Tweede Blad No. 5324 Vrjiidaq 21 Jpril Een Trouwe Vriend voor 5 Uw Zomergenoegens I voor het Land van Neusden en Aitena. de Langstraat en de Bommelerwaard. HROS WITH4 Kinderrubriek FEUILLETON. kaiiton^ereclit iï eiisden in alle mogelijke modellen voorradig. LAGE PRIJZEN!! BEHOORENDE BIJ HET lïet Zwakke Punt. J Het zwakke punt voor marinen en vrouwen vormen de lendenen, welke zoo licht worden aangedaan door overspanning en zorgen, door kou vatten en tal van anderg oorzaken. Dientengevolge komen scherpe, stekende pijnen in den rug, urine- stoornissen, waterzuchtige zwellin gen, hoofdpijn, duizeligheid, enrheu- matische pijnen ook zoo vaak voor. Plaatselijke behandeling kan tijde lijk verlichting geven voor sommige dezer ongemakken, doch de eenige wijze om gezond te worden en te blijven is door het versterken der verzwakte organen met Foster's Rug pijn Rillen. Dit speciale middel be haalde reeds jaren lang een onge ëvenaard succes tegen rheumatiek, spit, ischias, waterzucht, urinestoor- nissen, lendenpijn en blaasstoornis sen. Bij alle drogisten enz. a f i, 11,75 en 3'Per doos. Beste meisjes en jongens. De antwoorden op de vorige raad- zijn: St/een. 2. Ja. het woord „eindigt" be gint met de letter E. 3. Heilbot. De nieuwe raadsels zijn: 1. Wie kan, door in elk der hier achter volgende worden slechts één letter te schrappen, er een spreekwoord van maken EDE VOOS VERGLIEST WELK AZIJN HARPEN MAART NIETS ZIJNS STREIKEN. 2. Waarom draagt een burgemee ster zijn ambtsketen 3. Hoe kun je water in een mand je dragen OOM KAREL. „DE WONDERLIJKE AVONTU REN VAN I-IEIN'TJE PUTTERS AAN PIET PIOF VAN KONING BOKO." I. Ik moet beginnen met te vertel len. dat de koning, waarover ik je lui nu een geschiedenis ga verhalen, eigenlijk heel anders heet. En als je het nog niet wist, het woord „bo ko" is Latijn voor „buikje." Maar omdat het natuurlijk heelemaal niet netjes zou zijn om een koning bij Verhaal uit de 10de eeuw na Chr. Naar 't Hoogduitsch. „Zij kan toch gebiecht hebben." En joelend stemde de menigte daar mede in. „En door dien man zullen we ons beheerschen laten?" Hij sprong op. „Dat nooit! we zullen ons dwingen laten, onze have en goed door die heks te laten ver derven? Nooit zeg ik voor de tweede maal. De heks moet branden." „Ja, de heks moet branden," her haalde de menigte. Vanwaar dat hagelweer, dat al ons zaad vernielt, vanwaar de pest, die cns vee doodt? Gertrudis doet het. En zoo lang de oude haar wezen drijft, zullen wij niet tot welstand komen. Ja, en de priester beschermt haar, want hij houdt het ook met kruiden en zalf. „Ja, dat heeft hij van de oude heks geleerd", viel een ander in. ,,Ik zag hem dikwijls met haar in het bosch. En zij leerde hem het mengen en spreuken." ,,Maar zij waren heilzaam, de krui den," viel e'en jonge vrouw in, „hij heeft mijn jongen gered." „God deed heft of de duivel!" don- den naam van „buikje" te noemen (omdat de koning er zoo welgedaan uitzagheb ik er Latijn van gemaakt. Koning Boko dan, hoewel hij an ders een vriendelijk en minzaam vorst was, was verschrikkelijk uit z'n hu meur. Nu zegt men wel. dat ie mand de bokkepruik op heeft, als hij met het verkeerde been uit bed gestapt is. Koning Boko echter was uit zijn humeur, omdat hij met zijn verkeerde been in het bad stapte, bo ven op een stuk zeep, en met een hevige plons kopje onder in de bad kuip ging. Jelui zult 't misschien niet willen gelooven. maar het had slechts een haartje gescheeld of koning Bo ko was in z'n badkuip verdronken. Gelukkig kwam de minister van bin- nenlandsche zaken net langs de bad kamer en hoorde het spektakel, waar op hij om een hoekje keek en on