Tweede Blad So. 5117 ïrijdas 24 April GENOVEVA voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Pluimveeteelt. Bij Scheren iMiHiemibnek. FEUILLETON Marktberichten BEHOORENDE BIJ HET Eiken dag van uw leven staat gij bloot aan inwendige vergiftiging uw eenige bescherming tegen overtollig urinezuur en andere schadelijke onzuiverheden wordt gevormd door gezonde, krachtige werking der nieren. Als gij uw gezondheid op prijs stelt, dient gij de eerste verschijn selen van nierzwakte te kennen. Rugpijn, hoofdpijn, aanvallen van duizeligheid en urine-stoornissen zijn op zichzelf reeds ellendig genoeg, zij worden bovendien dik wijls gevolgd door rheumatiek, nierwater zucht. blaaszwakte, graveel en niersteen, j Grijp de kwaal krachtig in haar wortels aan. De versterkende, heelende en op wekkende hoedanigheden van Foster's Rugpijn Nieren Pillen worden sinds jaren door velen geroemd om hun uitstekende werking bij verzwakte nieren, waardoor deze organen weder in staat gesteld worden om het bloed zuiver en rein te houden. Suikerbuik kwam en daar allerlei avon turen beleefde en tenslotte door koning Suikerbuik tot zoon en opvolger werd aangenomen. Misschien herinneren jul lie je daarvan niet veel meer, nu dat hindert ook niet. Laat ik je alleen dan maar zeggen, dat Barendje Kwik op zekeren dag naar een ver land op reis ging en dat sedert dien niets meer van hem vernomen werd, zoodat men geloofde, dat hij door kannibalen was opgegeten. De koning had ten teeken van rouw 6 maanden lang zwarte zak doeken gebruikt en voor ontbijt alleen maar zwart roggebrood gegeten. Daar na was alles weer zijn gewone gangetje eggaan en langzamerhand begon men te vergeten, dat er ooit een weesjonge tje was geweest, dat het tot koninklijke soèpblazer had gebracht. Op zekeren dag was koning Suiker buik jarig. Dat was natuurlijk een groot feest, 's Morgens heel in de vroegte, toen koning Suikerbuik nog^niet eens tijd had gehad om zijn Zondagsche pak en zijn Zondagsche kroon van echt goud aan te doen, kwam de hofmaar schalk hem al gelukwenschen en bracht als geschenk een groote mokkataart mee. De koning bedankte natuurlijk vriendelijk, want dat hoort zoo. Maar inwendig rilde hij, want hij hield hee- lemaal niet meer van mokkataart, om dat hij eiken dag zooveel van dat lek kers moest eten. Want omdat hij koning was, vonden de menschen, dat hij al tijd het lekkerste van het lekkerste moest eten. Daarom kreeg hij voor ontbijt nooit anders dan roomsoezen of letterbanket en om 12 uur was het soep van roomhoorntjes en bij het middag eten schoenlappertjestaart met slagroom en Brusselsche kermis. Dat lijkt na tuurlijk allemaal erg lekker, maar als je het i^lken dag krijgt, vind je het heelemaal niet lekker meer. De koning at er dan ook altijd maar een heel klein stukje van en de rest mochten de hofmaarschalk en al de hooge gene raals van het hof opeten. Die waren dan ook allemaal zoo dik en rond als tonnetjes. Omdat de koning jarig was, hoefde hij dien dag niet te regeeren en mocht hij bijna alles doen wat hij wilde. Daar om machte de koning zich dien mor gen lekker niet, want op andere dagen werd hij wel 24 keer gewasschen. Hij trok zijn Zondagsche pak aan en be gaf zich naar de troonzaal, waar alle gasten zouden komen om hem geluk te wenschen. De koning keek heele maal niet vroolijk en zijn beste kroon was heelemaal niet mooi gepoetst. Teen hij op den troon plaats nam, zag hij, den, vertelde iedereen iets moois en de generaals vertelden natuurlijk allemaal dappere dingen. De hoogste generaal, die.altijd sprak alsof hij een heeteaard- apj>el in zijn keel had, was juist be zig te verteilen, hoe hij 60 jaar geleden I met een jongetje had gevochten, dat een hoofd grooter was dan hij. (Wordt vervolgd). 