Tweede Blad h 5358 Vrijdag 18 Aug. VARINKA WILLEM DE BRUIN, Ijzerhandel - GORINCHEM. voor het Land van Housden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Groote warmte uilstraling. Absoluut geen verkleuring van het emaille. Fraaie décors Langdurige garantie. Uit het dageljjksch leven, Kinderrubriek FEUILLETON. ltuiteiiland. Sterk verlaagde prijzen. - Enorme sorteering- BEHOORENDE BIJ HET NIET TOBBEN Een moeder heeft het geluk gezonde, opgeruimde kinderen te mogen bezitten. Ze zijn meegaand van karakter, ze zijn ontvankelijk voor een goed bedoeld ouder woord. Die moeder beleeft vreugde aan haar kinderen. Maar tóch.tóch op een oogenblik van alleen-zijn, alleen met haar gedachten in de stilte van het huis, denkt moeder„Wat zal er van mijn kinderen worden Hoe zullen zij het stellen, later Vader, die een zaak heeft, handel drijft of wat dan ook doet voor het dagelijksch brood, vader is vandaag tevreden met de behaalde resultaten, met de gemaakte verdiensten, maar tóch.tóch rimpelt hij 's avonds zijn voorhoofd en denkt „Wat zal de dag van morgen mij bren gen Hoe zal het dan zijn En te midden der vroolijkheid van een onbezorgde jeugd kan plotseling een stilte komen die denken doet en gedachten wekt aan de toekomst. „Hoe zal het leven voor mij worden Zal het mij geluk brengen of lijden, of teleurstelling Wat een noodeloos en overbodig getob 1 Hoe dwaas om over het geluk dat het heden ons biedt, een schaduw te werpen door eigen mistroostige gedachtenPes simistisch gefantaseer doet immers aan de werkelijkheid, die komen zal, niets af! Niet tobbenMaar den dag nemen, zoo hij komt. Blijmoedig het leven aan vaarden, zoo het door God geschonken wordt. Gelukkig durven zijn en vertrouwend wachten op wat komen zal. Niet tobben Doet wèl uw best, God doet de rest. Harry Poll. Beste jongens en meisjes. De oplossingen van de vorige raad sels waren 1. Als het kalf verdronken is, dempt men den put. 2. Opgebouwd, want wanneer het niet eerst opgebouwd wordt, kan het immers niet afgebroken worden. 3. Een kam of een eg. De nieuwe raadsels zijn: 1. In elk der volgende woorden staat een letter te veel. Haal die er uit, dan komt er een bekend spreekwoord te staan: Leen valiegende krapai bheett maltijd wast. door Dr.; W. JORDAN. Op den toren van de Petrus- en Pau- luskerk hadden zooeven vier doffe sla gen het vierde middaguur verkondigd, toen zich tegenover de woning van graaf Tsermayloff, den vroegeren be velhebber eener aanzienlijke stad 'in het gouvernement Pultawa, een groo- te menschenmassa verdrong. De eerste nieuwsgierigen voelden zich aangetrok ken door de voorbereidingen, waar van het ruime voorplein 'het tooneel was. Het gold hier de knoetstraf, wel ke op een zijner lijfeigenen, den bar bier, zou toegepast; worden. 'Hoewel deze straf in Petersburg 'iets alledaagsch is, zoo trekt zij toch telkenmale, wan neer zij voltrokken wordt, een groote schare van belangstellenden en nieuws gierigen. Overigens konden de toeschouwers zich niet beklagen, dat men hun ge duld te zeer op de proef stelde, want reeds tegen halfvijf trad een jongman van vier- of zes-en-twintig jaar in sier lijke adjudants-uniform en de borst met ordeteekenen versierd, op het klei ne perron, hetwelk tegenover de hoofd poort van het gebouw stond. Hij sloeg den blik op een venster, welks gor dijnen echter dicht gesloten waren en 2. Het gaat stilletjes met je mee, overal waar je gaat of staat Het loopt even hard als jij en toch heeft het geen voeten en Iaat het ook geen voetstappen na. Nu eens is het groot, dan weer is het klein, nu eens vóór je, dan weer achter je. Maar het verlaat je nooit! Rara, wat is dat? 3. Dit is een rekensommetje, want natuurlijk kan een halve kip geen ei leggen. Maar luister nu eens: Als li 2 kip IV2 ei leggen in ly2 dag, hoeveel eie ren leggen dan 6 kippen in zeven da gen? OOM KAREL. o— AL TE GOED IS BUURMANSGEK. Dat een mensch ook al te goed kan zijn en daardoor „buurmansgek" kan worden kun uit de volgende geschie denis leeren. De jongen, die nergens „neen" op wilde zeggen, trok daarbij leelijk aan