Tweede Blad Ho. 5218 Vrijdag 15 April Zislcsmarf. BEZOEKT LETTERS ARTIKELEN De prijzen van de Leners-Melen üeüragen vanaf heden voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. HEUSDEN SCHE MAANDMARKT Varkens-, Bissen-, Hippett en Honijnentnarkt Donderdag SI April Kinderrubriek FEUILLETON. RAVENSWAAY'S BEHOORENDE BIJ HET Een einde aan het lijden! Het voortdurend succes van Fos ter's Rugpijn Pillen is opmerkelijk. „Dank zij Foster's Pillen raakte ik bevrijd van mijn oude kwaal". „Had ik uw geneesmiddel maar vroeger ge kend, dan had ik niet zoo lang be hoeven te lijden", zoodanig drukken duizenden dankbare personen zich uit. Pas op: rugpijn, duizeligheid, ze nuwpijnen, rheumatiek, spit, urine- stoornissen, blaasaandoeningen, wa terzuchtige zwellingen en andere ver schijnselen van verzwakking der or ganen van den rug zijn te ernstig om verwaarloosd te worden. Deze verschijnselen toonen aan, dat urinezuur en andere schadelijke vergiften in het bloed achterblijven, en dat gij dringend behoefte hebt aan de opwekkende en versterkende hulp, die Foster's Pillen zoo zeker verschaffen. Waarom zoudt gij niet vandaag nog een flacon halen en be ginnen weer gezond te worden? Bij alle drogisten enz. a f 1,75 per flacon. Beste meisjes en jongens. De oplossingen der vorige raadsels zijn: I. Op vier pooten. 2. Sneeuwvlokken. 3. Handschoenen. 4. Lantaarn. De nieuwe raadsels zijn Ik ken een goudgeel tonnetje, Dat is een frisch zuur bronnetie, Het groeit meestal in warme dreven. En kan den dorstige laaf nis geven. Ra, ra, wat is dat? 2. Wat staat er midden in Am- sterdam 3. Mijn geheel bestaat uit tien letters en noemt een plaats in Groningen. 72910 is een bekende vogel. 4256 is een beest. 1 8 9 4 is een muur van steen of hout. 7 8 3 10 is een kleine roofvogel. OOM KAREL. DE VERDWENEN KONINGS MANTEL. IV. De rechter werd rood van kwaad heid en daar iedereen in de zaal lach te, klopte hii wel weer vijf minuten Lang met zijn hamer op de tafel. Naar het Fransch. fff t»t fff Uw ~t* Él» 57. Alle daken der hutten, wanneer zij door den storm niet waren weggeslin gerd, waren zoo beschadigd geworden, dat de regen er door was gestroomd den geheelen inboedel doorweekt had. Evenals andere hutten werd die van Haudecoeur ook onderzocht. Maar ook bij hem vond men niets. Aldus verliep de morgen. Ik ben gered, dacht Haudecoeur. En glimlachend 'mompelde hij: Welk een geluk! En toch ben ik gereed, om het nogmaals te wagen! Toch was alles nog niet afgeloopen! Tegen twee uur kon hij niet verder werken en ging hij op bed liggen om uit te rusten. lederen dag nam hij eenige uren rust en dikwijls zelfs veel vroeger. Maar dezen dag had hij, zon der te weten waarom, niet willen sla pen, daar hij op zijn hoede moest we zen. Twee uren sliep hij. Toen hij ontwaakte was hij zeer verwonderd, op een bank in zijn hut een bewaker te zien, Jacquemin ge naamd. Hij was nog geen veertien dagen op en bulderde: „Stilte allemaal! Wie nog één keer over de praatjes van dien bedelaar lacht, wordt de zaal uitgezet!" Daarna wendde hii zich tot den koning en sprak„Zoo, zoo, dus jij bent de koning? Nou, vertel me dan maar eens, waar je kroon is!" „Die heb ik niet bii me", ant woordde Koning Pierik, „maar als U mij de gelegenheid geeft, zal ik U la ten zien, dat ik werkelijk koning Pie rik ben, en dan zal ik een beetje gaan regeeren!" „Nu, dat zou wat moois worden, „riep de rechter uit", als iedereen maar zou zeggen, dat hii de koning was, en dan maar een beetje wilde gaan regeeren! Nee mannetje, daar loopen we niet in. Heb je verder nog iets te zeggen?". Op dat oogenblik ontstond er een groote opschudding achter in de zaal Men hoorde het gerinkel van sabels en geweren en daar kwam het leger, onder aanvoering van den generaal, de zaal binnen. En in hun midden liep met zijn handen op zijn rug gebonden, een man, met den ko-^ ningsmantel om zijn schouders. „Wat heeft dat te beteekenen?!" schreeuwde de rechter en begon al weer met zijn hamer op de tafel te slaan. DE MET OP Nu trad de generaal tot voor de groene tafel, waaraan de rechter zat, keek verschrikkelijk moedig, zoodat de rechter onwillekeurig een beetje achteruit schoof en sprak„Mijnheer de rechter, wij brengen hier den dief van den mantel van Koning Pierik