Tweede Blad Ho. 5286 Vrijdag 9 Dec. Zietesmarf. EZOEKT Heusdensche Maandmarkt Donderdag 15 December a. s. voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Kinderrubriek FEUILLETON. kantongerecht Heusden BEHOORENDE BIJ HET Een einde aan het lijden! Het voortdurend succes van Fos ter's Rugpijn Pillen is opmerkelijk. „Dank zij Foster's Pillen raakte ik bevrijd van mijn oude kwaal". „Had ik uw geneesmiddel maar vroeger ge kend, dan had ik niet zoo lang be hoeven te lijden", zoodanig drukken duizenden dankbare personen zich uit. Pas op: rugpijn, duizeligheid, ze nuwpijnen, rlieumatiek, spit, urine- stoornissen, blaasaandoeningen, wa terzuchtige zwellingen en andere ver schijnselen van verzwakking der or ganen van den rug zijn te ernstig om verwaarloosd te worden. Deze verschijnselen toonen aan, dat urinezuur en andere schadelijke vergiften in het bloed achterblijven, en dat gij dringend behoefte hebt aan de opwekkende en versterkende hulp, die Foster's Pillen zoo zeker verschaffen. Waarom zoudt gij niet vandaag nog een flacon halen en be ginnen weer gezond te worden? Bij alle drogisten enz. a f 1,75 per flacon. Beste jongens en meisjes, hier zijn de antwoorden van de raadsels der vorige week 1. Koe/koe/k(oe) wordt koekoek. 2. De oogleden, de luikjes voor •nze oogen. 3. Een halve varkenskop kun je bij den slager met twee oogen zien, als je ten minste met je twee oogen kijkt. OOM KAREL. o HET SLIMME KLEERMAKERTJE. Er was eens een heel trotsch prin sesje. Als er een jongeman om haar hand kwam, gaf ze hem een raadsel op en als hij het niet kon raden, werd hij onder allerlei bespottingen weggejaagd. Ze liet ook bekend ma ken, dat -wie haar raadsel op kon lossen, met haar zou mogen trouwen. Op een goeden dag zaten er eens drie kleermakertjes bij elkaar. De twee oudste kleermakers meenden, dat ze zoo knap waren, dat ze elk raadsel zeker konden raden. De der de was echter een kleine spring-in- 't-veld, die zijn handwerk niet eens goed verstond en vond, dat je maar een beetje geluk moest hebben. „Ach", zeiden de twee anderen tot hem," blijf jij maar gerust thuis, met jouw kleine beetje verstand bereik je toch niets". Maar toch gingen de 3 kleermakers naar de prinses en zei den, dat ze haar raadsel wilden oplos sen. Toen sprak de prinses: „Ik heb twee soorten haren op mijn hoofd, welke kleuren hebben ze?" „Als het anders niet is!" sprak de eerste kleer maker, „ze zijn zeker zwart en wit!" „Verkeerd geraden!" antwoordde de prinses. Toen sprak de tweede: „Ze zijn' niet zwart en wit, maar rood en bruin!" „Weer verkeerd," zei de prinses, „laat der derde antwoorden, die zal het wel weten 1" Toen kwam het klei: ne kleermakertje naar voren en sprak „De prinses heeft een zilveren en een gouden haar op haar hoofd en dat zijn de twee kleuren!" Toen de prinses dat hoorde werd ze bleek en viel van schrik bijna om, want het kleermakertje had het ge raden en ze had gedacht, dat geen mensch ter wereld het had kunnen raden. „Maar," sprak ze, toen ze zich hersteld had, „je hebt nog niet hee- lemaal gewonnen, je moet nog één ding doen. Beneden in de stal ligt een beer, en daar moet je vannacht slapen. Als je nog leeft, als ik mor gen opsta, zal je met mij trouwen!" Ze dacht echter, daarmede van het kleermakertje af te zijn, want de beer had nog nooit iemand gespaard, die tusschen zijn klauwen was gekomen. Toen het avond was geworden, werd het kleermakertje bij den beer beer gebracht. Die wilde hem dade lijk met zijn klauwen verscheuren, maar het kleermakertje sprak„Kalm pjes aan, oude heer, ik heb wat bij me!" Heel op zijn gemak haalde het kleermakertje voor de verbaasde oo gen van den beer een aantal nooten uit zijn zak, kraakte die