het kortste eind. Doch la ten wij niet op de geschiedenis vooruit loopen, want dan is de aardigheid er af. Er was dan eens een jongen, die Hans heette en die zeven jaar achter elkaar bij een boer gediend had. Toen nu zijn zeven jaren om waren zei'hij: „Baas, mijn tijd is om en nu wil ik weer naar mijn moeder terugkeeren, geef mij dus mijn loon, dat ik in die zeven jaar verdiend heb!" De baas antwoordde: „Je hebt me trouw en eerlijk gediend en dus zal ik je ruim loon betalen." En hij gaf hem een stuk goud, dat wel zoo groot was als het hoofd van Hans. Deze haalde zijn zakdoek te voorschijn en wikkelde daar de klomp goud in, waar na hij hem op zijn schouder zette en zich op weg naar huis begaf. Terwijl hij daar nu zoo langs den stofligen weg voortstapte met Je zware klomp goud op den schouder, kreeg h j een ruiter in het oog, die friscn en opgewekt op een sterk paard voorbij draafde. „Ach ja," sprak Hans hard op, „wat is paardrijden toch prettig. Je zit maar op dat paard als op een stoel en je hoeft je voeten niet te gebruiken en je spaart je schoenen en voor je het weet, ben je er al!" De ruiter, die dat hoorde, hield de teugels in en riep: „Zeg Hans, waarom ga je dan ook te voet?" „Dat moet ik wel,", antwoordde hij, „want ik moet die zware klomp mee naar huis dragen. Het is nu wel goud, maar ik kan mijn hoofd niet eens recht houden en hij drukt verschrikkelijk zwaar op mijn schouder."' „Weet je wat," zei de ruiter, „we zullen ruilen! Ik geef je mijn paard en jij geeft mij je klomp goud."' „Graag", zei Hans,, die niet nee kon zeggen, „maar ik geef je de ver zekering, dat je heel wat aan die klomp *te sjouwen zal hebben." De ruiter steeg af, nam het goud en hielp Hans op het paard, gaf hem de teugels in handen en sprak: „Als je nu heel hard wilt rijden, moet je met je tong klappen en „vort knol" roepen. Hans was erg blij, dat hij nu op het paard zat e n frank en vrij weg kon rijden. Na een poosje wilde hij wat sneller rijden en hij begon met zijn tong te klappen en „vort knol"' te roepen. Het paard zette zich in een hem niet veroorloofden, zijn nieuwsgie righeid te bevredigen; alsdan gaf hij een langgebaarden man, die bij den ingang der dienstpersoneelvertrekken stond, een teeken met de hand. Ter stond opende zich de 'deur, en, om- rnigd door alle lijfeigenen, die4 tot een afschrikwekkend voorbeeld de exe cutie moesten bijwonen, trad 'de delin quent en dicht achter hem de voltrek ker van het vonnis te voorschijn. De ze laatste was eenvoudig de koetsier wien zijn bedrevenheid in het han- teeren van de zweep bij iedere zoo danige gelegenheid aan den post van beul geholpen had, een post trouwens, die hem evenmin de achting als de vriendschap zijner kameraden benam, daar deze maar al te goed wisten, dat niet zijn hart, doch slechts zijn arm daarbij werkzaam was., En daar zajn arm, zooals trouwens geheel zijn li chaam, den generaal toebehoorde, mits dien deze daarmee naar goeddunken kon handelen, zoo baarde het hun geen de minste verwondering, dat hij hem met dien „eerepost" belast had. Ook was een tuchtiging van Iwan's hand veeltijds dragelijker, dan wan neer iemand anders haar voltrok; want hij was een goede ziel en wist vaak een of twee slagen van het dozijn achterwege te laten, of richtte het toch, wanneer de oppassers hem nood zaakten nauwkeurig te tellen, zoo in, dat de knoop aan het eind der zweep, de plank trof, waarop de schuldige vastgesnoerd was en zoo het pijnlijkst gedeelte van den slag verloren ging. Daarvoor spaarde men ook hem vaak, straffe galop en voor dat Hans wist wat er gebeurde, was hij van het paard gevallen en lag hij in een grep pel aan den kant van den weg. Het paard zou zeker op hol geslagen zijn, als een boer het niet tegen had ge houden, die toevallig langs kwam en een koe voor zich uitdreef. Hans wreef zich aan alle kanten en kwam eindelijk weer op de been. Hij was erg geschrok ken en sprak tot den boer: „Dat paardrijden is ook geen grapje hoor! Vooral niet als je op zoo'n wilde knol zit, als deze, die je zoo hard van zijn rug afgooit, dat een mensch