Afscheid van den Heer G ZOON
als Hoofd der School le Aalburg
Bekendmaking
BEVEL
de Heere. deze vereeniging 10 iaren
heeft willen leiden. In 't biizonder
werd welkom geheeten, de heer C.
Tabak. Secr. van 'tN. J. V.
Verschillende afgevaardigden brach
ten hun gelukwenschen over; ook
was er een felicitatietelegram, van den
oud-secretaris, de heer I. de Lange
te Middelburg.
Na de komische voordracht „De
zenuwachtige voordrager", volgde
een pauze met tractatie, terwijl voor
de kas f13,75V? werd gecollecteerd.
Hierna hield de heer Tabak een op
wekkende feestrede. Spreker merkte
o.m. op. dat een Christen er niet
is om alleen te juichen of te treu
ren. neen alles zoo als God het wil.
Uit het jaarverslag van den se
cretaris bemerkten we, dat de veree
niging thans 36 leden telt en dat
bii den penningmeester nog in kas
is een bedrag van f141,81. In 't kort
werd 't iojarig overzicht gememo
reerd.
Na enkele voordrachten volgde
een kleine pauze waarin het houtzaag-
werk werd verloot en verkocht het
welk nog f21,50 opbracht.
Ten slotte een samenspraak in 4
bedrijven getiteld „Novemberstorm".
Met stille aandacht, werd dit ernstige,
voortreffelijk gespeeld stuk. door de
aanwezigen gevolgd.
Door den leider werd dank ge
bracht, waarna de heer Tabak na het
zingen van Gezang 52:2. voorging in
dankgebed.
Vuurwapenen, munitie,
alarmpistolen.
Het Hoofd der politie der gemeente
HEUSDEN brengt onder de aandacht
der belanghebbenden, dat bij de op
1 Maart 1933 in werking getreden
wijziging der Vuurwapenwet 1919
algemeen het onbevoegd voorhanden
hebben van vuurwapenen en muni
tie strafbaar is gesteld en dat inge
volge art. 1 der Vuurwapenwet 1919
in verband met artikel 1 van het
Vuurwapenreglement alarmpistolen
en soortgelijke voor bedreiging of
afdreiging geschikte voorwerpen in
het algemeen onder vuurwapenen
zijn begrepen.
Art 1, lid 2, van het Vuurwapen
reglement luidt
„Onder vuurwapenen worden mede
„verstaan alarmpistolen en andere
„soortgelijke voor bedreiging of af
dreiging geschikte voorwerpen, met
„uitzondering van die, welke geen
„loop of een kennelijk verkorten,
„geheel gevulden loop hebben, en
„welke zoodanig zijn ingericht, dat
„zij enkel losse patronen van een
„kaliber niet grooter dan 6 m M
„kunnen bevatten, terwijl de lig
plaats van die patronen en de gas-
„uitlaat loodrecht staan op den loop
„of op de lengterichting van het
„voorwerp".
Hoewel zij, die thans onbe
voegd vuurwapenen alarmpistolen
en dergelijke en munitie voorhanden
hebben strafbaar zijn, zullen
tegen hen strafrechtelijke maatrege
len achterwege kunnen blijven, in
dien zij voldoen aan onderstaand
bevel.
Voornoemd Hoofd van politie be
veelt aan ieder, die. zonder daartoe
bevoegd te zijn, alarmpistolen en
dergelijke voor bedreiging of af
dreiging geschikte voorwerpen
(voorzoover niet vallende onder de
uitzondering in boven weergegeven
bepaling omschreven) dan wel vuur
wapenen, gaswapenen of munitie
voorhanden heeft, deze vóór 12
Maart a.s. bij hem in bewaring te
geven.
De inlevering kan geschieden op
Maandag 6 Maart 1933 des voor
middags van 10 12 uur.
Bij die inlevering zal belangheb
benden gelegenheid worden gegeven
om desgewenscht bij een daartoe
aangewezen ambtenaar schriftelijk
of mondeling een verzoek om mach
tiging tot het voorhanden hebben
van het (de) betrokken vuurwapen(en)
en (of) munitie in te dienen.
