Derde Blad
Ho. 5084 Donderdag 1 Januari
et geheim van Seatno-fiali.
voor het Land
*an Keusden en Aitena,
de Langstraat
an de Bommelerwaard.
Paul s Nieuwjaarsdag.
pgïlLlBW"
BEHOORENDE BIJ HET
Oorspronkelijke Nieuwjaarsvertelling
door Forest.
Het was Zaterdagmorgen, de laatste
dag voor Kerstmis. In het leerlokaal
van de kostschool van meneer en
mevrouw Van den Oever zaten al
le leerlingen bij elkaar, zoo juist was
door een der leeraren meegedeeld,
dat de vacantie dien dag inging en
nu kwam de directeur nog even bin
nen. „Jongens", zei hij, „zooals jul
lie weet, begint heden de vacantie.
Ik hoop, dat die voor allen heel pret
tig zal zijn. De lessen beginnen op
Maandag, den negenden Januari. Wie
van jullie gaat vandaag al naar huis?"
„Ik, meneer, ik ik", werd door ee-
nige oudere en jongere leerlingen ge
roepen.
„Goed," vervolgde de directeur,
„kom dan strakjes nog even op mijn
kamer, dan zullen we, voor zoover
noodig, de reisgelegenheid bespre
ken."
De jongens, die de Kerstdagen op
de kostschool zouden overblijven,
wachtten nog even in het schoolver-
trek. De anderen begaven zich ge
zamenlijk naar de directeurskamer.
Zij allen konden nog dienzelfden
middag of avond het ouderlijk huis
bereiken. De overige leerlingen ble
ven de Kerstdagen de gasten van
den directeur en fijn vrouw, die, zoo
als elk jaar geschiedde, een feestje
zouden geven. De deelnemers van
dit feegtje zouden na de Kerstdagen
I vertrekken. Onder hen waren ook
Frits en Paul van Wenderen, de eerste
was veertien jaar oud, de laatste elf
jaar. Paul was nog slechts enkele
maanden op de kostschool. De va
der van beide jongens was notaris
I? in een stadje in het Noorden. Hef
was Paul in het eerst niet meegeval-
I len op de kostschool. Vooral de lan-
f ge afwezigheid van huis had hem ook
r in den laatsten tijd nogal gehinderd.
In Augustus toch was hij op kost
school gekomen en nu was het al
Kerstmis. Bijna Vier maanden was
hij al van huis. Geen wonder, dat hij
hartelijk verlangde zijn ouders weer
te zien en zijn broertje Wim, dien
Naar het Engelsch
door Mrs. L. B. WALFORD.
13)
lij gehoorzaamde en hij schreef haas
tig eenige woorden met potlood, vouw-
d. het toen dicht en schelde.
„Wat nu, je hebt het briefje nog niet
ns opengemaakt!" riep Flora verwon-
erd uit. Maar haar broer gaf haar
en wenk en zij zweeg.
Een dienstbode kwam even naar het
/uur zien, doch had men opgelet, dan
zou men gemerkt hebben, dat zij haar
jeugdigen meester een snellen, vragen-
den blik had toegeworpen.
„Hier Jane, geeft dit aan den be
diende van mijnheer Cumberland", zei-
de de kranke, haar het gevouwen pa-
P' rtje toesteken, „geef het hem, en
t hem nog even wachten."
Daarna opende hij de enveloppe,
leen, dat kan vandaag niet," mom-
1de ill. ij„Vandaag kan ik niemand
•vangen, en morgen... ziedaar Flora;
t gij Martin de boodschap meege-
dat papa morgenavond bij hem zal
ikomen?"
Morgenavond? En papa komt mor-
navond eerst laat met de boot thuis!
dan nog, houdt papa er niet van
do laat bij iemand aan te gaan....
cn ik zeg u dat hij het doen zal!"
Tom ongeduldig. „Ga nu, maar
kleinen dreumes van even zeven jaar.
Ook Frits verlangde naar huis, maar
hoe groot ook hun verlangen was, ze
vonden het toch wel prettig het Kerst
feest bij meneer en Dievrouw Van den
Oever mee te maken en ze stelden
zich van dat feest heel veel voor.
