Tweede Blad
Is. SOU Vrijdag 25 April
L'ARRABBIATA
Mantels en Japonnen
FIRMA J. H. ATHME
Nergens beter!
Nergens goe
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
POSTER'
IE ON
„1, Rugpijn Nieren Pillen
prima afwerking
- beste stoffen
- lage prijzen -
Sproeten komen vroeg ie
het voorjaar, koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogistea.
Uw urine waarschuwt U!
hjiHlemibriek.
dan bij anderen, want ONZE
munten uit door:
GASTHUISSTRAAT - GORINCHEM.
1
t
Waterstaatstoestand
voor deze Omgeving.
BEHOORENDE BIJ HET
Als gij een brandend, pijnlijk gevoel
hebt bij de loozing, of als uw water
dik is, bewolkt, met bezinksel of
zanderig, kan dit een gevolg zijn
van nier- of blaaszwakte.
Ook voortdurende aandrang tot
loozing, zeer groote of zeer kleine
hoeveelheden kunnen hierop wijzen.
Stel behandeling niet uit - kwTalen
kunnen beter voorkomen dan genezen
worden. Neem Foster's Rugpijn Nie
ren Pillen, die sedert jaren zoowel in
Holland als daarbuiten, door dankbare
lijders worden aanbevolen als het
middel tegen nierzwakte, urinekwalen,
rugpijn, waterzuchtige zwellingen en
rheumatische pijnen.
Verkrijgbaar bij alle drogisten enz.
in glazen verpakking a f 1.75 p. flacon.
blijkbaar niet erg geloofde, dat kan
iedereen wel zeggen, dat hij koning is.
Laat dan eens een papier zien, waar
op dat staat?
„Hier'", zei koning Frikadel, en haal
de een kaartje uit zijn zak, waarop met
gouden letters geschreven stond: „Ik
ben koning Frikadel de Tweede".
„O dan heeft U gelijk, koning Fri
kadel, maar wat beteekende dat dan,
dat U vanmiddag net deed, of U de
hofkapper was, en de hofkapper, ot
hij de koning was? Als ik het goed
naga, ben ik daardoor verschrikkelijk
beleedigd, en ik geloof, dat ik daarom
oorlog met U ga maken. Bovendien
breekt U 's nachts in mijn kamer in,
het is wat moois, voor een koning." i
„Ja, dat zal ik U vertellen", sprak
koning Frikadel, die nu wat van zijn
schrik bekomen was en meer moed i
begon te vatten. „Ik verwisselde van
plaats met mijn kapper, omdat juist
toen U aan het paleis belde, ik één
van mijn haren verloren had. Die was
mij 's nachts blijkbaar ontstolen.... hm
hmen daar ik nog maar 23 haren
had, ben ik er erg zuinig op. Ik kon
natuurlijk niet met 22 haren voor U
verschijnen, daarom liet ik den kapper
zoolang mijn plaats innemen. En wie
denkt U nu wel, "koning Pimpo,, dat
mij mijn 23ste haar ontstolen heeft?",
vroeg koning Frikadel en keek koning
Pimpo doordringend aan. Koning Pim
po kon zijn lachen haast niet inhou
den, toen hij zei „Weet ik het?"
Toen trad "koning Frikadel bp het
bed toe, en sprak luid, terwijl hij ver
schrikkelijk boos keek: „U, koning Pim
po, heeft mijn 23ste haar gestolen. De
generaal heeft zelf gehoord, dat U er
over sprak, en hij zitin dat gouden
doosje daar. Maak open, generaal."
De generaal gehoorzaamde, en wer
kelijk daar kwam de 23ste haar van
oen koning te voorschijn.
„Welnu?", sprak koning Frikadel
streng, „wat heeft U daarop te zeggen,
Pimpo?"
n pllaats van erg bang te zijn, en
te rillen van angst, begon koning Pim
po zóó hard te lachen, dat hij zoo
rood werd 'als een biet, en zich den
buik vasthield. Eindelijk bracht hij uit:
„Die haar vond Ik op straat en ik
vond 'm zoo mooi, dat ik dacht, dat
die beslist aan een schoone prinses
moest toebehooren. Daarom besloot ik
die prinses te zoeken en haar hand te
vragen hahaha. Maar, als die haar van
U is nu„ neem 'm dan maar terug,
beste Frikadel, hahaha, ik lach me een
kriek. En hihihi wat gaat U daar nu
mee doen."
„Daar zal ik nog eens diep over
naaenken", zei koning Frikadel,' mis
schien geef ik hem wel ten geschenke
aan het Rijksmuseum, of de hofkapper
moet hem weer op mijn hoofd vast
maken, want zóó zit mijn scheiding
niet goed, er hooren aan de eene kant
drie haren, en aan den anderen kant
twintig te zitten, en geen negentien.