Niet-naleving van dit bevel is, on
geacht de strafbaarheid van het on
bevoegd voorhanden hebben zelf,
strafbaar met hechtenis van ten
hoogste twee maanden of geld
boete van ten hoogste twee
duizend gulden.
Heusden, 1 Maart 1933.
Het Hoofd van politie voornoemd,
H. J. VAN EGGELEN.
Bovenstaande Bekendmaking is
van toepassing voor alle gemeenten,
uitgezonderd datums en uren van
inlevering.
—o—
Het was geen vormelijk afscheid,
dat de heer Zoon Dinsdagmiddag
van het onderwijs en de openbare
lagere school te Aalburg nam. doch
een plechtigheid, die sprak van dank
baarheid en getuigde van groote er
kentelijkheid. zoowel van de zijde van
onderwijsautoriteiten en gemeentebe
stuur, als van ingezetenen van Aal
burg, oud-leerlingen en onderwijzend
personeel. Hier werd het scheidende
Hoofd der school hulde gebracht en
waardeering betoond voor zijn onver-
moeiden arbeid, een lange reeks van
jaren in het belang van het onderwijs
en de jeugd van Aalburg yerricht.
welke jeugd hij in ziin school wist
op te voeden tot maatschappelijke
deugden en tot nuttige leden der sa
menleving. Hier werden wenschen ge
uit, dat het den heer Zoon met zijn
echtgenoote gegeven moge zijn in
het genot van een goede gezondheid
nog een reeks van jaren te genie
ten van zijn welverdiende rust. Het
waren geen vormelijke wenschen.
men voelde het aan, het waren wel
gemeende woorden die rechtstreeks
uit het hart kwamen. Wij kunnen ons
voorstellen, dat het voor den heer
Zoon emotievolle oogenblikken zijn
geweest, maar toch ook. dat deze
oogenblikken hem hebben goed ge
daan en zij in zijn verder leven steeds
in aangename herinnering zullen blij
ven. Ook wij wenschen den heer
Zoon toe. dat het hem te midden
zijner familie, gegeven moge zijn. nog
lang van zijn rust te genieten.
Het gymnastieklokaal te Aalburg
was met guirlandes, vlaggen, bloe
men een feestelijk aanzien gegeven.
Tegen twee uur verzamelde zich in
de lokalen der school verschillende
autoriteiten, familieleden, onderwij
zend personeel en leden van het hul
digingscomité. Wij pierkten o.m. op
Baron van Voorst tot Voorst. Inspec
teur voor het L. O. uit 's-Bosch,
Mevrouw Landweer, de beide wethou
ders. de heeren K. v. d. Velden en
B. Roza. de heer W. Bouman waarn.
gemeente-secretaris, de beide zoons
van den heer Zoon met hunne echt-
genooten, mevrouw v. Doveren. echt
genoote van den oud-burgemeester
met hare zoons, de oud-burgemeester
kon wegens ongesteldheid niet tegen
woordig zijn. Inmiddels waren 'bur
gemeester Landweer en de heer E.
de Graaff. Voorzitter van het huldi
gingscomité per auto naar de wo
ning van den heer Zoon gereden,
om hem af te halen. Te ongeveer
half drie traden deze de gymnastiek
zaal binnen, waar het geheele gezel
schap zich inmiddels had samenge
voegd. Bij het binnentreden van den
heer Zoon zong de schooljeugd:
AFSCHEIDSLIED.
Gezongen door alle leerlingen.
Nu Gij van Uw werk gaat scheiden,
En voor 'tlaatst ons hebt geleerd.
Nu de ure is gekomen,
Dat Gij hier niet wederkeert,
Willen wij U gaarne zeggen:
„Ziet ons allen nog eens aan".
Dat wij niet vergeten zullen,
Wat Gij voor ons hebt gedaan.
Nu Gij, na zoovele jaren,
Wel de ruste hebt verdiend.
Zullen wij U moeten missen,
U, de trouwe kindervriend. t
Ja, nu gaat Gij ons verlaten.
Uw verdere leven, 'tga U goed,
Steeds zal klinken langs de straten,
Onze vriendelijke groet.