middellijk den koning redde. En nu had de minister nog wel gedacht, dat hij daarvoor op zijn minst een gouden medaille voor het redden van drenkelingen zou hebben gekregen. Maar de koning was nu eenmaal uit z'n humeur en hii riep: „Maak dat je wegkomt. Kun je niet zien, dat ik in het bad zit Het is wat moois om een koning zelfs in zijn bad met al die moeilijke regeeringszaken las tig te vallen. En ik wil vandaag heelemaal niet regeeren. Ik heb hee lemaal geen zin in regeeren. Pak je weg!" De minister wist niet hoe gauw hii uit de badkamer zou komen en stond nog minstens tien minuten lang op zijn beenen te trillen van zenuwachtigheid, zóó was hii ge schrokken. Maar daarbij was het niet gebleven. De koning had zich nog maar nau welijks hersteld van zijn onverwachte onderdompeling, toen hij bii het was- schen met de groote koningsspons en een stuk koninklijke zeep. een groote spat zeep midden in zijn oog kreeg. Plii gaf een schreeuw van pijn en smeet de spons met de zeep in het bad, met zoo'n kracht, dat het water hoog opspatte... en nu kreeg hii een heele golf zeepwater in zijn neus. Dat maakte hem nog woeden der. want reeds als kind. toen hii door zijn papa, den ouden koning, op Zaterdagavond in de badkuip gewas- schen werd, had hij reeds een he vige afkeer van zeep in zijn neus en hii riep dan ook altijd: „Geen zeep in mijn neus! Ik wil geen zeep in mijn neus!" Met een gezicht van ze ven dagen slecht weer stapte koning Boko uit het bad. niezend en proe stend vanwege de zeep. Hij nam zich vast voor, zich nu in minstens drie maanden niet te wasschen. Plii trok zijn badpak uit (want de koning ging altijd in een prachtig met goud ge borduurd zijden badpak in het bad,) kleedde zich aan. sloeg zijn herme lijnen mantel om, rukte de kroon weg. die aan een haak in de deur van van de badkamer hing, en zette die op zijn nog natte haren. Zoo stap te hii de eetzaal binnen, waar reeds een zes-en-dertig lakeien op hem stonden te wachten, om hem bij het ontbijt te bedienen. Ik hoef jelui ze ker niet te zeggen, dat het geen vroo- lijk ontbijt werd. Koning Boko had overal iets op aan te merkenDe boter was te hard, het halfzachte eitje was te zacht, het korstje van het brood was te bruin, de thee was te bitter, in het Paaschbrood zaten te veel krenten, de gestampte muis jes waren te zoet (want koning Bo ko at altijd gestampte muisjes aan zijn ontbijt), en zoo voort. Na het ontbijt ging de koning in een dik boek zitten te studeeren, waarin al leen maar koningen lezen en dat heet: „Hoe leer ik regeeren, in tien lessen!" Toen werd er gescheld. Woedend klapte de koning het dikke boek derde Koenraad. „En als de duivel het deed, dan was het beter, dat je den jongen verloren hadt." „Ja, beter dood!" krasten de an deren, en velen maakten een kruis. Weenend klemde de knaap zich vast aan zijn moeder, en zij was nauwelijks in staat het kind 'gerust te ste'Jienw „Ja, het ware 'beter geweest hem te begraven," klonk een holle stem uit de menigte, „want wat hie'p het den mensch, of hij de geheele wereld won en hij leed schade aan zijn ziel." Allen keerden zich om. Daar stond midden onder 'hen een monnik in bruine pij, de geeselroede aan de zijde, slechts een krans van vuurrood haar om het haviksgezicht, en op dat gezicht stond geschreven: „zooalis ik de vroolijke wereld ont vlied, als den voorhof der hel, zoo heb ik vreugd aan hare vernietiging ter eere van het rijk 'van God." Hoe dweepzuchtig de menigte ook was, die aanblik werkte toch verlam mend. Een oogenb'.iik bedaarde het ra moer. „Gij schijnt begenadigd," ging de monnik voort, „wijl gij ook daar, waar Eckards fouten u