Tweede Blad No. 5111 1 Vrijdag 3 April TJan lüaaX elk 4fieumatie£? GEN 0 VEV A .voor hot Land van Neusden en Altena, de Langstraat m de Bommelerwaard. RugpijnNieren Pillen' Kinderrubriek. FEUILLETON Kantons;erecht flensden BIHOORÏNDE BIJ HET Rheumatiek komt noodeloos veel voor. Weersveranderingen zijn er gedeeltelijk schuld aan, doch dikwijls zyn verzwakte nieren de oorzaak. De pijn wordt ver oorzaakt door afzettingen van urinezuur in de gewrichten, en deze afzettingen kunnen niet geschieden, als de nieren behoorlijk werken en het urinezuur af scheiden. Pas daarom opTocht, een gevatte kou en te zwaar werk kunnen de nieren hinderen in hun taak tot zuivering van het bloed. Geef aan de nieren de hulp, die zij behoeven, bij het eerste teeken van rheucoatische pijnen. Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen, het speciale nier middel tegen rugpijn, urinekwalen, hoofd pijn en duizeligheid, rheumatiek, ischias, spit en gewrichtspijnen. Tijdig gebruik voorkomt veel narigheid. Bij alle drogisten enz. fl.75 p. flacon. Beste jongens en meisjes. De oplossingen der vorige raadsels zijn 1. In de maand Februari, want die heeft maar 28 dagen. 2. De weg. 3. Een sigaar. 4. Het winterkoninkje. Vliegen. De nieuwe raadsels zijn: 1. Vul onderstaande figuur zóó in, dat op den eersten regel iets lek kers komt te staan, dat vele kin deren in het voorjaar krijgen, op den tweeden' regel een jongens naam, op den derden een meisjes naam, op den vierden een boot, op den vijfden een klein geldstuk, op den zesden een deel van een schoen, op den zevenden een maat, op den achtsten een klinker. De beginletters der woorden, van boven naar beneden gelezen vor men het woord van den eersten regel. SJXXXXXXX x o o o o o o x o o o o o x o o o o x O O O X O O X O Tyroolsche novelle door E. von Pütz. 2.) ,,Wat?" vroeg de boer heel verwon derd, ,,je bent treurig en je huilt zelfs. Dat had ik van mijn leven niet geloofd. Ben je niet tevreden bij mij? Zeg het maar vrij „Dat mag u niet denken," verzeker de Agathe vol vuur, en zag Thomas die haar genaderd was, aan; de schoen wringt mij ergens anders, en wie weet misschien kan u mij wel helpen als u zoo goed wil zijn." ,,Nu, praat dan," drong de boer bij na nieuwsgierig aan; maar Agathe werpt hem een snellen blik toe. „Daar komt Martin, en die mag het niet hooren," fluisterde zij, en zij bukt zich opnieuw en snijdt door. Twee zwarte vonkelende oogen vol gen van boven dit geheele tconeel. Hoe Thomas Agathe aanziet en met haar spreekt; hoe zij antwoordt, hij haar nadert, zij schreit en beiden snel van elkander afgaan als Martin nader komt. „Wat hebben die twee altijd te smoe zelen?" denkt Genoveva. 't Is de eerste maal niet dat haar zoo iets door het hoofd gaat. Zij is boos als haar man over Agathe's grap pen lacht, ongeduldig als hij met haar praat. Prijst hij haar vlijt, dan is zij Het beslissende doelpunt in den wedstrijd Nederland—België, welke in het Amsterdam Stadion ten aanscbouwe van tienduizenden werd gespeeld. Lagendaal" scooit het derde doelpunt voor Nederland en de Belgische keeper Bad jou heeft het nakijken. 2. Wat ziet een boer iederen dag en een koning slechts zelden? 3. Wie kan de puntjes in de volgende zin zóó invullen, dat er een spreek woord komt te staan: .e .ru.. .aa. z.o l.n. .e w..er .ot .ij .ar..? OOM KAREL. HET ZUSJE VAN KLEIN-DUIMPJE. V. Duimelotje legde haar hoofdje dicht tegen het borstje van het doode vo geltje aan. En wat hoorde ze? Ze. hoorde iets kloppen precies alsof er binnenin iets bewoog. Het was het kloppend hart van den kleinen vogel. Hij was namelijk niet dood. Maar was bedwelmd door de koude. En nu het zoo fijn verwarmd werd, begon het weer op te leven. Je moet namelijk weten, dat in het najaar alle zwaluwen weg vliegen naar warmer landen en als er nu ééntje te lang in onze koude landen blijft treu zelen, wordt hij zóó koud. dat hij zoo maar uit de lucht omlaag valt, alsof hij