Wat zegt kapper Kniptang ervan?"
„Ja, Majesteit, ik kan hem er best
weer aan lijmen. Ik weet een winkel
tje, waar ze zulke beste kitlijm ver-
koopen, dat alles wat ermee gelijmd
wordt, nooit meer loslaat."
„Goed", zei koning Frikadel, „Lijm
hem er dan weer aan. Maar denk er
om t dat je hem op de goede plaats
lijmt. Het was de derde haar van vo
ren at, goed begrepen."
„Ja, Majesteit", zei Kniptang.
Zoo werd besloten. Koning Pimpo
en Koning Frikadel sloten weer vrede, i
en gaven elkaar de hand, waarna allen
naar bed gingen, om nog wat te sla-
Beste jongens en meisjes.
De oplossingen van de vorige raad
sels zijn:
1. Bedellaar is bedelaar.
2. Jan, Henk, Bart, Oskar en Karei.
3. Tak kat.
De nieuwe raadsels zijn:
1. Welke stelen groeien aan geen
enkele bloem, boom, plant of
struik?
2. Wie kan van de volgende let
ters den naam van een vogel ma
ken: TREBJOSODOR
3. Met b ben ik een vrucht, met
1 hoor ik op school thuis, met
m ben ik een nuttig voorwerp en
met z een getal. Rara wat is dat?
OOM KAREL.
DE AVONTUURLIJKE
GESCHIEDENIS VAN KONING
FRIKADEL DE TWEEDE.
„Zoo", zei de koning Pimpo, die het
n:riixiTQ\
(DE TROTSCHAARD).
Toen zij na twee uren gevaren te
hebben in de kleine haven van Capri
aankwamen, droeg Antonino den gees
telijke uit den boot door het water
en bracht hem eerbiedig aan land. Maar
Laurella wilde niet wachten, tot hij
weer terugkwam en haar haalde. Zij
pakte haar rokken bij elkaar de klom
pen in de rechter-, het pakje in de
linkerhand én plaste door het water
aan land.
„Ik blijf deze keer langeren tijd 'op
Capri", zeide de pastoor, „je behoeft
niet op mij te wachten. Misschien ga
ik pas morgen naar huis. En jij, groet
je moeder als je weer thuis komt. De
ze week kom ik jullie nog bezoeken.
Je gaat zeker niet voor vanavond te
rug?"
„Als er dan gelegenheid 'is om te
rug te komen", zei het meisje.
„Je weet, dat ik ook terug moet",
sprak Antonino op quasi onverschilli
gen toon." Ik zal tot het avondklokje
op je wachten. Als je dan niet komt,
kan ik er ook niets aan doen."
„Je moet komen, Laurella", zei de
pastoor. „Je kan je moeder geen nacht
alleen laten. Is het ver waar je heen
moet
„Naar Anacapri".
„En ik moet naar Capri. Dat God
Prima Mantels in prijzen van
6,90 7,90 8,50 9,80 10,50 11,90
13,50 15,50 en hooger,
Grootste sorteering in Stoffen en
Zijden Japonnen
5,90 6,90 7,50 8,90 9,80 11,50
12,50 en hooger.
Zwarte Mantels en Japonnen
ook in de grootere maten.
De meest uitgebreide sorteering
KINDERMANTELS EN JURKEN.
H
je behoede kind en jou mijn zoon".
„Laurella kuste hem de hand en zeide
vaarwel", dat voor den pastoor en An
tonino gold. Maar Antonino achtte het
niet tot hem uitgesproken. Hij nam
zijn muts voor den pastoor af en keek
Laurella niet aan.
Toen zij beiden vertrokken waren,
keek hij slechts korten tijd naar den
geestelijke, die over het dikke kiezel
zand moeizaam voortliep en liet dan
zijn blik rusten op het meisje, dat
rechtsaf tegen de hoogte opliep, haar
oogen met haar hand tegen de felle
zonnestralen beschremende.
Voor de weg, bovenaan,, tusschen
twee muren schuil ging, stond zij een
oogenblik stil om op adem te komen j
en keek om. Het strand lag aan haar
voeten, om haar heen verhieven zich
de steile rotsen, de zee was prachtig
blauw het was een aanblik, het
blijven stilstaan ten volle waard.
Het toeval wilde, dat zij toen zij
den kant van nAtonino's boot uitzag
bemerkte, hoe hij haar nakeek. Beiden
maakten zij een beweging zooals men-
schen doen, die zich verontschuldigen
willen, waarna het meisje met een boos
gezicht haar weg vervolgde.