dienen, het spel der hei erkent. Ja, God heeft u geroepen tot geesefs voor dien godvergeten man en al zijn gebroed. En mij onwaardige heeft hij tot werktuig gekozen, u dien weg te leeren en te leiden." „Kuno jij?" barstte Koenraad uit, die den bruinen man lang had aange staard, „jij een monnik!" en hij lachte dicht. „Wie is dat nu weer!" riep hij boos uit. (Wordt vervolgd). STRAFZITTING VAN HET KAN TONGERECHT TE HEUSDEN van Vrijdag 7 April 1933. Kantonrechter: Mr. C. W. v. Om meren. Ambten, v. h. Openb. Ministerie: Jhr. Mr. E. Verheijen. Griffier: Mr. G. H. Bleeker. Er staan 56 zaken op de rol. van welke vier kinderzaken, die met ge sloten deuren worden behandeld. A. F. v. d. S., molenaar te Wer kendam. is in verzet gekomen tegen een vonnis, waarbij hii op 17 Febru ari j.l. is veroordeeld tot twee geld boeten ieder van f 15,00 of 1 o da gen hechtenis wegens overtreding Veiligheidswet. Kantonrechter: Ik heb gisteren bii mij gehad efn ambtenaar van de Ar beidsinspectie te Breda en deze heeft mii gerapporteerd, dat één der twee gebreken was verholpen, doch het andere niet. Niet was verholpen, dat een koekenbreker zoodanig was op gesteld. dat de knellers geen gevaar meer kunnen opleveren, maar wel is de breker nu van zoodanige inrich ting voorzien, dat zij afzonderlijk en veilig kan worden stilgezet. Kantonrechter: In het gerappor teerde vind ik aanleiding om mijn verstekvonnis te bevestigen, doch de straf voor het thans voorziene te ver minderen tot f 5,00 of 3 dagen. C. Z., schipper te Werkendam, had op zijn rijwiel gezeten door de Hoogstraat aldaar met groote snel heid door het aldaar aanwezige pu bliek gereden en daardoor een zeke ren J. C. Versluis aangereden. In de vorige zitting had de onderwijzeres Cornelia van Schalkwijk verklaard, dat verdachte met groote snelheid en zigzagsgewijze door het publiek had gereden. Thans verklaart de ge tuige F. van der Steenhoven, bak ker te Werkendam, dat verdachte met groote snelheid kwam aanrijden en meer links dan rechts van de straat was. Verdachte: Hard heb ik niet gere den. Kantonrechter: Wat jij belieft niet hard te noemen. Maar ik heb zelf meermalen waargenomen, dat sommi ge wielrijders met krankzinnige snel heid door de Hoogstraat te Werken dam rijden en aan dat heel gevaar lijk spelletje in die smalle straat wil ik nu eens een eind hebben. Je bent nu tegen een kind aangereden dat daardoor zijn beentje heeft gebroken, maar de gevolgen hadden nog veel erger kunnen zijn. Maar enfin ecne flinke straf zal stellig helpen en te vens een voorbeeld voor anderen zijn. Ik geef je f25,00 of 10 dagen. N. D. landbouwer te Sleeuwijk had op tweeden Kerstdag gejaagd. Verdachte: Ik heb het gedaan, maar ik wist niet dat het niet mocht, daar 2e Kerstdag toch geen Zon dag is. KantonrechterAls je jaagt, moet je zorgen eerst de Jachtwet te ken nen. (Tegen rijksveldwachter de Rid der). Hoe staat verdachte bii ie be kend en geloof jij dat er werkelijk bii verdachte onwetendheid in het spel kan zijn geweest Rijksveldwachter de Ridder: Ver dachte staat zeer gunstig bekend en een strooper is hii niet. 't Is zeer wel mogelijk dat hii uit onwetendheid gehandeld heeft. Kantonrechter: Maar verdachte had een vriend bii zich n.l. Jan van den Assem en deze had nog eenige we- lachte zonder ophouden. Toorn kleurde het aangezicht van den monnik; maar slechts een oogen- bli'k, toen antwoordde hij kalm en zal vend: „Fra Ansetonus Is thans mijn naam. De wilde Kuno, die je kende, stierf en rein stond een nieuw mensch uit de vuurbron der boete op. Kom, ont vang dezelfde weldaad van mij. Kom, help mij dien verloren zoon onzer hei lige moeder te vernietigen, en de heer zal u zegenen aan uwe kinderen tot in het derde en vierde gelid. 