Oil mm üestaat oil 2 üladen. DE VERLOREN ZOON. •-And van altena „DE ZAAIER". FEUILLETON Wonden Uitgave: Firma L. J. VEERMAN, Heusden. No. 5096 Woensdag 11 Februari 1931. Proeftuin (jJoriiicheni Ingezonden. f Int Telefoon no. 19. Postrekening no. 61525. Hij strooit het zaad, en grijpt met volle hand, en kijkt niet waar ze gaan, of waar ze vallen, Hij laat zijn lied over den akker schallen, als trad hij tegemoet een joage bruid Zijn oogen blinken in de najaarszon, en naast hem valt de schaduw van zijn wezen, op zijn gelaat is levenslust te lezen, Hij die de smart, van het leven over won; O! zoo als gij door het leven heen te gaan, zoo kloek, en sterk, vol moed, en vastberaden, Ozoo te staan, bij uwe kameraden, wanneer gij oogst het 'goud gekleurde graan Toen zag 'k hem aan het einde van van het land tegen den horizont den mat vergulde, in lichte dompen die zijn hooft om! hulde stond hoog zijn beeld tegen den heu vel rand HARROLD. Nadruk Verboden. Thans is de tijd aangebroken, waarop een oordeel geveld kan wor den over de teelt van diverse plan tensoorten, waarvan de zaaiïng in den herfst van 1930 plaats gehad heeft. De resultaten zijn geheel be vredigend. Het bestuur beschikt over 50.000 kerngezonde planten. Zooals onze lezers weten, heeft het bestuur de tuinders verleden jaar in de ge legenheid gesteld hun plantenmateri- aal van den proeftuin te betrekken. Hoewel voor deze streken feitelijk iets nieuws, wordt daarvan reeds een druk gebruik gemaakt. Van evenge- noemde planten waren de vorige week reeds 25000 stuks door tuinders in bestelling afgenomen. Op het be drijf moet uit den aard der zaak een groote hoeveelheid van de rest ge bruikt worden, zoodat momenteel be trekkelijk maar een klein kwantum planten voor particulieren meer be schikbaar is. Willen tuinders en par ticulieren hiervan nog genieten, dan wordt hun aangeraden er onmiddel lijk werk van te maken. Blijkt hier voor belangstelling te bestaan, dan is het misschien nog mogelijk dat op niet al te groote schaal een nieuwe zaaiïng voor voorjaars plantenmate- riaal kan worden bevorderd. Om den tuinders ter wille te zijn, wordt over wogen om voor die teelt nog eenigen grond, met glazen, beschikbaar te stellen. Zooals we schreven kan dit maar op bescheiden schaal plaats hebben, omdat van het teeltplan '31 zoo min mogelijk mag worden afge weken. Beduidende wijzigingen bren gen in een vastgesteld werkplan is op een schoolsche inrichting, een voorbeeldbedrijf, nu eenmaal niet toe laatbaar. Tuinders, die meenen, dat ze met enkele platglazen op voordeelige wij ze hun eigen planten wel kunnen kweeken, zullen zeker tot andere ge dachten komen en een andere over tuiging krijgen, wanneer ze het hier voor door den rijkstuinbQuwconsu- lent K. Wiersma in de „Tuinderij" van 6 Febr. 11. geschreven artikel le zen. Laten ze daarin de uiteengezette bezwaren tegen eigen kweek goed overwegen en de daarbij gedane raad gevingen opvolgen. Ze dienen er hun eigen belang mee. De opdracht om komkommers- en meloenenplanten voor de kweekers neemt hand over hand toe, terwijl reeds voor enkele serres tomaten planten in bestelling zijn aangeno men. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). 