'SU dat die erg stoffig was. En geen won der, nu was Barendje Kwik er niet om den troon af te stoffen en de kroon van den koning te poetsen. Al spoedig kwamen de hooge gas ten, de edelen van het hof, de minis ters, de generaals, die erg met hun sabels, rinkelden en verschrikkelijk moe dig keken. En iedereen bracht de een of andere lekkernij voor den koning mee. Er was een roomtaart bij wel zoo groot als de tafel. De koning keek hoe langer hoe bedroefder, omdat hij na tuurlijk wel wist dat hij al die zoetig heid zou moeten opeten, 's Morgens, 's middags en 's avonds, gebakken of gebraden, als pap of soep, altijd maar \veer taarten en soezen en weet-ik-al- meer. Om de gasten prettig bezig te hou- T1JDSBESPARING. Daar het in dezen tijd noodzakelijk is op alles zooveel mogelijk te bezuini gen, waar dat tenminste kan, zonder het bedrijf te schaden en daar tijd geld is, meen ik goed te doen op een paar klei nigheden de aandacht te vestigen, die ons veel tijd kunnen besparen. In de eerste plaats de schraagjes, waarop de zitstokken rusten. Ze staan los op de mestptanken en de zitstok ken liggen er ook los op. Ze zijn dus gemakkelijk weg te nemen om schoon te maken. Maar bij het dage lijks of om den anderen dag reinigen van de mestplank, zullen die schraagjes in den regel niet verwijderd worden. De mest hoopt zich dan spoedig bij de pooten op, omdat men er niet voldoende bij kan komen. Ook blijft de mest lig gen op de schuinstaande pootjes, wat een onooglijk aanzien geeft. Wil men de mestplank goed schoonmaken, dan moeten de schraagjes verwijderd wor den, wat mogelijk wat werk geeft. Om dit te vergemakkelen en andere bezwa- Ten te ontgaan, kan men als volgt te werk gaan. Op de plaatsen waar anders de schraagjes komen, haakt men aan de balken van het dak twee platte ijzere stangen vast van ongeveer 2x0.5 cM. De onderste einden komen op gelijke hoogte (30 a 40 cM.) boven de mest plank. In de uiteinden bevinden zich Bij alle drogisten enz. fl.75 p. flacon. Beste jongens en meisjes. De oplossingen der vorige raadsels zijn 1Melkweg. 2. De spijker in een schoen. 3. Het zonlicht. 4. Nooit. De nieuwe raadsels zijn: 1. Waarom loopt een kip en springt 1 een musch? 2. Welke lieden nemen iedereen al les onder den neus vandaan en krijgen nog geld toe? 3. Zoek de verborgen plaatsnamen in de volgende zinnen? De jongen liep haast recht op de deur toe. Vader gelooft wel Lotje, dat je zusjes het niet deden. Door niewe regens was de rivier sterk gezwollen. Waar zal ik dit ei ber gen, vroeg Piet? OOM KAREL. HOE BARENDJE KWIK BIJ KONING SUIKERBUIK TERUGKWAM. Het is wel eenige jaren geleden, dat ik jullie de geschiedenis vertelde hoe Barendje Kwik aan het hof van koning iTyroolsche novelle door E. von Pütz. In verband met de opening der Nieuwe Havenwerken te Vlissingen bracht de Koninklijke Familie een bezoek aan deze stad. De Koninklijke bezoekers op de nieuwe sluis. Op den achtergrond de „Aert van Nos". 8.) „Dat is je loon," zeide hij een wei nig onzeker en wilde weer heengaan, maar Genoveva versperde hem den weg; haar wil dwong hem op te zien, zij zag hem recht en vast in het ge zicht, raapte toen het geld bijeen, en het venster openend, wierp zij het met een krachtigen zwaai verre weg. „Mijn schande laat ik mij niet beta len," zeide zij met verachtelijk opge trokken lip en ging trotsch heen. En eigenlijk beviel dat Thomas veel beter. Dikwijls had hij zich er over verwonderd hoe kalm Genoveva haar vernederende plaats innam, hij achtte haar daarom lager; nu wist hij dat zij het verdroeg urt heldhaftige liefde, om dat zij hem niet verlaten wilde. En toch vermoedde hij niet, hoe me nigmaal zij kampend om geduld en be rusting vóór het huis stond, tegen de bekoring strijdend het weer te verla ten. „Als ik nog eens wegga is het voor goed," zuchtte zij bij zichzelf. „Dat mag niet zijn! Mijn kind moet in het vaderhuis geboren worden, ik mag het niet vaderloos maken, en Thomas kan ik niet verlaten." Genoveva werkte hard; van 's mor gens vroeg tot diep in den nacht was zij zonder ophouden bezig; zij was nu door oefening en zorgvuldigheid zoo ver gekomen dat zij goed kookte, en welke vreugde was het dan, als Martin haar in de keuken de tijding bracht, dat Thomas met smaak van een gerecht had gegeten! De oude was haar trouwe bondge noot; waar hij haar iets kon afnemen, deed hij het; waar hij haar kon helpen, troosten, aanmoedigen, liet hij het niet. Eindelijk, toen hij haar toestand raad de, smeekte hij haar Thomas alles te mogen vertellen, maar zij verbood het hem ten strengste; en toch kon Martin het niet laten, op een. avond toen hij alleen was met Thomas, te zeggen: „De boerin sjouwt veel te veel; je moet haar iemand tot hulp geven." „De boerin?" herhaalde Thomas. ,,Ik wist niet dat er een op het erf was. Als je van de stalmeid wil spreken, zoo raad ik je, bemoei je niet met dat gene, wat je niet aangaat. Het zou meer kunnen schaden dan nuttig zijn." Toen brak Martin eensklaps in gloei- enden toorn uit. „Met je eigenzinnigheid zal je haar nog doodmaken," riep hij, „en haar niet alléén!" Toen sloeg hij de deur achter zich toe, zoodat de laatste woorden ondui delijk hoorbaar waren. Thomas zat eenigen tijd als ver stijfd. „Doodmaken", mompelde hij einde lijk, „ik haar dat is toch niet waar! Ik weet niet, waar die oude kerel dat j vandaan haalt." Hij rookte woedend voort. „Doodmaken," zeide hij eindelijk weer. „Hoe zag zij er dan uit? Was zij dan zoo bleek en vermagerd?" Hij had haar in weken niet gezien. Martin bracht de sichotels binnen en droeg ze weer naar buiten; al het huiswerk geschiedde terwijl de boer met dor- schen of iets anders bezig was. Nu en dan, als hij 's avonds op de bank voor de kachel insluimerde, scheen het hem toe als naderde er een zachte tred, als voelde hij de vroeger zoo geliefde te genwoordigheid, en nog vaster sloot hij de oogen. Hij wilde niet dat zij hem zijn vergiffenis zou afvleien of hem verrassen. Zoo had hij lang ge leefd zonder ooit met haar te spreken, zelfs haar te zien, maar na Martin's woorden overkwam hem een plotselinge wensch Genoveva terug te zien. Hij weerstond die met al zijn krach ten. Toen echter het gevoel, dat bijna een verlangen zonder liefde geleek, zich vermeerderde, begon hij rusteloos door de kamer te gaan en de bank weg te schuiven; hij rookte aan de uitge doofde pijp en trachtte aan al het an dere te denken behalve aan dat eene, wat zijn eenige gedachte uitmaakte. Eindelijk, toen niets hielp en de wensch ondraaglijk werd, toen loog hij zich zelf voor, evenals veel menschen doen, die het eene zeggen en het andere meenen. „Ik moet f;och eens kijken of de achterdeur goed dicht is," zeide hij hardop, alsof iemand hem hooren kon, en ging van voren het huis uit. De weg naar de achterdeur leidde echter langs de keukenvensters. Binnen in de keuken was alles stil. Het werk was gedaan en alles stond op zijn plaats; op den haard lagen nog glinsterende kolen, waarin gouden von ken flikkerden. Aan de kleine tafel zat Genoveva; een grof breiwerk was haar ontvallen. Beide armen op tafel ge leund, zag zij op naar een klein kruis beeld, dat in den hoek hing. Het olie lampje stond voor haar en verlichtte haar met een roodachtigen glans. Hemel! Wat was die vrouw schoon! De dikke, zwarte vlechten waren door hun zwaarte van haar hoofd gegleden en hingen haar over de schouders; door de half geopende lippen zag men de witte tanden glinsteren en in de groote opgeslagen oogen lag een wereld van vertwijfeling en smartelijk verlangen. Het edele gelaat was vermagerd, een lijdensplooi langs de lippen gegroefd. Nu sprak zij in zichzelf, maar Thomas verstond haar niet, haar stem was te zacht. Zij bad: „Hebt gij mij geheel vergeten en ver laten Heer? Hoelang moet ik nog boe ten en lijden? Liever is mij de dood, dan dat strenge, koude leven naast hem, dien ik liefheb. Waarom laat Gij mij niet sterven, dan is de smart van mijn leven voorbij, beter was het voor hem en voor mij." „Foei, Genoveva!" zeide een stem uit den donkeren hoek van den haard, en de oude Martin verliet zijn warm plaatsje en zette zich op de bank naast de vrouw. „Wie mag er nu zoo praten? Je bezondigt je! Ben je onpeens zoo laf geworden? Kom, wat valt je in? Je hoofd in de hoogte, het wordt wel beter." Groote tranen sidderden aan de lan ge wimpers, schitterden als diaman ten en vielen neer als lenteregen. Genoveva legde het hoofd op den arm en schreide zachtjes. gaten, waarin een vierkante ijzeren haak past, die in de draaglatten van de zit stokken wordt bevestigd, zoo komen dus de zitstokken te hangen. Men kan alles schoonmaken en bijgevolg is er voor luis weinig plaats. Ten overvloede kan men de hangijzers boven nog om wikkelen met henneptouw of een lapje, dat met koolteer vochtig gehouden wordt. Dan kunnen de luizen ook niet in het dak komen. Wanneer men dan eenmaal