tusschen zijn tanden en at ze op. Toen de beer dat zag, wilde hij ook nooten heb ben. Het kleine kleermakertje greep in zijn zak en gaf hem een handvol. Het waren echter geen nooten, maar kiezelsteenen. De beer stak ze in zijn mond, maar hoe hij ook beet, hij kon ze niet kraken. Toen haalde het kleermakertje een viool onder zijn jas te voorschijn en speelde daarop een stukje. Toen de beer die muziek hoorde, moest hij dansen en na een poosje gedanst te hebben, vond hij de viool zoo mooi, dat hij tegen het kleermakertje zei: „Zeg eens, is dat vioolspelen moeilijk?" „Weineen," antwoordde deze, „een kind kan het leeren! Met m'11 vinger^ van de lin kerhand druk ik op de snaren en met de rechterhand strijk ik met de strijkstok er op los en dan gaat het van zelf!" „Nu", sprak de beer, „dat zou ik erg graag willen leeren, dan kan ik net zooveel dansen, als ik maar wil Zou je het mij willen leeren!" „Zeker, met alle genoegen!" zei het kleermakertje, „maar laat me je nagels eens zien! O, die zijn veel te lang. Ik moet eerst je nagels knip pen!" Het kleermakertje haalde een duimschroef, dat zijn twee latten, die met een schroef op elkaar geschroefd worden. De beer legde zijn klauwen tusschen de 2 latten en het kleerma kertje schroefde ze stevig vast en zei„Nu moet je even wachten, tot Naar het Fransch. 125 Boeren zijn echter nieuwsgierig. De minste gebeurtenis wordt voor hen een zaak van belang. Hij vroeg den jongen dan ook: Gaat vader Morellet, die zijn reheele leven alles zelf heeft afge daan, nu een knecht houden 't Schijnt van niet, antwoordde Jacquinot. Maar wat is 'tdan Een afge vaardigde Ook niet. Ik heb zijn naam ge- koord. Hij heet Jacques, en naar ik begrijp, is het een broer van vader l^orellet. Ol Dat zal die landbouwer uit 't departement van Aisne wezen! Juist! en hii kent mijnheer Jean Demarr van Expilly ook. Hoe dat Bij 't noemen van den naam van den advocaat hieven de beide agen ten hun hoofd op. Die naam wekte hunne belangstel ling op. Zonder een woord te zeggen, maar aa een blik met elkander gewisseld te hebben, luisterden zij. Ik heb mijnheer Demarr met Jacques Morellet in den nevel zien loopen. Zij hebben mii niet gezien. De mist was te dik. Ik liep vlak achter hen. Mijnheer Demarr en ik met de schaar kom!" En hij liet de beer net zooveel brommen als hij maar wilde, en legde zich in een hoek op een bos stroo te slapen. De prinses, die de beer 's nachts zoo hoorde brommen, dacht niet an ders, dan dat hij van vreugde brom de en het kleermakertje had opge geten. Ze stond den volgenden mor gen dus vroolijk en onbezorgd op. Toen ze in de stal keek, zag ze het kleermakertje zoo gezond als een vischje voor zich staan. Toen kon ze niets meer zeggen en moest ze met hem trouwen. De koning liet een gouden koets komen en daarin reed ze met het kleermakertje naar het stadhuis om te trouwen. Toen ze ingestapt waren, gingen de twee kleermakers, die jaloersch waren, naar de stal en maakten de beer los. Woedend rende de beer achter het rijtuig aan. Het prinsesje hoorde hem snuiven en brommen en riep ang stig: „O, de beer zit ons achterna 'en komt je halen!" Het kleermaker- j tje was echter niet uit het veld ge slagen en ging op zijn hoofd staan, stak zijn beenen door het venster en riep luid tegen den beer: „Zie je de duimschroef? Als je niet maakt, dat je weg komt, zet ik je met je klauwen er weer tusschen!" Toen de beer dat hoorde en zag, draaide hij zich om en liep heen. En zoo reed het kleermakertje met de schoone prinses naar het stad huis en trouwde met haar en leefde nog vele jaren blij en gelukkig. STRAFZITTING VAN HET KAN TONGERECHT TE HEUSDEN van Vrijdag 2 December 1932. Kantonrechter: Mr. C. W. v. Om