2.) Daarboven waren de kamers van moe der en dochter die in den tuin uit zagen; op de bovenste verdieping had de overleden raadsheer zijn bibliotheek naast zijn studeerkamer gehad en later had Adré er zijn verblijf gehouden. De kamer, waar het bed van den zoon stond, was al den tijd, sedert hij uit het ouderhuis vertrokken was, door de oude dienstmaagd betreden. De moeder kwam er nooit binnen en ook het zus je sloop, wanneer zij naar boven moest om het een of ander boek te halen, steeds met ingehouden adem de deur voorbij. Het was nu een Septemberavond van den dag, waarop Lize haar negentien de verjaardag vierde. Moeder had voor dezen dag zes van haar liefste speel genootjes gevraagd en met gezang en allerlei vermaken, waarbij die strenge mevrouw Helena de Jeugd meest aan zichzelf overliet, was het ongemerkt tien uur geworden. De meisjes echter, die na den warmen dag nog laat on der gewichtig gefluister arm in arm in den tuin liepen, zouden wel tot 12 uur hebben willen blijven, als er niet een onweer was komen opzetten. Ook wa ren de dienstmeisjes, met hun lantaarn- tjes in de hand, reeds gekomen om ze te halen en toen werd haastig af scheid genomen en in de groote voor kamer was het weer stil als gewoon- Geachte Redactie! In verband met een ingezonden stuk in Uw blad van 6 Febr. j.l. zij het ons vergund het volgende op te merken. Te midden van dit ge daas, voortgekomen uit het brein, van een door haat vervuld niet meer normaal denkend stel hersens, wordt een veronderstelling te berde ge bracht en onze positie vermeld t.a.z. van verschillende ingezonden stuk ken, welke in Uw blad zijn opge nomen. Het is thans voor de tweede maal dat deze dolende ridder, pro beert deze veronderstelling opgang te doen vinden. De eerste maal ge schiedde dit in een persoonlijk on derhoud, nu wil hij in het open baar zijn geluk beproeven. Jammer voor hem, dat het resultaat even ne gatief is, als voorheen, want nog maals zij er hem op gewezen, dat wij met dit afgeluisterd gesprek niets te maken hebben. „Mogelijk wil dit de redactie wel bevestigen". lijk, Joen het eerste rollen van den donder zich hooren liet. Mevrouw Helena was bij haar doch ter komen staan, die bij de open bal- cendeuren stond en over den donkeren tuin heen naar de Aar zag, zoo ge- dachtenloos starend, als men doet, wan neer een feestdag met al zijn drukte voorbij is. Moeder legde zachtjes haar hand op haar hoofd en het kind vleide zonder een woord te spreken, haar hoofd te gen den schouder der vrouw, alsof zij tegen de felle bliksemstralen, die de zwarte wolken vaneen scheurden, een schuilplaats wilde zoeken. „Doe de deu ren dicht, kind", zeide moeder, „het zal spoedig gaan regenen." De dochter schudde zwijgend haar hoofd. Onverschrokken keek zii naar de helle bliksemstralen aan den hori zon, waar zij de sneeuwtoppen der bergen van het Oberland in het rustige maanlicht kon zien, een wonderbaar schouwspel. „Moedertje," zeide zij, „wat is de aarde toch groot. Daar boven zien noch hooren zij hoe het hier spookt. En nog verder, waar de sterren boven de bergen staan, zullen zij niets merken al was onze gansche aarde in droef heid onder gedompeld." De moeder antwoordde niet. Haar gedachten waren, zij wist niet waar, maar wel bij hem, aan wien zij bij slecht weer het eerst dacht, evenals jaren geleden, als de lucht donker werd en zij wist, dat haar jongen nog niet thuis was. „Wat een vreeselijk weer", begon het meisje weer. „En toch dansen zij en maken muziek in de herberg. Het zijn toch goddelooze menschen!" Het beschermheerschap over ons, wat U zonder onze toestemming op LT neemt, aanvaarden wij niet. Dit beschermheerschap en plotselinge liefde voor ons, is te verdacht om het te accepteeren. Leer van ons, dat een goede Hollandsche jongen niet huicheld. Uwe verschrikkelijke spijt, die U zou voelen wanneer een onzer benadeeld mocht worden, is gehuichelde spijt. Wees overtuigd, dat