Tweede Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
is. 4630 Woensdag 18 Augustus
BEHOORENDE BIJ HET
Vergadering van den Raad der gemeente
HEDIKHUIZEN op Dinsdag 10 Aug.
n.m. 5 uur.
Voorzitter: EdelAchtbare Heer van Bok
hoven.
Secretaris: WelEd. Heer Couwenberg.
Aanwezig alle leden met uitzondering
van den heer v. d. Heijden.
De Voorzitter opent de vergadering1 te
ruim 5 uur, daarna leest de Secretaris
de notulen der beide vorige vergaderin
gen. Op de vraag van den Voorzitter
of geen der heeren op- of aanmerkingen
heeft op deze notulen zegt de heer Dob
belsteen dat in de notulen der spoedei-
schende vergadering staat, dat beide Wet
houders met kennisgeving afwezig waren,
er staat echter niet in dat Wethouder
Winkel later ter vergadering is verschenen.
De Voorzitter antwoordt dat Wethouder
Winkel ter vergadering is verschenen, toen
deze zoo goed als afgeloopen was, hij
heeft ook niet de presentielijst geteekend.
Hierop worden de notulen onveranderd
vastgesteld.
Ingekomen stukken;
Brief van Ged. Staten naar aanleiding-
aanbesteding te Hedikhuizen van den vol
genden inhoud:
„Wij hebben kennis genomen van Uw
nadere toelichting. Dat verkeerd gehan
deld zou zijn, doordat het eerst-ingele-
verde inschrijvingsbiljet ook het eerst ge
opend werd, kunnen wij niet inzien.
Ook komt het ons voor, dat bij een
openbare aanbesteding niet aan iedereen
inzage behoeft te worden gegeven van
de ingeleverde biljetten.
Voorzitter. De heeren hebben een af
schrift van dezen brief thuis gehad, het
is dus misschien niet noodig om hem
nog voor te lezen.
Dobbelsteen. Wij hebben een afschrift
thuis gehad, voorlezing is dus niet noodig.
Uit het schrijven van Ged. Staten zijn
wij evenwel niet veel wijzer geworden als
eerst, daarom zou ik willen voorstellen
nog eens een schrijven aan Ged. Staten te
richten, hun schrijven is zoo onzeker en
zoo onpositief mogelijk.
Voorzitter. Mij dunkt dat het positief
genoeg is.
Dobbelsteen. Er is niets positiefs in,
ik durf iederen dag mijn eed af te leggen,
dat de feiten zoo zijn.
Verschillende leden spreken thans door
elkaar.
Wethouder Winkel verklaart dat hij ook
ieder oogenblik wil getuigen dat de feiten
zich hebben voorgedaan zooals de Voor
zitter dit verklaart.
Ook Wethouder v. Engelen spreekt in
dezen zin.
Dobbelsteen. Ik zou toch het volgende
schrijven nogmaals aan Ged. Staten wil
len richten.
Voorzitter. Lees het maar niet voor.
Dobbelsteen. Ik lees het wel voor.
Aan het College van Ged. Staten
van Noordbrabant, Den Bosch.
WelEd. Gestr. Heeren,
Wij kwamen in het bezit van Uw schrij
ven d.d. 26 Mei j.l., in antwoord op
onze brieven d.d. 23 Febr. en 11 Mei
1.1. betreffende aanbesteding onderhoud
Openbare Lagere School te Hedikhuizen
doch moeten tot onze verwondering con-
stateeren, dat U zich weder, zonder een
rechtstreeksch antwoord, vajv deze zaak
af wilt maken.
Hoe n.l. een college dat toch geacht
mag worden terzake deskundig te zijn,
met een uitdrukking als „ons komt het
voor", waarin niets positiefs aanwezig is,
zijn oordeel kan uitspreken, is ons onbe
grijpelijk.
O.i. heeft wel degelijk iedereen bij eene
openbare aanbesteding het recht, inzage
der ingeleverde bilejtten te verlangen, laat
staan een competent raadslid, dat reeds
eerder met diverse trucs van het gemeen
tebestuur heeft kennis gemaakt.
Dat U niet kunt inzien ,dat verkeerd
gehandeld zou zijn, doordat het eerst in
geleverde biljet het eerst werd geopend,
bewijst weder voor den zooveelsten maal,
dat U met het ware karakter van ons ge
meentebestuur niet bekend bent, of dar
niet wilt kennen, ondanks het bewijs, dat
wij U hiervan reeds meerdere malen lever
den. Of wordt door Uw ontwijkend ant
woord reeds uitvoering gegeven, aan de
bedreiging, geuit in Uw schrijven van
3 Maart j.l. Wij kunnen dit niet verwach
ten, daar hierdoor Uw prestige in het
oog van velen slechts geschaad zou wor
den.
