Tweede Blad No. 5268 Vrijdag 7 Ocl. Zielcsmarf. mum SK&Ë voor hei Land van Heusden en Altena. de Langstraat en da Bommelerwaard. Rust» kalmte en zelf beheterschinff UITSLAG KLEURWE0STR1JD. Enorme voorraad! - Concurreerende prijs! Kinderrubriek FEUILLETON. BEHOORENDE BIJ HET Beste meisjes en jongens. De oplossingen van de raadsels van verleden week luiden als volgt 1. Als men in het midden is; loopt men verder, dan loopt men er weer uit. 2. Loog oog. 3. Pijp pij. 4. Baren Barend. De nieuwe raadsels zijn 1. Een mannetje zat er doodstil op het dak. En rookte Ier rustig zijn pijpje, En toch had het mannetje geen krui mel tabak, Wat een raar geval was, begrijp je? Van steen is zijn buik en zwart is zijn mond, Soms is hij vierkant, dan weder rond. Ra,ra, wat is dat? 2. Neem van elk onderst; and woord een letter, dan krijg je den naam van een plant: QERARD BEER ROTTER DAM AREND PAN IZAK BUS MARIE. 3. Wie weet hoe het komt, dat men in Amsterdam maar 2 en 3 cent voor een stuivertje geeft? OOM KAREL. DE SNEEUWKONINGIN. V. Op een goeden dag zat kleine Gerda naar de zonnehoed van het oude vrouw tje te kijken. Je weet wel, met al die geschilderde bloemen erop en de mooi ste van al die bloemen was een roos. Het oude vrouwtje had namelijk hee- lemaal niet aan haar hoed gedach1, teen ze in den tuin alle roozen wegtopverdé. Dat komt er nu van als je verstrooid bent. „Wat!" riep Gerda, ,,zijn er geen rozen hier?" En ze sprong midden tusschen de bloembedden in en zocht en zocht, doch tevergeefs. Haar heete tranen vielen precies op de plek, waar de rozen plachten te groeien. En toen gebeurde het wonder, dat toen de hee te tranen de aarde bevochtigden, de rozenstruiken plotseling omhoog scho ten, precies zoo volop in bloei, als toen ze weggezonken waren. Gerda klapte in de handen van vreugde en dacht toen dadelijk aan de mooie rozen thuis en zoo kwam ze ook weer aan Karei te denken. „O, o, wat ben ik opgehouden,"' sprak het kleine meisje, „ik moest naar Ka- rel zoeken! Weten jelui niet waar hij is?" vroeg hij aan de rozen, „denken jullie dat hij dood is?" „Hij is niet dood," zeiden de ro zen, „want wij zijn onder den grond Naar het Fransch. 107. Gearmd kwamen soms ge.heele troe pen menschen luid juichend van het bal terug en hen voorbij. De nevel die gedurende den avond was komen opzetten en het licht dei- maan verduisterd had, was door een lichten wind weggejaagd. De lucht was helder, de maan schitte rend licht, en de beide mannen moesten voorzichtig wezen. Plotseling bemerkten zij dicht in hun ne nabijheid de beide gendarmen van Rolleboise. Zij verborgen zich in de schaduw. De gendarmen zagen hen niet en schenen hunne nabijheid niet te ver moeden. Vader en zoon stelden zich gerust. Maar hun vertrouwen duurde niet lang. De beide gendarmen hadden hen ze ker gezien en herkend, want zij scheid den, liepen achter de kerk om en kwa men plotseling beiden van een tegen- overgestelden kant op beide mannen toe. Red u, vader, zij vermoeden iets! Ben je er zeker van, dat je je niet vergist? Als zij mij niet verdenken en geweest en wij hebben Karei daar niet gezien!" „O, dank je wel," zei de k!eine Ger da en ze liep naar alle bloemen \en keek in hun kelkjes en vroeg: „Weten jullie ook waar Karei is?" Doch nie mand wist het. Toen snelde ze naar het einde van den tuin. Het hek was dicht, maar ze trok aan de roestige klink en die gaf inee. De deur sprong open en Gerda snelde naar buiten op bloote voeten de wijde wereld in. Ein delijk was ze zoo moe, dat ze ,niet verder kon en ging op,een groote steen zitten. Intusschen was het herfst ge worden. Een groote kraai kwajm aan vliegen en huppelde vlak voor haar heen en weer. Eindelijk zei de kraai: „Kaw, kaw, goeden morgen, goeden morgen!" Want de kraai had medelij den met het kleine meisje en vroeg haar, waar ze zoo abeen naar toe ging. Daarop vertelde Gerda aan de kraai haar heele geschiedenis en vroeg hem of hij Karei gezien had. De kraai knik te deftig met het hoofd en sprak: ,,Mis- keeren weer terug na het gebruik van Alijntiardt's Zenuwrabtatten. Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten. schien wel, misschien wel!" Gerda was opgetogen en verstikte de kraai bijna met haar kussen. „Zachtjes aan," riep de kraai, „ik denk wel, dat het Karei geweest is, maar ik geloof dat hij jou nu heelemaal vergeten is voor de prinses!" „Woont hij dan bij een prinses?" vroeg Gerda. „Ja, luister," antwoordde de kraai, „maar het is zoo moeilijk 'om jouw taal te spreken, als je kraaientaal ver staat, kan ik je alles veel beter vertel len!" „Neen, dat heb ik nooit geleerd," zei Gerda, „maar mijn grootmoeder kon het wel!" „Het doet er ook niet toe," ant woordde de kraai, „ik zal het je zoo goed mogelijk vertellen!" Daarna ver telde hij haar, wat hij gehoord had: „In het rijk waar we nu zijn, woont een prinses, die heel erg knap is. Ze heeft alle kranten ter wereld gelezen en alles wéér vergeten, zoo geleerd is ze. Op een goeden dag besloot ze te trouwen, als ze een man kon vinden, die ant woord kon geven op elke vraag, die ze hem zou stellen. Ik weet, dat eik woord, wat ik je vertel, waar is," merk te de kraai op, „omdat ik kennis heb aan een tamme kraai, die in het paleis woont en daar heelemaal vrij magrond- loopen. Ze heeft mij de heele* geschie denis verteld. In alle kranten versche nen dus berichten," aldus ging de kreai voort, „waarin stond, dat iedere jon geman, die mooi genoeg was, naar het paleis mocht gaan om met de prinses te 'Spreken. Degeen, die sprak, alsof hij heelemaal thuis was, zou tot de echt genoot van de prinses worden gekozen. Ja, ja, je kunt het gelooven, het is net 'zoo waar, als ik hier voor je sta," sprak de kraai, „de menschen kwamen in dichte drommen naaj het pal.is. Doch uiemand was zoo gelukkig ge noeg om uitgekozen te worden. Ze konden op straat best genoeg pra ten, maar als ze door d'e groote poor ten van het kasteel binnen v aren ge gaan en de wacht zagen in -hun zilve ren uniformen, en als ze dan al die trappen op gingen, langs lange rijen mij de vlucht zien nemen, zullen zij mij vervolgen. Maar als ik hem afwacht, zullen ze in de mij den bediende uit de herberg herkennen. Neen, neen ik verzeker het u! Wacht hen niet af! De beide gendarmen naderden. Toen vatte Haudeccoeur de hand van zijn va der en drukte die nog een laatste ,n:aal. Haastig verwijderde hij zich daarna. Op goed geluk sloeg hij een straat in. De gendarme liep hem achterna en schreeuwde: Hei! Hei! Plouveret! wacht even wacht even! Zonder opt te houden, maar zonder zijn pas tevens te versnellen, antwoord de de vluchteling: Ja ik ben het. Ik ga naar huis. Wat wilt ge? Hebt ge mij noodig? Misschien. Welnu, kom dan morgenochtend in de herberg. De gendarme snelde op hem toe, om hem te vatten. Maar Haudecoeur had dit verwacht. Hij deed een zijsprong. De gendarme stootte tegen hem en viel languit tegen den grond, terwijl Haudecoeur een don ker straatje insloeg, aan welks einde de weiden begonnen. De gendarme had zich opgericht en volgde liem opnieuw. De andere kwam hem te hulp, daar hij meende, dat zij aangevallen waren en beiden snelden met de vuisten voor de borst den vluch teling na. Mederic volgde hen van ver re, gereed op zijn beurt zijn vader te van lakeien in schitterende met goud geborduurde livreien, zonk de moed hun 'in de schoenen." Vragen op rectitsknsïillir gebied (Abonné's kunnen in deze rubriek GRATIS vragen stellen). Is het geoorloofd in een winkel een z.g. grabbelton te plaatsen, of moet zulks worden aangevraagd en goedgekeurd door den Burgemeester der gemeente F. W. Een vriend van mij is ongeveer 2 jaar bij iemand in den kost geweest 1/2 Jaar daarvan heeft hij f 10 per week betaald, terwijl hij in dezen tijd al verschillende werkzaamheden voor genoemde persoon verrichtte. Het laatste halfjaar was hij in zijn dienst, daar hij in zijn vorige be trekking buiten werk gesteld was. Hun conditie's waren toen zoo gesteld, dat er 7 gu'den per week werd berekend voor