Tweede Blad voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. is. 4630 Woensdag 18 Augustus BEHOORENDE BIJ HET Vergadering van den Raad der gemeente HEDIKHUIZEN op Dinsdag 10 Aug. n.m. 5 uur. Voorzitter: EdelAchtbare Heer van Bok hoven. Secretaris: WelEd. Heer Couwenberg. Aanwezig alle leden met uitzondering van den heer v. d. Heijden. De Voorzitter opent de vergadering1 te ruim 5 uur, daarna leest de Secretaris de notulen der beide vorige vergaderin gen. Op de vraag van den Voorzitter of geen der heeren op- of aanmerkingen heeft op deze notulen zegt de heer Dob belsteen dat in de notulen der spoedei- schende vergadering staat, dat beide Wet houders met kennisgeving afwezig waren, er staat echter niet in dat Wethouder Winkel later ter vergadering is verschenen. De Voorzitter antwoordt dat Wethouder Winkel ter vergadering is verschenen, toen deze zoo goed als afgeloopen was, hij heeft ook niet de presentielijst geteekend. Hierop worden de notulen onveranderd vastgesteld. Ingekomen stukken; Brief van Ged. Staten naar aanleiding- aanbesteding te Hedikhuizen van den vol genden inhoud: „Wij hebben kennis genomen van Uw nadere toelichting. Dat verkeerd gehan deld zou zijn, doordat het eerst-ingele- verde inschrijvingsbiljet ook het eerst ge opend werd, kunnen wij niet inzien. Ook komt het ons voor, dat bij een openbare aanbesteding niet aan iedereen inzage behoeft te worden gegeven van de ingeleverde biljetten. Voorzitter. De heeren hebben een af schrift van dezen brief thuis gehad, het is dus misschien niet noodig om hem nog voor te lezen. Dobbelsteen. Wij hebben een afschrift thuis gehad, voorlezing is dus niet noodig. Uit het schrijven van Ged. Staten zijn wij evenwel niet veel wijzer geworden als eerst, daarom zou ik willen voorstellen nog eens een schrijven aan Ged. Staten te richten, hun schrijven is zoo onzeker en zoo onpositief mogelijk. Voorzitter. Mij dunkt dat het positief genoeg is. Dobbelsteen. Er is niets positiefs in, ik durf iederen dag mijn eed af te leggen, dat de feiten zoo zijn. Verschillende leden spreken thans door elkaar. Wethouder Winkel verklaart dat hij ook ieder oogenblik wil getuigen dat de feiten zich hebben voorgedaan zooals de Voor zitter dit verklaart. Ook Wethouder v. Engelen spreekt in dezen zin. Dobbelsteen. Ik zou toch het volgende schrijven nogmaals aan Ged. Staten wil len richten. Voorzitter. Lees het maar niet voor. Dobbelsteen. Ik lees het wel voor. Aan het College van Ged. Staten van Noordbrabant, Den Bosch. WelEd. Gestr. Heeren, Wij kwamen in het bezit van Uw schrij ven d.d. 26 Mei j.l., in antwoord op onze brieven d.d. 23 Febr. en 11 Mei 1.1. betreffende aanbesteding onderhoud Openbare Lagere School te Hedikhuizen doch moeten tot onze verwondering con- stateeren, dat U zich weder, zonder een rechtstreeksch antwoord, vajv deze zaak af wilt maken. Hoe n.l. een college dat toch geacht mag worden terzake deskundig te zijn, met een uitdrukking als „ons komt het voor", waarin niets positiefs aanwezig is, zijn oordeel kan uitspreken, is ons onbe grijpelijk. O.i. heeft wel degelijk iedereen bij eene openbare aanbesteding het recht, inzage der ingeleverde bilejtten te verlangen, laat staan een competent raadslid, dat reeds eerder met diverse trucs van het gemeen tebestuur heeft kennis gemaakt. Dat U niet kunt inzien ,dat verkeerd gehandeld zou zijn, doordat het eerst in geleverde biljet het eerst werd geopend, bewijst weder voor den zooveelsten maal, dat U met het ware karakter van ons ge meentebestuur niet bekend bent, of dar niet wilt kennen, ondanks het bewijs, dat wij U hiervan reeds meerdere malen lever den. Of wordt door Uw ontwijkend