dood was en dan blijft hij zoo liggen tot de sneeuw hem heelemaal bedekt. Jullie kunt natuurlijk begrijpen, dat Duimelotje wel een beetje schrok, toen die groote vogel begon te bewe gen. Want je moet niet vergeten, dat Duimelotje maar zoo groot was als mijn duim; zoodat de zwaluw wel 2 of 3 keer zoo groot was als zij zelf. Maar toch schraapte zij al haar moed bijeen, pakte de watten en de deken van hooi nog dichter om het arme vo geltje heen en ging toen een kruize- muntblaadje halen, dat ze zelfs als de ken gebruikte, en legde dat over het kopje van het vogeltje. Den volgen den avond sloop ze weer naar het vo geltje toe en vond het heelemaal le vend, maar zóó zwak, dat het maar heel eventjes zijn oogjes kon open doen om naar Dufmelotje te kijken, die bijgelicht werd door een vuurvlindertje, omdat ze geen andere lantaarn had. „Dank je vriendelijk hoor, lief Idnd", zei de arme vogel tegen haar; ,,je hebt me zoo heerlijk verwarmd, dat ik spoedig weer genoeg kracht zal heb ben om de warme zon tegemoet te vliegen". „O", zei Duimelotje, „het is bui ten zoo koud en het sneeuwt en vriest dat het kraakt, blijf dus maar veel liever in je warme bedje, ik zal wel voor je zorgen, hoor!" Toen bracht zij de zwaluw een beetje water in een klimopblaadie en toen het vogeltje wat gedronken had, vertelde het haar, dat het zijn vleugel bezeerd had aan een doornenstruik en daarom niet zoo hard haa kunnen -vliegen als de andere zwa luwen, die naar de verre warme lan den vlogen. Eindelijk was het op den grond gevallen, maar wat daarna ge beurd was, dat wist het vogeltje niet meer, en het wist ook heelemaal niet hoe het in den donkeren gang, die de mol gegraven had, gekomen was. Het vogeltje bleef er den heelen winter en Duimelotje zorgde heel goed voor hem. Zij begon heel veel van hem te houden. Zij vertelde natuurlijk niets ervan aan den mol of aan de veldmuis, want die twee hielden niet van de on gelukkige zwaluw. Toen het voorjaar werd en de zon den grond warm stoof de, maakte Duimelotje het gat in de zoldering open, dat de mol gemaakt had. Het zonlicht stroomde heerlijk naar binnen. De zwaluw vroeg haar of ze niet met hem mee wilde gaan. Ze kon dan op zijn rug zitten en ze zouden ver wegvliegen naar de groene bosschen. Maar Duimelotje wist, dat het de oude veldmuis veel verdriet zou doen als ze haar zoo stilletjes verliet. „Nee, dat kan ik niet doen zei Dui melotje. „Vaarwel dan, mijn lief klein meis je!", zei de zwaluw en vloog de zon tegemoet. Duimelotje keek hem na en haar oogen stonden vol tranen, want ze hield erg veel van de arme zwaluw. „Twiet, twiet", zong het vogeltje en vloog naar het groene bosch. Duime lotje was erg bedroefd. Ze mocht hee lemaal niet naar buiten gaan in de warme zonneschijn. Het koren, dat ge zaaid was in den akker vlak bij het huis van de veldmuis, groeide heel Na het wegzakken van het water en het intreden van gunstiger weer, is met kracht het werk aan den onderbouw der nieuwe brug te Zaltbommel hervat. Op den voorgrond de heitoren, links een der groote grijpers op rupswielen. buiten zich zelf van boosheid in één woord, de ijverzucht verteert haar. „Ik verveel hem, hij heeft genoeg aan mij had ik kinderen, dan zou het anders zijn," zucht de hartstoch telijke vrouw, en hoe meer zij denkt en peinst, zoekt en vermoedt, hoe meer haar op- en invalt. Wie zoo zoekt, vindt stellig wat! Daar binnen op den haard sist het, en de soep loopt over; ais Genoveva zich losrukt en er naar kijkt, dan is het avondeten aangebrand. Met somberen blik en samengetrok ken wenkbrauwen dekt zij de tafel en dient op als de anderen van het veid terugkomen. Na gebeden te hebben grijpt alles naar de lepels en begint te eten. „Wel almachtig!" roept Thomas, -,is me dat verbranden? Wat heb je toch begonnen, Genoveva? Waar heb je toch je hoofd gehad? Als je den heelen dag sjouwt, dan mag je toch wel iets be hoorlijks te eten hebben." Hij legt ontevreden den