kostgeld, terwijl het daggeld 2 gulden bedroeg. Van verdere uitbetaling is nooit sprake geweest. Heeft hij nu recht zijn geld. wat hij nog tegoed had op te vor deren Deze man tracht nu. in plaats zijn loon te geven, hem te achtervolgen voor vergoeding van kostgeld. Moet ik dergelijke handelwijze dulden, of wat kan ik daar tegen doen G. Een abonné. Enkele maanden geleden kwam al hier een propagandist van den Ned. Bond van Land- en Tuinbouw en Zui- velarbeiders. Verschillende personen ga ven zich op als lid, ook die van de scheepswerf ontslagen waren. De pro pagandist zeide, dat deze dan later konden worden overgeschreven in een afdeéling metaalbewerkers. Nu is het echter anders. Het hoofdbestuur heeft nu verschillende leden van de lijst af gevoerd, na ze eerst geaccepteerd te hebben. Nu is de vraag of het hoofd bestuur hier recht op heeft, zonder de betrokken leden hun geregeld betaalde contributie terug te betalen? W. Uw abonné B. Ik ontvang: le een vast salaris; 2e een vast bedrag als vergoeding voor noódzakelijke reiskosten; 3e bij w>'jze j van pensioen een bedrag voor be'aling der premie eener verplichte ouderdoms- verzekering. Zijn deze bedragen vrij van inkomstenbelasting? Ik heb in 1931 een huis laten bouwen. Voor de personeele belasting is de huurwaarde geschat op f 1050 per jaar. Voor welk bedrag moet ik dit huis voor de Vermogensbelasting opgeven? P. P. d. M. Mag een houder eener slijtvergunning van sierken drank ook buiten de ge meente in welke hij woonplaats heeft, sterken drank afleveren? W. Een sljter. Vallen de in een particulieren tuin uitgebroede en opgekweekte faisanten onder art. 1 der Jachtwet 1923. X. Een jager. Wanr.eer Burgemeester en Wethoudeis dezer gemeente een besluit nemen, ge beurt dit zeer dikwijls op de volgende wijze. De burgemeester schrijft het te nemen besluit op een stukje papier, stuurt daarmede den bode naar de Wethouders, die er hun handteekening onder plaatsen en klaar is het. Is zulks niet in strïid met de wet B K. v. V. 'u Cy, 0 V mm -'""'Ji'Akv,'•HÉSÉi - i ;'KV' BRENGEN U GELUK De hoofdprijs voor de jongens, een HEERENRUWIEL, werd gewonnen door JACOB VAN DER LINDEN, Rivierdijk No. 84, Hardinxveld. De hoofdprijs voor de meisjes, een DAMESRIJWIEL, werd gewonnen door ANNIE SCHAKEL, No. 53, Peursum. Aan alle overige deelnemers en deelneemsters zal een troostprijs worden toegezonden. NV. v.h. M RAVENSWAAY ZONEN, GORINCHEM. Uit de bepalingen der Gemeentewet (zie art. 93, le en 2e lid in verband met art. 74) volgt duidelijk, dat in strijd met de wet wordt gehandeld, indien, zonder eene vergadering te beleggen, door den burgemeester en de wethou ders een besluit wordt genomen. Bij een Koninklijk Besluit van 1895 is dan ook aangenomen, dat een besluit van burgemeester en wethouders, tot stand gekomen niet in eene vergadering, maar bij rondgaan schrijven van den burge meester, in strijd is met d'e wet 'en dus is vernietigd. Aannemende, dat iemand recht van uitweg heeft over een perceel weiland om te gaan melken, mag hij dan daarover gaan met een kar bespannen met een hond, die de beesten in dat land onrustig maakt en derhalve nadeel toebrengt H. 1 v. E. Uit uwe vraag leiden we af, dat U met recht van uitweg bedoelt een ser- i vituut of erfdfênstbaarh id van \oe.pad. Dit servituut geeft het recht om te voet over eens anders land te gam en meer niet. Het servituut van weg geeft het recht om er met een wagen jof kar over heen te rijden. Indien wij dus de bedoeling uwer vraag juist begrijpen, moet op uwe vraag een ontkennend antwoord worden gegeven. Kunt u mij ook zeggen of grindland en tuinbouwgronden vallen onder de Crisis- Pachtwet W. Een pachter. Kort geleden heeft de Rechtbank te Haarlem beslist, dat tuinbouwgronden wel vallen onder de Crisis-Pachtwet en wij zijn het daarmede volkomen eens. Wat griendgronden betreft heeft de Kantonrechter van Oosterhout onlangs beslist, dat zij niet ond!er de Crisis- Pachtwet vallen. Van dit vonnis is be roep -aangeteekend bij de