ant woord reeds uitvoering gegeven, aan de bedreiging, geuit in Uw schrijven van 3 Maart j.l. Wij kunnen dit niet verwach ten, daar hierdoor Uw prestige in het oog van velen slechts geschaad zou wor den. Na kennisname van bovenstaande, zult U begrijpen, dat wij uit Uw antwoord niet wijzer zijn geworden en zien wij Uw de finitief oordeel alsnog met belangstelling tegemoet. Daar door dergelijke gestes van ons gemeentebestuur de onderlinge verhou ding in onze gemeente, hoe langer hoe onverkwikkelijker wordt, ware het wel licht wenschelijk, dat Uwe aandacht eens werd gewijd aan zekere wenken, door Zijne Excellentie den Minister van Bin- nenlandsche Zaken, aan Uw geacht college gegeven, bij missive van 18 Juli j.l. Hoogachtend, De Raad der gemeente "Hedikhuizen. Haarsteeg-Hedikhuizen, 10 Aug. '26. Tijdens de voorlezing zegt de Voorzitter dat er toch instaat, dat hij niet verplicht is iedreen inzage te geven van inschrij vingsbiljetten. De heer v. Hemert voert hiertegen in, dat dit toch wel aan het raadslid behoort te geschieden. De Voorzitter antwoordt hierop: Ook niet aan een raadslid dat is ook een ge woon mensch. De Voorzitter vraagt of de heeren zich met het schrijven kunnen vereenigen. Winkel. Ik zou mij schamen. Dobbelsteen. Het geeft niets hoor, de buitenwereld mag ook weieens weten, hoe het hier toegaat. Voorzitter. Ze weten reeds genoeg wat de Raad van Hedikhuizen is, dit behoeft heusch niet meer bekend gemaakt te wor den. Met 4 tegen 2 stemmen wordt hierop besloten het schrijven aan Ged. St. te verzenden. De beide Wethouders stem den tegen. De Voorzitter leest hierop het navol gende Kon. Besluit voor: WIJ W1LHELMINA, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau enz. enz. Beschikkende op het beroep, ingesteld door den Raad der gemeente Hedikhui zen tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant van 3 Febr. 1926 G Nr. 224, II Ie Afd'. A. tot ont houding van hunne goedkeuring aan de begrooting dier gemeente voor het dienst jaar 1926 en tot toepassing ten aanzien van die begrooting van art. 212 der Gem.- wet E)en Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, ad vies van 18 Mei 1926 Nr. 411; Op de voordracht van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw van 11 Juni 1926 Nr. 3828, Afdeeling Binnenlandsch Bestuur; Overwegende dat Gedeputeerde Staten van "Noordbrabant bij bovengenoemd be sluit hunne goedkeuring aan de begrooting der gemeente Hedikhuizen voor het dienst jaar 1926, zooals die aan hen ter goedkeu ring is aangeboden, hebben onthouden en aan die begrooting (Hoofdstuk II) heb ben toegevoegd de uitgaafposten: Nr. 8a. Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden ter gemeente-secretarie, den concierge en de boden en van het kan toor van den gemeente-ontvanger, ten be drage van f1150,— Nr. 31a: Toelage voor onderhoud rij wiel van den gemeente-bode, ten bedra ge van f 40,— dat zij daarbij hebben overwogen dat op de door Burgemeester en Wethouders van Hedikhuizen opgemaakte ontwerp-begroo- ting voorkwam een post ad f1150 voor a. jaarwedde van den ambtenaar ter sec retarie ad. f 500,— b. jaarwedde van den gemeentebode ad. f 650,—, benevens een post ad. f 40,voor toelage voor onderhoud rijwiel van den gemeentebode; dat de Raad bij dde vaststelling der begrooting heeft besloten deze posten te doen vervallen; dat 's Raads besluit ten doel heeft Burgemeester en Wethouders te dwingen genoemde ambtenaren te ont slaan; dat echter bij Ons besluit van 1 September 1925 Nr. 24 is beslist, dat „aan het ambt van gemeentebode, waarin blijvend moet worden voorzien, nu de gem.