wij die „iemand" kennen die in staat zou zijn, zich tot de auto riteiten te wenden en geloof der halve dat wij op onze hoede zijn. Nogmaals zeggen wij U, geen be scherming van U te aanvaarden, misschien zijn er andere in Uwe om geving die deze meer van noode zijn. Op ons is van toepassing, dat een gewaarschuwd man voor twee geld. U, waarde Redactie dankend voor de afgestane ruimte, DE KOMMIEZEN VAN DUSSEN. Dussen, 10 Febr. '31. Hoewel het niet gebruikelijk is, dat de redactie van een blad zich uitlaat over inzenders van ingezon den stukken, willen wij voor dit maal wel verklaren dat de Kommie zen van Dussen niet „WimenKees" zijn. Geachte Redactie! Naar aanleiding van het verweer schrift van den heer de Witt, op genomen in Uw blad van 6 dezer, op mijn ingezonden stuk, zooals dat werd opgenomen in Uw blad van 28 Jan. j.l., waarin door mij critiek werd geoefend op zijn ingezonden stuk, getiteld: „Organisatie en de Gemeenteraad van Almkerk", neem ik beleefdelijk de vrijheid U eenige plaatsruimte in Uw blad te verzoe ken voor het volgende Mijnheer de Witt, Nu U gemeend hebt, vanuit de hoogte een zeker cachet op mijn in gezonden stuk te moeten drukken, voel ik me genoodzaakt een nadere verklaring van de beweegreden van mijn schrijven te geven. Ware het niet, dat van den he'er de Witt gezegd moet worden, dat hij iemand is, die het altijd beter wil weten, en kunnen dan een ander, zoo zoude er voor mij geen aanleiding bestaan hebben voor het kopstuk van mijn ingezonden stuk. Wanneer de heer de Witt mocht meenen, dat er voor mijne zinspe- „Zij houden juist op, zij zullen het ook te bar weer vinden," zei de moe der. „Er is geen mensch zoo verhard, dat hij het uur niet bemerkt, waarin God hem wil waarschuwen. Maar kom nu van de deuren af. Er vallen al groote, dikke druppels. j „Kijk toch, moeder!" zei het meisje en hield de moeder vast, „daarginds is er wat aan de hand. De deur van de herberg wordt opengegooid, men- schen dringen naar buiten, er is een meisje bij, nu blinkt er zoo iets als een sabel hoor! zij schelden elkaar. O, wat een woeste bende." De donder hield juist op en men kon duidelijk over het water een ver ward gepraat hooren, daartusschen het gerinkel van gebroken glazen, terwijl een klarinet, zich niet om al het lawaai bekommerende, trillers deed hooren. 1 „Ik zou wel honderd kronen willen geven," zei mevrouw Helena met ge fronst voorhoofd, „als die lasterholen daar beneden in de stad gesloten wer den. Zij zouden mij er werkelijk toe kunnen brengen om op mijn ouden dag in een ander huis te gaan wonen, alleen om dat niet meer te moeten hooren." „En juist in de uren dat alles rustig is en men eens goed peinzen en droo- men kan. Kijk eens daar gaan zij over den weg. Om Godswil, zij gaan met wapens op elkaar los. Eén wordt te gen de leuning van de brug aange duwd, de vrouw werpt zich er tusschen hij heeft zijn armen weer vrij, zij val len in de rivier. „Nu is het genoeg", zei de moeder op een gebiedenden toon; „nu moet je van de deur weg. Dat is geen schouwspel voor christenen, als men- ling geen aanleiding zou zijn, laat het hem dan maar gerust zeggen, op zijn verzoek ben ik bereid het hem te bewijzen; dit laatste om te voorkomen, dat hij mij voor laste raar zal uitkrijten. In verband met de opmerking van den heer de Witt, dat hij niet den Raad zou hebben beschuldigd van het organiseeren der arbeiders tegen te werken, zou ik gaarne van hem willen vernemen, welke bedoeling bij hem heeft voorgezeten om den Raad in het organiseeren der arbei ders te betrekken. Waarom de