lepel neer. Genoveva buigt beschaamd het mooie hoofd. „Ik zal je wat anders maken, als je wilt," zegt zij zacht. „Laat het maar," bromt hij knor rig, ,,wie weet hoe het weer uitvalt." Want het koken was nu juist niet de sterke zijde der huisvrouw. „Wees nu niet zoo hard, boer!" lach te Agathe, -,dat verbranden kan iedereen overkomen. Wacht maar een oogenblik, dan zal er een pannekoek klaar zijn." „Nu, vertoon jij maar je kunst," zegt Thomas, .,het kan licht beter uitval len." Donkerder werd Genoveva's blik. Zoo, van haar wil dus Thomas niets aannemen en van Agathe is het hem goed! „Den pannekoek maak ik," en zij staat op. Maar de flinke meid is reeds de deur uitgegaan en Thomas beveelt met sterke stem: „Blijf nu en laat de andere het doen!" Toen na korten tijd het voortref felijk gebakken gerecht binnenkwam, at Thomas het vergenoegd op en zeide bovendien: „Kijk, Genoveva van Agathe kan je het koken leeren. Die spijzen in olie gebakken en zoo allerhande poespas, wat jelui in het Welschenland eet, dat past niet voor onze Tiroler-magen." De boerin antwoordde niets; zij had geen bete over de lippen gebracht, de toorn had haar verzadigd. In de keuken spoelde zij alles om en wierp het door elkander; daar hoorde zij de kamerdeur opengaan en hield met het werk op. Misschien kwam Thomas nu binnen en zeide een goed woord; hoe zou zij hem om den hals vliegen, hem haar liefde toonen! Hij moest haar dan toch weder beminnen, zij was immers duizenmaal mooier dan die kleine meid met den spitsen neus. Met kloppende polsen luisterde zij, maar de keukendeur ging niet open; daarentegen hoorde zij de huisdeur knarsen. Hij ging zeker nog een blik wei pen op de velden maar plotseling stond zij als verstijfd. Duidelijk hoorde zij Thomas met on derdrukte stem Agathe roepen, hoorde, hoe deze den stal verliet; toen werd alles stil. Zacht sloop Genoveva in de melkkamer en keek door het kleine venster naar buiten. Als had haar een bliksemstraal getroffen, zoo wankelde zij en hield zich krampachtig vast aan den muur. Daar buiten stond haar man in ge sprek met Agathe. 'tls waar dat hij onverschillig over de heg leunde met de pijp in den mond en rustig vriend schappelijk op het meisje neerzag, dat met gebogen hoofd, aarzelend zichzelf telkens onderbrekend, zacht sprak; ein delijk schreide zij, en hij legde zijn hana op de schouder van de meid. Ja, de meid, dacht Genoveva met on beschrijfelijke vernietigende geringschat ting. „Zoo diep is hij gezonken!" mom pelde zij, en balde de handen, sidderend van verontwaardiging en opwinding, „de vrouw is niets meer, de meidalles! Gran Dio, verpletter den ellende ling, vernietig hem. verdelg den ver rader!" Als vuur ging haar adem, haar hart klopte met luide slagen en zij zonk neer op den kouden, steenen grond. „Neen, o mijn God." snikte zij, „tref hem niet, maar haar. de slang, de hui chelaarster. Laat hem mij, ik kan hem niet missen, niet zonder hem zijn zonder hem leven! Madonna mia, ajutami!" Met moeite stond zij weer op. Bijna versuft zag zij hen beiden zich lang zaam verwijderen, zag nog hoe Agathe eensklaps de hand van den boer greep, als wilde zij die aan haar lippen bren- j gen toen ging het paar om den hoek van het huis en verdween voor haar blikken. hoog. En voor een arm kjein meisja, dat maar 1 duim hoog waj, was het korenveld natuurlijk een heel dicht, don ker bosch. (Wordt rervolgd)- STRAFZITTING VAN HET KAN TONGERECHT TE HEUSDEN op Vrijdag 20 Maart 1931. Kantonrechter: Mr. C. W. van Ommeren. Ambten, v. h. Openb. Ministerie: (waarnemend): Mr. J. Dony. Griffier: Mr. G. H. Bleeker. We hebben eene zitting van ruim 30 zaken met groote belangstelling op de publieke tribune. Vooraf gaan twee kinderzaken met gesloten deuren. De verdere behandeling van de in de vorige zitting geschorste zaak contra M. J. V. d. B., landbouwer te Genderen, wordt voortgezet. Getuige C. Schreuders, poldersecre taris te Veen, verklaart, dat