- veldw. geen diensten als bode mag verrich ten een zoodanige bezoldiging moet verbon den blijven, dat de ambtenaar met zijn overige verdiensten uit nevenbetrekkingen een behoorlijk loon ontvangt, terwijl voorts daarin wordt overwogen, dat met het oog op vervanging bij verlof of ziekte van den secretaris tevens ontvanger, de be trekking van ambtenaar ter secretarie niet kan worden opgeheven; dat de hierbo ven uiteengezette omstandigheden zich nog steeds voordoen; dat de genoemde ambte naren, bedoeld in art. 205 sub a der Ge meentewet; dat ingevolge genoemd wets artikel hunne belooningen op de begroo- ting der uitgaven behooren te worden gebracht; dat de Raad heeft besloten bij zijne weigering om voor meergenoemde belooningen posten op de begrooting voor 1926 te brengen, te volharden; dat de Raad der gemeente Hedikhui zen in zijn beroep aanvoert dat in zijne ge meente geen bode noodig is en dit ook hieruit blijkt, dat toen in den loop van het vorig jaar de verhouding tusschen den Secretaris en den bode te wenschen overliet, deze laatste gedurende zekeren tijd wel gemist kon worden en zelfs niet ten raadhuize mocht verschijnen; dat ook een ambtenaar ter secretarie z.i. gemist kan worden, aangezien immers bij afwe zigheid van den secretaris-ontvanger de loopende werkzaamheden verricht zouden kunnen worden door de aanwezige volon tairs, terwijl toch ook de burgemeester steeds aanwezig is; Overwegende dat het beroep uitsluitend is gericht tegen de niet-goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de begrooting der gemeente voor het dienstjaar 1926; Overwegende te dien aanzien dat zoo als reeds bij Ons besluit van 1 Sept. '25 Nr. 24 is beslist op de begrooting van uitgaven der gemeente Hedikhuizen be hooren te worden gebracht de beloonin gen voor een ambtenaar ter secretarie en die voor den gemeentebode; dat nu de gemeenteraad geweigerd heeft voor deze belooningen posten uit te trek ken op de begrooting voor 1926, Ge deputeerde Staten reeds uit dezen hoofde terecht hunne goedkeuring aan de be grooting hebben onthouden. Gezien de Gemeentewet Hebben goedgevonden en verstaan: HET BEROEP ONGEGROND TE VER KLAREN. Op de vraag van den Voorzitter of een der heeren nog iets heeft te zeggen naar aanleiding van dit Kon. Besluit, zegt de heer Dobbelsteen dat deze uitspraak hem heelemaal niet verwonderd, misschien is de beslissing wel genomen tegen eigen overtuiging in, zoodra spreker er den tijd voor heeft, zal hij alles wat over deze kwestie is geschreven openbaar maken, al wat er staat is waar. Winkel. Misschien tikken ze je dan nog wel eens op de vingers. Dobbelsteen. Dat kunnen zij gerust doen, daar rekenen wij wel op. Vaststelling gemeentebegrooting. Hierover is het navolgende schrijven van Ged. Staten ingekomen: De Ged. Staten van Noordbrabant, wederom voorgenomen de begrooting van plaatselijke inkomsten en uitgaven der ge meente Hedikhuizen voor het jaar 1926, vastgested door den Raad dier gemeen te in zijn openbare vergadering van 9 Oct. 1925 en nader gewijzigd vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 De cember 1925; Gezien hun besluit van 3 Februari 1926 G. Nr. 224, waarbij: a. aan de in den aanhef dezes ge noemde begrooting' zijn toegevoegd de uitgaafposten Nr. 8a.: „Jaarwedden van de ambte naren en bedienden ter gemeente-secre tarie, den concierge en de boden en van het kantoor van den gemeente-ontvanger, ten bedrage van f1150,—; Nr. 31a.: Toelage voor onderhoud rij wiel van den gemeentebode ten bedrage van f 40,— b. de Raad der gemeente Hedikhuizen is uitgenoodigd ter dekking dezer uitga ven nieuwe middelen voor te dragen en de aldus gewijzigde begrooting ten spoedigste opnieuw aan "hunne goedkeuring te on derwerpen, onder