Tweede Blad
No. 5214 Vrijdag 1 April
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
LEZING
BEHOORENDE BIJ HET
Onnoodig Lijden!
Als iedere beweging u pijn doet,
als pijn in de lendenen, urinestoor-
nissen, hoofdpijn, duizeligheid, en
rheumatische pijnen uw leven tot
een last maken en gij uw werk
moet laten liggen, wordt gij gewaar
schuwd, dat de organen van uw
rug niet behoorlijk werken.
Waarom wilt gij noodeloos lijden
aan rheumatiek, spit, waterzucht of
blaaszwakte?
Gebruik Foster's Rugpijn Pillen
bij het eerste waarschuwende lee-
ken der organen, welke de urine af
scheiden en zoodoende de onzuiver
heden uit het bloed filtreeren. Fos-
stcr's Pillen hcelen en versterken
deze verzwakte organen, zoodat de
onzuiverheden, welke zich anders
ophoopen en afzetten, en zoodoende
eindelooze pijn en ongemak veroor
zaken, afgevoerd worden.
In alle deelen van Holland hebben
dankbare personen hun levenslust
herwonnen, dank zij Foster's Pillen.
Bij alle drogisten enz. a f 1,75 per
flacon.
inzake afwateringsbelangen
door het graven van den
Nieuwen Maasmond.
SLOT.
Dat de huidige toestand der ont
watering onbevredigend is, daar zijn
we geloof ik vrijwel allen overeens,
men stelt in den tegenwoorebgen tijd
geheel andere eisclien aan de struc
tuur en de cultuur der gronden,
wenschte men vroeger bevloeiing.
thans staat men hier geheel anders
tegenover, dank zii de vooruitgang
der landbouwwetenschap, het gebruik
der hulpmeststoffen enz. Bovendien
worden de bemalingsinrichtingen der
polders van grootere omvang, en
pompen meer wateraf, en wanneer
de boezems en de bemalingsinrichtin
gen van het Rijk, hiermede geen re
kening houden, loopt de boel hope
loos in de war, daarbij komt nog, dat
de killen, welke voor de afloozing
hebben te zorgen, steeds meer aan
slibben en verzanden, gelukkig js het
Bestuur van de Bleek in deze actief,
en heeft in 1927 de Bleek nog uitge
diept, en in 1928 liep het water
zelfs nog 70 cm. min. N..4.P. Dat
de bemalingsinrichtingen gaan functi-
•neeren, wanneer de stand van de
Maas te Grave een zekere hoogte
heeft bereikt, is niet- langer meer te
aanvaarden, eveneens de vaststelling
van het maximum te bemalen uren.
is niet in orde, inderdaad we kunnen
wel extra bemaling krijgen, doch dat
kost extra geld.
Een andere bepaling inzake de
Rijksbemaling is. dat opgehouden
wordt met de bemaling, als het bui
tenwater 1.50 plus staat, en ook als
het peil der polders zoo laag is ge
worden, als voor de opening van
den Maasmond, men geeft wel eens
opn tiental c.M. toe, doch recht
heeft men er niet op.
Er moeten dus plannen beraamd
worden, om hierin verandering en ver
betering te brengen, en men heeft in
1929 en 1930 zulks gedaan, om ver
betering te brengen, voor wat be
treft de gronden welke uitloozen op
de Electrische Centrale aan de Vier-
bansche Sluis.
Er heeft zich gevormd een Com
missie waarvan ik de eer heb Voor
zitter te zijn, die zou overwegen op
welke wijze de overname van de
Rijksbemaling zou kunnen worden be
vorderd. Op een vergadering te Geer-
truidenberg, waren alle besturen der
betrokken waterschappen uitgenoo-
digd, teneinde deze aangelegenheid
te bespreken. Besloten werd, dat de
Commissie zich in verbinding zou
stellen met de Regeering, teneinde te
vernemen, welke uitkeering kon wor
den tegemoet gezien van de Regee
ring, indien de belanghebbenden zelf
de bemaling ter hand namen. Wij
hebben ons toen in verbinding ge
steld met den Hoofdingenieur v. d.