verdachte herhaaldelijk is aangezegd om zijn: slooten te ruimen en dat hij onwillig is, aan de aanzeggingen te voldoen. Kantonrechter: Ik weet nu hoe de vork aan den steel zit en dan moet ik zeggen dat verdachte zeer ten onrechte verzuimd heeft zijn slooten te ruimen. Hij is meerdere malen aangezegd en had dus aan de aanzegging moeten voldoen. Ik geef verdachte nu bij wijze van waarschuwing voor het vervolg f 5.00 of 3 dagen. A. d. K., bakker te Wijk, had de Vei ligheidswet overtreden door geen hek te plaatsen rondom het gat van de trap van zijn meelzolder. Een knechtje was door het gat gevallen. Verdachte: De trap is er al 10 ja ren geweest en verschillende inspec teurs hebben mij bezocht zonder er ooit aanmerking op te maken. Kantonrechter: Dan heb je tot nu toe geboft; maar ook aan het geluk kan een eind komen, zooals je ziet. Je krijgt f5.00 of 3 dagen, omdat naar ik verneem alles nu keurig in orde is. H. v. N., metselaar te Andel, was in November j.l. gedagvaard om als ge tuige te verschijnen voor het Kanton gerecht te Heusden en was toen niet verschenen, waarvoor hij thans terecht staat. Verdachte: Ik had werk te doen waar ik niet vandaan kon. Kantonrechter: Ja, maar dat was de reden van je wegblijven niet. De re den was, aat jij er niet veel lust in hadt om te getuigen tegen mej. S. W. Westerlaken te Rijswijk, die in over treding der bouwverordening was en voor wie jij aan het metselen waart. En al heb je het nu nog zoo druk, toch gaat getuige zijn voor een Kan tongerecht of Rechterlijk college altijd voor. En als ik het wegblijven als getuige niet streng straf, blijft mor gen het heele Land van Heusden en Altena thuis als ze als getuigen wor den gedagvaard. Ik geef je f 15.00 of 10 dagen. P. S. M. v. d. L., bakkersknecht te Haarsteeg had twee schoten gelost uit een zoogenaamd knalpistool. Kantonrechter: Waarom deed je dat? Verdachte: Om een hond weg te jagen. Kantonrechter tegen getuige Obbens: Is dat wel waar? Getuige veldwachter Obbens: Edel achtbare, ik heb geen hond gezien. Kantonrechter tegen verdachte: Je bent een ellendig vervelend sujet. To|en Obbens je een proces-verbaal gaf ben je erg brutaal tegen hem opgetreden en heeft hij je wegens wederspannig- heid in arrest moeten stellen. En de Burgemeester schrijft me ook, dat je een hoogst lastig individu bent die het de politie moeilijk maakt. Je bent een aap van 18 jaar oud; waar moet dat in de toekomst naar toe. Wat doe je „Laat mij u helpen boerin!" zeide zij; haar oogen schitterden en haar mond glimlachte zoo eigenaardig, als was zij vol hoop cm vreugde. In den nacht werd Thomas bij uit zondering wakker; het was hem ot hij ingehouden snikken hoorde. Met moeite opende hij even de oogen; bij den schijn van het kleine nachtlichtje, dat voor het Moeder-Godsbeeldje brand de, zag hij Genoveva rechtop in het bed zitten, schreiend en handenwrin gend. „Maar wat scheelt je?" vroeg hij zoo verwonderd als zijn slaperigheid het hem toeliet. „Ik heb hoofdpijn," antwoordde de vrouw, verschrikt over zijn wakker wor den, en wierp zich weer in de kussens. Thomas wilde daarover nog naden ken, maar in bed was hem dit onmoge lijk, en zoo sliep hij dus liever weer in. Onrustige dagen volgden voor Ge noveva. De kwellendste ijverzucht dreef haar rond. Onophoudelijk volgde zij Thomas waar hij ging of stond, zoo dat hij haar spottend plaagde, dat zij bang was hem te verliezen; dan ver borg zij zich, nu eens hier. dan eens daar, om hem en Agathe te beluiste ren. De twee troffen mekaar een paar maal, maar hun gesprek duurde slechts heel kort. Eens echter stak Agathe den boer een brief toe; Genoveva zag hoe hij dien las en toen glimlachend en met het hoofd knikkend wegborg. Dat was te veel!, Het kookte en bruisch- te in de jonge vrouw, en niet lang duurde het of de storm brak los. (Wordt vervolgd). Nieuwsblad nMi I, juin111winwa—gwwwewBa-,C»

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5