Tweede Blad
KittwsWM
Transpireerende
Ravenswaay's Koffie
6R0ENMERK
45 cent per half pond.
CADEAU.
voor het Land
van Keusden en Allena,
de Langstraat
en de Bommeierwaard.
«0,5046 M15 AUQUSf!
Hniriemibnek.
PRIMA KWALITEIT
een mooie Blauw of Eood Japansche
KOP en SCHOTEL
Kat geheim van de Lift.
FEUILLETON
BEEOORENDE BIJ HET
oksels en voeten
behandele men met Parolpoeder. Pit is het
meest afdoende middel daarvoor. Het kost
45 en 60 ct. per bus en is evenals Purol,
verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten.
Beste jongens en meisjes.
Oplossingen der vorige raadsels:
1. Urk, ark, bark, hark.
2. Dobbelsteenen, domino-steenen,
edelsteenen.
3. Zon, ton, bon, don.
4. Spons, gieter, vischkaar.
De nieuwe raadsels zijn:
1. Nu eens ben ik wit, dan weer
zwart, groen of bruin,
Bijna iedereen neemt mij in han
den. i
Toch lijk ik heel bar soms en
deksels kwaadaardig I
Met mijn veertig, soms vijftig
scherpe tanden. j
Links zijn ze dun, rechts meestal
dik,
Of omgekeerd, zeg mij eens wel
ke naam heb ik?
2. 't ls gek, maar ik voel me pas
werkelijk voldaan,
Als men iets in mijn oog heeft
gedaan.
Dan eerst kan ik werken en veel
nuttigs stichten
Wat ik met open oog nooit zou
kunnen verrichten.
2. Welke schuiten kunnen niet best
tegen water en gaan het gauwste
stuk?
4. Wie kan van de volgende let
ters een plant maken?: acfhisu
OOM KAKEL.
"HET TOOVERPAK.
I II.
„Prachtig, prachtig", stamelde de Hof
maarschalk, en zette zijn bril op, om
nog beter te kunnen kijken, maar hij
zag natuurlijk niets1
„Ja, ziet U eens naar die prachtige
kleuren en dat mooie patroon dat erin
geweven is, ziet U dat wel, dat goud,
en dat rood en die blauwe bloemen?",
vroeg één van de wevers.
„Jaja, ik zie het, wat een heerlijke
kleuren", jokte de Hofmaarschalk die
alles goed in zijn ooren knoopte, op
dat hij het straks precies zoo aan den
koning kon oververtellen, als hij hem
moest zeggen, hoe de tooverstof er
uit zag.
Toen de Hofmaarschalk wegging,
vroegen de beide wevers nog eens dui
zend goudstukken, omdat het zoo'n erg
m°ei,iik werk was, en de Hofmaar
schalk beloofde, den koning erom te
zullen vragen.
De beide bedriegers gingen door met
net te doen, of ze het tooverlaken op
hun ledige weefgetouwen aan het we
ven waren, en dra liet de koning nog
eens duizend goudstukken brengen, ten
wijl weer een ander hovelling moest
kijken, hoever de wevers nu al gevor
derd waren. Deze keek ook zijn oo-
gen uit, schrok geweldig, zag niets,
maar zei evenmin iets. Anders zou ie-
dereen geweten hebben, dat hij erg
dom was en onbekwaam voor zijn taak
I „O, prachtig, prachtig," zei hij, ik
i heb nog nooit zoo iets moois gezien!"
Toen vond de koning, dat hij nu toch
j eens zelf moest gaan kijken en verge
zeld van al zijn hovelingen, begaf hij
zich naar de kamer waar de beide
bedriegers voor het ledige weefgetouw
zaten te weeven.
„Schitterend, manjefiek, prachtig!" rie
pen de hovelingen om strijd, toen ze
het ledige weefgetouw zagen, „Wat een
kleuren, Majesteit, wat een prachtige
er prachtig uit zien in een nieuw pak,
van deze wonderschoone stof ge
maakt!" vleiden ze.
