om de bekwaamheid van deren Ontvanger niet te hoog aan te slaan. Den 4den October 1928 rapporteerden Ged. St. dat de boekingen niet met de noodige zorg zijn geschied, radeerin- g"en en overschrijvingen herhaaldelijk voorkwamen. Toen heeft het gem.best. zich ook nog gewend tot het kantoor van de heeren Weijers en Hugenpoth te 's-Hertogenbosch en diens advies is geweest, hier is niet alleen sprake van fouten, doch zeer waarschijnlijk ook van kwade trouw. Zij adviseerden verder een civielrechtelijke vordering tegen den Secr.-Ontv. in te stellen, omdat hij zijn instructie had overtreden. Pleiter leest de bepalingen der instructie voor, die luiden De Ontvanger is verplicht: Bij het ontdekken van misslagen in de bevelschriften tot betaling of in geval van overschrijdingen der begroo- tingsposten onmiddellijk van deze bevindingen kennis te geven aap B. en W. Hij is als verantwoordelijk hoofd van het geldelijk be heer der gemeente belast met de geheele leiding daar van, met inachtneming van de daarvoor door of krach tens de wet te geven of nog te geven voorschriften. Uit het rapport v. h. Verificatiebur. blijkt ook dat op een der gelijke manier was geknoeid. Nu is deze geschiedenis, door dat wijlen Commissaris Baron v. Voorst tot Voorst waarschijn lijk in een ondoordacht oogenblik, aan den Secr.-Ontv. en den Burgemeester het telegram heeft gezonden, direct na de ontdekking, zonder eenig onderzoek, dat er volstrekt geen onregelmatigheid had plaats gehad, in het verkeerde spoor jgekomem Toen de Secr.-Ontvanger door B. en W. ter verantwoording werd geroepen, zegde hij toe, ontslag te vragen eh het bedrag te storten. Hij is daarop evenwel naar den Bosch naar den Commissaris gegaan en deze heeft hem gezegd, dat hij geen halven cent moest betalen, want dat de zaak in orde was. Nu dit eenmaal gebeurd was, heeft men niet meer terug gekund. Pleiter komt thans tot de afzonderlijke bewijzen, die bij de stukken te vinden zijn. De kwestie van administrateur der Ebbe staat er geheel buiten, omdat blijkt, dat hij daartoe nooit is benoemd, deze werkzaamheden ambtshalve heeft verricht als Secr.-Ontv. van Wijk. In het besluit van de schorsing heeft men de gronden kun nen vinden waarop de schorsing is gebaseerd. Die schor sing is ingegaan op 13 Juni; 13 Juli met een maand ver lengd en op 11 Aug. met 3 maanden verlengd. Die beslui ten zijn van kracht geworden, omdat de Kroon, die het raads besluit eerst had geschorst, dat besluit voor den termijn van 12 Nov. niet heeft vernietigd, het gem.-best. is du,s eigenlijk door de Kroon reeds in het gelijk gesteld. Zoover is de zaak in orde, het gaat nu verder alleen over de vraag of G. St. terecht hebben geweigerd, het raadsbesluit, waarbij de Secr.- Ontv. is ontslagen, goed te keuren. Niet aan de orde is, de vraag of B. en W. hunne functie wel behoorlijk hebben waargenomen, ook niet de vraag wie het bedrag zal moeten storten. In de stukken wordt door Ged. St. herhaaldelijk gesproken, dat B. en W. hun plicht niet hebben gedaan, dit staat evenwel geheel buiten de zaak, het gaat er alleen over, of het ontslag terecht is verleend. En hieraan meent pleiter, bestaat niet den minsten twijfel. Het gaat niet aan te beweren dat B. en W. verantwoordelijk zijn voor de da den van een ambtenaar en hem daarom niet kunnen ontslaan. Dan zou een Minister nooit een ambtenaar, door wien hij is misleid, kunnen ontslaan, omdat hij verantwoordelijk is voor dien ambtenaar. Pleiter meent, dat de raad dezen ambte naar terecht heeft ontslagen, omdat hij de belangen van de (gemeente niet in handen mag leggen van een persoon, die (gebleken is een knoeier en onbetrouwbaar ambtenaar te zijn. Nu willen Ged. St. evenwel een dergelijk persoon blijven opdringen aan de gem., tengevolge naar pleiters meening, van het overijlde telegram. Ook van geen belang acht pl. het feit, dat de rekening 1923 is goedgekeurd, omdat onze ge meentewet zegt, dat deze goedkeurig den betrokken ambte naar niet van zijn verantwoordelijkheid ontslaat, wanneer er van valschheid sprake is. Het gaat hier over de vraag of Sluijmers een man is be kwaam voor zijn ambt. Nu heeft men gezegd er zijn feiten gepleegd, die gebleken zijn niet in orde te zijn, aan kwade trouw wordt evenwel geen oogenblik gedacht. Als bewijs daarvoor haalt men aan de verklaring met de hand van Sluijmers, bij den betreffenden post geplaatst. Het is nu evenwel gebleken uit een verklaring van den gemeentebode M- de Graaff, dat deze verklaring er is bijgeschreven, na dat de rekening ter goedkeuring aan Ged. St. was gezonden, en met opmerkingen was terug ontvangen. Een kant- teekening heeft Sluijmers er zelf bij gezet, bij het ander ex. Igelastte hij een volontair ter Secretarie dit te doen, die had het afschrift gemaakt en het moest volgens de bewering van S. met dezelfde hand er bijgeschreven worden. Nu wil pl. even zijn aandacht bepalen bij de stukken, waaruit blijkt, dat zich menschen over deze kwestie hebben uitgesproken, die de stukken zelfs niet eens onder de oogen hebben gehad. In Juli 1923 heeft de .(gemeente Wijk een leening van f 12000 gesloten voor uitbreiding van haar net, welk bedrag zij 14 Augustus bij het provinciaal bedrijf had gestort. Uit dit bedrag werd de rente over '22 en 1ste. halfjaar 1923 betaald. Den 18den December 1923 schreef de administratie van de PNEM., dat zij de rente over het 2e halfjaar 1923 rechtstreeks aan de Rijksverzekeringsbank zou remitteeren, omdat zij nog over voldoende contanten van de gemeente be schikte. Toen had de Secr.-Ontv. het zoo moeten beschou wen, dat de PNEM. hem eerst het bedrag had gegeven en had hij dit dus als een ontvangst moeten boeken en daarna als een uitgaaf aan de R. V. Bank. Dit nu is niet geschied, alleen de boeking der uitgaaf heeft plaats gehad, niet die van ontvangst. Pleiter vestigt thans de aandacht op de bijlagen der reke ning, nummer 33, waarin de Ontv. van Wijk de aanteekening heeft gemaakt, dat geen gelden voor betaling der rente 2e halfjaar '23 aanwezig waren. Die aanteekening is onwaar, wat blijkt uit de mededeeling van de PNEM. van 18 Dec. Thans vestigt pleiter de aandacht op het hoofdjournaal over 1923, daarin is geknoeid. Het merkwaardige is, dat de totaal kasopnemingen een bedrag aangeven van f 75749.87 welk bedrag is aangehouden tot de kasopneming van 27 Sept. '24, dat een bedrag aangeeft van f 76454.12. Na deze kasop nemingen is het bedrag 7574987 evenwel veranderd in f 73749.87 en f76454.12 in f74.45412. Pleiter heeft zich naar den Raadsheer-rapporteur begeven en wijst de verschillende cijfers aan. Ziet U wel, aldus pl., dat daar radeeringen en veranderingen hebben plaats gehad, de Rapporteur bevestigt dit. Die veranderingen, aldus pl., zijn na de laatste kasopname aangebracht, en dat is ook het gedeelte, waarover de Directeur van het Verificatie-bu reau zegt, dat de Secr.