Rijkswaterstaat te den Bosch, die
echter niet bereid was mededeelingen
te doen, wel kon hij medewerken,
indien de mededeelingen konden wor
den verstrekt aan een officieel li
chaam in casu een bemalingswater
Te Enschede werd Maandag de voetbalwedstrijd voor het kampioenschap van Nederland gespeeld
tusschen Enschede en P. S. V. De gasten leden een 5 2 nederlaag. De belangstelling voor dezen
wedstrijd was reusachtig.
schap. Toen hebben wij,een conferen
tie gehad met den Commissaris der
Koningin in deze provincie, die zich
bereid verklaarde in zijn kwaliteit om
inlichtingen te vragen, doch ook dit
bleef zonder succes, zoodat we thans
nog even ver zijn, intusschen trok
zicli een lid, en wel het voornaamste
lid der Commissie zich terug, zoodat
er thans niets meer wordt gedaan
voor deze gewichtige zaak. ongetwij
feld had een flinke uitkeering plaats
gehad, doch een gunstige tijd is voor
bijgegaan.
Wij zullen toch gedwongen wor
den maatregelen te nemen, want de
kwestie van de afsluiting der Don-
ge en Oude Maasje is nog steeds
hangend.
De toestand zoo zeide ik, is zeer
onbevredigend, wat de afwatering be
treft, en we zullen nu eens nagaan,
wat de verlegging van den Maas
mond heeft gebracht voor de afwate
ring der gronden langs de Bergsche
Maas en den Biesbosch, terwiil hier
mede ook nauw samenhangt de af
wateringsbelangen van het Land van
Altena, daar toch de Bleek en Oost-
kil de hoofdloozing is.
Vervolgens kunnen we bespreken.
In hoeverre heeft het Rijk de na-
deelige gevolgen opgeheven door de
uitgevoerde werken, en kunnen de
toegezegde, maar nog niet uitgevoer
de werken verbetering brengen, en
tenslotte welke werken zouden noo-
dig zijn, om verder nog de bezwaren
op te heffen.
Voor de opening van den Maas
mond liep het water van het Spijker
boor bij vloed in N. en bij eb in Z.
richting. De afwatering van het bo
vendeel van het Steurgat van de Brui
ne Kil en van de daarop loozende
polders had plaats langs de Reugt
en het Gat van de Visschen. De
Bakkersldl en Bleek en Oostkil loos
den in Z. richting op .de Amer. De
ze afwatering was over het geheel
voldoende. t L#
In deze voldoende afwatering: is
na de verlegging de volgende ver
andering gekomen. Bii geringe Maas-
afvoer is de verandering niet groot,
en treedt alleen geringere stroom
snelheid op. Wordt echter de afvoer
grooter, dan loopt zoowel bii eb als
bij vloed de stroom in Noordelijke
richting, zoodat de afwatering van
de Bleek en Oostkil en van de Bak-
kerskil langs Spijkerboor op den
Amer onmogelijk is. Het Spijkerboor
ontrekt dan zelfs water aan de Maas,
brengt dit in den Biesbosch en ver
hoogt daardoor aanzienlijk de water
standen.
Liet water van Bleek en Oostkil
en van de Bakkerskil zoekt een weg
in N. richting en wordt op een veel
hooger peil geloosd.
Uit verschillende waarnemingen is
gebleken, dat de waterstanden in I100-
ge mate zijn beinvloed door de uit
gevoerde werken.
De gemiddelde standen te Grave
waren in 19001903 ong. 6,52. plus;
in 19051908 ong. 6.83 plus.
De laagste standen te Grave waren
in 1900—1903 ong. 4.41 plus; in
19°5 1908 ong. 4.72 plus.
De gemiddelde afvoer is dus iets
hooger geweest.
Geheel anders is de toestand aan
den Mond der Donge, de gemiddel
de waterstanden zijn hier zonder uit
zondering verhoogd, zoowel bii hoog
als bii laag water. Uit de waarne
mingen is gebleken, dat de verlioo-
ging van den hoogwaterstand gemid
deld is 17 cm. die van de laagwa-
terstand gemiddeld 30 cm.