'En vrij spreek ik u van alle zonden, die gij be gaan hebt en begaan zult, totdat Ec- kard viel en de heks brandde." „Amen!" klonk het uit aller mond, en vrouwen en kinderen vielen op de knieën. Slechts de moeder met den knaap knielde niet. Graaf Gero en von Rossow hadden een langdurig onderhoud. De oude was nogmaals bleek ivan woede, maar de markgraaf eischte zwijgen. „'t Geldt de eer uwer dochter, en als haar toekomstig echtgenoot wil ik het recht, om haar te beschermen tot eiken prijs. Daarom sprak ik met u niet uit lage 'zucht tot verklikkerij, en wee u, als gij mij door een woord verraadt."' „Gij maakt mijn voornemen tot schan- ken te voren aan den wachtmeester der marechaussée den Boer gevraagd of het geoorloofd was op tweeden Kerstdag te jagen, waarop deze ont kennend had geantwoord. En nu kan ik mii niet goed indenken, dat hii zijn boezemjachtvriend daarvan geen mededeeling zou hebben gedaan. Rijksveldwachter de Ridder: Ja. 'l lijkt mii ook wel wat vreemd. Verdachte: Hii heeft mij niets ge zegd. Kantonrechter: Ook had verdachte geen acte bij zich. Hadt je toch wel eene acte Verdachte: Ja zeker wel Edelacht bare. Kantonrechter: Laat mii dat ding dan eens zien. Verdachte toont het. Kantonrechter't Is in orde. Dan wil ik het eerste feit strafbaar ver klaren doch geen straf toepassen en voor 't tweede geef ik f 3,00 of 2 dagen. En het geweer kan hii voor dit keer nog terug krijgen maar dan ook nooit weer. P. v. d. W., bakker te Almkerk, had wittebrood van te licht gewicht in zijn bakkerij voor den verkoop aanwezig gehad. Verdachte: Het brood was bestemd voor proef en dan behoeft het toch niet aan de eischen der wet te vol doen. Kantonrechter: U meent de eischen van het Broodbesluit. Maar ik lees in het proces-verbaal dat U zelf niet thuis waart, toen de ambtenaar bij U kwam, maar wel uwe vrouw. Deze bevond zich toen in de bakke rij op den bakoven met een mand. waarin 12 stuks wittebrooden lagen, klaarblijkelijk met de bedoeling om die mancl met brood in hare wo ning te brengen en deze alzoo aan de controle te onttrekken. Voorts lees ik ook nog in het proces-verbaal: „Toen ik (d.i. de ambtenaar) in den winkel kwam, maakte ik mij bekend als keurmeester van den Warenkeu- ringsdienst en zei tegen haar (d.i. de vrouw van verdachte) dat ik eenige brooden wenschte te wegen om daar van een monster te nemen, waarop zij zeide: „Mijn man is op route en wii hebben geen brood meer thuis. Hii heeft alles mee in den wagen genomen. Alstoen vroeg ik haar of ik even in de bakkerii mocht kijken, waarop zij zeide: „Ja dat mag. dan moet je buiten langs gaan. Aan gezien ik begreep dat de toegang- door de woning naar de bakkerij geweigerd zou worden en ik boven dien vermoedde, dat het een of an der niet in orde was. spoedde ik mii naar buiten en begaf ik mij door een buitendeur naar de broodbakkerii waar ik tal van brooden aantrof. Later heb je aan den keurmeester gezegd dat je twee brooden hadt gebakken om deze op droge stof te onderzoeken. Verdachte: Ja dat was ook zoo. Kantonrechter: Ik geloof dat je zóó hard liegt dat je zelf gelooft wat je gezegd hebt tegen den controleur en nu tegen mij. En pu vind ik het jammer dat je niet meer resul taten van je onderzoek op droge stof hebt beleefd en dat de brooden heel toevallig te weinig droge stof be vatten. Het resultaat van je onderzoek is nu f25,00 of 10 dagen en als je een en ander zelf hadt gedaan en niet je vrouw zou ik je nog veel meer geven. Wees nu gewaarschuwd. C. H. G. S., bakker te Sleeuwijk. had zijn tarweregister niet