Tweede Blad No. 5104 Woensdag 11 Maart T^FmïmrW voor het Land ?an Neusden en Altena, de Langstraat an de Bommelerwaard. Ingezonden. „Opgedragen aan Polybus" Een rijm aan Polybus. BEHOORENDE BIJ HET KORT VERSLAG van de jaarvergadering van de Herv. Jongelingsvereen. „Obadja" te Andel, op 27 Februari j.l. De Herv. Jongelingsvereen, „Obadja" te Andel, vierde Vrijdag 27 Febr. j.l. in het gebouw der v.m. openbare school aldaar, haar jaarfeest, onder buitenge woon veel belangstelling. De Voorzitter, de Weledele Heer W. Bronkhorst, opende de vergadering met gebed, waarna hij een gedeelte uit Gods Woord voorlas en besprak. Hij uitte den wensch, dat aan de J.V. dien ijver geschonken zou mogen worden, welke volhardt tot het einde toe en dat de lampen steeds brandende zouden mo gen zijn. Daarna werden door een gedeelte der afgevaardigden de gelukwenschen der verschillende zusterverenigingen uit den omtrek overgebracht. Vervolgens werd door den secretaris, den heer J. H. van Diggelen, een al leszins goed jaarverslag voorgelezen, waaruit bleek, dat de J.V. het afgeloo- pen jaar in groei en kracht was toe genomen. Uit het jaarverslag van den penning meester, den heer F. van Duist, hoor den we, dat de inkomsten hadden be dragen f374.67, de uitgaven f259.78i/3 zoodat er een batig saldo was van f 115.88i/2. Nadat de Bibliothecaris op de hem eigen keurige wijze zijn verslag had uitgebracht, beklom de heer D. Mille- naar den katheder, teneinde een on derwerp in te leiden over „De arbei ders in den wijngaard", naar aanlei ding van Matth. 20 vers 1 t.m. 16. Deze inleiding zat goed in elkaar, 't Was een vlot geschreven verhande ling over de beteekenis van de geiijke- is en vooral de geestelijke kant werd roed belicht, 't Was een stuk waaraan veW zorg was besteed, terwijl het op ^u«elijke, goed verstaanbare wijze werd dezen. Na^enige bespreking kreeg Antonie Pellikal&ïï gelegenheid zijn voordracht „De redding" ten gehoore te brengen. Geheel uiKhet hoofd en op denjuis- ten toon, sc&iMerde hij ons de redding van een kind uit de woeste, bruischen- de zee. Reeds had de zee haar prooi zoo goed arls veitwolgen, toen op het laatste oogenblik (en persoon, door on baatzuchtige naasteiliefde gedreven, zijn leven in de waagschaal stelde om dat van een ander te -edden. 't Was een worstelen en vechten met de gewel dige golven, welke hur slachtoffer niet wilden loslaten, doch enslotte geluk te het hem het kind, onde- gejuich der toeschouwers, behoudav aai den oever te brengen, waar hij tot te ontdek king kwam, dat Vij de redde was van zijn eigen kind. Alvorens het programma verder af te werken werden do*r de leden df Jon- gelings- en Meisjes'ereen. gezamenlijk enkele liederen gezoigen onder hefting van den heer BronMiorst, terwijl de heer Cornet, onderwizer te Bruthen, op het orgel begeleidde. Daarna werd gepauzeerd en weden door enkele dames koekjes enz. roid- gediend. De traditoneele chocolademik ontbrak ditmaal ten spijv van vele p) liefhebbers. Na beëindiging der pauze werden a lereerst nog door enkele ügevaardig- den het woord gevoerd, terwijl daar na de heer G. Schouten eet inleiding leverde over den kerkhervorme,„Zving- li". Al dadelijk bleek, dat Schotten u'jn onderwerp volkomen beheerschft, ei er is voorzeker; aan de samenstelLg. vo daarvan vee! moeite en zorg besteed. 