Het was pas één uur in den mid
dag. Antonino zal al reeds twee uur op
den kant van Antonino's boot uitzag
de vijf minuten zoowat sprong hij op,
ging in de zon staan en zag oplettend
den weg af, die naar links en rechts
naar de twee plaatsjes op het eiland
voerden. De lucht leek hem niet pluis
toe, zeide hij tegen de waardin uit de
herberg. Ze was wel helder, maar hij
kende die kleuren van de zee en van
den hemel. Zulke kleuren waren er
ook aan de lucht, voor de groote laat
ste storm. U zult het u misschien her
inneren.
„Neen," zeide de vrouw.
„Zijn er veel menschen ginds?" vroeg
de waardin na een poosje.
„Het begint nu. Tot nogtoe heb
ben we een slechte tijd. Die om de
baden kwamen lieten op zich wach
ten."
Het voorjaar kwam laat. Hebben jul
lie meer verdiend dan wij hier op
Capri?"
„Als ik alleen van de boot moest le
ven, had het er niet afgekund twee
maal in de weer macaroni te eten.
Zoo nu en dan een brief naar Na
pels brengen, of een signora op de zee
geroeid, die wilde visschen, dat was
alles. Maar gij weet, dat mijn oom
groote sinaasappeltuinen heeft en een
rijk man is. Tonino, zei hij, zoo lang
ik leef, zult gij geen gebrek lijden en
daarna zal er ook voor je gezorgd wor
den en zoo ben ik met God's hulp
den winter doorgekomen".
„Heeft je oom kinderen?"
„Neen. Hij is nooit getrouwd en lang
buitenlands geweest, waar hij veel geld
verdiend heeft. Nu is hij van plan met
een groote visscherij te beginnen en
wil mij het beheer er over geven".
„Dan is je kostje gekocht. Antonino'"
„De jonge schipper haalde de schou
ders op.
„leder heeft zijn pakje te dragen",
zei hij. Bij deze woorden sprong hij
op en keek weer links en rechts naar
de lucht.
„Ik zal je nog een flesch brengen.
Je oom kan het betalen, zei de waardin.
„Geef me maar een glas, want de
wijn is hier nogal zwaar. Mijn hoofd
is er warm van geworden."
„Maar ge wordt er niet dronken van.
Je kan drinken, zooveel als je maar
wilt. Daar komt juist mijn man aan,
nu moet je nog eventjes gaan zit
ten en met hem praten".
Inderdraad kwam, het net over zijn
schouder hangend, de roode muts over
het krullende haar, de eigenaar van
de herberg, van de hoogte af. Hij had
visch naar de stad gebracht, die de
voorname dame besteld had om ze den
pastoor van Sorrento voor te zetten.
Toen hij den jongen schipper in het
oog kreeg, zwaaide hij hem met zijn
hand een hartelijk welkom toe, ging
naast hem op de bank zitten en begon
te vragen en te vertellen. Juist bracht
zijn vrouw een tweede flesch echte
onvervalschte Capriwijn, toen het grint
op den weg kraakte en Laurella den
kant van Anacapri uitkwam. Zij groet
te vluchtig met haar hoofd en bleet
besluiteloos staan.
„Antonino sprong op." Ik moet weg
zei hij. Dat is een meisje uit Sorrento,
dat vanmorgen vroeg met heer pastoor
overkwam en vannacht weer terug wil
naar haar zieke moeder."
„Nou, nou, het duurt nog lang, voor
het nacht is", zeide de visscher. „Zij
zal toch wel even tijd hebben om een
glas wijn te drinken. Hallo vrouw,
breng nog een glas."
„Dank u, ik drink niet", zei Laurella
en bleef een beetje verwijderd staan.
„Schenk maar in vrouw, schenk maar
in. Zij laat zich noodigen".
„Laat haar maar, zei de jonge schip
per." Zij is stijfhoofdig, wat zij een
maal niet wil, praat haar geen heilige
aan." Met deze woorden nam hij haas
tig afscheid, liep naar de boot, maakte
het zeil los, en bleef op het meisje
pen. En den volgenden dag werd er
een groot feest gegeven, ter eere va*,
den drie-en-twintigsten haar des ko-
mngs, die weer teruggevonden was.
de Tweede nooit meer één van zijn 23
Sedert dien tijd heeft koning Frikadel
de Tweede nooit meer één van zijn
23 haren verloren, omdat Kniptang z»
voor de zekerheid allemaal met kit
lijm vastlijmde. En iedereen was te
vreden en gelukkig.
EINDE.
Voor een vergadering van de afdee-
ling van den N. C. B. van Drunen es
Elshout werd door Mr. H. J. M. Loeff;
burgemeester van beide gemeenten op
heden 22 April 1930 in de flinke zaül
der Jongenscongretatie te Drunen voor
een zeer talrijk en aandachtig gehoor,
een lezing gehouden over den water
staatstoestand voor deze omgeving zoo
zeer belangrijk.