bijgehou den. KantonrechterHoe zit dat Verdachte: 't Was een verzuim, maar verkeerdheid zal er niet achter. Kantonrechter: Je staat gunstig bii mii bekend, dus wil ik het aannemen. Maar je versloffing moet toch ge straft worden. Ik geef je f15,00 of 10 dagen, wat heel weinig is. Het re gister moet keurig en correct worden bijgehouden. Kunst is er niet pan en de domste boerenjongen kan het. G. L., bakker te Sleeuwijk. Ook deze had het tarweregister niet bijge houden en ook hii ontvangt voor zijne slofheid f15,00 of 10 dagen. G. L., koopman te Woudrichem had op het veerhoofd aldaar vree- selijk staan vloeken. Den veldwach ter. die hem waarschuwde, voegde hij toe „ik heb niets met jou te maken." Verdachte is niet verschenen. KantonrechterDat hii wel iets |inet den veldwachter heeft te maken |zal ik hem laten voelen in de straf. Hij' krijgt f 5,00 of 3 dagen. G. B., koopman te Sleeuwijk, had den veldwachter van Elzelingen uit gevloekt. Verdachte is niet verschenen, maar! krijgt niettemin f 5,00 of 3 dagen. F. J. v. d. S., vrachtrijder te Wer kendam. had in de cabine van zijn vrachtauto die 1,79 M. breed is met nog 3 andere personen gezeten. Verdachte is niet verschenen. Kantonrechter: Ik vat niet, dat die. Tel, Int, «aO. de." „Zij moet mijn vrouw worden oogenblikkelijk, of zij moet een tijd lang in het klooster bewaard worden. Von Rossow lachte bitter. „En gij meent, dat het klooster haar zal beveiligen voor den priester?" Gero's 'oog fonkelde. „Gij hebt gelijk; de liefde vindt den weg. Zoo mag ik haar dan dwingen, hoe het ook zij?" j Toen hij den graaf zoo vastbesloten voor zich zag, toen ontwaakte toch het geweten van den vader; maar slechts een oogenblik; was het dan onrecht de gekkin te dwingen tot ge luk? „Ik geef u vrijheid," sprak hij met schorre stem. r „Graaf Gero is te edel om mij te bedriegen." Helena was ongewoon onrustig. 'tWas haar zoo bang om het hart. De muren van het vaderlijk kasteel waren zoo koud en zoo grijs. Huiverend vluchtte zij naar het groe ne bosch, maar ook daar gevoelde zij zich niet wel. f De hemel was zoo blauw, de hoo rnen waren zoo groen. En de wereld was zoo schoon. Zij had wel luid willen jubelen over al die schoonheid, duizend maal meer dan vroeger. En toch, dan werd zij weer angstig. Haar deerde iets, zij wist niet wat. In het 'westen daalde de zon met gouden! glans. Een prachtig avondrood' verlicht" te de wereld. i Dan nadert de tijd van verlangen. En zij gevoelde het thans: de vrede nadert slechts, als hart aan hart rust. Ja, zeker, ook onbevredigd ver'.angerï houdt eindelijk op te vragen, maar dan is het een ijzige vrede, die in de gefolterde borst heerscht. De tranen zijn Verdroogd, omdat de koude zet tot 'ijs deed verstijven. En heerlijk* is ook 'de winter, maar bloesems brengt hij 'niet. Geen wonder, dat een jong hart 'beeft voor zoo'n toekomst. Helena zuchtte diep en zwaar en de groote oogen glinsterden in vochtigen glans. Ja, zij had hem lief. Helaas! waarom had men ook hare onbewustheid opgewekt. Vroeger had zij er niet over nage dacht, maar toen Irmentrud het haar verweet, toen was zij tot bewustzijn gekomen. En hijnog voelde zij het beven zijner hand, nog zag zij den' doordringenden blik, nog hoorde zij de diepe ademhaling en zij was vrouw ge* noeg, om te weten, wat hij niet wist. Want hij wist het niet, God zij dank! „Bescherm hem, Heer, voor ellende en lijden. Gevaarloos gaat de slaapwandelaar langs den afgrond, zoolang hij droomt. En veilig keert hij terug. Maar wekt gij hem, dan stort hij in den afgrond," (Wordt vervolgd). Nieuwsblad

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1933 | | pagina 5