mededeeling, dat bij wei gering zijnerzijds om aan deze uitnoodi- ging te voldoen, hun college alsnog uit voering zou geven aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 2121 der gemeente wet; Overwegende, dat de Raad der jgemeente Hedikhuizen in zijne openbare vergadering van 23 Febr. 1926 heeft besloten te wei geren de noodige nieuwe middelen tot dekking voor te dragen; dat derhalve thans uitvoering behoort te worden gegeven aan het bepaalde in het tweed lid van artikel 2121 djer ge meentewet dat het vereischte .evenwicht tusschen de plaatselijke inkomsten en uitgaven kan worden bereikt door vermindering van den post Nr. 131 (hoofdstuk XVI gewone dienst) der begrooting; Gelet op artikel 212 der gemeentewet; Besluiten I. Den post Nr. 131 (Hoofdstuk XVI gewone dienst) van de begrooting der gemeente Hedikhuizen te verminderen met een bedrag van f1190 en alzoo te ra men op f 1247,795. II. Genoemde begrooting, gewijzigd overeenkomstig hun besluit van 3 Febr. 1926 G. Nr. 224 en het bepaalde sub I van dit besluit goed te keuren. III. Dit besluit ter voldoening aan het bepaalde in artikel 212, tweede lid, der gemeentewet, te plaatsen in het provin ciaal blad. Op voorstel van den heer Dobbelsteen wordt dit schrijven voor kennisgeving aan genomen. Besluit Ged. Staten tot vaststelling gfem.- rekening 1924. Idem raadsbesluiten wijziging Gem.-be- grooting en bedrijfsrekening. Proces-verbaal kasopneming bij den ge meente-ontvanger en bij den Direct, van het G.E.B. op 18 Juni en 7 Juli, waar bij alles in orde is bevonden. Ode deze stukken worden voor kennisgeving aange nomen. Brief van den heer J. M. Boelaarts, waarin deze mededeelt dat hij op 14 October of eerder het oude schoolhuis en de gemeente met zijn gezin gaat ver laten. De Voorzitter zegt dat B. en W. ge dacht hebben dat dit nu een mooie gele genheid is om in Hedikhuizen een nieuwe woning te bouwen, om daardoor het Hoofd der School in de gemeente te laten wonen. Te meer daar er uitzicht bestaat dat in verloop van een jaar of drie, het Hoofd alleen staat, en de onderwijzeres niet meer aanwezig zal zijn. B. en W. vinden het beter dat het Hoofd in de gemeente woont, thans kan het misschien bij winterdag wel eens voorkomen dat het Hoofd der School bij slecht weer niet tijdig jgenoeg aanwezig is. Het oudje school huis is niet geschikt meer voor bewoning daarom zou B. en W. het willen afbre ken en wat er nog goed aan is gebruiken en zoodoende een nieuwe woning bouwen. Wethouder Winkel merkt op dat er nog f 6000 in kas is, daarmede is best een woning te bouwen. De heer v. Hem'ert zou, nu de heer Boelaarts de gemeente gaat verlaten hem van deze plaats hulde willen brengen voor alles wat hij in het belang van de jeugd heeft gedaan. De heer Boelaarts was een goed Hoofd der School en met zijn ge zin een sieraad voor de gemeente. De Voorzitter meent dat men zich bij deze woorden wel kan aansluiten. De heer v. Hemert vraagt of het oude schoolhuis niet gerestaureerd kan worden. De Voorzitter antwoordt hierop dat de architect dit sterk afraadt, volgens deze is er niets Van te maken, er zijn kamers bij die zoo slecht zijn dat de heer Boe laarts ze niet gebruikte en er zelfs niet in durfde te komen. Wethouder Winkel noemt de woning ook niets meer waard, daarbij f 6000 zijn er en daarmede meent spr., kan een heel aardige woning worden gebouwd. Van de oude woning is niets meer te maken, men behoeft thans venwel niet te beslissen, hoe men zal bouwen, daarover kan nog nader gesproken worden. De Voorzitter acht het 't beste dat daar voor eerst eens een goede deskundig wordt geraadpleegd. Wethouder Winkel zag dit gaarne zoo spoedig mogelijk