grooting nog op de wenschelijkheid en het groote belang van een eigen geneesheer gewezen. De heer Gulden zegt, dat het geen geheim is, dat van 1923 af, dat hij in den raad is gekomen, als het vraagstuk volksgezondheid aan de orde kwam door hem herhaaldelijk en bij iedere) begrooting uiting is gegeven, van de wenschelijkheid van een geneesheer in Sleeuwijk. Hij heeft die wenscheLijk- heid steeds betoogd, los van personen, alleen in het belang der gemeente. Hij is een jaar of 4 met zijn idee alleen gebleven. Dank zij zijn speciaal aan houden, is de raad ook langzaam op dat standpunt gekomen en werd Ja nuari 1927 de bewuste instructie voor den gemeentegeneesheer vastgesteld, met de bepaling, dat deze in Sleeuwijk moest wonen. Nu krijgt men de bij komstige omstandigheid door de hee- ren de Boon en v. Driel aangevoerd, dat het wenschelijk ware geweest, dat B. en W. eerst eens met Dr. Mijnlieff; hadden gesproken. Spr. heeft den Bur gemeester ook gezegd, dat hij het jam mer vindt, dat dit niet is geschied. Waar dokter Mijnlieff ruim 30 jaar voor de gemeente heeft gewerkt, was het beter geweest, dat wat hem nu van terzijde ter oore komt, hem door B. en W. ware meegedeeld. Als dat was gebeurd, zou de grief van dokter Mijnlieff tegen het voorstel van B. en W. niet zoo ernstig zijn geweest als nu. Spr's gevoelens staan paralel met die van dokter Mijnlief. De burgemees ter zegt nu wel, dat dokter Mijnlieff sedert 1928 geen vast ambtenaar meer is en dat is ook zoo, maar toch ware het menschelijker geweest, als men eerst met hem had gesproken. Er is hier evenwel een beginselbesluit dat als zich de gelegenheid zou voor doen men een vast geneesheer zou benoemen. In dit opzicht staat spr. geheel aan de zijde van B. en W. Hij gelooft gaarne, dat B. en W. niet opzettelijk zoo hebben gehandeld, maar toch had ook hij het beter gevonden, als deze eerst contact hadden gezocht met dr. Mijnlieff, want men kan nu wel zeggen er hangt niets boven zijn hoofd, maar dan is dat toch niet ge heel juist. Dit is wel zoo, na 33 jaren dienst wordt hij zonder meer ontslagen. Over de verrichtingen van dr. Mijnlieff zijn nooit geen klachten geuit, men is altijd tevreden over zijn werk geweest. Spr. heeft altijd het groote belang ge zien voor de gemeente, in de vesti ging van een arts. Spr. heeft dit altijd objectief zender daarbij iemands per soonlijk belang op het oog te hebben, voorgestaan. Nu zoo'n belangrijk be sluit moet worden genomen, zou het billijk zijn, dat ook met dokter M.ijn- lieff werd rekening gehouden. De ge meente geeft, wat haar constellatie be treft, aanleiding om haar te splitsen, n.l. de Werken bij Werkendam, dit zal de kleinste helft der bevolking zijn, en dan kan Sleeuwijk ten Kille het andere gedeelte vormen. Het lijkt spr. volko men in het 'belang der gemeente en der Volkshuisvesting, als dokter Mijn lieff het gedeelte van d'e Werken en dokter van Leeuwen de andere helft der gemeente, n.l. Sleeuwijk en de Kil le wordt gegeven. De laatste mag dan iets meer hebben, doch het hemd is nader dan den rok. Spr. acht deze oplossing in het belang der gemeenté en tevens in het belang van dokter Mijnlieff. Hij vreest niet, dat tengevolge van deze regeling de arts hier op Sleeu wijk het daardoor niet zal kunnen vol houden, bovendien kan het als over gangsmaatregel worden beschouwd, aangezien dokter Mijnlieff met een paar jaar de praktijk waarschijnlijk zal neer leggen. Wordt dokter v. Leeuwen al leen aangesteld, dan geldt voor de Wer ken