Na kennisname van bovenstaande, zult
U begrijpen, dat wij uit Uw antwoord niet
wijzer zijn geworden en zien wij Uw de
finitief oordeel alsnog met belangstelling
tegemoet.
Daar door dergelijke gestes van ons
gemeentebestuur de onderlinge verhou
ding in onze gemeente, hoe langer hoe
onverkwikkelijker wordt, ware het wel
licht wenschelijk, dat Uwe aandacht eens
werd gewijd aan zekere wenken, door
Zijne Excellentie den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, aan Uw geacht college
gegeven, bij missive van 18 Juli j.l.
Hoogachtend,
De Raad der gemeente
"Hedikhuizen.
Haarsteeg-Hedikhuizen, 10 Aug. '26.
Tijdens de voorlezing zegt de Voorzitter
dat er toch instaat, dat hij niet verplicht
is iedreen inzage te geven van inschrij
vingsbiljetten.
De heer v. Hemert voert hiertegen in,
dat dit toch wel aan het raadslid behoort
te geschieden.
De Voorzitter antwoordt hierop: Ook
niet aan een raadslid dat is ook een ge
woon mensch.
De Voorzitter vraagt of de heeren zich
met het schrijven kunnen vereenigen.
Winkel. Ik zou mij schamen.
Dobbelsteen. Het geeft niets hoor, de
buitenwereld mag ook weieens weten, hoe
het hier toegaat.
Voorzitter. Ze weten reeds genoeg wat
de Raad van Hedikhuizen is, dit behoeft
heusch niet meer bekend gemaakt te wor
den.
Met 4 tegen 2 stemmen wordt hierop
besloten het schrijven aan Ged. St. te
verzenden. De beide Wethouders stem
den tegen.
De Voorzitter leest hierop het navol
gende Kon. Besluit voor:
WIJ W1LHELMINA, bij de gratie Gods
Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje Nassau enz. enz.
Beschikkende op het beroep, ingesteld
door den Raad der gemeente Hedikhui
zen tegen het besluit van Gedeputeerde
Staten van Noordbrabant van 3 Febr.
1926 G Nr. 224, II Ie Afd'. A. tot ont
houding van hunne goedkeuring aan de
begrooting dier gemeente voor het dienst
jaar 1926 en tot toepassing ten aanzien
van die begrooting van art. 212 der Gem.-
wet
E)en Raad van State, Afdeeling voor
de Geschillen van Bestuur, gehoord, ad
vies van 18 Mei 1926 Nr. 411;
Op de voordracht van onzen Minister
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
van 11 Juni 1926 Nr. 3828, Afdeeling
Binnenlandsch Bestuur;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten
van "Noordbrabant bij bovengenoemd be
sluit hunne goedkeuring aan de begrooting
der gemeente Hedikhuizen voor het dienst
jaar 1926, zooals die aan hen ter goedkeu
ring is aangeboden, hebben onthouden en
aan die begrooting (Hoofdstuk II) heb
ben toegevoegd de uitgaafposten:
Nr. 8a. Jaarwedden van de ambtenaren
en bedienden ter gemeente-secretarie, den
concierge en de boden en van het kan
toor van den gemeente-ontvanger, ten be
drage van f1150,—
Nr. 31a: Toelage voor onderhoud rij
wiel van den gemeente-bode, ten bedra
ge van f 40,—
dat zij daarbij hebben overwogen dat op
de door Burgemeester en Wethouders van
Hedikhuizen opgemaakte ontwerp-begroo-
ting voorkwam een post ad f1150 voor
a. jaarwedde van den ambtenaar ter sec
retarie ad. f 500,— b. jaarwedde van
den gemeentebode ad. f 650,—, benevens
een post ad. f 40,voor toelage voor
onderhoud rijwiel van den gemeentebode;
dat de Raad bij dde vaststelling der
begrooting heeft besloten deze posten te
doen vervallen; dat 's Raads besluit ten