gebeuren opdat zoo spoedig mogelijk met bouwen kan worden begonnen. Spr. acht dit noodig, de Raad heeft het Hoofd der School wel onthef fing verleend van de verplichting! om in de gemeente te wonen, doch hij kan dit besluit weder intrekken. De heer v. Hemert meent dat er alles voor is, dat het Hoofd der School in de gemeente woont. De heer Dobbelsteen is ook deze mee- ningft oegedaan, zoodra het Hoofd der School en de Onderwijzeres weg zijn, is er geen toezicht meer. De heer Winkel merkt op, dat er geen politie of niets meer in Hedikhuizen is. De heer v. Vrede merkt op dat het geen verplichting is dat het Hoofd bij de school woont, in verschillende plaatsen, bijv. ook te Herpt is-dit niet het geval. De heer v. d. Brand vindt het toch wel raadzaam dat het Hoofd bij de school woont. De heer Dobbelsteen vraagt of een be slissing over deze zaak niet tot een vol gende vergadering kan worden aangehou den. j De Voorzitter acht dit overbodig, men behoeft thans slechts in beginsel te be sluiten tot bouwen, dan kan daarna het besluit worden ingetrokken waarbij het Hoofd toestemming was verleend om bui ten de gemeente te wonen. De heer v. Hemert meent dat eerst aan het Hoofd gevraagd dient te worden of hij in de gemeente wil wonen, deze dient men bijtijds te waarschuwen, als hij niet wil, kan hij naar een andere plaats uitzien. De Voorzitter gelooft niet, dat men daarvoor bevreesd behoeft te zijn, het is wel goed dat het Hoofd bijtijds gewiar- schuwd wordt met het oog op de huur der woning die hij thans bewoont. Hierop wordt in beginsel tot het bou wen van een nieuwe woning besloten. Aanvrage om subsidie van de Auto busdienst „Onze Dienst" te Genderen. Deze aanvrage wordt voor kennisgeving aangenomen. Aanvraag om subsidie van de R. K. Handelshoogeschool te Tilburg. Deze aan vraag zal bij de behandeling der begroo- ting opnieuw ter sprake worden gebracht. Aanbieding rekening en begrooting der Gezondheidscommissie te Heusden. Op de begrooting is het bedrag.dat Hedikhuizen moet bijdragen geraamd op f 69.20. Brief van Ged. Staten handelende over schoolgeld dat niet betaald wordt, waar om het College aandringt dat de Raad een post op de begrooting brengt voor een ambtenaar belast met de inning der plaatselijke belastingen. De heer Dobbelsteen meent, dat wan betaling niet zooveel voorkomt, dat daar voor een ambtenaar moet worden aange steld. De Voorzitter stemt toe dat wanbetaling niet veel voorkomt, doch de een volgt de ander. Het betreft hier een geval van een persoon, wiens kind buiten de ge meente school ging, deze weigert thans het schoolgeld te betalen. Dobbelsteen. Dan behoeft de ge meente het toch niet te doen? v. Vrede. Als iemand weigert om te betalen dan behoeft de gemeente er toch niet voor op te draaien? De Secretaris licht toe, dat de gemeen te dit wel moet, het betreft hier de ge meente Oisterwijk die het er niet bij laat zitten. De heer v. Hemert vraagt of B. en W. een voordracht voor een deurwaarder heb ben. De Voorzitter zegt dat dit de bedoe ling niet is, een plaatselijk deurwaarder wordt door B. en W. benoemd, de Raad moet alleen er een post voor op de ge- grooting zetten. v. Vrede.Het vorig jaar is er toch ook een post voor op de begrooting gezet. Voorzitter. Voor het bedrag van f 30 dat op de begrooting is uitgetrokken is geen deurwaarder te krijgen. Dobbelsteen. Nu zegt U dat voor het bedrag geen deurwaarder is te krijgen en in het schrijven zegt U dat het is om de bekende raadskwestie, het een liegt of het ander. Voorzitter. Wij liegen niet, doch kunnen niet alles zeggen. Voor f 50 is iemand bereid de functie waar te nemen. v. Vrede. Hoe hoog is het bedrag dat oninbaar