zijn hals wel kon breken. Ik ga er nooit meer op zitten! Nee, dan die koe van jou, dat is wat anders! Daar kun je op je gemak achter gaan wandelen en bo vendien heb je heerlijke melk en el- ken dag vast en zeker boter en kaas! Ik gaf een lief ding, als ik zoo'n koe had!" „Nu," sprak de boer, „omdat je het zoo graag wilt, wil ik je die koe wel voor dat paard geven. Wil je dat?"' „Ja, wat graag!" antwoordde Hans, die niet nee kon zeggen. De boer be steeg snel het paard en reed in ge- strekten draf heen. DOOR MACHINEGEWEER UIT VLIEG TUIG GEDOOD. Een noodlottige vergissiDg. Bij Sheppey in het Engelsche graaf schap Kent, heeft zich het ongehoorde geval voorgedaaD, dat een 17-jarig meisje dat met haar zuster in een bootje ging om een bal uit zee op te visschen, door machinegeweervuur uit vliegtuig is gedood. Het bleek, dat een lucht-eskader ma chinegeweer-oefeningen had gehouden in de nabijheid en voor dit doel acht doel witten in den vorm van boeien had uit gezet langs de kust. Het bootje, waarin de meisjes zaten, was c.a. 100 meter van één van deze doelwitten verwijderd en een bediener van de machinegeweren van één der oefenmachines, vergiste zich blijk baar en schcot op het bootje in plaats van op zijn doelwit. Het meisje werd door twee kogels getroffen en gat onmid dellijk den geest. Haar zuster werd niet gewond. O MOTORONGELUK. 3 dooden. Een motorrijder heeft bij Weinhelm in Baden twee personen aangereden, die alle drie ernstig gewond naar het ziekenhuis moesten worden overgebracht, waar zij aan de gevolgen van het ongeluk lijn over leden. De duo-passagier bevindt zich in zorgwekkenden toestand. —o GEVANGENISOPROEREN IN SPANJE. In de gevangenissen te Valencia en te Peurto de Santa Maria ten Noorden van Cadiz is het tot ernstige onlusten geko men, die pas na langdurige gevechten konden worden onderdrukt. Te Valencia sloegen de gevangenen alle celdeuren stuk en waren geruimen tijd meester van de gevangenis. Slechts met groote moeite slaagden politie en militai ren erin, de rust te herstellen, nadat de aanstokers van het verzet waren over meesterd. O BELGISCH VLIEGER OMGEKOMEN. Terwijl adjudant Sauvenière van de Belgische militaire luchtmacht, die als wanneer hij aan de beurt was, de knoet- straf te ontvangen; hij dacht dan niet aan de door hem ontvangen, maar aan de door zijn goedheid hem be spaarde slagen. De eendracht tusschen Iwan en zijn kameraden was dan ook onberispelijk, hetgeen juist, wanneer een nieuwe tuchtiging op handen was, op de ondubbelzinnigste wijze bleek. De eerste daarop volgende uren wel is waar waren slechts der smart gewijd, en het gebeurde somwijlen, dat in de zen tijd de tot de knoetstraf veroor deelde onrechtvaardig tegen den vol trekker was, maar dit vooroordeel was gemeenlijk reeds des avonds verdwe nen, en het laatste overblijfsel van woede week voor het eerste glas bran dewijn, dat de scherprechter op des delinquenten gezondheid dronk. De man, aan' wien Iwan nu zijn bedrevenheid bewijzen moest, was vijf- of zes-en twintig jaar oud, had roode haren en een rooden baard. Hij was van iets meer dan middelmatige groot te, en aan zijn blik herkende men zijn Grieksche afkomst; want achter de oogenblikkelijke uitdrukking van vrees bespeurde men gelijktijdig list en sluw heid. Toen hij ter plaatse van de exe cutie aangekomen was, wierp hij een blik op hetzelfde venster, dat reeds de aandacht van den jongen adjudant gaande gemaakt had en hetwelk nog steeds bedekt bleef; dan zweefden zijn oogen over de verzamelde menigte, tot hij ze met een pijnlijk schouderop halen op de strafplank vestigde. Deze beweging ontging zijn vriend Iwan niet, die hem naderde, om het bont luchtacrobaat bekendheid verwierf, boven het |vliegveld van Knocke zweefde, brak plotseling een vleugel van zijn eendekker af. Het toestel stortte tegen den gronl. De adjudant was op slag dood. o NOODWEER BOVEN DEN RHöN. Boven den Rhön heeft een noodweer gewoed, dat oDgeveer twintig minuten aanhield en groote schade heeft aange richt. De geheele oogst, die nog op de velden lag, is door hagelslag