doel heeft Burgemeester en Wethouders
te dwingen genoemde ambtenaren te ont
slaan; dat echter bij Ons besluit van 1
September 1925 Nr. 24 is beslist, dat
„aan het ambt van gemeentebode, waarin
blijvend moet worden voorzien, nu de gem.-
veldw. geen diensten als bode mag verrich
ten een zoodanige bezoldiging moet verbon
den blijven, dat de ambtenaar met zijn
overige verdiensten uit nevenbetrekkingen
een behoorlijk loon ontvangt, terwijl voorts
daarin wordt overwogen, dat met het oog
op vervanging bij verlof of ziekte van
den secretaris tevens ontvanger, de be
trekking van ambtenaar ter secretarie niet
kan worden opgeheven; dat de hierbo
ven uiteengezette omstandigheden zich nog
steeds voordoen; dat de genoemde ambte
naren, bedoeld in art. 205 sub a der Ge
meentewet; dat ingevolge genoemd wets
artikel hunne belooningen op de begroo-
ting der uitgaven behooren te worden
gebracht; dat de Raad heeft besloten bij
zijne weigering om voor meergenoemde
belooningen posten op de begrooting voor
1926 te brengen, te volharden;
dat de Raad der gemeente Hedikhui
zen in zijn beroep aanvoert dat in zijne ge
meente geen bode noodig is en dit ook
hieruit blijkt, dat toen in den loop van
het vorig jaar de verhouding tusschen
den Secretaris en den bode te wenschen
overliet, deze laatste gedurende zekeren
tijd wel gemist kon worden en zelfs niet
ten raadhuize mocht verschijnen; dat ook
een ambtenaar ter secretarie z.i. gemist
kan worden, aangezien immers bij afwe
zigheid van den secretaris-ontvanger de
loopende werkzaamheden verricht zouden
kunnen worden door de aanwezige volon
tairs, terwijl toch ook de burgemeester
steeds aanwezig is;
Overwegende dat het beroep uitsluitend
is gericht tegen de niet-goedkeuring door
Gedeputeerde Staten van de begrooting
der gemeente voor het dienstjaar 1926;
Overwegende te dien aanzien dat zoo
als reeds bij Ons besluit van 1 Sept. '25
Nr. 24 is beslist op de begrooting van
uitgaven der gemeente Hedikhuizen be
hooren te worden gebracht de beloonin
gen voor een ambtenaar ter secretarie
en die voor den gemeentebode;
dat nu de gemeenteraad geweigerd heeft
voor deze belooningen posten uit te trek
ken op de begrooting voor 1926, Ge
deputeerde Staten reeds uit dezen hoofde
terecht hunne goedkeuring aan de be
grooting hebben onthouden.
Gezien de Gemeentewet
Hebben goedgevonden en verstaan:
HET BEROEP ONGEGROND TE VER
KLAREN.
Op de vraag van den Voorzitter of
een der heeren nog iets heeft te zeggen
naar aanleiding van dit Kon. Besluit, zegt
de heer Dobbelsteen dat deze uitspraak
hem heelemaal niet verwonderd, misschien
is de beslissing wel genomen tegen eigen
overtuiging in, zoodra spreker er den tijd
voor heeft, zal hij alles wat over deze
kwestie is geschreven openbaar maken,
al wat er staat is waar.
Winkel. Misschien tikken ze je dan nog
wel eens op de vingers.
Dobbelsteen. Dat kunnen zij gerust doen,
daar rekenen wij wel op.
Vaststelling gemeentebegrooting.
Hierover is het navolgende schrijven
van Ged. Staten ingekomen:
De Ged. Staten van Noordbrabant,
wederom voorgenomen de begrooting van
plaatselijke inkomsten en uitgaven der ge
meente Hedikhuizen voor het jaar 1926,
vastgested door den Raad dier gemeen
te in zijn openbare vergadering van 9 Oct.