Van andere jongens hadden ze al
meermalen gehoord, hoe gezellig het
bij dat feest toeging en hoe aange
naam de directeur en zijn vrouw het
hun leerlingen wisten te maken. In
de groote zaal zou een Kerstboom
komen; er zou muziek gemaakt wor
den, er zou gesmuld worden van al
lerlei heerlijks en dan de ge
schenken! Als Paul aan een en an
der dacht, begreep hij niet, dat er
jongens waren, die het prettig vonden
nog voor Kerstmis heen te gaan.
Maar Paul vergat, dat er onder die
jongens velen waren, wie thuis ook
een kerstfeest wachtte.
De ouders van Frits en
Paul maakten elk jaar den Oude
jaarsavond tot een bijzonder feest.
Frits en Paul hadden dus het voor
uitzicht van nóg een mooi feest na
kerstmis. De avond van den eersten
Kerstdag werd door de jongens, die
gebleven waren, heel gezellig door
gebracht in de ruime huiskamer van
den heer en mevrouw Van den Oe-
Oever. En op den tweeden Kerst
dag, des avonds had het langver
wachte feest plaats. Hoe prachtig zal
het tot feestzaal ingerichte schoollo-
lokaal er nu uitzien. De mooi ver
lichte kerstboom, in het midden, be
laden met geschenken, de heerlijke
chocolademelk, het uitdeelen der ge
schenken, de prettige spelletjes, mu
ziek en zang, hoe, de jongens, ook
Frits en Paul ervan genoten!
Maar, de pret zou verstoord wor
den. Juist zou de directeur, de heer
Van den Oever beginnen met het
voorlezen van een mooi kerstverhaal,
toen er aan de deur getikt werd.
„Binnen", riep de directeur. Een be
diende trad binnen. „O, Jacob, ben
jij het?" „Wat is er jongen?" „Een
telegram, meneer, zoo juist bezorgd.
„Een telegram vroeg de direc
teur. „Een telegram?" en hij keek
zijn vrouw eens aan, die zoo min
als haar man kon vermoeden, van
wien en van waar nu nog een tele
gram kon komen. De directeur, die
haastig was opgestaan, om het tele
gram van Jacob aan te nemen, be
keek het, draaide het een paar malen
om en om. De jongens staakten hun
druk gesprek en zij, evenals een der
leeraren die het feest meemaakte,
keken min of meer ongerust naar den
directeur toen deze het telegram
opende. Wat zou het zijn? Een tele
gram op dezen avond, nog zoo laat,
dat moest, dacht men, wel iets erns-
.stigs zijn. Bedaard las de directeur
den inhoud van het telegram. Hij
fronste de wenkbrauwen even en
wendde zich tot zijn vrouw: „Wil je
even meegaan, Marie, in de andere
kamer?" Naar aanleiding hiervan (hij
wees op het telegram) moeten we
even iets bespreken". Mevrouw stond
vergis je niet, en kom terug hoor!
kom terstond terug."
Madelaine wilde haar nicht naar bui
ten volgen. „Wacht even tot zij terug
komt," zeide Tom schijnbaar onver
schillig, „zij zeurt over iets en gij zult I
mij daarin moeten helpen. Maar Made-
laine, onthoud één ding," hij veranderde
van toon en Madelaine begreep waar
hij heen wilde. „Wat er ook gebeure j
verklap niets. Nu, Flora," zeide hij,
toen deze terugkwam, „nu kunt ge
Maaelaine vragen of zij gisteren iets
bijzonders aan Cumberland merkte
of liever aan Cumberlands overjas. Mij
dunkt dat zij gisteren genoeg van zijn
gezelschap genoten heeft; als zij er
dus niets van bemerkt heeft...."
„Hebt gij gisteren niet iets gemerkt
Madelaine?" vroeg Flora, „ik bedoel...
ik verbeelde mij tenminste... het is
eigenlijk te gek om er over te spre
ken, maar dat toen de jas van mijn
heer Cumberland in den corridor hing,
hij... hij wat naar brandewijn rook?"