meren. Ambten, v. h. O.M.: Jhr. Mr. E. Verheyen. Griffier: Mr. G. H. Bleeker. Eene zitting met ruim 60 zaken. De zaal is stampvol met verdach ten. getuigen en toeluisterend pu bliek. H. v. B. voerman te Hedikhuizen had de Leerplichtwet overtreden door zijn dochtertje Adriana op 13, 14 en 15 Juli thuis te houden. Kantonrechter: Ik heb hier eene verklaring van den dokter dat het meisje ziek was juist op genoemde dagen. Getuige Fooij, hoofd der school: Het meisje heeft reeds twee jaren de school verzuimd en steeds zie ik haar wandalen en zii gaat ook naar de kerk. Kantonrechter: Wel merkwaardig. Het kind bezoekt de school al twee jaren niet en nu worden in de dag vaarding drie dagen genomen waar op het kind toevallig ziek zou zijn. terwijl getuige Fooij zegt, dat hii het kind steeds ziet op straat en in de kerk. In elk geval is van de reden van het verzuim geen kennis gege ven aan het schoolhoofd, j Ik geef verdachte f 10,00 of 5 da- 1 Sen- A. K. landbouwer te Waalwijk had drie vaarzen vervoerd vanaf Eethea naar Waalwijk, die lijdende waren aan mond- en klauwzeer. Verdachte: Ik wist niet dat ze mond- en klauwzeer hadden. Kantonrechter: Maar kon je dat niet zien I H *5 DE Jacques kwamen van Expilly. Waar schijnlijk heeft de broer van vader Morellet den nacht op 't kasteel door gebracht. In ieder geval geloof ik. dat die nieuweling 't slecht gehad heeft in 'tland, waar hii van daan kwam. Waarom denk je dat Ik hoorde vader Morellet zeg gen: „Nu moeten wij eerst eens zien of wij een bed voor je hebben," En de andere antwoordde: „Dat heeft geen nood... 'tis zoo lang reeds ge leden, ,dat ik op een bed geslapen heb... Ik sliep in 'thooi of in een schuur". Maar vader Morellet wilde dat niet hebben en droeg mii op, een bed te gaan halen. Terwijl hii zijn glas uitdronk, voeg de hii er bij: In ieder geval schijnen die boe ren daar. niet veel gewend te zijn, als ze in 'thooi slapen. Loiseau en Chaumont hadden op lettend geluisterd. Die woorden hadden hem getrof fen. De tegenwoordigheid van Jean Demarr. zijn komst met den onbe kende op de Rivaudière. dat alles kwam hen vreemd voor. En de uren kwam juist overeen met 't verhaal van de vervolging van Haudecoeur. Die vervolging had in den nacht bij Expilly opgehouden. En den vol genden morgen komt Jean Demarr op de Rivaudière met een vreemde- üng. Was 't werkelijk de broer van Mo- rellel. die beweerde in zoo langen tijd op geen bed geslapen te hebben Was t niet Haudecoeur Haudecoeur gered door Jean Demarr We zullen 't te weten komen. zeide Loiseau. 't Portret hé Juist! Op 't oogenblik. dat Jacquinot de herberg verliet, liep Chaumont hem na en hield hem staande. 'tViel hem niet moeilijk een ge sprek met den jongen aan te knoo- pen. De jongen was praatzuchtig en was in zijn schik, dat hii van eenige vrije uren kon profiteeren. Chaumont haalde hem over op nieuw naar de herberg te gaan. En Loiseau, die met zijn ontbijt gereed was, bestelde een flesch wijn. Je lust wel een glaasje hè Wijn! Ja dat smaakt beter dan bier! Dat geloof ik. De jongen vroeg plotseling. Gij zijt niet uit Rolleboise hè Ik ken u tenminste niet. Neen. maar wij komen toch niet ver hier vandaan. En zelfs hebben wii hier dichtbij een neef wonen. ZooWaar Bij vader Morellet. Kijk! bij vader Morellet!... Dat verwondert mijmen kent slechts zijn broer Jacques, die hedenmorgen eerst gekomen is... Juist. Die broer Jacques is een neef van ons... En 't bewijs daarvan zeide Chaumont zal mijn vriend je ge ven... Loiseau haalde 't portret uit zijn portefeuille. Hij liet 'tden jongen zien. Deze bekeek het en begon te la chen. Ja, dat is 't. Dat is 't portret van Jacques Morellet. Alleen heeft hii een snor en die staat op dit por- Verdachte: Daar heb ik geen ver stand van. Kantonrechter: Dacht je werkelijk dat ik dat zou gelooven Getuige-deskundige veearts Hilwig: Ik heb bij de drie vaarzen mond en klauwzeer geconstateerd. Kantonrechter: Ik geef je f 15,00 of 10 dagen en tevens den raad om eens wat meer studie te maken van mond- en klauwzeer bij runderen. B. B. bankwerker te Woudrichem had als stuurman dienst gedaan op de Janihudi I en alstoen op de ri vier de Merwede komende uit de richting Werkendam en terwijl de veerstoomboot Gorinchem IV kwam aanvaren uit de richting Gorinchem naar de Sleeuwijksche haven, bij het passeeren verkeerde koers heeft ge houden. Verdachte: De Gorinchem IV had niet behoeven te stoppen, maar zii voer eene andere richting dan ge woonlijk. Getuige opper-wachtmeester der marechaussée HoutmanIk was op de veerboot en heb alles gezien en waargenomen. Verdachte heeft ver keerd gevaren. De kapitein heeft twee stooten gegeven, zoodat verdachte op plm. 100 M. afstand wist dat hii een anderen koers moest houden. Als de Gorinchem IV niet gestopt had was de Janihudi in den grond geva ren. Kantonrechter tegen verdachte: Wat ben je feitelijk van beroep Verdachte: Bankwerker. Kantonrechter: Dan had van Stra ten even goed een bakker of sla ger aan het roer kunnen zetten en dat nog wel op de Merwede. Fei telijk moest van Straten gestraft worden voor zijn roekelooze daad. Dit keer zal ik verdachte nog niet ^te zwaar straffen en wel met f 10.00 of 5 dagen en de boodschap er bii dat van Straten voortaan bekwame stuurlui aan het roer moet zetten. C. A. Q. landbouwer te Meeuwen had twee paarden laten loopen in het land van H. G. Kramer. Kantonrechter: En ik zie in het proces-verbaal dat je ontelbare ma len bent gewaarschuwd. Verdachte: Neen. dat is niet waar, 't was maar één keer. Kantonrechter: En waarom zorg de je er dan niet voor dat de paar den niet in het land van Kramer kwamen. Verdachte: In het land van Kra mer liep ook een paard en de sloo- ten waren niet breed, zoodat ze er door gingen. Maar we zijn allebei arm en 't is bij boeren niet zoo erg als de beesten van een ander even bii je in het land komen. Kantonrechter: Dat laat ik jou zeg gen. Maar jij moet je paarden op je eigen land houden en niet lastig wor den hoor. want dan nemen we andere maatregelen. Je krijgt nu f 5,00 of 3 dagen. Verdachte: Ik kan niet betalen, dus dan maar gaan zitten. Kantonrechter: Dat zal dan wel moeten, maar zoo heel erg is dat: !nog niet, want ik moet je wat strak 'hou den. P. d. D. expediteur te Veen was te Woudrichem met zijn vrachtauto in aanrijding gekomen met een met tret niet. O! Een snor verandert niet veel. Misschien. Maar ik herken hem... Jacquinot dronk zijn glas leeg. Kom zeide hii ik kan iniet langer blijven. Vader Morellet is niet gemakkelijk en houdt er niet van. dat men ziin tijd verzuimt. Zeg eens zeide Loiseau wil je vijf franc verdienen De oogen van den jongen begon nen te schitteren. Viif franc!... Zoolang als ik op de wereld ben, heb ik ze nog niet dikwijls in mijn zak gehad. Kijk... daar heb je ze. En wat moet ik er voor doen om ze te verdienen O! niets. 't Is niet moeieliik -Luister. Je gaat naar de Ri- dière. hè Ja, binnen een uur. Als je daar terugkomt, mag je aan niemand er iets van zeggen, wat wii je verteld hebben. Dat is vreemd. En ge zijt toch bloedverwanten van hem Wij willen hem eens verrassen. .Ta Hii verwacht ons niet zeide Chaumont. Zoo. dan begrijp ik het. Zal je niets zeggen Ik beloof het u. Neem dan die vijf franc... maar dat is nog niet alles... van avond krijg je er nog vijf franc bij, als wii bemerken, dat ie woord hebt ge houden. Dat is tien franc!! Ja. Voor mii!! voor mii alleen! een paard bespannen