De heer E. de Graaff heette hierop
alle aanwezigen welkom en sprak zijn
leedwezen er over uit. dat mevrouw
Zoon. door ongesteldheid verhinderd
was tegenwoordig te zijn. Spreker
richtte een bijzonder woord van wel
kom tot den heer Inspecteur voor
het L.O., noemde het een waar ge
noegen en groote eer, ,dat deze de
goedheid heeft willen hebben, bii de
ze plechtigheid tegenwoordig te zijn.
Richtte zich aan het slot tot de kin
deren en zei, dat het de laatste mid
dag was. dat zij met meester Zoon
samen wareft. de „meester" die hen
lief had en zooveel voor hen had
gedaan, om hen op te leiden tot
nuttige menschen. Spreker spoorde
hen aan den meester daarvoor steeds
dankbaar te blijven en hem steeds
te blijven hoogachten, want „meester"
Zoon, aldus spreker, is dit waard.
Hierop sprak burgemeester Land
weer als volgt:
Mijnheer Zoon,
Nu het oogenblik daar is, dat gij
gekomen zijt aan het einde van Uw
ambtelijke loopbaan bij het onder
wijs, zij het mij vergund, U, in mijn
kwaliteit van hoofd van het gemeen
tebestuur, met een enkel woord te
mogen toespreken.
Gij hebt ongeveer 43 jaren het
onderwijs in de gemeente Wijk en
Aalburg gediend. Slechts een klein
jaar ben ik persoonlijk daarvan ge
tuige geweest. Doch in dien korten
tijd heb ik kunnen constateeren, dat
gij het onderwijs alhier werkelijk hebt
gediend. Gij hebt de bevolking van
Aalburg en daardoor ook het ge
meentebestuur door uw bekwaam
heid en door Uw tact van omgaan
met de kinderen, een grooten dienst
bewezeneen dienst, die de kinde
ren in hun verdere leven vaak tot
groote waarde is geworden.
Ik overdrijf niet, wanneer ik zeg,
dat gij U met hart en ziel aan Uw
school hebt gegeven.
Gij hebt de jeugd immer op een
prettige, waardige wijze onderwezen.
Velen Uwer leerlingen bekleeden in
de maatschappij een goede positie.
Gij kunt stellig met voldoening daar
op neerzien.
Gij waart streng in Uw optreden,
maar wist toch in het kinderhart een
belangrijke plaats in te nemen.
Dat was geen plaats van vrees,
maar een plaats van liefde en van
achting.
Gij hebt met de noodige tactvolle
strengheid immer een behoorlijke or
de op uw school gekend.
Het gebouw, met zijn inventaris,
zoowel als de leermiddelen, het kon
alles worden bekeken, het was al
tijd in uitstekenden staat.
Ook de omgang met het personeel
was goed. De onderwijzeressen en
onderwijzer, zij zullen allen U slechts
noode zien vertrekken.
Het gemeentebestuur eveneens
heeft immer een uitstekende ver
standhouding met U gekend.
Het is voor dit alles, mijnheer
Zoon, dat ik U, namens het gemeen
tebestuur, dank heb te brengen.
Weest er van overtuigd, dat Uw
verdiensten door ons niet licht zul
len worden vergeten.
Gij hebt verdiend, nu te gaan ge
nieten van Uw rust. Ik wil besluiten,
mijnheer Zoon, met U toe te wen
schen, dat God U, met uw vrouw,
die helaas hierbij niet tegenwoordig
kon zijn, tal van jaren moge spa
ren, om van die welverdiende rust
te mogen genieten.
Thans was het woord aan den In
specteur voor 'tL. O.. Baron v. Voorst
tot Voorst. Deze zeide, dat in dit
plechtige oogenblik, de gedachten v.