Helaas! Nog was het laatste woord
niet van hare lippen bestorven of de
overmatige blos, die de wangen harer
nicht eensklaps overtoog, de bevende
lippen, de doodelijke stilte, alles sprak
te stellig van bekendheid en geheim
houding.
„Kom, kom, gij beiden vat de zaak
veel te ernstig op," sprak Tom ten
laatste, jen elk hunner meende te we
ten waarom, „Flora maakt een berg
van een molshoop, niet waar Made
laine? Maar... ik begin wat moe te
worden. Als je wilt kan je wel heen
gaan, Mad; Flora houdt mij toch ge
zelschap...
„Nu wat heb ik gezegd?" vroeg Tom,
op en verliet dadelijk" met haar man
het feestvertrek.
„Wel, wat is er? Toe niets ergs,
hoop ik?" vroeg ze, zoodra zij en
haar echtgenoot in de andere kamer
waren. „Zie hier", Marie, „sprak de
directeur, „dit telegram is van no
taris van Wenderen, de vader van
Frits en Paul. Hij meldt ons, dat de
jongens deze vacantie niet naar huis
kunnen komen. Hun kleine broertje
is ernstig ziek en voor zoover
ik uit dit telegram kan begrijpen,
zou het nu te druk zijn om de jon
gens thuis te hebben." „O, wat zal
dat den kleinen Paul spijten!" riep
Mevrouw uit. Ja, het is heel jam
mer; hij had zich zoo op het weer
zien van zijn ouders verheugd. Maar,
Marie, er is niets aan te doen. Wil
je hem en Frits strakjes, als de an
dere jongens naar bed zijn, even
zeggen Mevrouw wendde zich om,
wilde weer naar het feestvertrek te-
rugkeeren. „Wacht eens", riep de
directeur, „dat vergat ik nog. On
der aan het telegram lees ik„Brief
volgt. Misschien hooren we dus spoe
dig wel iets meer", ,,'t Is te hoo-
pen", zei mevrouw, dat het dan weer
betere tijding is, o. wat zal die lieve
jongen verdrietig zijn, als hij hoort,
dat hij hier moet blijven. Gisteren
heeft hij me nog een heel verhaal
gedaan over de pret, die hij thuis
zou hebben en de spelletjes die hij
met zijn kleine broertje zou doen.
Zou 'tarme kereltje nog beter kun
nen worden?" „We zulïen den brief
moeten afwachten, Marie, maar kom,
ga nu naar binnen. Denk er straks
aan, Paul te zeggen, dat we het hem
hier heel plezierig zullen maken".
De heer en Mevrouw Van den Oe
ver begaven zich weer naar het feest
vertrek. Mevrouw wischte een traan
weg, maar zij .en haar man lieten daar
niets merken, dat het telegram iets
heel onplezierigs had vermeld. Zij
deden hun best opgewekt en vroolijk
te zijn. Daar het al laat was gewor
den, was het feest spoedig afgeloo-
pen. De jongens gingen hun ka
mers opzoeken. Aan Frits en Paul
werd verzocht even te wachten. Toen
alle andere jongens waren vertrok
ken, zei Mevrouw: „Paul en Frits
ik zal jullie op je slaapkamer bren
gen. Ik moet jullie iets vertellen".
Op de slaapkamer aangekomen, ver
telde Mevrouw zoo voorzichtig moge
lijk, dat er van Pa en Moe bericht
gekomen was, dat het beter was, dat
hun beide jongens deze vacantie niet
naar huis kwamen, Mevrouw had,
toen ze begonnen was, den kleinen
Paul bij zich genomen. Hij keek haar
verwonderd aan, toen hij vernam, dat
hij niet naar huis zou mogen.
„Waarom niet", vroegen zijn oo-
gen. En mevrouw vertelde nu, dat
hun kleine broertje ziek was gewor
den en dat de dokter rust en stilte
in het geheele huis had aanbevolen.
Broertje was wel niet zoo heel erg
ziek, dacht ze, maar hoe rustiger
het was in huis, zooveel te vlugger
zou hij weer beter zijn. Frits hield
toen Madelaine de deur achter zich
gesloten had.