-Ontv. geknoeid heeft. Dat dit zoo is, bewijst het proces-verbaal van kasopneming, waarin het oorspronkelijke bedrag nog voorkomt. Na deze manupila- Jie's zijn nog| verschillende posten geboekt. Pleiter wijst deze aan den Raadsheer-Rapporteur aan, die zijn er ingezet, nadat het kasboek door B. en W. voor gesloten is geteekend. Zij hebben deze posten nooit gezien, die moesten dienen om het bedrag van f 2000 goed te maken. Dat is wat betreft het hoofd-journaal. Nu vindt men nog het bevelschrift van be taling, dat is ook niet in orde. Pleiter heeft ten bewijze den stok der bevelschriften bij zich en toont die eveneens, daar vindt men, dat het 2e halfjaar is vermeld en ook daar is al geknoeid. De heeren zien dus dat de zaak niet in orde is, zoodat het verslag van het Verificatie-Bureau, tot geen andere conclusie kon komen, dan dat er geknoeid is en zelfs waar schijnlijk te kwader trouw. Pleiter wijst er verder op, dat de heer Sluijmers zich tegen een accountantsonderzoek heeft verzet, mijnh. Bergé, die het on derzoek instelde, verklaart dat hij de heer S. verschillende vragen heeft gesteld, die altijd ontwijkend of in het geheel niet werden beantwoord. Nu is het merkwaardige, dat Ged. Staten eerst aanmerking hebben gemaakt over het bedrag en daarna zeggen, dat het juist is geboekt. Het college wijt de knoeierijen verder aan den geschokten gezondsheidstoe- stand van den heer S. het eigenaardige is evenwel, dat de verklaring van Dr Casparie is gedateerd 24 Juli 1928, dus 4 jaren nadat deze hebben plaats gehad. Op de provinciale griffie werd gezegd, toon ons de kwitantie, dan zou het be wijs van malversatie geleverd zijn. Na lang zoeken werd de bewuste kwitantie gevonden en nu zou men meenen, dat Ged. St. zouden toegeven, dat het gemeentebestuur gelijk heeft, maar neen, ze doen of er niets gebeurd is en blijven in dezelfde richting voortgaan. Nu staan beide standpunten nog steeds tegenover elkaar, de raad zegt dat een bedrag van f 1983,75 te weinig in de gemeentekas is, daar tegenover staat het standpunt van Ged. St., die zeggen dat het nog niet duidelijk is, dat een bedrag eenmaal te veel zou zijn geboekt. Pleiter meent evenwel, dat het feit, dat de Secr.-Ontv. zijn eigen geldmiddelen niet heeft gescheiden van die der ge meente reeds voldoende is om hem te ontslaan. Vast staat, verder dat de Gem.-Ontv. geknoeid heeft, dat boekingen hebben plaats gehad, nadat het kasboek voor accoord was getee kend. Het rapport van het Verificatie-Bureau noemt plei ter duidelijk en vernietigend, voor den Secr.-Ontv. en hij kan zich dan ook niet voorstellen, hoe Ged. St. er toe ge komen zijn, de gemeente een man op te dringen, die bewe zen heeft dat hij niet deugt voor de administratie. De hou ding van het college van Ged. St. noemt pleiter onbegrijpe lijk en ondoorgrondelijk. Bij de stukken zijn verder verklaringen dat Sluijmers zoo'n fatsoenlijk man is, daarbij komt ook voor de handteeking van Wethouder Boender. Pleiter heeft hier evenwel een verklaring van dienzelfden oud-wethouder, waarin deze te kennen geeft, dat hij zijn handteekening uit onwetendheid heeft gezet op aandringen van W. v. Helden. Was hij even wel geheel op de hoogte geweest, dan zou hij niet hebben geteekend, want de ondervinding in 1923 met die f 1500 door hem als wethouder opgedaan, zouden hem hebben weerhou den. Verder komen er handteekeningen op voor van een huisknecht van dhr. Sluijmers, eenige familieleden, zijn huis arts en een predikant. Als bewijs welke waarde men aan een dergelijke handteekening kan hechten, vestigt pl. er de aandacht op, dat diezelfde predikant, toen hij de Bürgemeester bij diens benoeming in 1898 kwam feliciteeren, vertrouwelijk tot dezen heeft gezegd, dat hij hem voor één man in de gemeente moest waarschuwen en dat was n.l. de Secretaris. (Teekenen van afkeuring bij de heeren Cleerdin en Mr. v. Urk). Ten slotte, vervolgt pleiter, is er door Ged. St. geklaagd, dat wel het ontslag van den Ontvanger was