De koning schrok. Wat, dacht hij,
ben ik een groote domkop? Ben ik
niet bekwaam om koning te zijn? Ik
kan waaratje niets zien! Wacht, maar
ik zal niets zeggen, dan merkt niemand
wat. En hij zei luid: „De stof is erg
mooi,, het draagt mijn goedkeuring weg.
Ik zal 'er een nieuw pak van laten ma
ken, want volgende week is er een
groot feest, en dan zal ik dat nieuwe
tooverpak dragen!"
Het ging alras van mond tot mond
in de stad, dat de tooverstof voor
het nieuwe pak van den koning erg
mooi was, met wonderschoone kleu
ren en een patroon van goude roode
en blauwe bloemen! Nog nooit had
iemand zülke mooie stof gezien!
De bedriegers deden nu, alsof ze de
stof «van het weefgetouw namen, en
met groote scharen knipten ze, alsot
ze het laken in stukken knipten. Daar
na gingen ze den heelen nacht met
een naald en draad zitten naaien, pre
cies alsof ze de stukken aan elkaar
naaiden en dan zeiden ze eindelijk:
„Hèhè, dat is klaar, dat is een heel
werk geweest, het tooverpak van den
koning is gereed!"
Opnieuw ging de koning zelf, in een
gouden koets met twaalf paarden en
twee palfreniers en twee koetsiers, ver
gezeld van een heele stoet hovelingen
naar de twee wevers, om het nieuwe
pak aan te passen. De bedriegers hiel
den elk een arm in de hoogte, alsof
ze iets lieten zien, en riepen uit: „Kijk
eens, Majesteit, wat een prachtige
broek; zie toch eens, Majesteit, wat
een heerlijke mooie jas! En het mooie
van deze wonderstof is, dat ze licht
als spinrag is. U zult niet eens voelen,
dat U een pak draagt!"
(Wordt vervolgd).
Restauratie van den toren der
Ned. Herv. Kerk te Woudrichem.
Met de restauratie, van den toren
der Ned. Herv. Kerk te Woudrichem,
zal weldra een aanvang worden ge-
maakt. Met het bouwen van de reus-
achtige stelling is men druk aan den
gang en weldra zal de vierkante ro-
buste reus met een mantel van hout-
werk zijn omringd. De werkzaamheden
aan de .restauratie verbonden, zijn op
gedragen aan de firma Paardekooper
te 's-Gravenhage. De kosten werden
indertijd door den Rijksbouwkundige
Sturm, op f 38000 geraamd, doch uit
den aard der zaak kan eerst, als de
stelling geheel is geplaatst, worden be
oordeeld, of dit bedrag voldoende zal
zijn om den toren grondig te restau
reer en.
In de kosten werd door de gemeente
f3000 toegezegd, terwijl de resteerende
f33000 wordt gevonden, door een sub
sidie van het Rijk ten bedrage van
f24000 en van de provincie Noord-
Brabant ten bedrage van f9000.
De uitgaven voor de restauratie van
dit fraaie bouwwerk, dat tot een der
mooiste in den lande behoort, zijn al
leszins gerechtvaardigd en reeds te lang
heeft de toren op een grondige restau
ratie gewacht. Mogelijk zou, indien eer
der was begonnen, nog veel schoons
zijn behouden gebleven.
Werkelijk, deze toren der Ned. Herv.
Kerk is een kunstwerk in den volste»
zin des woords. Wie de robuste fi
guren, waarin talrijke, uit zandsteen ge
beitelde koppen zijn aangebrach, gade
slaat, komt onder den indruk van het
grootsche werk, dat door de oude Wou-
drichemmers is gewrocht
Deze schepping der bouwlieden uit
de le helft der 16e eeuw, uit welken
Ieder kooper van een half pond Van
deze Koffie ontvangt tijdelijk
In den stroomenden rege»
vond Maandagmorgen de
start plaats van de wedstrij
den om het wielerkampioen
schap op den weg, op dti
Schelmschen weg bij Arn
hem. De onafh. J. v. d.