„Ja, zij weet het," antwoordde Flo
ra bedroefd, „ach, hoe -kan Madelaine
zóó wezen? En zaagt ge niet, wat een
kleur zij kreeg, toen ik over de over
jas sprak?"
Tom knikte toestemmend. „Natuur
lijk", zeide hij, „gij deedt het ook
bijzonder goed. Schel nu even om
Marks, wil je? Tweemaal."
„Marks," ving Tom aan, „Juffrouw
Flora meende dat er gisteren een bij
zondere brandewijnlucht in den cor
ridor heerschte. Weet gij daar wel
licht iets van?"
„Ik wensch hieromtrent zekerheid te
hebben," vervolgde hij. „Zij zegt dat
het vrij sterk was en men er zich niet
in kon vergissen. Het is vreemd, het
was dicht bij den standaard; neen ik
bedoel aan het andere einde van den
corridor, waar mijnheer Cumberland zijn
overjas had opgehangen."
Vol verbazing, met gapenden mond,
hoorde Marks hem aan. Nu eerst be
greep de man waar zijn sluwe, jonge
meester heen wilde.
„Dus gij hebt het ook gemerkt?"
ging Tom voort.
„Ja, hebt gij, Marks?" vroeg de jon
ge dame snel.
„Ja, mijnheer, ja, juffrouw," ant
woordde de man norsch. „Mijnheer
Cumberland heeft iets hier gebracht
wat hij niet had moeten brengen en
wanneer hij dat goed wéér hier op het
kasteel brengt zal ik uw vader dienen
te waarschuwen."
„Waarom? Het gaat mij niets aan!"
viel Tom met onverholen stoutheid in
de rede, want hij kende zijns vaders
zich bij het vernemen van de teleur
stellende tijding heel dapper, maar
Paul's oogen stonden vol tranen. Hij
niet naar huis? En broertje ziek?
„Wat broertje dan had", was zijn
vraag. „Dat weten we heusch niet,
beste jongens", antwoordde mevrouw.
„Maar, morgen of overmorgen zal er
wel een brief komen. Dan zullen we
meer weten. Misschien is broertje dan
al weer beter". Mevrouw v. d. Oe
ver liet Paul even uithuilen en sprak
allerlei troostwoordjes tot hem. Ze
kleedde hem uit en legde hem te
bed. Toen ging ze bij hem zitten,
met zijn handje in de hare. Ook Paul
ging te bed, zich voornemende te
helpen zorgen, dat het Paul in de
komende dagen niet aan afleiding
zou ontbreken. Toen hij Paul harte
lijk goeden nacht wenschte, zei Frits:
„Wie weet Paul, of de brief geen
goede tijding zal brengen. De va
cantie duurt nog zoo lang en mis
schien gaan we dan tóch nog naar
huis". Geruimen tijd bleef mevrouw
nog bij het bedje van Paul zitten.
Eindelijk werd het snikken toch min
der en sliep het ventje in. Mevrouw
had hem beloofd, dat ze den vol
genden avond nog eens de lichtjes
aan den Kerstboom zou laten bran
den. Ze had gesproken over schaat
senrijden, en over de nieuwe schaat
sen, die ze voor Paul koopen zou.
En, dacht ze, toen ze op de teenen
de slaapkamer van de jongens ver
liet, ik zal nog wel meer weten te
verzinnen om hem over de teleur
stelling heen te helpen. Meneer van
Dalen, de leeraar in het Nederlandsch
zou gedurende de vacantiedagen ook
niet uitgaan en zooals de directeur
tegen zijn vrouw zei: „opdien kunnen
we rekenen. Hij houdt veel van Paul
en zal zeker al het mogelijke willen
doen om hem te troosten. En zoo
deden alle huisgenooten van Paul in
de volgende dagen hun best het hem
aangenaam te maken. Het ijs was
sterk genoeg, de nieuwe schaatsen
voor Paul werden gekocht. De dagen
gingen nogal prettig voorbij. Ook
de avonden waren gezellig. Er wer
den spelletjes gedaan, er werd mu
ziek gemaakt, er werd gezongen en,
mocht Paul het soms even te
kwaad krijgen, mevrouw v. d. Oever
wist hem telkens door haar vriende
lijke, hartelijke woordjes te kalmee-
ren. Zoo werd het Oudejaarsdag,...