hetzelfde bezwaar wat hier voor Sleeuwijk altijd heeft gegolden, dat men n.l. een uur ver moet om den dokter te halen. Het zou de raadsleden uit de Werken volstrekt niet kwalijk zijn te nemen, als zij dan ook gingen ijveren voor een arts. Spr. wil daarom voor stellen dokter Mijnlieff te benoemen tot gemeentegeneesheer voor de Wer ken en dokter v. Leeuwen voor Sleeu wijk en de Kille. Er is toch ook wel eenige reden voor de ontstemdheid van dokter Mijnlieff, deze heeft geen ontslag gevraagd, omdat hij het niet langer wilde zijn, doch om finantieele redenen. Noode nam dr. Mijnlieff zijn ontslag, hij was daartoe verplicht door de hooge belasting die hij moest beta len, dus tengevolge van omstandighe- heden buiten zijn wil. Hij verklaarde aan spr., dat het voorstel van B. en W., dat voor hem uit de lucht kwam val len ,hem pijn deed. Spr. had het wer kelijk beter gevonden, als eerst met dokter Mijnlieff was gesproken, maar niettegenstaande dat, zal hij toch voor het voorstel van B. en W. stemmen, voor een geneesheer in de gemeente. De Voorzitter wil naar aanleiding van het gesprokene door den heer Gulden een paar opmerkingen maken. Men moet niet vergeten, dat B. en W. zich hebben te houden aan de instruc tie en verordening, zooals die in ver gadering van Januari 1927 is vastge steld en waarin wordt gesproken over de gemeente De Werken en Sleeuwijk. Toen die verordeningen zijn vastge steld, was dokter Mijnlieff in volle func tie en was de raad zich ten volle bewust, welke bezwaren er voor dok ter Mijnlieff aan verbonden waren. De instructie en verordening zijn den dokter toegezonden, daarvoor bestond toen alle reden. De verordening is toen niet gewijzigd, alleen wat de instructie betreft is dokter Mijnlieff ontheffing verleend van de verplichting, om in Sleeuwijk te wonen, zoolang daar geen ambtswoning was. Zou men de ge meente volgens het denkbeeld van den heer Gulden, gaan splitsen, dan zou de verordening en instructie gewijzigd moeten worden. Wil men de armenprak tijk splitsen, dan is dit mogelijk, doch B. en W. meenen, dat dit verkeerd is. Spreker is het niet eens met de bewe ring, dat voor de Werken hetzelfde be zwaar zou gaan gelden als er slechts een geneesheer werd benoemd, als tot heden steeds voor Sleeuwijk heeft ge golden. Voor de Werken blijft de toe stand hetzelfde, in Werkendam zijn 2 geneesheeren, dus ook vlak bij voor de Werken. Hier is men steeds met al les bij de Werken ten achter geweest, de Werken heeft nog de beschikking over 2, hier slechts over een genees heer, de Werken behoudt zijn bevoor rechte positie. De heer Sigmond meent, dat de ge meente vroeger ook gespitst geweest is. De Voorzitter merkt op, dat dit wel het geval was met de armenpraktijk, niet wat den gem.-geneesh. betreft. Het is gewenscht, dat de gemeente een ge meentegeneesheer heeft, om advies over verschillende zaken, de volksgezond heid betreffende, uit te brengen. B. en W. zijn zich niet bewust, iets ver keerds te hebben gedaan, hebben zij gedwaald, dan hebben zij dit te goe der trouw gedaan. Als de raad zegt, dat B. en W. met dokter Mijnlieff had den moeten spreken, laat men dan zeg gen, wat zij moeten bespreken, moeten ze hem vragen om te solliciteeren en als de dokter dan vraagt of hij ook kans heeft om te worden benoemd, wat moeten B. en W. dan zeggen. Dit is dus niet mogelijk aan de hand der feiten, als dus B. en W. ontkennend antwoorden, dan zal dokter Mijnlieff vragen, wat kom je dan doen. Als de heer Gulden zegt, het is