't Was een goede inleiding en ook bij de beantwoording der vragen bleek, dat hij goed beslagen was ten ijs geko men. De voordracht van A. van Lier, ge titeld „De slag bij Elandslaagte", werd onder ademlooze stilte aangehoord, 't Is een eenvoudige voordracht, diepont- roerend en vol tragiek. Op schitterende wijze vertolkte hij ons het verhaal van den Afrikaanschen boer, die met zijn 13-jarigen zoon een scherpschutter in den slag bij Elandslaagte door het moordend lood der Britten werd ge troffen. Vooral het sterven van vader en zoon op het slagveld en de wee moedige klachten van den stervenden vader over zijn kind, ontroerden diep. In van Lier schuilt een goed decla matorisch talent en we hopen nog meer malen iets van hem te hooren. Vervolgens kregen we de inleiding van Chr. v. Rijswijk Jzn. over het jaar 1672. Ook dit onderwerp mocht er wel wezen en inleider schetste op al leszins duidelijke wijze het rampjaar 1672, toen men met recht kon zeggen, dat het land reddeloos, het volk rede loos en de regeering radeloos was. Een beetje meer hulde aan den groo- ten, energieken staatsman Johan de Witt ware echter wel op zijn plaats geweest. Het was jammer, dat in verband met het gevorderd uur werd verzocht de besprekingen te bekorten, waar door verschillende vragen achterwege moesten blijven. Indien zooals bij anderen gebruike lijk door één persoon namens den ge- heelen Ring Altena, die 11 vereenigin- gen telt, werd gesproken, zou dit o.i. niet behoeven voor te komen. Daarna kregen we van Anton van Rijswijk de voordracht „Wie brengt ze thuis.'" Op eenvoudige, natuurlijke en on gekunstelde wijze bracht hij deze ten gehoore en toonde hij hoe God een hond gebruikte om 2 zusjes van den dood te redden. Bravo. Dergelijke perziken smaken naar meer. Marc, van Rijswijk vergastte ons daar na nog op de voordracht, getiteld „Je vader gaat naar den Hemel". Een kort stukje, dat handelt over den strijd met de golven van vader en zoon en hoe de vader wegzinkende in de diepte aan zijn zoon opdraagt aan moeder mede te doelen, dat vader naar den Hemel is. De verschillende voordrachten en in leidingen werden afgewisseld door zang, welke op hoog peil stond en welke door het publiek zeer op prijs werd gesteld. De heer Bronkhorst heeft ook in dit opzicht alle eer van zijn werk. Te omstreeks half twaalf sloot de voorzitter deze in alle opzichten goed geslaagde feestvergadering. De J.V. mag met genoegen op dezen avond terugzien. Zoowel voordrachten als inleidingen konden den toets der critiek glansrijk doorstaan. We voel den in het ten gehoore gebrachte, de stuwende kracht van den eminenten leider der J.V., die zich ondanks zijn drukke werkzaamheden, met liefde aan het jeugdwerk wijdt. Een woord van warme hulde voor hetgeen de heer Bronkhorst in het belang der Andel- sche jeugd verricht, is hier dan ook voorzeker wel op zijn plaats. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. „Polybus-ke" 'kheb jou vers geleze, 'k zag 't gister-oavond in de kraant, en dè-is-woar, 'k mot 't zelf zeggen, ge zijt nie dom, mar woarlijk bij de [haand. Mar-hadde-doar, nie lang op zitte [broeie net-as-'nkip die-nie-goed legge kos; stond ge toen naar de moaneschijn [te kijke of zat ge ergens op het zachte mos? En koste-noa-dè werk wel rustig sloa- [pe? Of laagt-ge lang te woele heen en [weer Joa, manneke, ge hoeft-oe-niks te [schoame, al deed-oe-heud-ok van dè denken [zeer; 'k docht 't wel, dè gij wel schoon [kos dichte, nou-hedde-mij woarempel noagedoan, mar-dè-geef-niks... dè wil 'kjou ver- [vergeve want-dè-is-woar... ge-had-oe best ge- [doan Dus goa nou