1925 en nader gewijzigd vastgesteld in
de openbare raadsvergadering van 29 De
cember 1925;
Gezien hun besluit van 3 Februari 1926
G. Nr. 224, waarbij:
a. aan de in den aanhef dezes ge
noemde begrooting' zijn toegevoegd de
uitgaafposten
Nr. 8a.: „Jaarwedden van de ambte
naren en bedienden ter gemeente-secre
tarie, den concierge en de boden en van
het kantoor van den gemeente-ontvanger,
ten bedrage van f1150,—;
Nr. 31a.: Toelage voor onderhoud rij
wiel van den gemeentebode ten bedrage
van f 40,—
b. de Raad der gemeente Hedikhuizen
is uitgenoodigd ter dekking dezer uitga
ven nieuwe middelen voor te dragen en de
aldus gewijzigde begrooting ten spoedigste
opnieuw aan "hunne goedkeuring te on
derwerpen, onder mededeeling, dat bij wei
gering zijnerzijds om aan deze uitnoodi-
ging te voldoen, hun college alsnog uit
voering zou geven aan het bepaalde in het
tweede lid van artikel 2121 der gemeente
wet;
Overwegende, dat de Raad der jgemeente
Hedikhuizen in zijne openbare vergadering
van 23 Febr. 1926 heeft besloten te wei
geren de noodige nieuwe middelen tot
dekking voor te dragen;
dat derhalve thans uitvoering behoort
te worden gegeven aan het bepaalde in
het tweed lid van artikel 2121 djer ge
meentewet
dat het vereischte .evenwicht tusschen
de plaatselijke inkomsten en uitgaven kan
worden bereikt door vermindering van
den post Nr. 131 (hoofdstuk XVI gewone
dienst) der begrooting;
Gelet op artikel 212 der gemeentewet;
Besluiten
I. Den post Nr. 131 (Hoofdstuk XVI
gewone dienst) van de begrooting der
gemeente Hedikhuizen te verminderen met
een bedrag van f1190 en alzoo te ra
men op f 1247,795.
II. Genoemde begrooting, gewijzigd
overeenkomstig hun besluit van 3 Febr.
1926 G. Nr. 224 en het bepaalde sub
I van dit besluit goed te keuren.
III. Dit besluit ter voldoening aan het
bepaalde in artikel 212, tweede lid, der
gemeentewet, te plaatsen in het provin
ciaal blad.
Op voorstel van den heer Dobbelsteen
wordt dit schrijven voor kennisgeving aan
genomen.
Besluit Ged. Staten tot vaststelling gfem.-
rekening 1924.
Idem raadsbesluiten wijziging Gem.-be-
grooting en bedrijfsrekening.
Proces-verbaal kasopneming bij den ge
meente-ontvanger en bij den Direct, van
het G.E.B. op 18 Juni en 7 Juli, waar
bij alles in orde is bevonden. Ode deze
stukken worden voor kennisgeving aange
nomen.
Brief van den heer J. M. Boelaarts,
waarin deze mededeelt dat hij op 14
October of eerder het oude schoolhuis
en de gemeente met zijn gezin gaat ver
laten.
De Voorzitter zegt dat B. en W. ge
dacht hebben dat dit nu een mooie gele
genheid is om in Hedikhuizen een nieuwe
woning te bouwen, om daardoor het Hoofd
der School in de gemeente te laten wonen.
Te meer daar er uitzicht bestaat dat
in verloop van een jaar of drie, het
Hoofd alleen staat, en de onderwijzeres
niet meer aanwezig zal zijn. B. en W.
vinden het beter dat het Hoofd in de
gemeente woont, thans kan het misschien
bij winterdag wel eens voorkomen dat het
Hoofd der School bij slecht weer niet
tijdig jgenoeg aanwezig is. Het oudje school
huis is niet geschikt meer voor bewoning
daarom zou B. en W. het willen afbre
ken en wat er nog goed aan is gebruiken
en zoodoende een nieuwe woning bouwen.
Wethouder Winkel merkt op dat er nog
f 6000 in kas is, daarmede is best een
woning te bouwen.
De heer v. Hem'ert zou, nu de heer
Boelaarts de gemeente gaat verlaten hem
van deze plaats hulde willen brengen voor
alles wat hij in het belang van de jeugd
heeft gedaan. De heer Boelaarts was een
goed Hoofd der School en met zijn ge
zin een sieraad voor de gemeente.
De Voorzitter meent dat men zich bij
deze woorden wel kan aansluiten.
De heer v. Hemert vraagt of het oude
schoolhuis niet gerestaureerd kan worden.
De Voorzitter antwoordt hierop dat de
architect dit sterk afraadt, volgens deze
is er niets Van te maken, er zijn kamers
bij die zoo slecht zijn dat de heer Boe
laarts ze niet gebruikte en er zelfs niet in
durfde te komen.
Wethouder Winkel noemt de woning
ook niets meer waard, daarbij f 6000 zijn
er en daarmede meent spr., kan een heel
aardige woning worden gebouwd. Van de
oude woning is niets meer te maken, men
behoeft thans venwel niet te beslissen,
hoe men zal bouwen, daarover kan nog
nader gesproken worden.