Het gemiddeld verschil in hoog
waterstand tusschen de Donge en
Moerdijk is kleiner geworden en is
soms hoogwater aan den Mond der
Donge hooger dan te Moerdijk, iets
wat voor de verlegging niet vóór
kwam.
Het gemiddeld verschil' in laagwa-
ter is gestegen van 14 tot 29 cm.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat
groote of minder groote Maasafvoe-
ren bii deze standen een rol spelen.
Bii geringe Maasafvoer is de ver
hooging van den hoogwaterstanden
aan de Mond van de Donge onge
veer 9 .cm. terwijl de laagwaterstan-
den ongeveer 15 cm. zijn gerezen.
Bij middelbare afvoer van de Bo-
venmaas treedt er aan den Mond
van de Donge een verhooging van
hoogwater op van ong. 33 cm. en
stijgt de laagwaterstand met ong. 40
cm.
Bii groote afvoer van deze verschil
len nog grooter, het verschil in laag-
water klimt van 9 a 25 cm. tot 30
a 129 cm.
De hoogwaterstanden aan de Don
ge, die in 1903 ongeveer 29 cm.
lager waren dan te Moerdijk, wa
ren in 1908 ongeveer 8 cm. hooger.
Flet verschil in laagwater vermeerder
de van 17 tot 92 cm.
Het behoeft derhalve geen nader
betoog, dat dergelijke verschillen zeer
nadeelig moeten zijn voor de betrok
ken gronden, de waterloozing heeft
dan overal verandering ondergaan.
Als men aanneemt, dat voor de
meeste gronden een voldoende afwa
tering mogelijk is, wanneer het laag
water op den Amer tot 0.50 M. on
der N.A.P. of lager afloopt, dan heb
ben de waarnemingen aangetoond dat
ook hierin groote nadeelige verande-
rineen zijn gekomen.
Van 705 getijen liepen voor de
opening van den Maasmond 378 la
ger af, dan min. 0.60 M. en was de
afwatering gunstig.
Bii 150 getijen was de ebstand
hooger dan min. 0,61, en lager dan
min. 0.40 M. dus tamelijk gunstig.
Slechts 162 getijen gaven een laag
waterstand hooger dan min 0.40 M.
alzoo ongunstig.
De navolgende veranderingen zijn
gekomen, in deze zeer voldoende toe
stand door de verlegging.
Het aantal dagen waarop de eb
aan den Mond van de Donge gemid
deld per jaar lager liep dan 0.50
m. min verminderde van 268 tot 116,
alzoo met 57 pCt.
Het aantal getijen, waarbij de eb
lager afliep dan 0,60 M. vermin
derde van 378 in 1903 tot 102 in
1908. De *erhooging van den Laag
waterstand heeft verder nog die na
deelige zijde, dat het verval kleiner
wordt, en ook de tijd van loozing
korter.
Voor de opening was het aantal
laag afloopende getijen vrij regelma
tig over het jaar verdeeld, na 1904
is zulks niet meer het geval.
B.v. in de maand Maart van de
jaren 19061907 en 1908 geen en
kele maal af tot 0,50 M.N.A.P.
en in de maanden Februari tot en
met Juni van 1908 verminderde het
aantal getijen, dat lager afliep dan
0,50 M. N.A.P. vergeleken in-1903
in dezelfde maanden gemiddeld tot
1/i. Dat deze verandering groote
schade veroorzaakt aan de gronden
behoeft geen nader betoog, wanneer
de hierbij betrokken polders geen
voldoende bemaling hebben, is het
gebruik der polders als bouwland on
mogelijk. Men ziet dan ook daar het
meest wei- en hooipolders.
Zijn inderdaad de bezwaren geheel
opgeheven, door de uitgevoerde
Rijkswerken, o.a. Normaliseering van
den Amer, bemaling door de Rijks-
bemalingsinrichtingen, en de beka-
ding op den rechteroever van den
Amer.