onaange naam, dan is dat waar, doch wil men dit niet, dat de raad dan een andere wejg wijze, B. en W. weten dien niet. De heer TSant meent, dat het iets anders geweest zou zijn, - als niet in de instructie had gestaan, dat de ge- meentegeneesheeij zich in Sleeuwijk moest vestigen. Dr. Mijnlieff is bericht dat hem tijdelijk ontheffing is verleend. Nu heeft zich hier een arts gevestigd en ligt het op den weg van B. en W. om met hun voorstel te komen, dezen tot gemeentegeneesheer te benoemen. Hoewel dokter Mijnlieff de volle sym pathie van B. en W. heeft, een goe/d arts is over wien men steeds tevreden was en waarover nooit geen klachten werden gehoord, kunnen B. en W. niet anders in verband met de in 1927 vastgestelde verordening en instructie. De heer v. d. Stelt kan het ook niet goedkeuren, dat dokter Mijnlieff, ie mand met 33 jaren diensttijd, zonder meer en voorafgaande kennisgeving wordt ontslagen. Als men zegt, dat Sleeuwijk de plaats is waar de nieuwe dokter zich moet vestigen, dan is dat niet juist, Sleeuwijk is niet het midden der gemeente. De Voorzitter merkt op, dat dit nu eenmaal in de instructie is vastgelegd, men moet niet af gaan dwalen. U vindt niet goed, aldus spr., dat dokter Mijnlieff wordt ontheven van zijn tij delijke betrekking, wijs ons dan een anderen weg aan. Wat de heer Gulden heeft gezegd, kan ten minste als e'en oplossing worden beschouwd, best, ik heb gewezen op de bezwaren. Het is erg makkelijk een keisteen te nemen en op den kop van B. en W. te kletsen, maar laat men dan ook 'n weg aanwijzen. Ik sta ten opzichte van dokter Mijnlieff geheel frank en vrij en kan me niet voorstellen, dat ik te zijnen opzichte verkeerd zou hebben gedaan, ik ben dan ook ten allen tijde bereid met hem te gaan praten, als de raad dan ook maar aangeeft wat ik moet gaan bepraten. v. d. Stelt. U moet me laten uitspre ken, het is hier aan de uitbreiding niet het centrum. Laat de instructie niet toe, dat de gemeentegeneesheer zich op een ander punt vestigd, dan moet deze instructie gewijzigd worden. De heer v. TSant merkt op, dat blijkbaar het piëtiteitsgevoel tegenover dokter Mijnlieff het de raadsleden moei lijk maakt een besluit te nemen. Gulden. Dat is de geheele kwestiie. De heer v. TSant zegt, dat herhaal delijk is aangedrongen bij B. en W. om hier een geneesheer te krijgen. Bij de behandeling van de jongste gemeen- tebegrooting heeft de heer Gulden hier op nog gewezen. Spr. kon zich toen niet vereenigen met het denkbeeld van den heer Gulden, omdat hij niet de mogelijkheid zag. Nu heeft zich hier evenwel een arts gevestigd en heeft de raad het belang der gemeente te die nen en te bevorderen dat die arts ook hier gevestigd blijft. Men mag zich daarbij niet door zijn goevoel laten leiden, doch alleen door het waarach tig belang der gemeente. De heer Gulden merkt op, dat slelchts uit piëtiteit tegenover dokter Mijnlieff oppositie wordt gevoerd. Spr. is blij, dat dit tot uiting komt, voor het overige staat hij geheel op het standpunt van B. en W. De heer Mijnlieff moet met de raadsleden begrijpen, dat hier alleen het belang der gemeente mag spreken. Het bezwaar van spr. is alleen, dat iemand met 33 jaren diensttijd zonder overleg ontslag wordt verleend. Dat de Voorzitter dit anders aanvoelt, ligt misschien in psychologisch verschil. Had overleg plaats gevonden, een on aangename bespreking was dan waar schijnlijk vermeden. Overigens wil spr. alleen het belang der gemeente zien, dat tengevolge van de vestiging van