den heer Zoon zeer zeker zullen terug
gaan naar het oogenblik. dat hii ziin
staatsexamen heeft gedaan en de on
derwij sbevoegheid verwierf. Tal
van jaren zijn sedert, dat oogenblik
verstreken, spreker meent van 47 ia-
ren en in die 47 jaren, hii wenscht
dit hier namens het rijksschooltoe-
zicht te getuigen, heeft de heer Zoon
op voorbeeldige wijze zijn plicht ver
vuld en heeft hii die steeds opgevat
zooals die opgevat behoort te wor
den. Hii heeft die taak niet opgevat
als zou hii alleen de jeugd behoeven
te leeren lezen, schrijven en rekenen,
maar heeft ook begrepen, dat hii
in samenwerking met het gezin hun
opvoeder moet zijn. Spreker wenscht
te getuigen, dat de heer Zoon die
taak uitstekend heeft vervuld. Spre
ker herdenkt tevens de werkzaamhe
den van den heer Zoon aan de Rijks
normaallessen te Heusden. ook die
werkzaamheden werden uitstekend
verricht. Spreker besloot met den
wensch, dat het den heer Zoon in
den tijd die nu voor hem gaat be
ginnen moge goed gaan en dat de
goede God hem die rust zal doen
genieten te midden van allen die
hem dierbaar zijn, ook met ziin echt
genoote, die men jammer genoeg
hier hedenmiddag moest missen.
Hierop nam de heer E. de Graaff,
Voorzitter van het huldigingscomité
het woord en sprak als volgt:
Zeer geachte mijnheer Zoon,
Het zij mij vergund, na al het ge
sprokene bij deze plechtige gelegen
heid, ,nog een enkel woord hieraan
toe te voegen, 'tls mij zelfs een aan
gename taak uit naam der Commissie,
gemeente v. Aalburg en oud-leerlingen,
waarvan onze Edelachtb. Heer Burge
meester Landweer het Voorzitterschap
heeft willen aanvaarden, waareoor wij
hem erkentelijk >zijn, nog eenmaal in
de gelegenheid te zijn, onze diepgevoel
de erkentelijkheid uit te spreken, voor
wat gij voor onze gemeente geweest I
zijt.
Daar is een tijd van komen en gaan, j
en wanneer ik het woord komen uit
spreek ,dan staat mij nog duidelijk
voor den geest, hoe U als jong onder
wijzer nu bijna 47 jaar geleden in
Aalburg zijt gekomen. Ik herinner mij
nog zeer goed, onze eerste kennis
making, met uw neef Gerrit Zoon,
de aangename uurtjes, welloe wij als
jongelingen hebben doorgemaakt en
wanneer ik dan terugzie op dien af-
gelegden weg ,dan word ik herinnerd
aan het woord van Mozes uit Psalm 90:
Wij vliegen daarheen. U hebt geslach
ten zien komen; zien henengaan. U
hebt ze als rozen zien bloeien, maar
ook verwelken, U hebt blijde dagen
doorleefd, maar ook droeve meege
maakt en steeds waar noodig was,
was meester daar, getuige uw gang
achter zoo menige baar, die ons sprak
van het woord: Wij hebben hier geen
blijvend land, en moeten van 'tons
dierbaarst pand eens scheiden; en al
heeft dezen laatsten regel een gansch
andere strekking, wij kunnen dien ook
tot de onze maken en dan is dat dier
bare pand voor U geweest de school,
dan is dat dierbare pand voor U ge
weest het onderwijs, dan was dat dier
bare pand, en laat ik er bijvoegen nog,
de jeugd, waarvan U nu gaat schei
den. Scheiden van wat ons lief gewor
den is doet pijn, stemt ons weemoe
dig. Het onderwijs was uw leven, de
school uw tehuis, U zijt er als het
ware aan verknocht, het had de liefde
van uw gansche hart. Maar zooals ik
reeds gezegd heb, komen en gaan,
verlaten wat ons lief is, is moeilijk, is
zwaar, maar het is ons aller weg, en
U kunt terugzien op een welbesteed
leven. Nu wordt aan U het spreek
woord vervuld: Na gedanen arbeid,
is het goed rusten.
Daarom, geachte heer Zoon, ga ik
thans over U namens Commissie, inge
zetenen en oud-leerlingen, dank te zeg
gen voor al hetgeen de gemeente van
Aalburg, betreffende het onderwijs van
U heeft ontvangen, voor zooveel moei
ten en opoffering die gij U getroost
hebt, om zoo velen te onderwijzen,
en hen te maken tot nuttige leden
der maatschappij. We zullen niet spoe
dig vergeten, wat de meester voor ons
heeft gedaan en al zeide men soms;
de •meesteir was streng, dan zeggen
wij, ide meester was goed, als men zelf
goed was, als er was lust en jjver
bij het wejrk, maar wanneer dit niet
was, dan was meester streng en on-
verbiddellijk en dat is voor een goed
onderwijzer ook noodig. Daarom nog
eens, onze diepgevoelde erkentelijkheid
zij U gebracht uit naam der gemeente
en :als de meester straks weg is, dan
zal men eerst recht beseffen, wat hij
voor ons is geweest, dan eerst zal hij
een goede worden.