gemotiveerd, doch niet het ontslag van Secretaris en Ambtenaar van den Burgerl. Stand. Duidelijk is evenwel aangetoond, wat Sluij mers voor een persoon is, de feiten wijzen uit, dat het ge meentebestuur dien man niet kan gebruiken. Wat wil men meer. Is hij alleen als ontvanger tot dergelijke knoeierijen in staat en niet in zijn andere functie's. Een Secretaris van Wijk verkeert in een heel andere positie dan een Secretaris van Den Haag. In Wijk heeft men menschen die niet geleerd zijn, die niet op de hoogte zijn met de gemeente administra tie, die daarbij drijven op den Secretaris. Uit alles blijkt) hoe groot het vertrouwen is geweest, dat Sluijmers genoot. Administratief zijn de feiten zoo ernstig, dat de man die B. en W. heeft misleid, geen Secretaris kan blijven. Nu gaat men achteraf zeggen, waarom heeft men geen vol ledig onderzoek ingesteld, dat is op uitdrukkelijk verlangen van Sluijmers geschied, die geen onderzoek wenschte, doch als het niet anders kon, verzocht dan alleen een onder zoek te laten doen naar het bedrag van f 1983,75. B. en W. hebben toen gezegd goed. Uit het rapport van het Verificatie bureau blijkt herhaaldelijk dat er duisterheden zijn, waarover de accountant zich niet kan uitlaten, omdat hij slechts opdracht had, een onderzoek te doen, naar dat bedrag alleen. Nu komt men met de vraag waarom niet pver 10 jaren onderzocht, waarom geen straivervolging ingesteld. Dit heeft men niet gedaan, omdat men den man wilde pntzien, hij is getrouwd, en heeft kinderen. Men heeft hem de gelegenheid gegeven het bedrag te vergoeden en daarna eervol ontslag aan te vra gen, hetgeen hij ook heeft toegezegd. In den Bosch heeft hij evenwel verkeerden raad gekregen. Het publiek van Wijk heeft toen gevraagd, die zaak moet zeker den doofpot maar in, toen konden B. en W. niet terug. Waarom, waar de feiten zoo duidelijk zijn, Ged. St. een houding hebben aangenomen als in cht geheele geval, is pleiter niet duidelijk. Thans kreeg de heer Cleerdin, Griffier van de provincie Noprdbrabant gelegenheid, het standpunt van Ged. St. te verdedigen. De pleiter begon met te verklaren dat Mr. Marchant zijn taak gemakkelijk heeft gemaakt, omdat hij niet getwijfeld heeft te spreken van een ingewikkelde zaak. Als 't U, aldus pleiter, gegaan is als mij, dan heeft het U onder het betoog van den vorigen spreker geduizeld van de cijfers en de gegevens. De scherpzinnige Mr. Mar chant heeft zelfs getoond de zaak niet te begrijpen. De begrooting 1928 van Wijk, werd door een ambtenaar der provinciale griffie, zooals men dat noemt, onderhanden ge nomen. Nu vond die ambtenaar een fout, waaruit de veron derstelling werd gemaakt, dat de Gem.-Ontv. zich zelf zou hebben benadeeld. Geen oogenblik werd op de provinciale griffie gedacht, dat het omgekeerde het geval zou zijn. Als er verder iets niet tegen den heer Sluijmers mag worden uitgespeeld, dan is het het bedrag van f 1500 voor het te kort van militiegelden. Als pl. in de plaats van den heer Sluijmers was geweest, zou hij dit bedrag nooit hebben be taald, zou hij dit den Burgemeester hebben laten doen, die daarvoor de aansprakelijke persoon was. De heer Sluijmers, die het geld er voor bezat, was te goed en heeft maar be taald om een eind aan de zaak te maken, omdat hij niet wist hoe het tekort was ontstaan. Als Mr. Marchant dit goed had geweten, zou hij iets anders hebben moeten zeggen. Het siert den woordvoerder van de gemeente weinig, de nage dachtenis van den overleden Commissaris in het debat te. brengen. Pleiter heeft dezen van nabij leeren kennen als een hoogstaand man. Nog dagelijks stijgt