een arts, sterk is gediend, er wordt een flinke stoot mede voor ontwikkeling gegeven. Wijziging der instructie lijkt spr. nog de beste oplossing, vooral waar deze slechts een tijdelijk karakter zal behoeven te dragen. Dit lijkt hem ook het beste tegenover den man, die 33 jaar de gemeente tot aller tevreden heid heeft gediend. i De Voorzitter komt terug op de schuldvraag, de heer Gulden zegt, dat de Voorzitter en de Wethouders schijn baar niet hebben gevoeld, dat zij den heer Mijnlieff niet hebben behandeld, zooals het behoorde, doch in de vo rige vergadering is deze kwestie ook reeds ter sprake geweest en geen der raadsleden heeft toen gezegd, spreek eerst met dokter Mijnlieff, zij hebben daar dus evenmin aan gedacht als B. en W. Nu dokter Mijnlieff de andere zijde der medaille laat zien, wordt B. en W. een verwijt gemaakt. De heer v. TSant vindt splitsjing een bezwaar, de raad behoort de saam- hoorigheid der ingezetenen te bevorde ren, terwijl er ook het bezwaar isj, reeds door den Voorzitter aangetoond, voor het uitbrengen van advies voor de volksgezondheid. De heer Gulden gelooft niet, dat de bestaansmogelijkheid van de vestiging van dokten van Leeuwen afhankelijk is van het volle salaris. Spr. heeft vroe ger wel eens het denkbeeld geopperd, om de mogelijkheid van de vestiging- van een arts te bevorderen, het salaris tijdelijk te verhoogen en om het over 5 jaren terug te laten loopen. Hij heeft toen zelfs gesproken, om het eerste jaar een salaris te geven van f2000. en dit bedrag dan ieder jaar te ver lagen. Kan men spr. aantoonen, dat de vestiging dooir splitsing in gevaar komt, dan zou hij willen voorstellen, om het salaris te verhoogen, dit wil spr. dan nog wel aan zijn voorstel ver binden. Van den dokter uit Werken dam heeft men hier nog nooit 1 cent aan belasting gebeurd, hoewel hij ook hier zijn geld verdiende. Komt hier een geneesheer, dan ontvangt de ge meente daarvan belasting en profitee- ren de ingezetenen door zijn inkoopen die hij hier doet. Spr. blijft hij zijn voor stel, desnoods aangevuld met verhoo ging van het bedrag aan salaris, voor ieder b.v. f250. De Voorzitter gelooft niet, dat Ged. St. een dergelijk voorstel in den te- genwoordigen tijd zullen goedkeuren. Iedere uitgave die niet strikt noodza kelijk is, moet worden vermeden, dé provincie geeft zelf het voorbeeld door de schrapping der subsidie aan werk verschaffingen. Daarbij, dokter Mijn lieff heeft altijd f750.gehad, het is niet wenschelijk dit nu te gaan ver hoogen, het is er ook niet den tijd voor. De heer Gulden merkt op, dat de Voorzitter de zaken niet juist voorstelt. De Provinciale Staten stellen zelfs een subsidie beschikbaar voor de vestiging van een arts. Hoeve b.v. krijgt subsi die uit de provinciale kas, omdat daar door slechts de mogelijkheid bestaat voor de vestiging van een arts. Spr. zou B. en W. willen adviseeren bij de provincie aan te dringen op een derge lijke subsidie. De Voorzitter zal het voorstel van B. en W. nu maar in omvraag brengen. De heer Gulden dringt er op aan, dat eerst zijn voorstel in omvraag komt, dit is verstrekkender. De Voorzitter acht het voorstel van den heer Gulden wel van verdere strek king, doch dit kan niet in stemming worden gebracht, als niet eerst de ver ordering en de instructie wordt gewij zigd. De heer Gulden stelt voor dan eerst deze te wijzigen. De heer Dekker merkt op, dat als het voorstel van B. en W. eerst in stemming komt, men geen juisten uit slag krijgt. Er zullen raadsleden