Mr. Loeff gaf eerst een overzicht
van ons tegenwoordig waterstaatsrecht,
in welke vorming het Nederlandschè
volk zeer zelfstandig is werkzaam ge
weest hetgeen door de ligging va*
zijn bodem- en de herhaalde worste
lingen met zijn erfvijand het water
makkelijk valt te verklaren.
Na eerst een uiteenzetting te hebbt®
gegeven, hoe vooral de Romeinen,, dae
den landbouw bij onze voorvaderen de
Germanen hebben bevorderd met het
aanleggen van dijken in ons tegenwoor-
dig Nederland een aanvang hebben ge
nomen, werd vervolgens een beschou
wing gewijd aan de historische ontwik
keling van ons polderwezen.
Aanvankelijk van zuiver burgerrecht
telijken aard, geregeld door onderlinge
overeenkomst van de belanghebbende*^
is vooral in de latere Middeleeuwen
toen het inzicht wakker werd, dat de
overheid ook de economische belangen
der burgers had te behartigen en txa
goed dijkwezen een zeer groot alge
meen belang was geworden, de ovtr-
neid tusschen beide gekomen en st
het polderrecht steeds meer tot het pet-
bliek recfF gaan behooren.
In het tijdperk na de Fransche Re
volutie heeft de ontwikkeling in de
zen gang zich voortgezet.
De latere centrale Regeering heeft
verder de regeling der waterstaats
belangen krachtdadig ter hand geno
men, zooals ten volle blijkt uil de ver
schillende belangrijke waterstaats-wet
ten. die allen omtrent 1900 dateere®.
Intusschen wees Mr- Loeff er negl
op, dat de vele voorwerpen als slé^f
nen pijlpunten, steenen werktuigen, cn£g
die in de ook uit een oogpunt va#
natuurschoon zoo merkwaardige Dte-
nensche en Loonsche Duinen weide*
gevonden, welke steenen voorwerpt*
dateeren uit het zg. steenen tijdperk.,
onomstootelijk aantoonen, dat deze stre
ken reeds menschen hebben geher
bergd lang voor den tijd, dat wij «te
eerste regelmatige geschiedenis via tte
Romeinen van deze streken kennen.
In het tweede gedeelte van zijn lezk&f:
gaf Mr. Loeff den loop der Maas aa*
van vóór den St. Elisabefh's-Vloed, tos®
deze rivier dwars door den thans bt*
staanden Biesbosch haar water in zee
voerde; schetste den ondergang var
de eenmaal zoo bloeiende Zuid-Hollamdi»
sche-Waard, waartoe ook nog Druner:
en Elshout als z.g. randdorpen beho©*1-
den, belichtte de vele waterrampen ak
een gevolg van de vroegere open ge
meenschap van de zoozeer van elka»-
staan wachten. Deze groette nog eeswr
den kant van de herberg uit en liep
dan met dralende stappen naar de bocê
heen.
Eerst keek zij naar alle kanten «is;,
alsof' ze verwachtte, dat er nog meat
menschen zouden komen, maar bet
strand lag eenzaam en verlaten. Dc
visschers sliepen of waren in zee mee
hun netten, enkele vrouwen zaten voor,
de deur slapende of spinnende en «te
vreemdelingen, die 's morgens overge
varen waren, wachtten een koeler ge
deelte van den dag af voor de terug
vaart. Zij kon niet lang om zich hee®
kijken, want voor dat zij het kon ver
hinderen, had Antonino haar in zijn af
men genomen en droeg haar als ee*
kind in de boot. Toen sprong hij er
ook in en na enkelee riemslagen war
ren zij in volle zee.
Zij was voorin in de boot gaan zit
ten en had hem half haar rug toeg**-
draaia zoodat hij haar slechts van tert
zijde kon zien. Haar gezicht stond nog
ernstiger dan gewoonlijk. Over haa
laag voorhoofd hing haar naar benen
den om haar fijne neusvleugels was
een eigenzinnige trek en haar raoni
was vast gesloten. Toen zij een poosje
stilzwijgend gevaren hadden, kreeg zo
last van de felle zonne stralen, na»
het brood uit den doek en sloeg dit*:
over haar vlechten. Voor middagmarf
begon zij het brood op te eten, want
zij had "op Capri niets genuttigd.
Antonino kon het niet langer aak-
zien. Hij nam uit een der mandes*
die 's morgens met sinaasappels ge
vuld waren, twee er uit en zeide:
(Wordt vervolgd)!
Nieuwsblad