van Batalonië. Twee dagen geleden werd de koningsmantel gestolen en de koning zond ons uit om hem te zoeken. Wii hebben het heele land doorzocht en eindelijk vonden wii de zen straatmuzikant, die zich met den koningsmantel had getooid en op die manier een heeleboel geld hoopte te verdienen, doordat iedereen dacht, dat het de koning was!". Maar, „stotterde de rechter", wie is dan die man daar in die bedelaars- kleeren?!" De rechter was zoo bleek als een doek geworden, vooral omdat de politie-agenten in de zaal drei gend naar hem keken. De generaal keek naar den als bedelaar vermom den koning en riep uit: „Mijn hoofd Wacht, ik zal even z'n gezicht afve- eraf, als dat niet koning Pierik is! gen!" A De generaal trad op den koning toe, haalde een schoone zakdoek uit z'n zak en veegde daarmee eerbiedig de asch van het gezicht van den ko ning af, die deze erop had ge smeerd om zich als bedelaar te ver mommen. Plotseling ging er een kreet van verrassing en ontzetting door de zaal want nu de generaal het gezicht van den man in het beklaagdenbank je had afgeveegd, zag iedereen dui delijk, dat was koning Pierik! De rechter werd groen en geel van angst. Hii probeerde een slokje water te drinken uit het glas, dat voor hem op tafel stond, doch zijn tanden klapperden zoo, dat het hem onmogelijk was iets te drinken. Doch na een poosje, waarin er een onheil spellende stilte in de zaal heersclite, herstelde hii zich en srpak. hoewel zijn stem nog beefde: „Koning Pie rik, neemt me niet kwalijk, maar ik heb U heusch niet willen beleedi- gen. U hoeft heelemaal niet meer in het beklaagdenbankje te zitten en ik zal dadelijk een bode zenden, om de gouden koets voor U te bestellen! lOndertusschen zal het mii een groo te eer zijn, als U zoolang op mijn stoel wilt gaan zitten 1" De koning kwam uit het bankje te voorschijn en trad op den zetel van den rechter toe. Toen hii had BRENGEN U GELUK Letters-Koffie, Rood Letters-Koffie, Groen Letters-Kolfie, Geel Letters-Koffie, Blauw Letters-Tbee, Letters-Tabak, Rook, Krul Letters-Tabak, Rook, Baai Letters-Tabak, Pruim Letters Cacao Letters-Zeep Letters Margarine Letters-Koek. 60 cent 55 cent 47J cent 40 cent 37 cent 25 cent 25 cent 25 cent 48 cent 37g cent 35 cent 30 cent per half pond per half pond per half pond per half pond per ons per ons per ons per ons per ons per doos per half pond per stuk PEILNUMMER SERIE B. No. 1840 (C. DE GROOT, B. 43, Spijk Z.H N V v.h. M RAVENSWAAY ZONEN, GORINCHEM. plaats genomen zei hii tot den rech ter: „Goed, het is goed. Ik zal ge- looven, dat U, mijnheer de rechter, niet wist, dat ik de koning was! Maar ik ga hier niet vandaan of ik moet eerst mijn mantel terug heb ben!". (Wordt vervolgd.) Openbare vergadering van den Raad der gemeente RIJSWIJK, gehouden op 8 April j.l., des n.m. 3 uur. Voorzitter (tevens Secretaris): Edel- Achtbaren Heer A. D. v. d. Schans. Aanwezig alle leden. De Voorzitter opent de vergadering met het formuliergebed, waarna de no tulen der vorige vergadering ongewij zigd worden vastgesteld. Ingekomen stukken: Verslag Volkshuisvesting over 1931 wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter deelt vervolgens mede een onderhoud te hebben gehad met een der hoofdambtenaren van het de partement van Binnenlandsche Zaken, deze deelde hem mede, dat deze week voor een aantal gemeenten in de Pro vincie Noordbrabant het percentage der Rijksbijdrage in de werkverschaffing zou worden vastgesteld, deze zou va- rieeren van 25 tot 75 pCt. De vast stelling ook voor onze gemeente kan dus binnen korten tijd worden tege moet gezien. De heer Nieuwenhuizen vraagt of over het tijdvak waarover de werk- DE GROOTE BRUG TE BARENDRECHT OVER DE OUDE MAAS, waarvan de werkzaam heden flink vorderen. Deze brug zal, wanneer gereed, een prachtige ver binding vormen tusschen Noord en Zuid. Een fraaie doorkijk. het schiereiland, of hij had zich reeds den haat van alle gedeporteerden op den hals gehaald door zijn onvermoeiden ijver, om allen na te gaan en te be spieden. Haudecoeur, die zeer onderworpen en voorkomend was, haatte hem niet, maal" toch vreesde hij hem. Jacquemin was ongeveer dertig jaar, mager, oogenschijnlijk ziekeLijk, maar toch krachtig. Zijn oogen, lichtblauw stonden eenigszins valsch, maar