zijn, die tegen het voorstel van B. en W. zullen stemmen uit piëtiteitsoogpunt te genover dokter Mijnlieff, terwijl ze voor benoeming van een gemeentegeneesheer zijn. Spr. zou dit punt willen aanhouden opdat B. en W. eerst eens vriendschap pelijk met dokter Mijnlieff gaan praten. De Voorzitter voelt hier niets voor, ook niet voor het denkbeeld van den heer Gulden, om de verordening te wijzigen. Gaat men splitsen, dan kost dit geld en de gemeente heeft het niet. De Heidemaatschappij kwam dezer da gen om f4000.voor voorgeschoten arbeidsloon aan de werkeloozen. Spr. zei toen, ik heb het niet. De Heidemaat schappij die blijkbaar grooter crediet heeft dan de gemeente, heeft het nu zoo lang voorgeschoten. Doet zij dit niet, dan ligt de werkverschaffing stop, want de gemeente kan geen geld ge leend krijgen. De heer Gulden meent, dat de Voor zitter de zaken wel wat al te tragisch voorstelt. De Voorzitter is het daarmede niet eens. Het vorig jaar behoefde de ge- meent geen opcenten te heffen. Nu voor werkverschaffing aan 60 Werke loozen moeten 80 opcenten geheven worden. De heer Gulden wil het voorstel van den heer Dekker, om dit punt aan te houden, aanvullen met de bepaling, dat B. en W. dan inmiddels bij Ged. St. vragen om subsidie voor de vestiging van een geneesheer. De Voorzitter zegt, dat tegen dit laatste vanzelf sprekend geen bezwaar bij B. en W. bestaat. Hij zal het voor stel van den heer Dekker, om de be slissing aan te houden, in omvraag brengen. Tegen dit voorstel stemmen de heeren v. TSant, de Boon, v. Driel, Sigmond, v. Arkel en v. Straaten, zoodat het is verworpen. Nu komt het voor stel van B. en W. in omvraag, om den heer v. Leeuwen, arts te Slejeuwijk, tot gemeentegeneesheer te benoemen. De heer v. Leeuwen verkreeg 9 stem men, 1 stem was op dokter Mijnlieff, terwijl 1 stem in blanco was uitge bracht. De heer v. Leeuwen Is alzoo* benoemd. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. naar aanleiding van een circulaire van den Minister, waarin deze bericht, dat 10 millioen ter beschikking staan voor woningvoorschotten, den raad voorstellen, een voorschot aan te vra gen voor 2 blokjes van 2 arbeiderswo ningen groot f 7000.voor den bouw van deze 4 woningen en den grond. Berekend wordt voor iedere woning 200 M2, tegen den prijs van fl.per M2. De huur der woningen zal f2.50 per week bedragen. De heer Gulden verheugt het, dat B. en W. met dit voorstel komen. Aan zijn verlangen tot verbetering van de Volkshuisvesting bij iedere begrooting door hem geuit, wordt langzaam, maar met een heel goed begin tegemoet gekomen. Met vreugde zal spr. dan ook vooir dit voorstel stemmen. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. B. en W. vragen vergunning om een advertentie te plaatsen, waarin gega digden voor deze woningen worden opgeroepen. De raad verleent deze vergunning. Rondvraag. De beer Gulden wijst er op, dat de verlichting der Looze Stoep nog steeds niet is verbeterd. Spr. heeft 1 Sep tember gevraagd een lantaarn te ver plaatsen, dit is nog niet gebeurd. Ook aan den Sleeuwijkschen dijk is de toe gezegde verbetering niet aangebracht. Dan vraagt spr. wat B. en W. er toe geleid heeft, de werkeloozen om de andere week te werk te stellen. Spr. acht het noodig, een steunregeling in het leven te roepen. Een loon van 10, 11 of 12 gulden is niet groot ge noeg, om de werkeloozen daar 14 da gen van te laten leven. De heer v. Straten zegt, dat B. en W. prijs gevraagd hebben aan de P.N. E.M. voor de verbetering van de ver lichting aan de Looze Stoep. Opge geven werd, dat dit f75.