Raad niet aan de organisatie heeft doen weten, dat hij niet tot het toekennen der gevraagde steunregeling be voegd was, is mij onbekend, alleen kan ik mijnheer de Witt mededee- len, dat zulks mijne opvatting was en hij mijne argumenten daarvoor kan vinden in het antwoord op een ingezonden stuk van den heer de Graaf te Nieuwendijk, eveneens in dit blad opgenomen. Volgens Uw schrijven, mijnheer de Witt, zou ik op U een eigenaardi- gen indruk gemaakt hebben, door met te ageeren op Uw ingezonden stuk en wel omdat het stuk tegen den Raad gericht was en niet tegen mij, daar ik geen raadslid ben en me alzoo met iets zou hebben be moeid, waarmede ik niets te maken had. Dat U zooiets schrijft, mijn heer de Witt, is voor mij niet vreemd, daar het mij bekend is, dat U zich moeilijk als ondergeschikte weet aan te passen en wanneer noodig, wil ik U dit bewijzen. Uwe consequentie in deze door getrokken, mijnheer de Witt, zou hierop neerkomen, dat een onder geschikte de belangen van zijn pa troon niet zou mogen behartigen. Ik voor mij, mijnheer de Witt, ben een tegenovergestelde meening toege daan en ben van meening, dat iecler ondergeschikte voor de belangen van 1 schen nog erger dan verscheurende beesten op elkander aanvallen. Lees mij het avondgebed nog voor en dan gaan we slapen. Een plotselinge bliksemstraal ver lichtte, alsof het dag was, de huizen beneden aan de Aar, de herberg en de hooggaande golven. Een oogenblik zag mén de donkere menschenhoop, die op de smalle brug bij elkaar stond; de roode veer op de baret van een langen 1 jongeling, die zich tegen de overmacht verweerde, slechts bijgestaan door eene vrouw, die een witten doek om haar hoofd had. Sabels blonken en hulpge schreeuw van de vrouw klonk over de stille straat, toen brak uit de wolken, tegelijk met den donder, een verschrik kelijke regenbui los, die een lawaai maakte alsof een hoog huis ineenstort te. Een zware duisternis verzwolg het woeste gezelschap op de brug, zoodat niets meer zichtbaar was dan het roode licht uit het venster van de herberg. De vrouwen hadden zich verschrikt in de kamer teruggetrokken en terwijl de moeder langzaam over den rnet een kleed belegden vloer heen en w€er liep, zat Lize aan tafel, haar handen gevou wen over het boek dat opengeslagen voor haar lag; haar oogen op een groote bloemruiker gericht, die in een mooie Venetiaansche vaas stond, een geschenk van haar peet voor haar ver jaardag. Aan lezen viel niet te den ken, daar het onweer haar stem over- heerschte, nog minder aan slapen, want het beeld van het zooeven geziene schouwspel stond haar nog helder voor den geest. Zij luisterde steeds naar de geluiden buiten. O, God, bad zij on bewust, laat toch alles goed afloopen. Juist flitste weer een bliksemstraal door zijn patroon heeft op te komen en de patroon zulks tegenover zijn on dergeschikte heeft te doen en zoo lang dit niet de bedoeling van de organisatie is, verwacht ik van de organisatie niet veel heil. Drukke werkzaamheden nopen mij, mijnheer de Witt, om het voorloo- pig hierbij te laten, alzoo tot een volgende gelegenheid. U, mijnheer de Redacteur, dan kend voor de afgestane plaatsruimte. C. J. VAN DER WIEL. Almkerk, 7 Febr. 1931. o Mijnheer de Redacteur! Naar aanleiding van het ingezon den stuk door den heer de Graaf te Nieuwendijk, opgenomen in Uw! blad van 6 dezer, zie ik me geroepen voor het navolgende een plaatsje in Uw veel gelezen blad te verzoeken „Mijnheer de Graaf. Afgaande op den toon ivaarop Uw stukjje gesteld is, concludeer ik,, dat U mij geen kwaad hart toe draagt