zijn groote ach ting voor den man, die nooit ondoordacht handelde. Dat: Sluijmers naar den Commissaris zou zijn gegaan is onwaar, hij is bij pl. gekomen en deze heeft het aan den Commissaris overgebracht. De zaak is toen kalm besproken. De Com missaris, die Wijk uit eigen aanschouwing kent, wist heel goed, dat er tusschen Burgemeester en Secretaris een schee- ve verhouding bestond, dat zij niet op een stoel zaten. Een verhouding, die duidelijk gekwalificeerd wordt door de aan haling van een particulier gesprek met den predikant. Wat de administratieve boekingen betreft, de heeren weten, hoe moeilijk die zijn, door de tegenwoordige voorschriften. Sluij mers heeft niet direct geweten, hoe hij met dit geval hande len moest. De opmerkingen gemaakt door de provinciale grif fie over de kasopnemingen, die behooren hier niet thuis, die waren alleen gericht aan B. en W. De Commissaris heeft op advies van pleiter getelegrafeerd dat van onregel matigheid geen sprake was. Dat was niet ondoordacht en het zou de gemeente van Wijk heel wat ellende bespaard heb ben, als de Burgemeester gedaan had, wat ieder Burge meester in zoo'n geval zou hebben gedaan, naar den Commis saris komen. Maar de Secretaris heeft gepleit voor de ver- eeniging van Veen en Wijk, welke vereeniging nog steeds in het belang is van beide gemeenten, hij heeft zich tevens ver klaard als voorstander van een politieke partij, iets wat in Nederland vrij is. Ook in Wijk behoort men aan te nemen, dat iedere politieke partij recht van bestaan heeft en voor zijn gevoelen mag op komen. De Commissaris heeft Burgemeester en Wet houders bij de eerste schorsing een brief geschreven, welke men niet laat zien, waarin hij te kennen gaf, dat het rapport niets bevatte, waaruit kan worden opgemaakt dat laakbare handelingen war^n gepleegd. Als er fouten zijn gemaakt zijt gij B. en W. en gij alleen daarvoor aanspra kelijk. Het rapport concludeerde alleen, dat nog een boe king moest plaats hebben. Sluijmers heeft willen betalen, doch hij had groot gelijk dat hij het niet deed, voordat vast stond, dat hij betalen moest. Noch B. en W., nóch den raad zijn tot Ged. St. gekomen. Wij wenden ons niet tot den Secretaris toch tot B. en W. Zij hebben dit papier in handen gehad. Als men clementie vraagt voor B. en W. omdat zij met iets niet op de hoogte zijn, waarom dan geen clementie voor den Secretaris-Ontvanger? Pleiter wil aan zijn woorden enkel nog toevoegen, dat het besluit van Ged. Staten genomen is, zonder aanzien van! personen. Ged. St. vragen zich niet af of iemand links of rechts is. Zij willen zich niet mengen tusschen politieke partij en, al kunnen zij het betreuren dat zij in Wijk aanleiding geven tot strijd. De woordvoerder van de gemeente heeft te kennen gegeven dat hij den heer Sluijmers niet vertrouwt en hem als een onbetrouwbaar ambtenaar betiteld. Dat cij- ferveranderingen hebben plaats gehad is af te keuren, doch daarmede is nog niet het bewijs geleverd, dat Sluijmers zich aan de belangen van de gemeente zou hebben vergrepen, dat bewijs is nog steeds niet geleverd. Toen de raad zijn besluit nam, was de betreffende kwitantie nog niet gevon den, was dus het bewijs niet geleverd, dat de Ontv. moest betalen. De kwitantie was niet te toonen, ook bij de PNEM. zijn vergissingen begaan en bleek alles nu niet in orde te zijn. Het besluit tot ontslag is door den gemeente raad zeer onrechtmatig genomen, zonder het minste be wijs. Over het geld is te praten. Sluijmers heeft gepresen teerd te betalen, doch op de provinciale griffie is gezegd, dat hij dit niet moest doen, zoolang het bewijs