— moest kos ten. B. en W. vonden dit bedrag voor dit kleine werkje te hoog en zijn er daarom niet toe overgegaan. Voor de verbetering van de verlichting aan den Sleeuwijkschen dijk is den plaatseüjken agent reeds 2 maal opdracht verstrekt, hij heeft daaraan nog geen gevolg ge geven. B. en W. zullen nogmaals bij hem aandringen. De heer Gulden acht de kosten voor de Looze Stoep ver overdreven. Hij zal wel eens een begrooting maken, dan kan men het in eigen beheer uit voeren. De Voorzitter zal de begrooting gaar ne accepteeren. De Voorzitter zegt, dat wat de werk verschaffing betreft, er lang 65 ge weest zijn, nu kan de opzichter er echter niet meer gebruiken dan 56, om beurten zijn er nu 9 die een week niet kunnen werken, dat is dus niet om de andere week. Nu staat men zelfs voor T geval, dat er 81 aanvragen zijn, dus 25 te veel. De Minister is gevraagd, wel ken weg nu moet worden ingeslagen, immers bij een werkverschaffing mag geen steunregeling tegelijk bestaan. Er is echter van den minister nog geen antwoord ontvangen. De heer Gulden zou naar aanleiding van het behandelde in de vorige verga dering nog een vraag willen stellen over den armmeester Ippel. De Voorzitter merkt op, dat deze zaak in besloten vergadering is behandeld. Dhr. Gulden wil toch gaarne opmer ken, dat de arme menschen vaak op 'n manier buiten de deur worden gezet door genoemden armmeester, waar het ner gens op lijkt. Spr. zou er prijs op stel len, dat die menschen werden gereha biliteerd en dat B. en W. deze kwestie flink van beide zijden werd bekeken. De heer de Boon betoogt de weln- schelijkheid van een lichtpunt aan de stoep bij wed. v. d. Wiel. De Voorzitter wil deze zaak, die al eens meer ter sprake is geweest, nog wel eens onderzoeken. De heer Kramer vestigt de aandacht ophet bewuste „heuveltje". Er schijnt aan de afsluiting toch nog iets te man- keeren, althans er komt nog water door. De Voorzitter verzoekt den heer Kra mer, als deskundige, de zaak eens op te nemen, wat deze belooft te zullien doen. De heer Rosmalen vraagt of er van de P.N.E.M. nog geen bericht is in gekomen over het ophalen der stroom- gelden per week. De Voorzitter antwoordt, dat dit niet mogelijk is. De heer v. Rosmalen vraagt of het met het ontslag aan de werkverschaf fing wel goed toegaat, er zijn er die in het geheel nog niet ontslagen zijn. De Voorzitter antwoordt, dat hier bij rekening wordt gehouden met groo te gezinnen. De heer v. Rosmalen merkt op, dat er wel aan het werk blijven, die heie- lemaal geen gezin hebben. De Voorzitter antwoordt, dat dit voor mannen zijn. De heer v. Rosmalen zag gaarne meer verschil gemaakt tusschen georgani- seerden on ongegorganiseerden. De ge- organiseerden zorgen eerst voor zich zelf, zij mogen daarom ook wel iets meer hebben. De Voorzitter merkt op, dat de ge- organiseerden geregeld reeds bevoor recht worden boven ongeorganiseerden, daarbij ook de gemeente heeft zijn aandeel betaald voor de steun die zij genieten. De heer v. Rosmalen wijst er op, dat een georganiseerde uit zijn kas slechts f8.40 ontvangt, terwijl een on georganiseerde bij de werkverschaffing aan f 9.50 komt. De Voorzitter stemt toe, dat dit mo gelijk is, doch het is moeilijk dit te veranderen. De heer Gulden zegt, dat er in dei opmerking van den heer van Rosmalen toch wel iets schuilt wat onbillijk is. De Voorzitter sluit de vergadering. O

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 10