vernield. De boeren zijn wanhopig. AUTO IN AFGROND GESTORT. Drie slachtoffers. Bij den terugkeer van het Stilfer Joch is een auto uit Milaan met 4 inzittenden in een afgrond gestort. Een van de in zittenden slaagde er in zich door uit den wagen te springen in veiligheid te brengen. De drie anderen verdwenen in den afgrond De nasporingen hebben tot dusver geen resultaat opgeleverd. Men neemt aan, dat de lijken zjjn meegesleurd door een in den afgrond stroomende wilde beek. BALBO WEER THUIS. Parade voor den kcningi Maandagechtend zijn de ItaliaanschC Oceaanvliegers in hun eigenlijke „woon plaats" Orbetello teruggekeerd. Om ze ven uur 's morgens werd het vlieg tuig van maarschalk Balbo boven Or* betello waargenomen en een half uir£ lateT was het geheele eskader veilig neergestreken. In den nacht van Zondag op Maan dag koning Victor Emanuel per extra treni te Orbetello aangekomen en kor ten tijd nadat de bemanningen van d€l vliegbooten aan land waren gegaan, hielden zij voor den koning een parade. In aansluiting daaraan begaven db vliegers zich in optocht naar OrbeteHt* zelf, waar zij op feestede wijze doofl den burgemeester werden ontvangen!. Een plechtig Te Deum in de fees telijk versierde kathedraal vormde het einde van de Italiaansche eskader- Oceaanvlucht, die nu weer geschiede nis is geworden. j 4 Onze fornuizen blinken uit, door in één woord „het beste van het beste." gestreept hemd van zijn schouders te trekken, en hem daarbij zacht toeriep: „Komaan, Gregor, moed!" „Ge weet immers, wat gij mij be loofd hebt," antwoordde de ongelukki ge met een onbeschrijfelijk smeekende uitdrukking. „Ja, maar niet bij de eerste slagen, Gregor; reken daar maar niet op. Bij de eerste slagen is de adjudant op merkzaam; als de executie echter ten einde loopt, stel u dan maar gerust, dan zullen wij wel wat slagen verdon keremanen." „Neem u maar vooral met de knoet in acht." „Ik zal mijn best doen, Gregor, je kent mij immers." „Ja zeker!" zeide Gregor. „Welnu, komt er gauw wat!" riep de adjudant. „Ja ,uw genade, wij zijn zoo ver." „Ach, wacht nog een poosje, hoog geboren heer!" riep de arme Gregor, en gaf den jongen kapitein, om hem te vleien, den titel Basche Bussoko- rodye, die den overste toekomt: „ik geloof, juffrouw Varinka opent haar venster!" v Ijlings .staarde de jonge officier naar de plek, die reeds meermalen gijn aan dacht getrokken had, maar ook geen plooi dejr zijden voorhangsels, welke men achter de schijven zag, verroer de zich. 1 „Ge bedriegt u, kerel!" zeide hij, den blik langzaam van het venster afwendende, als had ook hij gehoopt, dat de veroordeelde de waarheid sprak; „wat gaat overigens dit alles uw ede- Ie gebiedster aan?" „Vergeving Excellentie", vervolgde Gregor, den adjudant een hoogere rang toekennend, dan waarop hij krachtens zijn aanstelling het recht had; „ik meen slechts, jOmdatdaar zij er schuld! aan draagt, dat ikzij kon misschien medelijden hebben met een armen dienaaren „Genoeg", zeide de adjudant met een zonderlinge uitdrukking, als ware ook hij de meening van den armen delinquent toegedaan en als speet het hem ,dat Varinka hem geen genade schonk, „genoeg, en maak, dat wij klaar komen!" „Terstond, uw genade, terstond!" zeide Iwan. „En nu, kameraad," wend de hij zich tot Gregor, „leg je te recht, het is tijd." Gregor slaakte een diepe zucht, wierp een laatsten blik naar het venster en besloot eindelijk, toen hij zag, dat vart dien kant niets te hopen viel, zich op de noodlottige plank uit te strek ken. Aanstonds vatten twee andere lijfeigenen, door Iwan tot helpers ge kozen, zijn handen breidden de armen uit en bonden hem de vuisten aan twee posten, opgesteld aan weerszijden van de strafplank, zoodat hij een ge kruiste geleek. Daarna werd zijn hals in een halsijzer gestoken, en de jonge adjudant, ziende, dat alles gereed was en aan het nog altijd bedekte venstëfl geen wenk van genade zichtbaar werd, gaf een teeken met de hand en zeide: „Vooruit!" (Wordt vervolgd.) jtfMwsblaii —O— FORNUI

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1933 | | pagina 3