Heijden uit Amsterdam komt
als eerste door de finish et
behaalt het kampioenschap
1930.
o
Naar L. Grou.
Eenige geautoriseerde bewerking door
J. Boonen en Cor Wouters.
23.)
Alfred luisterde met vervoering naar
haar. Deze vertrouwelijke mededeelin-
gen brachten haar nader tot hem. Ove
rigens had ze hem de meest alledaag-
sche dingen mogen vertellen, de mu
ziek van haar stem ware voldoende ge
weest om zijn hoofd op hol te jagen.
Hij had van plaats veranderd, om
naast haar "te komen zitten.
Ze bekeek hem zoo nu en dan van
terzijde, met op haar lippen een on-
verklaarbaren glimlach.
Wat was de herinnering aan Lucette
ver.
Olga wou, dat Tortoran op zijn beurt
zijn vertrouwen in haar stelde en on
dervroeg hem over zijn leven, zijn wer
ken, zijn vooruitzichten.
En plots geestdriftig, zei hij hoe dol
veel hij van zijn nieuw beroep hield,
hoeveel vreugde hij erin vond, met
welken ijver hij het uitoefende.
Deze reis is zeker een reis voor
zaken?
Deze vraag verkoelde hem dadelijk.
Hij hield zich op zijn hoede en ant
woordde ontwijkend.
Zij drong niet aan en praatte over
wat anders.
ken van Alfred terug, en bracht het
verhaal van de lift met meer algemee-
ne gebeurtenissen in verband.
Hoewel hij niet gladder was dan de
andere mannen van zijn ouderdom, was
het Tortoran duidelijk dat hij Olga be-
viei.
De blikken van zijn reisgezellin wa
ren veelbeteekenend genoeg.
Toen de trein in het station binnen
stroomde, slaakte ze een langen zucht,
nam haar valiesje op en bekeek haar
reisgezel met een innigheid die hem
deed huiveren.
Laat u mij nu alleen gaan? scheen
de blik te zeggen.
In enkele secnoden verdrongen zich
tientallen gedachten in den geest van
Tortoran.
„Alles wel beschouwd komt het niet
op een dag aan.... Ik kan dat jonge
vrouwtje niet verlaten, dat zich door
zaakwaarnemers zal laten bedotten
Ze moet beschermd worden.... En daar
bij, ze houdt van me, dat is zeker,
ze houdt van me.
Hij zag de verblindende tanden schit
teren, terwijl Olga hem de hand reik-
te, zeggende:
Wie weet of we elkaar nog weer
zien vriend?
Een plots besluit nemend, antwoordde
hij met heesche stem:
Ik ga met u mee.... Wat er ook
moge gebeuren.
Zij glimlachte....
Zoodra ze buiten het station waren,
begon Alred zijn besluit te betreuren. I
Nu hij met Olga niet meer onder
vier oogen zat en zich in de drukte
der stad bevond, vervloog langzamer
hand zijn roes.
Hij vond dat de jonge vrouw zich
zeer lichtvaardig had aangesteld en bui
tengewoon uitdagend.
De herhaalde ontmoetingen waren
heel zonderling.
Aan den anderen kant had ze be
weerd, dat ze Nancy niet kende, e;n
ze bewoog er zich in met zooveel ze
kerheid en natuurlijkheid, waar duide
lijk uit op te maken was, dat ze ge
logen had.
Voor het oogenblik scheen ze na te
denken en sprak niet meer tot haar
gezel. Van zijn kant dacht hij even
eens na. Een menigte gedachten kwa
men in zijn geest weer op en stoorden
hem. Hij gevoelde eenig berouw van
zijn reis onderbroken te hebben....
Plots brak hij de stilte af om luidop
een gedachte uit te drukken, waartoe
deze samenhang van overwegingen hem
hadden geleid:
Wat ik zeggen wilde, lieve vrien
din, wat deed u eigenlijk gisterenmid
dag in het bureau van dien stomme
ling Grascuit, op het commissariaat?