Oudejaarsavond. De avond, waarvan
Paul zich zoo veel had voorgesteld.
De avond, waarop zijn moeder, de
gewoonte van haar ouderlijk huis ge
trouw, oliebollen liet bakken. Hoe
echt gezellig hadden Frits en Paul
zoolang hun heugde dien oudejaars
avond thuis altijd doorgebracht. En
Paul's Moe had eenige dagen
voor Kerstmis geschreven, dat
Paul dit jaar ook tot twaalf uur zou
mogen opblijven. Als Paul daaraan
dacht! Vroeg in den avond zat hij
te lezen! in een mooi boek, maar
telkens weer dwaalden zijn gedach
ten af naar het ouderlijk huis. 't
Zou daar, dacht hij, wel niet zoo
voorzorgen.
„Of het u aangaat of niet, mijnheer,
dit wil ik u wel zeggen, dat, als mijn
heer Cumberland of wie ook, dat goed
weer in huis brengt, uw vader er van in
kennis zal worden gesteld."
„Natuurlijk, natuurlijk," hernam Tom
haastig, „maar ik zou er ditmaal Sir
Thomas niet van spreken. Nu, het is
in orde; gij kunt gaan. De juffrouw
heeft u geroepen, ik niet."
„Dat geloof ik graag," mompelde de
man in zichzelf, toen hij de trap af
daalde. „Gij zijt gesnapt en gedwongen
geworden man en paard te noemen.
Ja, ja, mijnheer Cumberland, nu zijt
gij aan de beurt, maar om aan drank
te komen is Tom Seaton allen de baas."
„Het is alles nu duidelijk, nietwaar?"
zeide Tom, zoodra hij met zijn zuster
alleen was. „Ik wilde Cumberland niet
vernederen voor de bedienden, en daar
om net ik Marks eerst ongaarne roe
pen, maar gij hadt gelijk met er
op te staan. En hoe vindt gij nu den
man, dien Madelaine uitgezocht heeft?"
VIII.
„Dat Madelaine het weet en nog om
hem geeft, is voor mij een raadsel"
riep Flora met de meedoogenloosheid
van de eene vrouw voor de andere.
„Dat Madelaine werkelijk zoo'n man
voet zou geven.... maar zeg, Tom, ik
kan het bijna niet gelooven. Van wien
ook, maar van hem had ik dat het
minst verwacht... papa moet er maar
een eind aan maken."
„Niet zoo haastig, niet zoo haastig,"
suste Tom. „Het is niet zoo gemak
kelijk als gij denkt, om iemand te be-
heel prettig zijn. Wie weet was
broertje niet erger geworden, want.
de brief, die in het telegram beloofd
werd, was nóg niet gekomen. De
brief, waarnaar door allen zoo ver
langend werd uitgekeken, eiken dag.
De directeur had gezegd: Misschien
js het wel een goed teeken, dat de
brief er nog niet is. Misschien is
broertje al haast weer beter! Maar,
dit had de directeur meer gezegd om
Paul gerust te stellen. Eigenlijk wist
hij zelf ook niet, wat hij van het
uitblijven van den brief moest den
ken.
Zoo gezellig mogelijk werd de Ou
dejaarsavond doorgebracht. Er werd
weer chocolademelk gedronken, er
waren gebakjes, er werd gezongen,
en gespeeld en Paul deed aan alles
mee. Hij zou ook tot twaalf uur
mogen opblijven. Toen het tegen
twaalven liep, zette mevrouw Van der
Oever zich aan het orgel en dade
lijk daarop klonken de plechtige too-
nen door het vertrek. Allen werden
stil. Paul was gaan zitten in een
fauteuil in een hoek van de kamer.