en wanneer U weet, dat ik U. niet ongenegen ben, zult U kunnen begrijpen, dat het antwoorden op Uw epistel mij niet moeilijk valt. Om te voorkomen, dat de arbeiders, zijnde de menschen waartoe ik immers ook; behoor, een verkeerd denkbeeld 'van mij zouden vormen, wil ik even naar, voren brengen, dat mijn ^geschrijf niet de bedoelnig heeft om liet leed der arbeiders te verzwaren en het ook niet het gevolg heeft gehad, dat de uïtkeering in deze gemeente er door zou zijn stopgezet, zooals in het pamflet van het afgeluisterd gesprek is te kennen gegeven, maar veel eer door mij er naar gestreefd zal wor den om in den nood der behoeftigen' te voorzien. Het door mij tegen het ingezonden' stuk van den heer de Witt aange voerde, is door de personen, die mij' in dezen onaangenaam hebben willen; zijn, met opzet verdraaid, daar de' beteekenis, die zij er laan gjegeven hebben, er niet uit te lezen is. Dat naar mijne meening de Raad het ge dane verzoek, zooals het was inge zonden, niet kon toestaan, *wil ik U uit het navolgende bewijzen. Op de; begrooting voor het dienstjaar 1930 had de Raad onder volgnummer 144 een post geraamd van f 800.— we gens bijdrage van het R'ijk in de steunverleening van uitgetrokken werkloozen en op volgnummer 145' een post van f 1200.— wegens steun aan uitgetrokken werkloozen. Deze posten zijn in opdracht van heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Bra bant van de begrooting afgevoerd! moeten worden, omdat de voorge- het venster en door de opening van da deur, die op een kier stond,.... toen het haar voorkwam alsof zij een scha duw voorbij zag vlieden, die een oogen- blik achter de vensterruiten opdook en dan weer verdween. „Moeder", riep zij halfluid, „we zullen de deur sluiten; er is iemand over den muur geklom men en Zij kon den zin niet voleinden, want de deur werd opengestooten en een man viel de kamer binnen. „Om Godswil", riep hij, terwijl hij half van uitputting, half in een smee- kende houding voor mevrouw Helena op de knieën viel, „wie gij ook zijt, edele vrouw, red een onschuldig ver volgde! Zij zitten mij op de hielen, waar riep hij, terwijl hij weer op stond en zich met eene hand, die door bloed bevlekt was, het haar uit zijn oogen streek waar moet ik mij ber gen, wat moet ik doen om uw mede lijden op te wekken? Als u wist hoe zich alles heeft toegedragen, hoe geheiel buiten mijn schuld ik in dezen ver- schrikkelijken toestand ben gekomen, om als een moordenaar vervolgd te worden o, edele jonkvrouw en hij wendde zich tot het doodsbleeke meisje, dat met afschuw op de baret van den vreemdeling de roode veer bemerkt had als u een broer hebt, die u dierbaar is, die misschien evenals ik in den vreemde om gastvrijheid moet vragen, vherzoek dan Uw moeder om mij niet in den nacht weg te stooten, waar mij de hemel weet, welke schanda wacht. Bij het hoofd van uw eigen zoon,, edele vrouw (Wordt vervolgd). NIEUWSBLAD ïisr lis! Laid us Hensden n Alteiaje Langstraat 69 Bonelerwiard Dit blad verscbjjnt WOENSDAGMORGEN en VRIJDAGMIDDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.25, •ii franco per post beschikt f 1.40. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentiën van 16 regels 90 cent. Elke regel meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdagmiddag 1 uur en Vrijdagmorgen 9 uur ingewacht. (Naar het Duitsch.) huiduitslag, springen de handen, kloven, win terteenen, dadelijk ver- t zachten en verzorgen metj AKKER's KLOOSTERBALSEM bijt niet! ,Geen goad zoo goed." /N

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 1