Waar :ik hier in het algemeen heb
gesproken, heb ik ook een persoon
lijk woord, niet alleen voor mij zei
ven .en mijne kinderen, maar ook voor
hen die als leerlingen en oud-leerlingen
van U hunne opleiding ontvingen, dan
denk ik allereerst aan mijn eigen kin
deren, die allen hun onderwijs van U
ontvingen en in 't bijzonder aan drie
van de negen, welke door U tot het
onderwijs zijn opgeleid. Zeer "harte
lijk zeg ik U dank voor hen, want uw
onderwijs aan hen besteed, heeft vruch
ten gedragen. Geheel vrijwillig, geheel
belangeloos heeft U hen vooruit ge
holpen, ik ben er U steeds dankbaar
voor en wat een van hen mij dezer
dagen nog schreef, wil ik hier niet
verzwijgen en dat was: Zou ik voor
den meester niets over hebben, die
zoo goed voor ons was en bij wien
we zooveel genoegen gehad hebben.
Ziedaar wat er nog leeft in het hart
van oud-leerlingen, ik zou zoo voort
kunnen gaan van oud-leerlingen te spre
ken, 't zij ze voor het onderwijs, 'tzij
ze voor andere betrekkingen zijn opge
leid, de postwissels door ons ontvan
gen, uit alle oorden des lands, spreken
boekdeelen, genoeg hiervan.
De gemeente van Aalburg heeft
gemeend dezen dag niet onopgemerkt
te mogen laten voorbijgaan; er is
een commissie gevormd, waarvan ik
niet geaarzeld heb, haar Voorzitter
te zijn. Ze heeft gemeend U een
huldeblijk te moeten aanbieden als
blijk van hare diepgevoelde erkente
lijkheid tot een aandenken, aan de
liefde en hoogachting welke zij U
toedraagt. Dat huldeblijk is een gou
den Anker-horloge met inscriptie,
bevattende de woorden
Aangeboden door commissie der
ingezetenen van Aalburg en Oudleer
lingen aan den Heer G. Zoon, Hoofd
der Openbare Lagere School te Aal
burg 28 Februari 1933.
Bovendien is bij dit horloge een
prachtvollen gouden kettingen daar
enboven, omdat Mevr. Zoon tot on
zen spijt verhinderd is hier tegen
woordig te zijn, heeft de commissie
gemeend, haar, die vanmiddag zoo
eenzaanj. achterblijft te verrassen met
een prachtige bloemenmand.
Zoo aanstonds over het huldeblijk
iets meer.
U wordt dan, geachte Heer Zoon,
rustend onderwijzer, wij misgunnen
U de rust niet, het is mijn wensch,
dat U nog vele jaren met haar, die
U zoo lief en dierbaar is, zult genie
ten van de welverdiende rust en wan
neer eenmaal de tijd zal aanbreken,
dat aan die rust een einde komt,
(want wat man leeft er, die den dood
niet zien zal) dat U dan die ruste
moogt deelachtig worden, waarvan
uwe stervende moeder getuigd heeft,
die ruste die er overblijft voor het
volk van God.
Eer ik nu overga tot het aan
bieden van het huldeblijk, heb ik
een klein verzoek aan allen, die hier
zijn, 'twelk U mij zeker zult inwil
ligen als ik U verzoek, onzen schei
denden meester staande toe te zingen
het vierde vers van Ps. 134:
Dat 's Heeren Zegen op U daal', enz.
Staande wordt deze psalm door
alle aanwezigen gezongen, waarop
de heer de Graaaff vervolgde:
Waar dan nu het plechtige oo
genblik is aangebroken, ga ik over
tot aanbieding van het huldeblijk.