Hij zat er in weggedoken. Hoe hij
toch aan thuis dacht! En, toen de
eerste orgeltonen door de kamer klon
ken toen werd het hem te mach
tig en, hij barstte plotseling in tra
nen uit. „Ik wil naar huis! Ik wil
naar huisNaar Pa en Moe en broer
tje!" riep hij uit. Onmiddellijk was
mevrouw v. d. Oever bij hem, sloeg
haar armen om zijn hals en trachtte
hem met vriendelijke woordjes tot
bedaren te brengen. „Beste jongen",
zei ze. „Je kunt toch nu onmogelijk
naar huis! Morgen misschien, hè
Paul. Misschien is er morgen wel een
brief van Pa en Moe!" Frits nam
Paul's hand in de zijne en zei: „Toe
Paul, kom, huil nu niet zoo, je zult
zien, dat we morgen of overmorgen
nog naar huis mogen. Ik geloof het
zeker hoor. En dan, dan..." Frits
sprak niet verder. Ook hem stokte de
stem in zijn keel. Toen Paul weer
een beetje bedaard was, werden de
jongens naar bed gebracht en terwijl
mevrouw bij Paul's bed zat, vertelde
hij haar nog van de pret, die hij
thuis gehad zou hebben en, dat Oom
Frans uit Engeland ook thuis zou
zijn en dat hij voor hem een stoom
machine mee zou brengen. Met de
gedachten aan thuis aan zijn ouders,
aan Wim zijn broertje, aan Oom
Frans en aan de stoommachine viel
Paul eindelijk in slaap.
Den anderen morgen waren ze laat
wakker, 't Was al over tienen, toen
ze aan de ontbijttafel verschenen.
„Goed geslapen, Paul?" vroeg de
directeur. Hij zag Paul onderzoekend
aan. „Nu, dan maar dapper aan 't
eten, hoor!" En dan gaan we na
't ontbijt naar buiten. Er is vannacht
een pak sneeuw gevallen. Rustig werd
er ontbeten. Het vooruitzicht van de
sneeuwpret stemde Paul opgewekt.
„Nog een kopje thee, Paul?" vroeg
mevrouw.
„Graag, mevrouw", antwoordde
Paul en reikte zijn kopje aan. On-
schuldigen. Daarom sloeg ik Cumber
lands bezoek voor vandaag af, want ik
wil hem niet ontmoeten, alvoerens er
iets bepaalds besloten was. Nu heb
ik mijn plan gemaakt en als dat slaagt,
krijgt mijnheer Cumberland morgen of
zoo zijn afscheid en zijn wij hem voor
altijd kwijt...."
„Ach!... maar ik kan niet helpen dat
het mij spijt," mompelde zij.
„Net als alle vrouwen. Gij hebt hem
voor je zelve willen hebben maar hij
wilde Madelaine; gij ziet in hem geen
goeden echtgenoot voor Madelaine en
toch kunt gij niet helpen dat het u
spijt hem kwijt te raken. Luister eens!
Ik heb persoonlijk niets tegen Cum
berland, hij i s altijd vriendelijk en voor
komend voor mij geweest, maar toch
bieef hij altijd voor mij vreemde i.ig.
Ik verlies nu een trouw bezoeker en
een gezellig kameraad, maar dat is
niets."
„Te meer schande voor je," viel
Flora eenigszins driftig in.
„Geenszins, maar hoe ook, ik ver
lang niet haar voor haar leven onge
lukkig te zien. We zien het nu; we
zien dat zij dol op hem is. Misschien
heeft zij hem dronken gezien, wie :al
dat zeggen? Gij zaagt, hoe zij over
die historie van gisteren zweeg en zij
was niet verwonderd over het gebeurde.
Wat was het gevolg? Een uurtje la'er
zat zij daar aan het raam met hem te
fluisteren en toen hij eindelijk wegging
gaf zij hem iets, een bloem of zoo
iets; ik kon niet goed zien wat maar..."
„Zwijg daarover, het is niet pleuierig
zoo iets te hooren. Maar wat moet ik
haar zeggen, wat moet ik doen?"
(Wordt vervolgd).
Jffaiwsblad