p>er maand de zitstokken af- spuit met een petroleum emulsie, heeft men van het ongedierte weinig last. Men kan de emulsie als volgt berei den: Breng 4i/2 L. water aan de kook, waarin men een i/0 K.G. groene zeep oplost, dan voegt men onder voortdu rend roeren 4i/2 L. petroleum bij; het wordt nu een dikke melkwitte vloei stof, voor het gebruik kan men 1 deel emulsie verdunnen met 10 deelen water. De emulsie blijft maandenlang goed, VOOR DE HUISVROUW. TAFELDIENEN. Handig tafeldienen is iets, dat men elk dienstmeisje kan leeren. De spij zen worden den gasten van links af aan gereikt, van rechts neemt het meisjq borden, lepels en vorken weg. Heeft de gast niet zelf het gebruikte mes en vork op zijn bord gelegd, dan doet het meisje dit, voordat zij het bord; van tafel neemt. Schoone borden en couverts moet zij weer van rechts neer zetten. Bij het wegnemen zet het dienstmeis je de borden op elkaar en houdt den stapel met de linkerhand vast; lepels vorken en messen legt zij in het mand je, dat aan haar linkerarm hangt. Koppen met bouillon, koffie, thee,- enz. dient men rond met hoogstens drie tegelijk. Dit gebeurt op kleine blaadjes. Men neemt de koppen af zon der ze in elkaar te zetten. Dit geschiedt pas op buffet of dressoir. Dan worden ze op een groot blad of op den dienbak mee naar de keuken genomen. Groote bladen en dienbakken mogen nooit op, tafel worden gezet; ook mogen geen bladen worden geplaatst op stoelen of andere meubelstukken, behalve op het buffet. Als een, lepel, mes op vork op dein grond valt, neemt het mesje onmiddel lijk een reservestuk en brengt dat op een blaadje of een bord. Eerst daarna raapt zij het gevallen voorwerp op. Sauskommen, groente- en aardappel schalen worden links bij de vrouw des huizes neergezet. Dranken behooren van rechts af ingeschonken te worden. Het verdient aanbeveling, de dienstboden.1,, ook als er geen gasten zijn, keurig te laten tafeldienen. GORINCHEM, 20 April. Op de veemarkt waren heden aange voerd 639 runderen, benevens 472 var kens, 936 biggen, 18 nuchtere kalveren 36 lammeren. Men besteedde voor: Zware kalfkoeien f 300400. Melk koeien f200350. Kalfvaarzen f475 325. Pinken f80150. Nuchtere fok- kalveren f 14—16. Drachtige varkens f 7080 Natte zeugen f 5060. Over» loopers f1528. Biggen f913. Lam meren f916. ROTTERDAM, 21 April. Op de veemarkt waren heden aange voerd 227 paarden, 2 veulens, 1880 ma gere en 892 vette runderen, 367 vette kalveren en graskalv., 1509 nuchtere kalveren, 137 schapen of lammeren, 10 overloopers of varkens, 49 biggen, bokken of geiten. Daar buiten stond Thomas in de neer vallende sneeuw; hij merkte er niets van, hij zag alleen de schoone, schrei ende vrouw; een heet verlangen greep hem aan om naar binnen te snellen, haar in zijn ja;rmen te sluiten en dan de tranen af te kussen. Martin streelde met zijn ruwe, harde hand zacht over het glanzend haar. „Kom, kom, boerin," herhaalde hij troostend, „het zal wel weer goed wor den. Maak je niet zoo overstuur. Het kon je kwaad doen. Een eigenzinnig, hoovaardig mensch is hij, die Thomas," riep hij plotseling en sloeg met de vuist op tafel, dat Genoveva verschrikt in de hoogte voer, „ik zou hem door mekaar kunnen schudden! Hij is 't niet waard, zeg ik, dat hij zoo'n vrouw heeft ats u, heelemaal niet waard, zeg ik. Als hij nu hier binnenkwam en op zijn bloote knieën voor je nederviel en met op geheven handen je om vergiffenis vroeg, dan deed hij niets te veel, zeg ik! Maar die Thomas is er juist de rechte voor," voegde de oude er bitter bij, „dien valt zoo iets niet in, daar kan je op wachten tot den jongsten dag." „Zeg niets tegen Thomas," vermaan de de boerin, „je weet, Martin, dat verdraag ik niet!" „Ik zeg het je toch, je bent te goed voor hem," verzekerde de oude. „Hij, moet je om vergiffenis vragen. Daar. blijf ik bij!" Thomas was als uit een droom ont waakt, toen Martin zoo luid sprak; dat had hij goed verstaan, elk woord, en op de ontroering volgde de veront waardiging. (Wordt vervolgd). pa wjblad geen stukgaan en pijn meer en ook geen naschrijnen der huid, als men vóór het inzeepen de huid inwrijft met slechts een weinig

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5