Arrondisse- ments-Reclitbank te Breda, maar deze heeft daarin, voor zoover ons bekend, nog geen vonnis gewezen. Wij voor ons zijn de meening toege daan, dat de Crisis-Pachtwet er zich niet tegen verzet om ook griendgronden onder haar te doen vallen. Het aangewezen vertrouwd adres voor en hulp te komen. Hij was tot alles be sloten, wat er van komen mocht! Aan het einde van de straat bemerkte Haudeoeur een grauwe massa. Een bosch! riep hij uit, als ik dat bereik, ben ik gered! Hij snelde de weide over, sprong over sloten, viel in eenige kiii!en, gevuld met water, schrikte telkens het vee op, dat daar lag te slapen en nu ontsteld opsprong en voortrende. Toen hij 'éen heg ontmoette, Lep hij die langs, totdat hij een gat vond, waardoor hij kon kruipen en zijn weg aan den anderen kant kon vervolgen. Maar de gendarmes, die aan dergelijke vervolgingen gewend waren, verloren hem niet uit het oog, zij wonnen geen veld, maar Haudecoeur ook niet. Jagers en wild bleven op twee hon derd meter van elkander verwijderd. D'e jagers hadden echter één voor deel. Zij kenden de ligging en den toestand van het terrein, vermeden de slóten, de greppels of heggen en aarzelden soms niet om een grooten omweg te maken, daar zij toch wisten, dat zij daardoor op' het laatste oogenblik een voorsprong op den vluchteling zouden behalen. Haudecoeur was buitengewoon krach tig. Maar hij was niet jong meer. Alle ontbering en ellende, die hij gedurende de laatste maanden zoo' moedig door staan, hadden hem verzwakt. Hij kwam buiten adem. Een pijn in de linkerzijde aan een dolksteek gelijk, voelde hij opkomen. Oude! mompelt hij lang houdt je het niet meer uit. i En zijn 'hoofd omkeerend berekende hij, welken afstand er nog tusschen hem en de gendarmen lag. Toen Sidderde hij. Die afstand was op de helft ver minderd. Hij hief het hoofd op en bekeek de lucht. Geen wolkje, de lucht was vol komen helder. Zijn beenen begonnen te beven; zijn borst reutelde. En dat bosch, dat hij reeds zoolang ontwaarde, dat reddende bosch, was nog ver. Och, als hij dat nog kon bereiken! Nadat hij door een heg geslopen was, viel hij plotseling in een kuilgreppel en sloeg met zijn hoofd op een steen, waardoor hij bewusteloos bleef 'liggen. Hij kon aan geen gevaar meer den ken. Toch zag hij twee schaduwen langs hem snellen, onvermoeid volgden de beide gendarmen hem nog steeds. Zij hadden hem achtdr de heg zien verdwijnen en daar zij dien kuil ken den, waren zij er over gesprongen. Maar aan den anderen kant bemerk ten zij niemand. Toen keerden zij op hunne schreden terug en kropen opnieuw door tie heg daar zij den vluchteling meenden te doorzien. Haudecoeur kwam weer bij, richtte zich op en hervatte zijn vlucht naar het bosch van Moisson. De gendarmen hoorden zijn voetstap pen. En opnieuw begon de drijfjacht, maar, nog vuriger, nog woedender. Haudecoeur naderde het bosch. Het gaf hem moed en hij verdubbel de zijn krachten. Eindelijk bereikte h j het. De eerste laan, dien hij ontmoette, sloeg hij in. Toen kroop hij in het kreupelbosch, om uit te rusten, daar; hij hier onbevreesd kon wachten. t Daar vernam hij voetstappen. 'tWas een der gendarmen. Waar was de andere gebleven? Haudecoeur meende, dat de andere wellicht vermoeid was, in dat geval was hij nog meer te duchten, want hij zou de terugkomst van den vluchteling af wachten, tenzij deze zich niet in het hem onbekende bosch waagde. Hij liet den gendarme voorbijgaan' en toen hij eenigszins uitgerust was en nieuwe kracht in zijn beenen voelde, om den wedloop voort te zetten, ver volgde hij zijn vlucht. Maar daar hij begreep, dat dit bosch, hoe geheimzinnig het hem ook toe scheen, toch zijn redding was, waagdö hij er zich onverschrokken in en nam; de paden, die hij ontmoette, terwijl hij nu en dan bleef stilstaaiiy om er, zich van te verzekeren, dat men hem' niet volgde. Dat duurde een half uur. j (Wordt vervolgd), i #ic8w;blad (Wordt vervolgd). Fornuizen

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 5