is. v. d. Brand. Als ze niet betalen kunnen is het wat anders, maar als ze niet willen, ben ik er voor het met dwang te doen. Voorzitter. Het geval waar het thans over gaat xbetreft iemand die zijn kind buiten de gemeente op school doet, die kan dus het schoolgeld wel betalen. De Secretaris merkt op dat geen enkele gemeente buiten een deurwaarder kan, en dat men ook volgens de wet tot aanstel ling verplicht is. Voorzitter. Kan de Raad er zich mede vereenigen om een bedrag' van f 50 op de begrooting te brengen? v. Vrede. Het is een schadepost. Voorzitter. Het kan een schadepost zijn, doch het kan ook voordeel zijn. Dobbelsteen. Ik vind het veel. Voorzitter. U kunt het veel vinden, doch ik kan er geen ander voor krijgen. V. Vrede. We zouden hem voor een jaar kunnen benoemen. Voorzitter. Dat doet hij niet. V. d. Brand. Ik zou er maar toe beslui ten. v. Vrede. Als men het niet voor minder wil doen dan zegt ge dat ge er geen kunt krijgen. Voorzitter. Wij liegen niet, wij zeggen alleen de waarheid. Hierop wordt met algemeene stemmen besloten een post van f 50 op de begroo- tnig te brengen voor een plaatselijk deur waarder. Schrijven van het Bestuur der Bijzondere Jongensschool te Haarsteeg waarin wordt aangedrongen op herstel der woning voor het Hoofd der School. De kosten voor deze herstelling zijn door een timmerman geraamd op f 100. De heer van Hemert vraagt of daar in dertijd niet een bedrag van f 1000 voor is uitgetrokken, men had dat toen in orde moeten brengen. De Voorzitter merkt op dat toen gezegd was, om alleen het hoogst noodige in orde te doen brengen, om dan later als alles wat goedkooper was de rest te doen. De heer v. Vrede zou gaarne eerst weten, hoe hoog de kosten toen zijn ge weest. De Voorzitter kan dit zoo niet zeggen, en naar zijne meening doet dit er niet toe, de herstelling is hard noodig, de vraag is thans alleen, is de Raad genegen de gelden er voor beschikbaar te stellen? De heer Dobbelsteen vraagt of het hek toen ook in het bedrag was begrepen? waarop de Voorzitter toestemmend ant woordt. De heer Dobbelsteen acht het dan beter dat eerst voor het toegestane bedrag de woning in orde was gemaakt voor men aan het hek begon, het was vroeger toch ook altijd goed, waarom moest dit nu ver anderd worden. De Voorzitter antwoordt dat het vroeger in 'n onoogelijken toestand verkeerde, wat de schuld is van degeen die er is uitge trokken, de vraag is echter alleen of de Raad genegen is de noodige reparaties te doen aanbrengen. De heer v. Vrede meent dat het alleen de Vraag is of het huis voordeel aanbrengt. De heer v. Hemert merkt op dat men het huis als het zooveel aan reparatie moet kosten, beter kan verkoopen. De Voorzitter zegt dat het huis toen gerepareerd is geworden om het bewoon baar te maken, dit is in 1923 gebeurt, nadien is aan het huis niets meer gedaan. De heer v. Vrede zegt dat geen last was gegeven tot die reparatie er is toen gesproken om het te verkoopen. Alvorens hij zijn stem geeft tot de herstelling zou hij eerst het bedrag willen weten dajt in 1923 aan het huis is ten koste gelegd. Voorzitter. Er is besloten het huis te verhuren. Je komt telkens met zulke rare praatjes hier. De Secretaris licht toe dat zoolang het nieuwe Hoofd der School er in zit, er niets aan de woning is gedaan, de kosten van 1923 komen niet op rekening van den tegenwoordigen huurder, deze moesten ge maakt worden om het huis in bewoonbaren toestand te brengen. De Voorzitter vraagt of de Raad er Nieuwsblad Voorzitter. Het zijn niets dan leugens, er z'ijn verschillende personen, waaronder de beide Wethouders die dit kunnen ge tuigen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 5