De normaliseering van den Amer
heeft niet aan de verwachtingen be
antwoord, wat betreft de verhooging
der waterstanden door den invloed
van het water van de Boven Maas,
te voorkomen. Om deze verhooging
geheel weg te nemen zou een groote
verruiming ver naar boven plaats
plaats moeten hebben, hetgeen zeer
veel geld zal kosten, ook het wegne
men van de ondiepten zou eenige ver
betering kunnen brengen. De Rijks-
bemalingsinrichtingen zijn reeds hier
voor besproken en voldoen niet meer
aan de gestelde eischen.
Wat de bekadingen betreft, hier
door is een gedeelte van den Bies
bosch ten Westen van Spijkerboor,
behoudens de kleine hoeveelheid wa
ter die door het Gat van St. Jan bin
nenkomt, beveiligd tegen den invloed
van het door het spijkerboor instroo-
mend water.
De aanleg der kaden op den rech
teroever van het Spijkerboor tot aan
de Lepelaar, alsmede over Toontjes
plaat, Annapolder, enz. met openla
ting van het Noordergat van de
Plomp en het Gat van de Kerkesloot
heeft natuurlijk op de afwatering van
dit deel geen invloed. Die verhooging
heeft de betrokken polders gevrij
waard voor den invloed van de ver
hooging der hoogwaterstanden.
De vraag of de toegezegde werken,
doch nog uit te voeren werken, ver
betering zouden kunnen brengen kan
als volgt worden beantwoord.
De vloedvrije afsluiting van het
Jeppegat, de vloedvrije beteugeling
van het Steurgat bij de vereeniging
met de Reugt, met voldoende ope
ning voor de scheepvaart, en de ver
breeding en verdieping van de West-
kil kunnen misschien eenige verbe
tering brengen in de afwatering dei-
gronden loozend op de Bakkerskil,
voldoende zal deze niet zijn, daar
door de voor de scheepvaart openge
laten opening nog een hoeveelheid
Maaswater zal blijven doordringen.
Ook de afwatering der polders, loo
zend op de Bleek en Oostkil zal door
verhooging der waterstanden worden
belemmerd. Voor de scheepvaart zal
er ook eenige moeilijkheid ontstaan,
doordat in de opengelaten opening-
een groote stroomsnelheid zal optre
den.
De doortrekking van den strekdam
tegenover Drimmelen naar het gat
van den Nieuwen Binnensteek heeft
voor de gronden ten O. van Spijker
boor geen beteekenis, wel voor het
gedeelte van den Biesbosch ten W.
van het Spijkerboor, indien echter
geen opening voor de scheepvaart
wordt gelaten bij het begin der ver
lenging, want daardoor zou weder
een aanzienlijke hoeveelheid Maaswa
ter intstroomen. Dus ook na uitvoe
ring dezer werken zullen de bezwaren
blijven bestaan.
Om een verbetering in den be-
staanden toestand te brengen zullen
naar mijne zeer bescheiden meening
de navolgende werken moeten wor
den uitgevoerd:
a. Watervrije afsluiting van het
Spijkerboor met een Schutsluis voor
de scheepvaart, terwijl het Steurgat
voor scheepvaartkanaal wordt in orde
gebracht, door uitbaggering, enz.
b. de afwatering van den Bies
bosch wordt onttrokken aan den Amer
door de doortrekking van de bestaan
de bekading, die thans eindigt bij het
Noordergat van de Plomp, tot aan
het Gat van de Visschen, of nog lie
ver tot aan den bestaanden bandijk
bij den Hoogenhof.
c. Voor de voorziening der afwa
tering moet worden gevormd een
open kanaal van voldoende vermo
gen, langs de binnenzijde van de
doorgetrokken bedijking.
d. De Westkil, die reeds aanzien
lijk dieper is nog meer verdiepen,
en verbreeden.
Hierdoor wordt het Maaswater bui
ten den Biesbosch gehouden, en ver
lost van den nadeeligen invloed daar
van. Het Rijk kan wellicht geheel
worden ontheven van de groote kos
ten voor de exploitatie der bemalin
gen, en komt daarvoor in de plaats
het onderhoud en bediening van een
of twee schutsluizen.