toch glimlachend. Reeds een uur was hij daar en zat, zonder zich te bewegen, al rookende Haudecoeur aan te staren. Telkens, wanneer Haudecoeur zich bewoog of zijn schouder stiet, ont snapte hem een pijnlijke kreet. Daardoor ontwaakte hij. En toen Haudecoeur Jacquemin bij hem ontwaardde, vermoedde hij reeds eenig gevaar. Een zijdelingsche blik op zijn schou der stelde hem eenigszins gerust qn verzekerde hem, dat zijn wond niet ont bloot was, noch gebloed had. Zoo, mijnheer Jacquemin, zijt ge reeds lang hier? Omstreeks een uur. Dan hadt gij mij wel kunnen wek ken. Nu, ik had het bijna gedaan. Uw slaap was zeer onrustig het schijnt, dat gij pijn had, want al slapende, stiet gij telkens pijnlijke kreten uit. Ik heb dezen nacht kou gevat, waardoor ik tamelijk de koorts heb. Dat is waar. Wij zijn het allen min of meer. Haudecoeur was opgestaan, had zijn gereedschap opgenomen, maar zijn arm was niet in staat, om een beitel off hamer vast te houden. Ik doe beter, als ik vandaag nog wat rust neem, zeide hij. Als gij mij wat quinine wilt sturen, zal het morgen wel weer voorbij zijn. Maar, zeg mij eens, mijnheer Jac quemin, dat is wel de eerste keer, dat gij mij een bezoek brengt. Hebt gij mij misschien noodig? Hebt gij mij iets slechts te berichten? O, neen, ik kwam u alleen iets vragen. Vraag maar gerust, mijnheer Jac quemin! Haudecoeur was op zijn hoede. Terwijl hij sprak, wierp hij, om on gedwongen in zijn houding tje Wezen, 'eenigetakkebossen op den haard, stak ze aan en blies het vuur aan. Kijk eens, gisterenavond heb ik snijboonen in de week gezet. Ik ben naar wensch geslaagd, aan water heeft het mij niet ontbroken. En zooals gij weet, is regenwater het beste om ze te weeken. Daar de vlam tusschen de steenen opflikkerde, zette hij de pan met snij boonen op het vuur. Weigert gij om met mij te eten, mijnheer Jacquemin? Dat niet, maar zoo iets is ons verboden. Er ontstond een kleine stilte tus>- schen de beide mannen. Terwijl hij zijn maaltijd gereed maak te, dacht Haudecoeur: Ongetwijfeld is hij hier niet ge komen, om mij mijn snijboonen te zien koken. En Jacquemin vervolgde hem met zijn eeuwigen glimlach, overal waar de gevangene liep. Eindelijk knoopte hij het gesprek weer aan: Gij waart dus erg nat geworden vannacht, Haudecoeur? Evenals de anderen, mijnheer Jac quemin, niet meer en niet minder. Uw hut ziet er anders nogal ste vig uit.... en het dak is niet weggeslin gerd, zooals dat van andere hutten. Dat is waar, ik heb het goed' be vestigd, zooals gij kunt zien ik had mijn voorzorgsmaatregelen genomen en ik heb er wel aan gedaan maar toch kan men niet beletten, dat de re gen, wanneer zij zoo krachtig valt als gisteren, zelfs door het stevigste dak gaat. Ja, ik ben ook doornat geworden; verbeeldt u, mijn jas en mijn broek wa ren doorweekt. Ik wist niet, dat gij 's nachts ook op wacht stond. Ja, ik ben vannacht op wacht geweest. Haudecoeur sidderde. Al was het geen bedreiging, die er in deze woorden schuilde, dan bedreigde hem toch eenig gevaar. Ik stond vannacht om tien uur op wacht, toen de storm het hevigst was. Dat was omstreeks het uur, waarin Haudecoeur gevlucht was. Maar daar Jacquemin met dien laat- sten zin niets gevraagd had en hij het onderhoud liever niet wilde voortzet ten, zweeg hij. De snijboonen gaven hem bezigheid. Hij onderhield het vuur. Dat was de bedoeling van Jacquemin niet. Waar zijt gij gisteren om dien tijd heen geweest, Haudecoeur? Ik meende u gedurende een bliksemstraal te herkennen. Opnieuw doorvoer Haudecoeur een rilling. Ge schijnt goede oogen te hebben, mijnheer Jacquemin, zeide hij lachend ik maakte gebruik van den schoonen nacht, om wat frissche lucht in te ademen, dat is alles. Best mogelijk maar gij schijnt niet erg bevreesd te zijn, dat gij een verkoudheid op den hals zult halen, want gij hebt den geheelen nacht ge wandeld. Hoe weet gij dat? Dat zal ik u straks zeggen. Bovendien heb ik het recht om te wandelen, daarmede hebt gij u niets te bemoeien. Ja, ja, maak u maar niet kwaad. Ik heb de nieuwsgierigheid gehad, na dat ik u buiten gezien had, uw hut binnen te gaan, om ^te zien, of gij reeds terug waart maar uw hut was le dig. (Wordt vervolgd.) fficnwsbUd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 5