De Voorzitter acht het 't beste dat daar
voor eerst eens een goede deskundig
wordt geraadpleegd.
Wethouder Winkel zag dit gaarne zoo
spoedig mogelijk gebeuren opdat zoo
spoedig mogelijk met bouwen kan worden
begonnen. Spr. acht dit noodig, de Raad
heeft het Hoofd der School wel onthef
fing verleend van de verplichting! om in
de gemeente te wonen, doch hij kan dit
besluit weder intrekken.
De heer v. Hemert meent dat er alles
voor is, dat het Hoofd der School in
de gemeente woont.
De heer Dobbelsteen is ook deze mee-
ningft oegedaan, zoodra het Hoofd der
School en de Onderwijzeres weg zijn, is
er geen toezicht meer.
De heer Winkel merkt op, dat er geen
politie of niets meer in Hedikhuizen is.
De heer v. Vrede merkt op dat het geen
verplichting is dat het Hoofd bij de school
woont, in verschillende plaatsen, bijv. ook
te Herpt is-dit niet het geval.
De heer v. d. Brand vindt het toch wel
raadzaam dat het Hoofd bij de school
woont.
De heer Dobbelsteen vraagt of een be
slissing over deze zaak niet tot een vol
gende vergadering kan worden aangehou
den. j
De Voorzitter acht dit overbodig, men
behoeft thans slechts in beginsel te be
sluiten tot bouwen, dan kan daarna het
besluit worden ingetrokken waarbij het
Hoofd toestemming was verleend om bui
ten de gemeente te wonen.
De heer v. Hemert meent dat eerst aan
het Hoofd gevraagd dient te worden of
hij in de gemeente wil wonen, deze dient
men bijtijds te waarschuwen, als hij niet
wil, kan hij naar een andere plaats uitzien.
De Voorzitter gelooft niet, dat men
daarvoor bevreesd behoeft te zijn, het is
wel goed dat het Hoofd bijtijds gewiar-
schuwd wordt met het oog op de huur
der woning die hij thans bewoont.
Hierop wordt in beginsel tot het bou
wen van een nieuwe woning besloten.
Aanvrage om subsidie van de Auto
busdienst „Onze Dienst" te Genderen.
Deze aanvrage wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Aanvraag om subsidie van de R. K.
Handelshoogeschool te Tilburg. Deze aan
vraag zal bij de behandeling der begroo-
ting opnieuw ter sprake worden gebracht.
Aanbieding rekening en begrooting der
Gezondheidscommissie te Heusden. Op de
begrooting is het bedrag.dat Hedikhuizen
moet bijdragen geraamd op f 69.20.
Brief van Ged. Staten handelende over
schoolgeld dat niet betaald wordt, waar
om het College aandringt dat de Raad
een post op de begrooting brengt voor
een ambtenaar belast met de inning der
plaatselijke belastingen.
De heer Dobbelsteen meent, dat wan
betaling niet zooveel voorkomt, dat daar
voor een ambtenaar moet worden aange
steld.
De Voorzitter stemt toe dat wanbetaling
niet veel voorkomt, doch de een volgt
de ander. Het betreft hier een geval van
een persoon, wiens kind buiten de ge
meente school ging, deze weigert thans
het schoolgeld te betalen.
Dobbelsteen. Dan behoeft de ge
meente het toch niet te doen?
v. Vrede. Als iemand weigert om te
betalen dan behoeft de gemeente er toch
niet voor op te draaien?
De Secretaris licht toe, dat de gemeen
te dit wel moet, het betreft hier de ge
meente Oisterwijk die het er niet bij laat
zitten.
De heer v. Hemert vraagt of B. en W.
een voordracht voor een deurwaarder heb
ben.
De Voorzitter zegt dat dit de bedoe
ling niet is, een plaatselijk deurwaarder
wordt door B. en W. benoemd, de Raad
moet alleen er een post voor op de ge-
grooting zetten.
v. Vrede.Het vorig jaar is er toch ook
een post voor op de begrooting gezet.
Voorzitter. Voor het bedrag van f 30
dat op de begrooting is uitgetrokken is
geen deurwaarder te krijgen.
Dobbelsteen. Nu zegt U dat voor het
bedrag geen deurwaarder is te krijgen en
in het schrijven zegt U dat het is om
de bekende raadskwestie, het een liegt
of het ander.