voort, wil veur ons nog i [wh pijpen, en schroef veur ons-oe-verzen in el- [koar, dan zal het noageslacht oe dankbaar [weze moar eere pas meschien noa hon- [derd joar Mar-denk-er oan; loat nou je hoaren [groeie, en luister nou „Polybus" noa mijn [road, en droag veurtoan nou 'n fiuweele Uw vers-maat, wonderlijk van gang, Glijdt, struikelt, komt weer los, En rent in 't eind zichzelf omver Als een verdwaasde os. De taal Uw onbedreven hand, Schendt telkens weer haar schoon. En toch dient in dat lappenpak Ge U aan als muzenzoon Kom Polybus, wees wijzer toch, 't Heeft lang genoeg geduurd. Een ieder heeft nu wel doorzien, Dat gij Uzelven kuurt. Geen die meer aan Uw ernst gelooft, Uw onmacht haat te fel. Het walgt me, langer stil te staan Bij zulk een kinderspel. Kom, leg met Uwen duistren naam, Uw wanproduct in 't graf, En toon ons eind'lijk Uw gelaat, Wie dat niet durft is laf. Veen. J. TIMMERMANS. dè heurt-er bij, m'n beste koameroad. Eens zullen ze-'n standbeeld op goan [richte, we krijgen dan, vast een „Poly'bus- [plein" en een „Polybusstraat" zal er ok [weze, en ach! jou noam?... zal onverge- j [telijk zijn. HAROLD. o— <Q O Wel Polybus, wel Polybus, Wat zijt ge toch kordaat Nu niets gij te weerleggen weet, Zoekt gij in schimpen baat. Maar ieder weet, dit was altijd Der dommen dommekracht. Doch ook Uw broddelwerk verraadt De lijn van hun geslacht. (Wij sluiten hierover de discussie. DE REDACTIE). Mijnheer de Redacteur. Naar aanleiding van het ingezonden stuk door den heer H. J. de Graaf, voorkomende in Uw blad van 27 Fe bruari 1931, kom ik beleefdelijk een plaatsje in Uw veelgelezen blad ver zoeken voor het navolgende: Amice de Graaf. In verband met Uw ingezonden stuk, in opgemeld blad, neem ik beleefdelijk de vrijheid U te berichten, dat ik niet in alle opzichten de opvatting van den Raad huldig, maar dat is voor mij geen aanleiding om daarvan in liet openbaar uiting te geven. Mijne be zwaren en aanmerkingen breng ik op gepaste wijze en te gelegener tijd on der zijn aandacht en hoop, dat U mij niet langer euvel zult duiden, dat ik niet te bewegen ben om in het open baar oppositie te gaan voeren. Mijns inziens past het niet om over iedere aanmerking, die men tegenover zijn medemensch heeft, direct maar de trom te gaan roeren. Mocht U door deze opvatting eene tegenstrijdigheid met mijne ingezonden stukken ontwaren, wees zoo vriendelijk, mij dat dan te bewijzen, onder aanvoering van Uwe argumenten daarvoor. Op Uw vraag of we een beteren toe stand zouden kunnen bereiken, door met jongere krachten op de candidaten- lijsten voor de a.s. Raadsverkiezing te plaatsen, durf ik geen positief ant woord geven en wel om deze reden: Wanneer ik hier om mij heen zie, dan constateer >i'tk, dat de meer op leef tijd gekomen boeren hun volk in het werk houden, terwijl de jongere gene ratie hun volk, dat hen in den zomer trouw gediend heeft, thans naar huis stuurt en zulke handelingen zijn voor mij niet goed te praten. Ik vind het jammer, dat onder de arbeiders zoo weinig solidariteitsgevoel voor elkan der wordt aangetroffen, anders waren zulke uitwassen nog wel te coupee ren en daarom acht ik den tijd geko men om hen dat solidariteitsgevoel bij te brengen en weet daarvoor geen be ter middel aan te wijzen dan de orga nisatie; en nu ter zake. Het wil mij voorkomen, dat nu lang lang genoeg om de kaars is heen ge draaid en wil probeeren om met deze de zaak te beëindigen, mij is nog, dat tot 7 Janua