Het zou misschien ook overweging
verdienen een schutsluis te ontwerpen
aan het gat van de Visschen, opdat
de scheepvaart op deze wijze via het
Gat van Kampen, Noorderklip en
Reugt verbinding had met de Mer-
wede.
Voor de vorming van het afwate
ringskanaal zal de dam in den bo-
venmond van het Zuidergat van de
Plomp moeten worden opgeruimd, en
het gat op voldoende diepte en breed
te worden gebracht.
Voldoende is wellicht indien dit
kanaal wordt gevormd tot aan het
gat van den Binnen nieuwen Steek,
zou nader blijken dat de afwatering
nog lager zou moeten geschieden dan
kan het kanaal worden verlengd tot
aan het Gat van de Visschen, zonder
doorgraving van de Vischplaat, aan
gezien dat te veel zou kosten.
Overwogen zou kunnen worden, of
het afwateringskanaal niet achterwe
ge kon blijven, en of na afsluiting
van het Spijkerboor niet zou kunnen
worden volstaan, aan het water van
de Bakkerskil en de Bleek en Oost
kil gelegenheid te geven om de
Reugt te bereiken door verruiming
en verdieping van de Westkil, en
uitbaggering van het Steurgat. Plet
wil mij echter voorkomen, dat zulks
voor de Bleek en Oostkil niet erg
aannemelijk is, daar het water een
omweg moet maken van ongeveer
3000 M., de afwatering der gronden
langs de Bleek en Oostkil zouden
dan slechter zijn, als voor de verleg
ging. Voor de Bakkerskil is deze;
oplossing nog aanvaardbaar.
Ook de overweging om het water
af te laten loopen door het kanaal
tot het Noordergat van de Plomp
lijkt mij niet wenschelijk, daar zeer
zeker daar de verhoogde waterstand
op den Amer nog merkbaar zal zijn,
zoodat in elk geval loozing op een
nog veel lager gelegen punt wensche
lijk is.
Bij doortrekking verder beneden
waarts, zoowel van de bekading als
van het afwateringskanaal, wordt al
les weer teruggebracht tot den ouden
toestand, en is er waarschijnlijk geen
reden meer voor bemaling.
Jammer is het, dat deze denkbeel
den o.m. afsluiting van het Spijker
boor, toen die werden voorgesteld
door ir. Jolles in 1894 niet onmid
dellijk tot uitvoering zijn gekomen,
de groote schaden geleden aan de
gronden zouden achterwege zijn ge
bleven, terwijl een en ander veel min
der zou hebben gekost, dan nu reeds
aan bemalingen enz. is uitgegeven»
Tenslotte is het wellicht nog niet
te laat de Regeering er van te over
tuigen, dat thans met den tegenwoor-
digen toestand geen genoegen meer
wordt genomen, en de Biesbosch zich
niet langer meer beschikbaar stelt
als boezemgebied van andere streken,
en voor het overtollige water der ri
vieren. De Biesbosch en het Land
van Altena is een vruchtbaar gebied,
om dit zonder protest over te geven
aan slechte en onvoldoende afwate
ring, het is ons aller plicht mede te
werken tot het scheppen van een ver
betering te brengen in den tlians
heerschenden toestand, waarvoor ons
nageslacht dankbaar zal zijn.
Aan het einde der rede werd van
gedachten gewisseld, de heer M. v.
Oord was het met den heer de Waard
eens, doch meende te moeten ver
schillen, of de Rijksbemalingsinrich-
tingen bij de indijking van den Bies
bosch konden verdwijnen; ook voelde
hij meer voor doortrekking van den
dijk tot aan het Gat van de Visschen
en niet tot den Hoogen Hof, terwijl
z.i. Spijkerboor kon worden afgeslo
ten met een gewone sluis en geen
schutsluis, daar de scheepvaart wei
nig bezwaar zal hebben om een eind
je om te varen, daar de meeste schip
pers over motorschepen beschikken»
Dhr. de Waard motiveerde waar
om de bemalingen konden verdwij
nen, terwijl hij ook genoegen kon ne
men met doortrekking van den dijk
tot het Gat van de Visschen, als het