Het is een uurwerk, dat U den
tijd aanwijst, het is een uurwerk, dat
U zal zeggen dat de tijd voort kort
is, werk dan zoolang het dag is, de
nacht komt, waarin niemand werken
kan, werk niet om de spijze die ver
gaat, maar om de spijze die blijft
tot in het eeuwige leven.
Nog eens, het is een uurwerk dat
U zal herinneren, zoo dikwijls U het
beziet, aan de dankbare liefde en er
kentelijkheid van Aalburgs ingezete
nen, gebruik het tot in lengte van
dagen. Ik heb gezegd.
Mejuffrouw Millenaar sprak na
mens het onderwijzend personeel, als
volgt
Geachte Mijnheer Zoon!
Het is mii een groot genoegen en
tevens een aangename taak, U in dit
gewichtig oogenblik namens perso
neel en leerlingen toe te spreken. In
de eerste plaats dan. geachte Mijn
heer Zoon, onze hartelijke gelukwen
schen met Uw bijna 47-jarigen dienst
tijd bii 't onderwijs. Meer dan 40 jaar
hebt U 't onderwijs aan deze school
gediend, voorwaar een prachtpresta-
tie. En als wij in aanmerking nemen,
hoe vaak 't gebeurt, .dat een onder
wijzer voor korteren of langeren tijd
verlof noodig heeft, .dan treft 't ons
dat U gedurende al die jaren zoo
goed als nooit voor ziekte behoefde
te verzuimen.
Maar bovenal moesten wii altijd
weer U bewonderen om Uw opge
wektheid. Uw groote werkkracht en
werklust, want in Uw arbeid zijt Ge
jong gebleven, .niettegenstaande de
jaren, die voorbijgingen en door de
aanwezigheid van verschillende auto
riteiten, wordt U ook heden weer
't onomstootelijk bewijs geleverd, dat
nog steeds Uw werk op hoogen prijs
gesteld wordt.
Wij kunnen U dan ook maar niet
als rustgenietend ambtenaar denken.
'tWerk aan de kinderen, 'twerk voor
de school, heeft zóó zeer de liefde
van Uw hart, dat 't moeilijk voor U
is. dat alles vandaag te moeten los
laten en ongetwijfeld zal 't spreek
woord heden ook voor U bewaarheid
worden: „Scheiden doet lijden".
Wie zal de weemoed peilen van
een hart als 't Uwe. zoo verknocht
aan een arbeid, die eiken morgen
inspireerde tot nieuwe, ongedachte
dingen, die mogelijkheden bood. als
geen andere arbeid aan U, zoo'n op
voeder. bieden kon. We trachten
'tons in te denken, maar de realiteit
er van te doorvoelen, kunnen wii
niet.
Wat zullen de kinderen U. mis
sen. U waart ze een vader gelijk.
Uw woord had gezag, daarop kon
men zich beroepen. De waardige
houding, de stille kracht, die van
U uitging. Uw rustige blik en stem
gaven U een overwicht over de leer
lingen. zooals maar weinigen bezit
ten.
Maar niet alleen de kinderen, ook
wij. Uw personeel, zien U met leed
wezen vertrekken. Steeds hebben wii
in de beste harmonie en op de meest
aangename wijze onder Uw leiding
mogen werken. En in die 11 jaren,
die ik hier 't onderwijs diende, heb
ik U leeren hoogachten en waardee-
ren. Ik heb U leeren kennen als
een zeer rechtschapen man met een
edel karakter. De gemoedelijkheid,
waarmede Gii ons steeds tegemoet
tradt. hebben U bemind gemaakt en
ons ten zeerste aan U verplicht.
Wii nemen thans afscheid van U
met de verzekering, dat wii en de
kinderen U steeds zullen blijven ge
denken. als een goed Hoofd en va
derlijken vriend en dat wij van Uw
Hoofdschap de prettigste herinnerin
gen zullen bewaren.
Ga dan, de overtuiging medene
mende. dat Ge steeds Uw beste
krachten aan de Aalburgsche school
gegeven hebt. Dan zal ook 't schei
den U niet zoo zwaar vallen, wan
neer Gii straks met voldoening kunt
neerzien op Uw neergelegde taak.
Wii hopen daarom, dat verder een