voorschriften voor eene s in acht genomen moesten door mij zijn genoemd in zonden stuk, opgenomen» in van 11 Februari 1931, ziin woord op Uw ingezonden j na dien datum voor de aanmerking komende wei kening moest worden geho gegeven voorschriften doorj^ ter van Binnenlandsche ZakTen bouw, bij diens schrijven d.d. I 1931 Nr. 65 S. afdeeling A, welk' schriften geheel den geest aden. de genoemde bepalingen der A: wet. Mocht U deze mijne meening t, deelen, dan hoor ik dit wel van t maar doe dat dan asjeblieft onder a" voering van gedocumenteerde argun 1 ten, dus niet onder een nietszegg^li gebaar, want daar komen we nieiv der mee. Na groete, hoogachtend, C. VAN DER WIEL Almkerk, 2 Maart 1931. DUSSEN. Er heerscht hier een ware rat- tenplaag, zoowel in de schuren als op het veld en zelfs in de wonin gen. Met de muizen is het opk al zoo gesteld. Wel zijn er reeds veel gevangen doch de last die men er van heeft, blijft groot. Een boer heeft er dezen winter zelfs al 40 gevangen in één schuur. B. S. alhier, kwam vanuit Hank bij den Posthoorn tegen de helling op; juist kwam een auto welke naar Plank moest, denzelfden draai om. S. was nog juist van zijn rijwiel, doch met het achterwiel der auto werd het voorwiel van het rijwiel»in el kaar gedrukt, zoodat het gelukkig met enkel materieele schade afliep. Terwijl de voerman H. met een z.g.n. mallejan geladen met boo- men, bij het raadhuis de helling af reed, brak een ketting en reed de mallejan te water, terwijl de voerman er op zat. Deze laatste bracht het er gelukkig met den schrik en een nat pak af. Hij kwam er aan de over zijde uit. Daarr de rivier de Dusse daar diep ligt, kostte het heel wat moeite om alles op het droge te krijgen. EETHEN. Op den kiezerslijst dezer gemeente komen voor 1258 kiezers voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 4247 kiezers voor de Provinciale Staten en 1221 kie zers voor den Gemeeneesaad. De uitslag van de 11de Algemeene Volkstelling voor deze gemeente is als volgt Eethen 427 m. 108 vr. totaal 235. Genderen 371 313 Jf 684. Heesbeen 72 62 134. Doeveren 30 28 58. Drongelen 196 182 378. Meeuwen 223 477 400. Bab.broek 233 194 427. 1252 m. 1064 vr. totaal 2316. 61. Toen ze overeind stonden op den top van den rots zagen ze in een nauwen tunnel. Aan het uiterste einde stroomde het daglicht binnen en onthulde een rotsachtige steenen rand, die langs de &ant van een waterval liep. De nauwe kloof werd overbrugd door een zware steen, waar Lallah juist haar voet op zette. 62. Ze aarzelde echter voor ze verder ging. Ze wist, dat plotseling opkomende vloedgolven dikwijls maakten, dat het water over de brug stroomde. Toen ze echter overtuigd was, dat er geen gevaar dreigde, holde ze zoo hard mogelijk, om de overzijde te bereiken. 63. Rob en Daan hadden net den ingang van den tunnel bereikt, toen ze tot hunne groote ontsteltenis een groote hoeveelheid water over de top van de afgrond naar beneden zagen storten. Ze riepen het meisje toe, terug te keeren, maar te laat. Het water stroomde op haar neer en het meisje moest zich wanhopig aan de steen vastklemmen, om niet omlaag te storten. Ieder oogenblik kon ze echter vallen. ienwsblad Wilt gij U weer frisch en opgewekt voelen, vrij van slechte spijsvertering, verstopping en de daaruit voortvloeiende lusteloos heid, gebruik dan Foster's Maagpilllen. 0.65 per flacon. 77 77 77 7) 77 77 77 79 7) 77 99 77 79 79 77 97 79

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5