Deze op den man af gestelde vraag
bracht een verrassende uitwerking te
weeg.
De jonge vrouw schrok op.... Haar
oogen schoten vuur. Haar wangen ver
bleekten.
Ze scheen een uiterste poging aan
te wenden om kalm te worden en haar
opgeruimdheid weer te vinden. Het ge
lukte haar en ze hernam met haar
zachte stem:
Wie? Wat? hoe zegt u? riep ze
uit.
De toon van uw vraag heeft me
bang gemaakt.... Ik weet niet welken
stommeling u bedoelt. Het is waar dat
ik gisteren op het hoofdcommissariaat
van politie ben geweest, ik had het
genoegen u daar te zien, toen ik er
uit kwam.... Dit bezoek was 't gevolg
van een auto-ongeval waarvan ik getui
ge was. Ik werd door een langen slun
gel met rooden neus ontvangen, die een
massa vragen stelde.
Ze lachte, maar die lach klonk valsch
en Tortoran kreeg den indruk dat ze
loog.
Ze stapte nog eenige meters stilzwij
gend voort, terwijl ze elkaar van ter
zijde beloerden.
Toen ze op een groot plein waren
aangekomen bleef ze plots staan en
sprak:
We gaan.... we gaan.... en geen on
zer kent de stad. En dan.... mijn maag
rammelt van den honger.
Een huurrijtuig kwam in hun rich
ting aangerold.
Olga wenkte den koetsier.
Breng ons naar een goede restau
ratie, beval ze toen deze stil was blij
ven staan.
Ze stegen in het rijtuig dat op ge-
strekten draf vertrok.
Drommels mompelde Tortoran, die
koetspaarden loopen goed in Nancy.
Nochtans schoot Olga kouwelijk te
gen hem aan en bij deze aanraking
voelde hij weer zijn verstand bene
velen.
Een streelende stem zuchtte in zijn
oor:
Wat is er vriend?.... U ziet er
boos uit? Zou ik u mishaagd hebben
zender het te weten?.... In den trein
was u toch veel galanter.
Alrea wendde het hoofd naar zijn
gezellin om. De vale oogen waren lief
kozend 'geworden. Het gouden haar
wasemde een bedwelmende geur uit,
Wéér was hij vervoerd.
De nacht viel in. Het rijtuig had eeffi
doolhof van donkere straatjes ingesla-
gen en volgde nu een lange eenzame
baan.
j De aanbiddelijke mond naderde lang*
zamerhand de lippen van den jongeling.
Op voorhand genoot hij reeds van deal
begeerden zoen, toen het rijtuig plotse
ling stilhield.
j Olga trok zich dritig uit de omar
ming van Alred terug. Ze sprong uit
de koets, terwijl ze in een spottende®
lach uitbarstte, waarvan de echo pijn
lijk in de ooren van den jongen ma®
weerklonk.
Deze eensklaps ontnuchterd, wou.
eveneens opstaan, en op zijn beurt het
rijtuig verlaten. Hij had nauwelijks de®
tijd om vast te stellen, dat hetgeen hij
voor een laan had aangezien de rijks
weg was.
I Twee gemaskerde mannen doken aafi
iederen kant van het rijtuig op, gre-
pen Tortoran vast, duwden hem ees
1 prop in den mond, bonden hem e®
wierpen hem op het gras bij de sloot
Heb je veel last gehad om hem
hierheen te brengen? vroeg een dts
roovers aan Olga.
j Niet veel, hoonde ze. Het werft
anders tijd, dat het bakje op de plaats
aankwam, want de kerel begon wan
trouwig te worden.... En nou smeer;
ik hem; ik moet vlug naar Parijs terug.
Ze had deze woorden in den tong
val der volksbuurt gesproken.
Breng je me naar het station vac'
Nancy terug? vroeg ze den koetsier,
(Wordt vervolgd,)
Nochtans kwam ze steeds op de wer