart heeft de Burgemeester een staat
ontvangen, waarvoor die kwade posten
zijn.
Voorzitter. Wij krijgen wel opgaaf van
den Inspecteur van het bedrag, doch een
gespecificeerde staat krijgt men daarvan
absoluut niet. We weten niet wie er rec
lameert en wie er belasting terugkrijgt.
G. A. J. Bok. Dan wilden v. Ooijen in
ik persoonlijk den Raad vragen of aan
ons worden vergoed reiskosten naar Arn
hem. We zijn tweemaal naar Arnhem ge
weest over die aflossing van f 3200 en als
we daarvoor elk tien gulden reiskosten
krijgen is dat toch niet te veel. Die f 3200
zijn nu op paier terecht, verder weet ik
het ook niet.
Voorzitter. Wie heeft opdracht gegeven
naar Arnhem te gaan. Die f 3200 zijn
heusch niet zoek geweest hoor. Of dacht
je soms bij den gemeente-ontvanger?
Bok. Dat zeg ik niet. Maar B. en W.
reizen ook wel op kosten der gemeente.
v. Ooijen. B. en W. gaan ook naar
den Inspecteur van het L. O. zonder'op
dracht.
Voorzitter. Dat kunnen ze doen. Daar
staat nu eenmaal een post voor op de
begrooting. Maar wat gaan jullie in Arn
hem doen. Je hebt er niet noodig en
tot heden ook niets bereikt.
G. A. J. Bok. Als B. en W. naar Arn
hem gaan, spreken ze niet met den Com
missaris, maar met een ambtenaar.
Voorzitter. Dat is onze zaak en gaat
jullie niet aan.
De Voorzitter brengt in stemming,
aan de leden G. A. J. Bok en v. Óóijjen
die reiskosten zullen worden vergoed.
Wordt afgewezen met 3 tegen 1 stem.
Belanghebbende leden stemden niet mee.
De Voorzitter sluit daarop de vergade
ring.
Westwagenstraat C 71 a
GORINCHEM
(tegenover Hótel Hol).
Spreekuren: 12 en 57.
's Maandags en Zaterdags
9V,-2.
Pijnlooze behandeling.
Plaatsing kunsttanden met
en zonder gehemelteplaat.