kermiswagen en wel bii den ingang der Loevestein- sche poort. Verdachte: Ik stond stil dus heeft de kermiswagen mii aangereden. Wel heb ik vooraf achteruit gereden. Getuige van EschVerdachte heeft mii aangereden bii het achteruitrii- den. Getuige M. J. v. Bienen: Verdachte heeft bii het achteruitrijden onzen wagen aangereden. Kantonrechter tot getuige van EschEn hoeveel schade heb je ge had Getuige van EschEen plapk en een ruit kapot, samen voor f11,75, maar met f 10,00 ben ik tevreden. Kantonrechter't Lijkt mii erg ge peperd. Opperwachtm. Houtman: 't Leek ook den wachtmeester van Koeve- ringe erg veel. Kantonrechter: Waren het geploeg de planken Getuige v. Esch: Ja Edelachtbare. Kantonrechter: Ik geef verdachte f 5,00 of 3 dagen en aan van Esch moet hii f 5,00 schadevergoeding ge ven. J. v. H. landbouwer te Elshout had een kip en een haan laten loo pen in een tuin van G. M. v. d. San- den. Kantonrechter: Ja, ja, natuurlijk burenruzie, is 't niet Een kip en een haan zijn daarvoor toch zulke heel mooie objecten. Heb ik onge lijk Getuige Adriana van der Ven. huis vrouw van G. v. d. Sanden: Best is het niet. Kantonrechter: Dat is zeker al heel zacht uitgedrukt. Maar we zullen zien. Verdachte: We hebben herrie om dat we geen vleesch bii v. d. ;Sanden halen. Getuige A. v. d. Ven: Verdachte plaagt ons altijd met z'n kippen. Ze vreten bij ons alle bessen af. Kantonrechter: Maar jullie hebben nog veel meer grieven tegen elkaar. Zeg ze eens op. Verdachte en getuige beschuldigen] elkaar daarna van heel wat moois! tot de Kantonrechter er een eind aan maakt. j Kantonrechter: We hebben hier, weer een heerlijk staaltje van ech te kleindorpsche haat van buren te gen elkaar. En als het dan een beetje al te gek loopt, moet het maar 'bij den Kantonrechter voorkomen. Ik be- 1 grijp niet wat jullie aan die ruzie hebben. Kletsen en kwaadspreken zijn aan de orde van den dag. Afaar houdt nu eens met een en ander op jen bemoei je met je zelf en laat an deren wat ze zijn. Werkelijk dat is heel wat beter, j Verdachte geef ik nu f3,00 of 2 dagen. Van A. v. d. Ven. huisvrouw van G. v. d. S. te Elshout had 'haar! groote hond een kleinen hond van G. Rijnen gebeten. Verdachte: De hond wordt lastig gemaakthii was nog geen minuut los. Getuige Francisca van Noort. 73 jaar, wonende te ElshoutIk heb gezien dat Goverdien bloeide aan haar hand. Kantonrechter: Heb je ook gezien, dat de groote hond van verdachte Als je ze niet met een ander. ja. De oogen van Jacquinot glinster den. Tien frank! Maar daar zwijg ik mijn geheele leven voor. Dat vragen wii je niet. Als wii op de Rivaudière zijn, mag je zopi- veel spreken, als je wilt. Dank u mijnheer, antwoordde Jacquinot bevend van vreugde. En is de weg naar de Rivau dière moeielijk te vinden Neen, tot aan 't bosch van Mois- son. Eenmaal daar, wordt 't moeielijk. er zijn een menigte paden, gii kunt! u gemakkelijk vergissen. 1 En Expilly j Er is een groote populierenlaan. die er heen loopt. Maar als gii tmii wild volgen, dat is gemakkelijker. Loiseau en Chaumont wisselde een blik. Best! Wij volgten je! De jongen ging hen voor. De bei de agenten regelden hun pas naajfi hem en bleven eenigen schreden ach ter. Van tijd tot tijd wisselden zii eenige woorden. 1 't Zal zoo moeilijk niet wezen, als wij eerst gedacht hebben. Veel te gemakkelijk zelfs. Ik vrees nog... 1 Dat er op 't laatste oogenblik nog iets in den weg zou komen?... Stil. weet je waar ik aan denk Waaraan dan Aan dat, wat de chef ons ge zegd heeft. Hii scheen niet veel aani de arrestatie van Haudecoeur te hechten, daar hii ons vrijliet hem te arresteeren pf niet... Wordt vervolgd). ffieuwsblad

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 5