niet is gele verd, dat hij betalen moet. Ged. St. zullen de belangen van de gemeente Wijk net zoo goed behartigen als van een andere gemeente, zonder aanzien des persoons, doch zij danken den wetgever, dat hun de macht is gegeven, om ook den ambtenaar als mensch moreel hoog te houden en dit onrechtvaardige raadsbesluit ongedaan te maken. Het woord werd nu gegeven aan Mr. v. Urk, die pleitte voor den heer S. persoonlijk. Pleiter begon met te zeggen, dat men het zal billijken, dat hij niet alle stukken behandeld. De Bond van Gemeenteambtenaren heeft in deze geschiedenis zijn bemiddeling aangeboden en deze zaak is ook door het hoofdbestuur besproken en dit verzocht de zaak aan te hou den om eerst een onderzoek in te stellen. Het gemeentebest. wist heel goed dat Sluijmers ziek was, dokter Casparie is niet de eerste de beste, die geeft geen verklaring als de man niet werkelijk ziek zou zijn. Het gem'.-best. weigerde dit uitstel te geven en achtte schorsing noodzakelijk, zooals pleiter uit een raadsverslag in de Bossche Courant was ge bleken. Was het gemeentebestuur werkelijk humaan ge weest, dan zou het hebben volstaan met het geven van zieken verlof. Het lid v. d. Bol vroeg in een raadsvergadering een meer voor opgezette reden op te geven, waarom de schor sing moest plaats hebben en niettegenstaande de overgelegde neesk. verkl. geen ziekenverlof werd verleend. De Burgemees ter antwoordde, dat hij zich daarover niet wenschte uit te laten. Het lid v. Loon zegtde Secretaris loopt met het bedrag van f 1983,75 van de gemeente in den zak en rookt van onze centen sigaren. Dat is ten minste nog een eer lijk man. De Burgemeester sprak zelfs van de te genpartij, dit zijn bewijzen die aangeven, uit welk oog punt men dit geval moet bezien. Den 19den Juli heeft pleiter een bezoek aan het gemeentebestuur gebracht en heeft daartoe medegenomen den Ed.Achtb. Heer H. J. v. Egge- len, burgemeester der gemeente Iieusden, Voorzitter van de afd. Noordbrabant van den Bond van Gemeenteambtena ren. De dupliek op pleiters verweerschrift kreeg hij niet te zien. Dat noemt men ambtenaren-recht als schorsing wordt verleend en verlengd, terwijl de Commissaris vraagt zieken verlof te verleenen, welk verzoek van den Commissaris al leen bekend werd, omdat het lid v. d Pol dit verzoek in een raadsvergadering voorlas. Den 18den Juli schreef de Commissaris opnieuw en drong aan op opheffing der schor sing. Pleiter is bij het gemeentebestuur geweest en toen werd hem gezegd, wijs ons waar de centen zijn. Maar dat kon hij niet, hij had geen administratie gezien, hij wist alleen dat Sluijmers op wettige wijze voor de gem-rek. '23 was gedechargeerd. Men heeft den naam van Sluijmers over de straat gesleurd, dat was de menschlievendheid, waarvan men zoo hoog opgeeft. De gemeente zal nooit geen c'vielrech- terlijke vordering tegen den Ontvanger kunnen instellen, zoolang niet strafrechterlijk zal zijn uitgemaakt dat er wer kelijk geknoejd is. Pleiter heeft het gemeentebest. gevraagd, de zaak aanhangig te maken bij den Officier van Justitie, hij heeft daarvoor zelfs zijn auto disponibel gesteld, doch men heeft dit niet gedaan, louter uit menschlievendheid. Laat men den Ontvanger als hij geknoeid heeft er uit gooien. Toen werd gevraagd, waarom dit niet werd gedaan, heeft de Burgemeester gezegd, ik laat me niet uitlokken. Om den schijn te vermijden, dat de Secr.-Ontv. in den zak loopt met f 2000 van de gemeente, is gewezen op zijn zekerheidsstel ling waarop men het kan verhalen, bovendien heeft de Bond

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1929 | | pagina 6