Voorzitter. Wij liegen niet, doch kunnen
niet alles zeggen. Voor f 50 is iemand
bereid de functie waar te nemen.
v. Vrede. Hoe hoog is het bedrag dat
oninbaar is.
v. d. Brand. Als ze niet betalen kunnen
is het wat anders, maar als ze niet willen,
ben ik er voor het met dwang te doen.
Voorzitter. Het geval waar het thans
over gaat xbetreft iemand die zijn kind
buiten de gemeente op school doet, die
kan dus het schoolgeld wel betalen.
De Secretaris merkt op dat geen enkele
gemeente buiten een deurwaarder kan, en
dat men ook volgens de wet tot aanstel
ling verplicht is.
Voorzitter. Kan de Raad er zich mede
vereenigen om een bedrag' van f 50 op de
begrooting te brengen?
v. Vrede. Het is een schadepost.
Voorzitter. Het kan een schadepost zijn,
doch het kan ook voordeel zijn.
Dobbelsteen. Ik vind het veel.
Voorzitter. U kunt het veel vinden, doch
ik kan er geen ander voor krijgen.
V. Vrede. We zouden hem voor een jaar
kunnen benoemen.
Voorzitter. Dat doet hij niet.
V. d. Brand. Ik zou er maar toe beslui
ten.
v. Vrede. Als men het niet voor minder
wil doen dan zegt ge dat ge er geen kunt
krijgen.
Voorzitter. Wij liegen niet, wij zeggen
alleen de waarheid.
Hierop wordt met algemeene stemmen
besloten een post van f 50 op de begroo-
tnig te brengen voor een plaatselijk deur
waarder.
Schrijven van het Bestuur der Bijzondere
Jongensschool te Haarsteeg waarin wordt
aangedrongen op herstel der woning voor
het Hoofd der School. De kosten voor
deze herstelling zijn door een timmerman
geraamd op f 100.
De heer van Hemert vraagt of daar in
dertijd niet een bedrag van f 1000 voor
is uitgetrokken, men had dat toen in orde
moeten brengen.
De Voorzitter merkt op dat toen gezegd
was, om alleen het hoogst noodige in
orde te doen brengen, om dan later als
alles wat goedkooper was de rest te doen.
De heer v. Vrede zou gaarne eerst
weten, hoe hoog de kosten toen zijn ge
weest.
De Voorzitter kan dit zoo niet zeggen,
en naar zijne meening doet dit er niet toe,
de herstelling is hard noodig, de vraag
is thans alleen, is de Raad genegen de
gelden er voor beschikbaar te stellen?
De heer Dobbelsteen vraagt of het hek
toen ook in het bedrag was begrepen?
waarop de Voorzitter toestemmend ant
woordt.
De heer Dobbelsteen acht het dan beter
dat eerst voor het toegestane bedrag de
woning in orde was gemaakt voor men
aan het hek begon, het was vroeger toch
ook altijd goed, waarom moest dit nu ver
anderd worden.
De Voorzitter antwoordt dat het vroeger
in 'n onoogelijken toestand verkeerde, wat
de schuld is van degeen die er is uitge
trokken, de vraag is echter alleen of de
Raad genegen is de noodige reparaties
te doen aanbrengen.
De heer v. Vrede meent dat het alleen
de Vraag is of het huis voordeel aanbrengt.
De heer v. Hemert merkt op dat men
het huis als het zooveel aan reparatie
moet kosten, beter kan verkoopen.
De Voorzitter zegt dat het huis toen
gerepareerd is geworden om het bewoon
baar te maken, dit is in 1923 gebeurt,
nadien is aan het huis niets meer gedaan.
De heer v. Vrede zegt dat geen last
was gegeven tot die reparatie er is toen
gesproken om het te verkoopen. Alvorens
hij zijn stem geeft tot de herstelling zou
hij eerst het bedrag willen weten dajt in
1923 aan het huis is ten koste gelegd.
Voorzitter. Er is besloten het huis te
verhuren. Je komt telkens met zulke rare
praatjes hier.
De Secretaris licht toe dat zoolang het
nieuwe Hoofd der School er in zit, er
niets aan de woning is gedaan, de kosten
van 1923 komen niet op rekening van den
tegenwoordigen huurder, deze moesten ge
maakt worden om het huis in bewoonbaren
toestand te brengen.
De Voorzitter vraagt of de Raad er
Nieuwsblad
Voorzitter. Het zijn niets dan leugens,
er z'ijn verschillende personen, waaronder
de beide Wethouders die dit kunnen ge
tuigen.